31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2019

In mijn brief van 3 juli 2019 en tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 4 september jl. heb ik aangegeven uw Kamer te informeren over de wijze waarop de transportindicatie bij hernieuwbare elektriciteit in de SDE+ zal worden vormgegeven.1 Met deze brief geef ik aan hoe de transportindicatie zal worden ingevuld.

Over de verdere invulling van de najaarsronde 2019 van de SDE+ en de uitvoering daarvan door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heb ik uw Kamer op 10 juli jl. geïnformeerd.2

Achtergrond en doelstelling van de maatregel

Momenteel is in verschillende regio’s sprake van een tekort aan capaciteit op het elektriciteitsnet om aan alle aanvragen voor transport te kunnen voldoen. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 28 juni jl. geschetst3 met welk uitgebreid maatregelenpakket intensief wordt gewerkt door met name netbeheerders, het Rijk en decentrale overheden om de problematiek de komende jaren zoveel mogelijk te verminderen. Ik vind het van groot belang en ben ervan overtuigd dat de netbeheerders alles eraan doen om de aansluiting en het transport binnen een redelijke termijn te realiseren. De netbeheerders investeren steeds meer in de elektriciteitsnetten en zijn op zoek naar alle mogelijke manieren om meer ruimte in het elektriciteitsnet te vinden en te realiseren.

Op korte termijn zal er in specifieke regio’s echter nog een schaarste in capaciteit blijven bestaan. Gegeven deze situatie is de vraag hoe wordt omgegaan met nieuwe aanvragen voor de SDE+, waarbij op voorhand al duidelijk is dat gedurende de maximale realisatietermijn deze aanvragen in specifieke regio’s niet tot realisatie kunnen komen, vanwege een gebrek aan netcapaciteit. Hiermee kan immers de situatie ontstaan dat er onnodig subsidiegeld gereserveerd (beschikt) wordt voor een project dat nooit gerealiseerd wordt. Voor deze situatie wil ik in de procedure van de SDE+-aanvraag het instrument van een transportindicatie implementeren. Indien overduidelijk is dat er voor een project binnen een bepaald gebied onvoldoende transportcapaciteit aanwezig zal zijn (binnen de gestelde realisatietermijn van de SDE+-beschikking), dan zal de netbeheerder geen transportindicatie afgeven. RVO.nl controleert bij de subsidieaanvraag of er een positieve transportindicatie bij de aanvraag zit. De afgifte van de transportindicatie geeft de subsidiepartij geen garantie op transport in deze gebieden. Voor het contracteren van transportcapaciteit gelden de bestaande wettelijke kaders uit de Elektriciteitswet 1998 en onderliggende regelgeving.

Het doel van de transportindicatie is daarmee om kansrijke projecten voor duurzame opwek een subsidiebeschikking te geven, om zo snel als mogelijk en zoveel als mogelijk duurzame elektriciteitsprojecten te realiseren. Ik wil hiermee voorkomen dat kansrijke projecten een SDE+-beschikking mislopen, omdat projecten in een gebied zonder transportcapaciteit beslag leggen op het subsidiebudget. Ook met een transportindicatie als voorwaarde om subsidie te kunnen krijgen, is het de verwachting dat er voldoende projecten worden ingediend om het beschikbare subsidiebudget uit te putten.

Ik vind daarom de transportindicatie een cruciaal onderdeel van het pakket aan maatregelen dat ik in mijn brief aan uw Kamer van 28 juni jl. heb aangekondigd om beter aan te sluiten op de situatie dat in bepaalde gebieden in Nederland beperkte transportcapaciteit is. Het pakket aan maatregelen bevat daarnaast ook codewijzigingsvoorstellen voor congestiemanagement, aanpassingen naar aanleiding van het besluit vrijstelling redundantie-eisen en curtailment, zodat deze beter zijn toegesneden op de nu ontstane situatie van transportschaarste zolang de netverzwaringen niet zijn gerealiseerd.

Vormgeving van de procedure voor en afgifte van de transportindicatie

Er hebben de afgelopen weken diverse gesprekken plaatsgevonden tussen netbeheerders, projectontwikkelaars en het ministerie over hoe de procedure voor en de afgifte van de transportindicatie eruit zou moeten zien. Subsidieverzoekers voor duurzame projecten die vallen binnen de SDE+ hebben daarbij het belang benadrukt van een objectieve procedure om tot het afgeven van een transportindicatie te komen, die bij iedere netbeheerder gelijk is, zodat het voor ontwikkelaars vooraf helder is wanneer wel en niet een transportindicatie zal worden afgegeven. Bovendien zou bij twijfel een positieve transportindicatie moeten worden afgegeven. Voor netbeheerders is het van belang dat de transportindicatie in de praktijk uitvoerbaar is en het voor alle partijen helder is dat de transportindicatie de formele procedure om te komen tot een transportaansluiting niet vervangt en dat de transportindicatie geen automatisme betekent voor transport.

Om invulling te geven aan deze behoeftes hecht ik eraan dat dit instrument uit de SDE+ aansluit bij het wettelijke kader uit de Elektriciteitswet 1998 en de codes omtrent congestie en transport. Een transportindicatie zal alleen geweigerd kunnen worden nadat de procedures conform artikel 24 lid 2 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 9.5 lid 1, 2, 3, 5 en 6 van de Netcode Elektriciteit gevolgd is.

Dit houdt in dat er een vooraankondiging van congestie bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) gedaan is en er een onderzoek is geweest naar alle mogelijkheden tot congestiemanagement. Ik vraag de netbeheerders ook om de uitkomsten van dit onderzoek aan de ACM te melden.

Alleen in gebieden waar alle mogelijkheden zijn benut en er desondanks gedurende de termijn van de subsidie geen mogelijkheid tot transport zal zijn, zal de netbeheerder een negatieve transportindicatie afgeven. Op deze wijze is geborgd dat de netbeheerders hier op een zorgvuldige en objectieve manier invulling aan zullen geven.

Momenteel zijn netbeheerders bezig met het in kaart brengen van mogelijke congestiegebieden. Voor diverse gebieden hebben de netbeheerders reeds vooraankondigingen bij de ACM gedaan. In deze gebieden zijn de netbeheerders, conform wettelijke procedure, onderzoeken gestart naar de mogelijkheden tot congestiemanagement. Naar verwachting zal voor de opening van de najaarsronde een deel van deze onderzoeken formeel afgerond zijn en op de website van de betreffende netbeheerders gemeld zijn, zodat vooraf duidelijk is om welke gebieden het gaat en wat het actuele totale gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen in het desbetreffende gebied is.

Overigens houdt de ACM toezicht op de Elektriciteitswet 1998 en daarmee ook op artikel 24, lid 2 van de Elektriciteitswet 1998. Indien een netbeheerder daadwerkelijk transport op grond van dit artikel weigert, kan de ACM die weigering – bijvoorbeeld naar aanleiding van een klacht – onderzoeken.

Voor de openstelling van de SDE+-subsidie voor de ronde in het najaar 2019 betekent dit dus dat er alleen een negatieve transportindicatie wordt afgegeven indien het onderzoek naar congestiemanagement is afgerond, alle mogelijkheden zijn benut en er geen mogelijkheid tot transport is gedurende de termijn van de subsidie.

De definitieve vormgeving van de najaarsronde SDE+ zal in september worden vastgelegd met een aanpassing van de algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en in de regeling aanwijzing categorieën. Deze regelingen worden in september gepubliceerd in de Staatscourant.

Het is de verwachting dat er na de najaarsronde 2019 meer gebieden bij zullen komen waar geen capaciteit meer is op het elektriciteitsnet. Hierdoor zal waarschijnlijk in de volgende ronde van de SDE+ voor meer gebieden geen positieve transportindicatie afgegeven kunnen worden.

In het licht van een dalend verplichtingenbudget de komende jaren is het extra van belang om juist aanvragers met kansrijke projecten te ondersteunen. Op die manier wordt voorkomen dat onnodig subsidiegeld wordt vastgehouden door projecten die uiteindelijk niet gerealiseerd gaan worden. Voor 2020 verken ik daarom aanvullende mogelijkheden om de regelgeving vanaf de openstellingsronde in 2020 aan te passen met als doel de realisatiegraad te verhogen. Ook blijf ik met netbeheerders en marktpartijen in overleg over de vraag hoe de transportindicatie naast inbedding in de SDE+ ook in de elektriciteitsregelgeving een plaats zou moeten krijgen, bijvoorbeeld in de codes.

Daarbij vind ik het wenselijk dat geborgd wordt dat de ACM ook een inhoudelijke toets kan doen over het onderzoek naar congestie door de netbeheerder op het moment dat het onderzoek wordt ingediend bij de ACM. Ik bezie op welke wijze ik dit wettelijk kan verankeren.

Mijn inzet, gedeeld door alle betrokken partijen, is om zo snel mogelijk zo veel mogelijk van de problematiek rondom de netcapaciteit aan te pakken en op te lossen. Ik blijf hierover uiteraard in overleg met alle partijen en zal u over de voortgang berichten in mijn vervolgbrief over netcapaciteit, die ik heb toegezegd voor begin volgend jaar. Ik zal daar nader toelichten hoe de capaciteit door investeringen wordt verruimd en ik zal ingaan op de in het Algemeen Overleg van 4 september besproken wens van veel leden om op korte termijn vooral kleine projecten op het net tot te laten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 30 196, nr. 671

X Noot
2

Kamerstuk 31 239, nr. 303

X Noot
3

Kamerstuk 30 196, nr. 669

Naar boven