Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31240 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31240 nr. 6 |
Ontvangen 31 maart 2008
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van het CDA, de VVD en de SP. Het stemt mij tevreden dat deze leden zich kunnen vinden in het wetsvoorstel.
Financiële gevolgen en administratieve lasten
De leden van de CDA-fractie vragen zich ten aanzien van de berekende administratieve lastenmindering af, op basis waarvan de genoemde kosten voor het inschakelen van een handelsinformatiebureau (van € 50,– tot € 70,–) zijn berekend. Tevens vragen de leden zich af of, bovenop de geschatte kosten voor het elektronisch opvragen van werkgeversinformatie bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van € 2,50 per aanvraag, nog kosten die een gerechtsdeurwaarder maakt bij de bevraging moeten worden opgeteld, waardoor de berekende administratieve lasten mogelijk gecorrigeerd zouden moeten worden. Verder vragen de leden van de CDA-fractie zich af of het juist is dat de kosten voor het inschakelen van een handelsinformatiebureau niet door de schuldenaar maar door de schuldeiser worden gedragen, waardoor de wijziging geen lastenverlaging voor de schuldeiser (het bedrijfsleven) zou opleveren.
De in de toelichting genoemde schattingsbedragen voor het inschakelen van een handelsinformatiebureau zijn gebaseerd op cijfers die door gerechtsdeurwaarderskantoren zijn verstrekt. De schattingsbedragen geven de gemiddelde prijs weer die aan een gerechtsdeurwaarder voor een rapport in rekening wordt gebracht. Aangezien er een grote verscheidenheid in handelsinformatiebureaus en hun werkwijzen bestaat, is het mogelijk dat een handelsinformatiebureau soms een lager tarief hanteert. Deze lagere tarieven zijn verdisconteerd in genoemde gemiddelde schattingsbedragen.
De elektronische informatie-uitwisseling is voor de gerechtsdeurwaarders ingericht door de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG). SNG is gelieerd aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). SNG initieert en zorgt voor de inrichting van beveiligde elektronische informatie-uitwisseling tussen gerechtsdeurwaarderskantoren en derden, waaronder het UWV. Alle gerechtsdeurwaarderskantoren maken voor de elektronische informatie-uitwisseling gebruik van de diensten van SNG.
Het UWV brengt voor de geautomatiseerd verstrekte informatie geen kosten aan de gerechtsdeurwaarders in rekening. Voor de bestaande elektronische informatie-uitwisseling wordt voor inrichting en dekking van de exploitatie van de systemen door SNG aan gerechtsdeurwaarders een geringe vergoeding in rekening gebracht. Gerechtsdeurwaarders zullen ook voor de berichtuitwisseling ter zake de voorgestelde gegevensbevraging een geringe vergoeding betalen. Die vergoeding is gesteld op € 2,50 per aanvraag. De kosten van de aanvraag zijn beperkt tot dat bedrag en worden niet door de gerechtsdeurwaarder verhoogd.
Gelet op het bovenstaande zie ik geen aanleiding voor een correctie op de berekende administratieve lasten.
De kosten verbonden aan het inschakelen van een verhaalsinformatiebureau kunnen niet aan de schuldenaar worden doorbelast. Deze kosten worden betaald door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, de schuldeiser. Dit betekent dat met het voorstel voor de schuldeiser een substantiële lastenvermindering wordt bereikt, aangezien hij niet meer de kosten van het handelsinformatiebureau (gemiddeld € 50,– tot € 70,– per rapport) in rekening gebracht krijgt.
Artikel I, onderdelen A, B en D (elektronisch betekenen van derdenbeslag)
De leden van de CDA-fractie vragen zich af op welke wijze de regering – vanwege de aanzienlijke kostenbesparing en de snellere communicatie – bevordert dat burgers en ondernemingen zullen kiezen voor de opgave van een elektronisch adres. Zij vragen zich hierbij tevens af of bij de keuze voor het gebruik van elektronische betekening het niet meer voor de hand ligt om uit te gaan van een benadering, waarbij (bijvoorbeeld gebruikmakend van bij de Belastingdienst opgegeven e-mailadressen) elektronische betekening het uitgangspunt zal zijn.
De mogelijkheid tot het leggen van elektronisch derdenbeslag zal naar verwachting (in eerste instantie) met name profijtelijk zijn voor instellingen en ondernemingen onder wie frequent derdenbeslag wordt gelegd. Zij kunnen met deze nieuwe wijze van derdenbeslaglegging immers een forse slag maken in het verbeteren van hun werkprocessen bij de ontvangst en afwikkeling van derdenbeslagen. Verder spelen bij de feitelijke uitwerking van het onderhavige wetsvoorstel aspecten als technische mogelijkheden en de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid een belangrijke rol. Deze aspecten maken dat het voor de hand ligt bij de keuze voor een systeem voor het leggen van elektronisch derdenbeslag aansluiting te zoeken bij reeds bestaande, beveiligde systemen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van e-mailadressen maar van andersoortige elektronische adressen. Een mogelijke keuze voor een dergelijk beveiligd systeem maakt het in ieder geval op korte termijn – niet aannemelijk dat in groten getale onder burgers en kleine ondernemingen elektronisch derdenbeslag zal worden gelegd.
De instellingen en ondernemingen onder wie frequent derdenbeslag wordt gelegd zijn onder meer het UWV, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), grotere gemeenten, banken, pensioenverzekeraars en grotere werkgevers. Met een aantal van deze instellingen en ondernemingen is reeds contact geweest over de mogelijkheid van elektronische beslaglegging. Door deze instellingen en ondernemingen is positief op het voorstel gereageerd.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie zich af of het voorzienbaar is dat, indien elektronische betekening van derdenbeslag een succes blijkt te zijn, de stap kan worden gezet naar een ander elektronisch exploot, zoals een elektronische dagvaarding.
Het onderhavige wetsvoorstel past in een breder kader van projecten waarin gestreefd wordt om in alle rechtsgebieden de wettelijke belemmeringen voor het toepassen van ICT in het proces weg te nemen en ervoor te zorgen dat het gebruik van de elektronische snelweg wordt bevorderd. Als voorbeeld hiervan kunnen worden genoemd de projecten «Elektronische indiening dagvaarding» en «Eenvoudige procedures voor eenvoudige zaken». Het is derhalve heel wel voorstelbaar dat het elektronisch beslag onder een derde, bij gebleken succes, een eerste stap is op weg naar het ook elektronisch doen van andere exploten.
De leden van de CDA-fractie vragen zich ten aanzien van de in de memorie van toelichting genoemde organisaties – de KBvG of de Belastingdienst – waaraan de derde opgave van een elektronisch adres kan doen af of het de bedoeling is dat de regering nog een keuze maakt tussen beide loketten, of dat men bij beide loketten terecht kan.
Ingevolge artikel 475, derde en vierde lid (nieuw) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal een besluit worden genomen tot aanwijzing van een organisatie waaraan een derde een elektronisch adres kan opgeven. De in de memorie van toelichting genoemde organisaties zijn als voorbeeld opgenomen. Het is de bedoeling dat een keuze wordt gemaakt voor één organisatie, zodat een derde bij één loket terecht kan.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie zich af welk adres de derde moet opgeven, of dit adres exclusief voor elektronische derdenbeslagen moet worden gehouden en hoe de regering ermee om denkt te gaan dat het register geen garantie biedt voor de juistheid van de opgegeven adressen. Tevens willen de leden van de CDA-fractie weten of de regering voornemens is om het schuldenaarstarief voor ambtshandelingen, zoals vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag), te verlagen. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie zich met betrekking tot artikel 475 Rv af of dit tekstvoorstel niet een openingszin als «dit beslagexploot kan ook elektronisch worden gedaan» mist.
De vraag welk adres een derde moet opgeven hangt nauw samen met de technische oplossing die gebruikt gaat worden voor de registratie en het elektronisch betekenen van derdenbeslag. In het wetsvoorstel wordt louter de bevoegdheid tot het elektronisch betekenen van derdenbeslag gecreëerd, los van de techniek die hiervoor gebruikt zal worden. Het ontwikkelen van een technische oplossing zal onder meer in samenspraak gaan met de gebruikers van het systeem zoals de voor registratie aangewezen organisatie en derden onder wie frequent beslag wordt gelegd. Zoals in het bovenstaande al kort is aangegeven zullen bij de ontwikkeling van een systeem aspecten als betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid een zeer belangrijke rol spelen. Deze aspecten maken dat het op dit moment voor de hand ligt bij de keuze voor een systeem voor registratie en voor het leggen van elektronisch derdenbeslag aansluiting te zoeken bij reeds bestaande, beveiligde systemen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een e-mailadres maar van andersoortige elektronische adressen. Bij een dergelijke oplossing is sprake van een gesloten systeem waarbij gebruik wordt gemaakt van unieke adressen die exclusief beschikbaar zijn voor het doel waarvoor ze zijn gecreëerd (in dit geval voor het elektronisch betekenen van derdenbeslag). Genoemde problematiek met betrekking tot e-mailadressen is op deze wijze niet aan de orde.
De ontwikkeling en inrichting van het systeem vergt investeringen. Dat betekent feitelijk dat de kosten in eerste instantie zullen toenemen. Nadat deze investeringen zijn terugverdiend, ligt het in de rede dat het tarief zoals opgenomen in het Btag op dit onderdeel onder de loep wordt genomen en de kostprijsberekening waarop het tarief is gebaseerd opnieuw wordt uitgevoerd. Gedacht kan worden aan een evaluatie van het systeem enkele jaren na de datum van invoering van de regeling. Het is de verwachting dat de kosten van het elektronisch derdenbeslag daarna verlaagd zullen kunnen worden.
Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in een alternatieve wijze van betekening van derdenbeslag, die zal bestaan naast de reguliere wijze van betekening. De leden 1 en 2 van artikel 475 Rv zien op de reguliere wijze van betekening, de nieuw toegevoegde leden 3 en 4 van artikel 475 Rv zien op de mogelijkheid van elektronische betekening van het beslagexploot. Om die reden is de voorgestelde openingszin in het derde lid opgenomen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich bij de keuze voor een organisatie waaraan een elektronisch adres kan worden opgegeven af of de regering nader kan toelichten welke argumenten er voor beide in de memorie van toelichting genoemde opties (KBvG of Belastingdienst) worden afgewogen en op welke termijn de regering voornemens is hierover een beslissing te nemen. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie zich af of door de aangewezen organisatie kosten in rekening worden gebracht voor het opnemen van de elektronische adressen en of in een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) ook nadere regels ten aanzien van de organisatie, de kosten en andere aspecten aangaande de registratie worden opgenomen.
Het uitgangspunt is dat een keuze wordt gemaakt voor één organisatie zodat registratie door een derde bij één loket kan worden gedaan. De in de memorie van toelichting genoemde organisaties zijn hierbij als voorbeeld opgenomen. In het algemeen kan worden opgemerkt dat onder meer de volgende aspecten bij de keuze een rol kunnen spelen: de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de gegevens waarmee gewerkt wordt, het soort systeem waarmee gewerkt zal worden, de ervaring van organisaties met het opzetten, beheren en werken met een dergelijk systeem, de achtergrond en huidige taken van een organisatie, de toegankelijkheid voor organisaties die met het systeem zullen gaan werken. Het besluit tot aanwijzing van een organisatie waaraan een derde een elektronisch adres kan opgeven zal tegelijk met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel worden genomen.
Het uitgangspunt zal zijn dat de opgave van een elektronisch adres aan de aangewezen organisatie ter registratie door de derde kosteloos kan worden gedaan. De bepaling dat bij AMvB regels worden gegeven aangaande de registratie van elektronische adressen is in het wetsvoorstel opgenomen naar aanleiding van het advies van de Raad van State ter zake. In het advies was aangegeven, dat in het wetsvoorstel geen voorzien was opgenomen voor de wijze van opgave, wijziging, afmelding en doorhaling van een elektronisch adres en de gevolgen ervan. De bedoeling van de bepaling is derhalve inderdaad dat er regels komen die betrekking hebben op deze aspecten.
In verband met de AMvB, waarin nadere regels worden gesteld aangaande de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid, vragen de leden van de VVD-fractie meer inzicht in de mogelijkheden en gevolgen (extra kosten en administratieve lasten) van encryptie en ontvangstbevestigingen.
Zoals hiervoor al kort genoemd zal – mede in verband met de betrouwbaarheid en de vertrouwelijkheid – zeer waarschijnlijk worden gekozen voor een gesloten systeem voor registratie en betekening, waarin berichten versleuteld worden verzonden naar eigen speciaal voor betekening van derdenbeslagen gemaakte adressen en waarbij na ontvangst automatisch een bericht wordt geretourneerd als bevestiging van ontvangst. Een vergelijkbaar systeem wordt thans reeds (ook door gerechtsdeurwaarders) voor het berichtenverkeer met het Kadaster gebruikt. Wanneer een systeem analoog aan het model zoals door het Kadaster is ingericht, wordt ontwikkeld, dan is – op bovengenoemde wijze beveiliging daarin opgenomen. De aan dat aspect verbonden kosten zijn niet anders dan onderdeel van de technische inrichting van het systeem.
Uit het oogpunt van privacybescherming vragen de leden van de VVD-fractie zich verder af of de gerechtsdeurwaarders, en de bij hen werkzame personen, in het kader van uitvoering van deze wet nog zouden moeten worden gescreend. Tevens vragen ze zich af of het niet voldoen aan de voorschriften van deze wet betekent dat gerechtsdeurwaarders hun beroep niet meer kunnen uitoefenen of geen beroep meer kunnen doen op de faciliteiten die deze wet biedt.
Gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) en daarop gebaseerde verordeningen en regelingen. Hierin zijn onder meer waarborgen opgenomen ten aanzien van de achtergrond en het functioneren van een gerechtsdeurwaarder. Extra waarborgen die verband houden met de nieuwe wijze van het leggen van derdenbeslag zijn daarom naar mijn mening niet noodzakelijk. Voor zover een bij een gerechtsdeurwaarder werkzame persoon zelf niet rechtstreeks onder de Gerechtsdeurwaarderswet valt, valt deze onder de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder.
Volgt de gerechtsdeurwaarder de voor hem geldende regels niet, dan is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen. In dat geval zal de Kamer voor gerechtsdeurwaarders over het handelen of nalaten van een gerechtsdeurwaarder oordelen. Bij geheel of gedeeltelijke gegrondverklaring van een bezwaar kunnen verschillende maatregelen worden opgelegd, waaronder een tijdelijke schorsing of een ontzetting uit het ambt. De taken van de gerechtsdeurwaarders die voortvloeien uit de onderhavige wetswijziging vallen onder de bestaande tuchtrechtspraak.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de regering het met hen eens is dat de elektronische handtekening voorwaarde moet zijn voor het gebruik van elektronische betekening en zo nee, waarom niet. Voorts verzoeken de leden van de VVD-fractie om inzichtelijk te maken hoeveel gerechtsdeurwaarders en andere actoren die een rol spelen bij het betekenen van derdenbeslag, al gebruik maken van een elektronische handtekening. Tevens willen de leden van de VVD-fractie graag nog een korte toelichting krijgen op het verschil tussen de «elektronische» en de «digitale» handtekening.
Gelet op de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de te verzenden gegevens ligt het in de rede dat het gebruik van een (geavanceerde) elektronische handtekening (met gecertificeerde sleutels) onderdeel zal uitmaken van het doen van het exploot van derdenbeslag. Gedacht kan worden aan een systeem analoog aan het systeem dat gebruikt wordt bij de elektronische aanlevering van processen-verbaal en akten aan het Kadaster.
Gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders zijn de belangrijkste, mogelijke actoren bij het betekenen van derdenbeslag. Gerechtsdeurwaarders werken thans al met het systeem van elektronische aanlevering van stukken aan het Kadaster zoals hierboven genoemd. Hierbij wordt door de gerechtsdeurwaarders gebruik gemaakt van een (geavanceerde) elektronische handtekening (met gecertificeerde sleutels), zoals waarschijnlijk ook bij het elektronisch derdenbeslag zal worden gebruikt. Op deze wijze is ongeveer 75% van alle gerechtsdeurwaarders bekend met het gebruik van een dergelijke elektronische handtekening.
Onder «elektronische handtekening» wordt een handtekening verstaan die bestaat uit elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt als middel voor authentificatie (artikel 3:15a, vierde lid, BW). Een voorbeeld hiervan kan zijn een ingescande «papieren» handtekening. Een «elektronische handtekening» die met meer waarborgen is omkleed wordt een «geavanceerde elektronische handtekening» genoemd. Hiervan is sprake indien de handtekening op unieke wijze aan de ondertekenaar is verbonden, zij het mogelijk maakt de ondertekenaar te identificeren, zij tot stand is gekomen met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden en zij op zodanige wijze aan de gegevens waarop zij betrekking heeft is verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.
Een veelgebruikte techniek voor het aanmaken van een «geavanceerde elektronische handtekening» is een «digitale handtekening». Hierbij wordt gebruik gemaakt van versleuteling van een bericht met behulp van twee codes: een publieke en een private sleutel. Met de private sleutel, die uniek is voor de ondertekenaar en die niet bekend mag raken bij anderen dan de ondertekenaar, versleutelt de ondertekenaar het te verzenden bericht. De ontvanger van dit bericht kan met een bijhorende publieke sleutel het bericht ontcijferen én nagaan of het bericht ongewijzigd is en afkomstig van de bezitter van de bijhorende private sleutel. Welke publieke sleutel bij welke persoon hoort, wordt vastgelegd in een digitaal certificaat door een onafhankelijke derde (certificaatdienstverlener).
De begrippen «elektronische handtekening» en «geavanceerde elektronische handtekening» zijn gedefinieerd in artikel 2 eerste respectievelijk tweede lid van de Richtlijn elektronische handtekeningen (Richtlijn 1999/93/EG van 13 december 1999, PbEG L 13/12 van 19 januari 2000). Een uitgebreidere beschrijving van deze begrippen en het begrip «digitale handtekening» is te vinden in de memorie van toelichting bij de uitvoeringswet van genoemde richtlijn, de Wet elektronische handtekeningen (Kamerstukken II, 2000/01, 27 743, nr. 3, blz. 2).
Met betrekking tot de bevoegdheid gegevens op te vragen bij het UWV over de werkgever van de schuldenaar vragen de leden van de VVD-fractie zich af wie en met welk doel er momenteel al gebruik maken van het (elektronisch) navragen van bestaande uitkeringsverhoudingen. Voorts vragen deze leden zich af of de regering in de nabije toekomst nadere gebruiksmogelijkheden voorziet, eventueel door andere organisaties, voor het gebruik van zowel het elektronisch betekenen als de informatiebevoegdheid.
Met de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen is de verzekerdenadministratie (uitkeringsverhoudingen) bij het UWV per 1-1-2006 vervangen door de polisadministratie (arbeids- en uitkeringsverhoudingen), zoals bepaald in artikel 33 van de Wet SUWI. De artikelen 33, 62, 72 en 73 van de Wet SUWI bepalen aan wie het UWV gegevens die hij in de polisadministratie verwerkt, kan verstrekken. Het gaat hierbij onder meer om bestuursorganen, zoals de rijksbelastingdienst, gemeentebesturen, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de SVB en het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Daarnaast staat artikel 73 de verstrekking van gegevens door het UWV aan derden toe, zoals pensioenuitvoerders, vut-stichtingen, risicofondsen, eigenrisicodragers en hun verzekeraars. In het vijfde hoofdstuk van het Besluit SUWI worden aan de gegevensverstrekkingen nadere regels gesteld en worden de bestuursorganen en derden aan wie UWV gegevens mag verstrekken, met name genoemd.
Op basis van verschillende wettelijke bepalingen hebben verschillende organisaties thans reeds mogelijkheden om op verschillende manieren (vereenvoudigd) derdenbeslag te leggen en om bij verschillende organisaties bepaalde informatie over een schuldenaar op te vragen. Voor uitbreiding van de in dit wetsvoorstel geboden voorzieningen bestaan thans geen concrete plannen.
Artikel I, onder C (opvragen gegevens werkgever schuldenaar bij UWV)
De leden van de SP-fractie vragen zich met de leden van de CDA-fractie af waarom de suggestie een vonnisnummer mee te zenden ter verificatie van rechtmatigheid van een aanvraag niet is overgenomen. De leden van de SP-fractie vragen zich daarbij af op welke wijze gegarandeerd kan worden dat de verkregen gegevens alleen voor het doel worden gebruikt waarvoor ze zijn verstrekt. De leden van de CDA-fractie vragen in dit kader een nadere toelichting op de wijze waarop controle zal plaatsvinden op de gegevensverstrekking aan de gerechtsdeurwaarders en willen de leden weten of de regering de mening deelt dat deugdelijke controle alleen kan plaatsvinden als het UWV ook de loggegevens ter beschikking stelt. De leden van de CDA-fractie vragen zich voorts af hoe de regering het risico beoordeelt ten aanzien van het mogelijke gevaar dat misbruik wordt gemaakt van de nieuwe regeling tot informatieverstrekking en op welke wijze zij hiermee denkt om te gaan. De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af of de huisaccountant van de gerechtsdeurwaarder moet controleren of de informatie op deugdelijke wijze is achterhaald en zo ja, hoe de onafhankelijkheid dan is gewaarborgd? Tevens vragen deze leden een bevestiging dat geen gegevens kunnen worden opgevraagd voordat een vordering ook daadwerkelijk is toegewezen. Voorts vragen deze leden zich af hoe een betrokkene kan weten dat hij een klacht zou moeten indienen om een onderzoek door het CBP te initiëren, als de gegevens worden opgevraagd in een fase waarin het opvragen van gegevens nog niet geoorloofd is. Deze leden vragen zich ten slotte af of het overweging verdient om als een van de waarborgen in te bouwen dat de schuldenaar bij iedere bevraging daarvan in kennis wordt gesteld, bijvoorbeeld via e-mail of sms? Tot slot vragen de leden van de SP-fractie zich af of het te gebruiken elektronisch systeem voldoende is getest om functioneren per invoeringsdatum te kunnen garanderen.
Met de leden van de beide fracties ben ik van mening dat ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens tegengegaan moet worden. Een vorm van toezicht op de doelmatigheid van de gegevensbevragingen ligt daarom in de rede. De genoemde mogelijkheid om bij een aanvraag van gegevens een vonnisnummer mee te zenden is een van de denkbare oplossingen om in de praktijk aan een dergelijke toetsing vorm te geven.
Een andere mogelijkheid, die in het bestaande informatie-uitwisselingsysteem met het UWV reeds in gebruik is, is om in de aanvraag zowel de datum van de titel (vonnis, dwangbevel etc.), als de datum waarop de titel aan de schuldenaar is betekend op te nemen. Dit systeem is zodanig ingericht dat zowel vooraf (bij de aanvraag) controle plaatsvindt of genoemde data in de aanvraag zijn opgenomen, als achteraf in de vorm van een audit. In de overeenkomst die SNG met het UWV heeft gesloten is vastgelegd dat op de berichtuitwisselingen een audit moet worden uitgevoerd. De generieke verplichting om de audit te doen uitvoeren is vastgelegd in de deelnemersovereenkomst die SNG met de gerechtsdeurwaarder sluit. Alvorens een gerechtsdeurwaarder op een specifieke berichtuitwisseling wordt aangesloten dient hij in te stemmen met de afspraken die SNG met de betreffende partij heeft gemaakt. Dat gebeurt door ondertekening door de gerechtsdeurwaarder van een addendum op de deelnemersovereenkomst.
In deze audit wordt jaarlijks bij circa 50 at random geselecteerde kantoren op een at random geselecteerd aantal berichten vastgesteld of bevraging heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke bevoegdheid. Het aantal berichten waarop de audit wordt uitgevoerd is afhankelijk van het aantal door het kantoor gedane gegevensbevragingen. Voor inrichting en uitvoering van de audit zijn procedures en modellen vastgesteld. De uitvoering van de audit is opgedragen aan de accountant van de gerechtsdeurwaarder. Op basis van de rapporten van de accountants is vastgesteld dat over 2003 96,5% van de gecontroleerde vragen in overeenstemming met de bevoegdheid werden gesteld. Voor 2004 was dat percentage 97,5%, voor 2005 99,03% en voor 2006 99,5%. De eindrapportage van de audit wordt jaarlijks aan UWV verstrekt. De audit op de gegevensbevragingen voortvloeiende uit dit wetsvoorstel kunnen analoog aan de bestaande audit worden ingericht en uitgevoerd.
Op welke wijze uiteindelijk invulling zal worden gegeven aan een vorm van toezicht op de doelmatigheid van het gebruik van verkregen gegevens kan mijns inziens het beste bij de feitelijke uitwerking van het wetsvoorstel aan de orde komen.
Naast bovengenoemde mogelijkheden voor toezicht bieden het onderhavige wetsvoorstel en andere (wettelijke) regelingen verschillende waarborgen tegen ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens. In artikel 475g, vierde lid, (nieuw) Rv is expliciet het doel van de gegevensbevraging opgenomen, door te bepalen dat dit slechts mogelijk is in gevallen waarin een deurwaarder gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen. Verder is de Wet bescherming persoongegevens van toepassing zodat de gegevens niet gebruikt mogen worden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn ingewonnen én niet aan derden mogen worden verstrekt. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat op grond van artikel 2 van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders (Stcrt. 12 juli 2001, nr. 132, p. 10) in de administratie van gerechtsdeurwaarders de datum en het doel van de verkrijging van persoongegevens en het gebruik ervan moet worden vastgelegd. Tevens is door de KBvG een door het College bescherming persoongegevens (CBP) goedgekeurde «Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens» (Stcrt. 18 februari 2004, nr. 33, p. 19) vastgesteld. Voorts voert de gerechtsdeurwaarder een administratie die betrekking heeft op zowel de ambtspraktijk als de nevenwerkzaamheden (artikel 17, tweede lid, GDW). De ambtshandelingen worden binnen die administratie afzonderlijk geadministreerd in het register en repertorium (artikel 17, derde en vierde lid, GDW). Iedere gerechtsdeurwaarder is onderworpen aan deze regels. Volgt een gerechtsdeurwaarder de voor hem geldende regels niet, dan zal de Kamer voor gerechtsdeurwaarders daarover oordelen in een tuchtrechtelijke procedure.
Ik meen dat op bovenstaande wijze voldoende waarborgen bestaan tegen ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens. De hierboven beschreven wijzen van feitelijk toezicht acht ik voldoende deugdelijk. Ik deel derhalve niet de mening, dat deugdelijke controle alleen kan plaatsvinden als het UWV ook de loggegevens ter beschikking stelt. Het risico op ongeoorloofd gebruik van verkregen gegevens acht ik, gelet op bovengenoemde waarborgen, eveneens gering.
Het is inderdaad de bedoeling dat de accountant van de gerechtsdeurwaarder een rol zal spelen in de controle op de doelmatigheid van de verkregen informatie, zoals thans al het geval is. Aangezien ook een «huisaccountant» een eigen, onafhankelijke positie heeft ten opzichte van zijn cliënt, ben ik van mening dat er voldoende waarborgen bestaan voor de onafhankelijkheid van de accountant ten aanzien van zijn toezichthoudende taak.
In artikel 475g, vierde lid, (nieuw) Rv is expliciet bepaald, dat het opvragen van gegevens slechts mogelijk is in gevallen waarin een deurwaarder gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen. Gegevens kunnen derhalve alleen worden opgevraagd als een gerechtsdeurwaarder beschikt over een titel (vonnis, dwangbevel etc.). In de praktijk betekent dit dat een gegevensbevraging in geval van executoriaal derdenbeslag slechts mogelijk is als een vordering ook daadwerkelijk is toegewezen.
Een gegevensbevraging aan het UWV is voor de taken van een gerechtsdeurwaarder met name zinvol als vervolgens derdenbeslag kan worden gelegd. Derdenbeslag kan alleen worden gelegd als de deurwaarder daartoe gerechtigd is en dus beschikt over een titel (vonnis, dwangbevel etc.). De gegevensbevraging kan en zal daarom niet alleen – zoals hierboven aangegeven – uit wettelijk en technisch oogpunt, maar ook uit praktisch oogpunt alleen worden gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van een titel. De schuldenaar heeft daardoor in geval van executoriaal derdenbeslag, vóórdat de bevraging wordt gedaan, van de gerechtsdeurwaarder al de dagvaarding en de titel betekend gekregen. Hij kan daarmee al weten dat, wanneer hij niet betaalt, tot derdenbeslaglegging (en daarmee ook tot gegevensbevraging) kan worden overgegaan. Dat de gegevensbevraging kan hebben plaatsgehad kan in ieder geval worden afgeleid uit de betekening van het gelegde derdenbeslag aan de schuldenaar.
Gelet op bovengenoemde bestaande en te realiseren waarborgen acht ik extra waarborgen in de vorm van het bij iedere bevraging in kennisstellen van een schuldenaar, bijvoorbeeld via e-mail of sms – mede gelet op de daaraan verbonden extra kosten en de praktische bezwaren bij de uitvoerbaarheid – op dit moment niet wenselijk.
Aangaande het functioneren van het te gebruiken elektronische systeem voorzie ik geen problemen. Met betrekking tot de gegevensbevraging bij het UWV is thans reeds sprake van een werkend informatie-uitwisselingsysteem, dat op punten zal worden uitgebreid. Bij de ontwikkeling van een systeem voor elektronische betekening zal aansluiting worden gezocht bij reeds bestaande en goed functionerende systemen, zoals de wijze waarop het Kadaster elektronische aanlevering van processen-verbaal en akten door gerechtsdeurwaarders en notarissen heeft ingericht. Tevens moet worden opgemerkt dat het systeem van elektronische betekening van derdenbeslag zal gaan functioneren naast de reguliere wijze van betekening van derdenbeslag. Bij eventuele technische problemen in de opstartfase staat de oorspronkelijke wijze van betekenen nog ter beschikking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31240-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.