31 227
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 13 oktober 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, komt artikel 5, vierde lid, te luiden:

4. Aan de bij of krachtens het eerste tot en met derde lid gestelde beroepsvereisten wordt tevens voldaan indien de betrokkene beschikt over een ten aanzien van het door hem uit te oefenen beroep verleende erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

B

Na artikel VIIL worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIM

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt of is getreden, wordt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gewijzigd als volgt:

A

In artikel 44, derde lid, wordt «de taak» vervangen door: het gemiddeld aantal uren per week.

B

In artikel 44a, negende lid, wordt «artikel 5, tweede lid» vervangen door «artikel 5f, tweede lid» en wordt «voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 6, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 5f, derde lid.

C

In artikel 46m, onderdeel c, wordt «artikel 5, tweede lid» vervangen door «artikel 5f, tweede lid» en wordt «voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 6, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 5f, eerste of derde lid.

ARTIKEL VIIN

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt of is getreden, wordt in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel g, van de Beroepswet en 5, eerste lid, onderdeel g, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie na «waarschuwing,» ingevoegd: het verrichten van de beoordeling, bedoeld in artikel 44, zesde lid,.

C

Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «5, derde lid» vervangen door «5, tweede en derde lid» en wordt «5g, derde en vijfde lid» vervangen door: 5g, derde lid.

b. Onderdeel b komt te luiden:

b. berusten het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;.

c. In onderdeel c wordt «5d, tweede lid» vervangen door: 5, tweede en derde lid, 5d, tweede lid, 5g, vijfde lid.

D

In artikel X wordt na «bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» ingevoegd: , dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enkele aanvullingen van dit wetsvoorstel. Ten eerste worden twee nieuwe bepalingen ingevoegd, die voorzien in een regeling van de samenloop van het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) (onderdeel B). Ten tweede wordt artikel IX, dat een wijziging behelst van de delegatiegrondslagen van onder meer op de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, aangepast (onderdeel C). Reden hiervoor zijn in hoofdzaak de inwerkingtreding van het Besluit van 18 september 2008 tot wijziging van onder meer het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren (Stb. 383) en het inmiddels vervallen zijn van het Besluit van 3 mei 2005 tot vaststelling van tijdelijke rechtspositionele voorzieningen van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties (Stb. 238). Tenslotte wordt de formulering van (het nieuwe) artikel 5, vierde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren nader aangepast aan die van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (onderdeel A).

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven