31 240
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2008

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel inzake de informatiebevoegdheid van gerechtsdeurwaarders en elektronisch betekenen in geval van derdenbeslag (31 240) d.d. 20 mei 2008, zegde ik u toe de Kamer schriftelijk nader te informeren over de mogelijke betrokkenheid van gerechtsdeurwaarders bij een recent opgericht handelsinformatiebureau.

Van de zijde van het bestuur van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) is mij over het bovenstaande het volgende meegedeeld.

Het is juist gebleken dat op 14 november 2007 een handelsinformatiebureau (mede) is opgericht door twee gerechtsdeurwaarders. Deze gerechtsdeurwaarders hebben daarbij ieder een belang van 20% verkregen in het desbetreffende handelsinformatiebureau. Een medewerker van het gerechtsdeurwaarderkantoor fungeerde als bestuurder van het desbetreffende handelsinformatiebureau.

De KBvG betreurt deze gang van zaken en het feit dat haar dit pas ter ore is gekomen tijdens de plenaire behandeling van genoemd wetsvoorstel.

De KBvG is van mening dat het hebben van een belang (welk belang dan ook) in een handelsinformatiebureau door een gerechtsdeurwaarder het vertrouwen van het publiek dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens door de gerechtsdeurwaarder, schaadt. De KBvG stelt zich op het standpunt dat de desbetreffende gerechtsdeurwaarders zich met hun handelen niet hebben gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en dat zij hiermee het aanzien van het ambt van gerechtsdeurwaarder hebben geschaad.

De KBvG heeft hierop – de dag na de plenaire behandeling – de desbetreffende gerechtsdeurwaarders gesommeerd op korte termijn hun belang in het handelsinformatiebureau te beëindigen. Bij niet voldoen hieraan zou een klacht tegen de beide gerechtsdeurwaarders bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders worden ingediend met als eis dat de beide gerechtsdeurwaarders uit hun ambt worden ontzet, waarbij zij in afwachting van de beslissing worden geschorst.

Beide gerechtsdeurwaarders hebben de KBvG inmiddels schriftelijk bericht dat zij hun aandelen hebben afgestoten. Tevens hebben zij de KBvG een uittreksel van de Kamer van Koophandel gezonden waaruit blijkt dat de bestuursfunctie inmiddels door een derde is overgenomen, die niet aan het deurwaarderskantoor is verbonden. Een delegatie van het bestuur van de KBvG heeft bovendien het gerechtsdeurwaarderkantoor bezocht om de situatie ter plaatse op te nemen.

Aan eerdervermelde sommatie van de KBvG – directe beëindiging van het gewraakte handelsbelang – is desalniettemin naar de mening van de KBvG materieel gezien onvoldoende voldaan, nu in de relatiesfeer toch banden blijven bestaan. De KBvG legt de handelwijze van de beide gerechtsdeurwaarders daarom voor aan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Dit is van belang met het oog op het verkrijgen van tuchtjurisprudentie die richtinggevend is voor een goede beroepsethiek. Aansluitend daarop en in afwachting van de uitspraak van de tuchtrechter heeft de KBvG aan alle beroepsgenoten een bericht gezonden dat naar haar mening gerechtsdeurwaarders zich behoren te onthouden van de gedragingen zoals omschreven. Ik waardeer dit signaal naar de beroepsgroep en het snelle ingrijpen van de KBvG. De verdere ontwikkelingen zal ik nauwlettend volgen.

Ook een algemener aspect vraagt wat mij betreft om aandacht. Het publiek moet erop kunnen vertrouwen dat een gerechtsdeurwaarder zorgvuldig omgaat met de bijzondere positie en bevoegdheden die hij heeft uit hoofde van zijn ambtelijke taken. Met het oog op de toekomst dient herhaling dan ook zoveel als mogelijk te worden vermeden. Meer transparantie kan hier een bijdrage aan leveren. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om te melden dat er goede vooruitgang wordt geboekt met de ontwikkeling van een register van nevenactiviteiten van gerechtsdeurwaarders. De KBvG spreekt de verwachting uit dat de samenwerking met Bistro eind dit jaar zal kunnen leiden tot een register dat operationeel is. Inzage in de aard en omvang van nevenactiviteiten zal de kans op belangenverstrengelingen zoals waar hier sprake van was kunnen verkleinen.

Ten slotte wil ik niet onvermeld laten dat momenteel een evaluatie plaatsvindt op grond van artikel 85 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Onderdeel van deze evaluatie is het functioneren van de KBvG, de beroepsethiek en de rol van het toezicht. De evaluatiecommissie zal naar verwachting eind dit jaar een eindrapport opleveren. Ik vertrouw erop u met deze brief voldoende te hebben ingelicht.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven