nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 13 oktober 2008
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, komt artikel 5, vierde lid, te luiden:
4. Aan de bij of krachtens het eerste tot en met derde lid gestelde
beroepsvereisten wordt tevens voldaan indien de betrokkene beschikt over een
ten aanzien van het door hem uit te oefenen beroep verleende erkenning van
beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning
EG-beroepskwalificaties.
B
Na artikel VIIL worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL VIIM
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen
van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende
de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt
of is getreden, wordt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gewijzigd
als volgt:
A
In artikel 44, derde lid, wordt «de taak» vervangen door:
het gemiddeld aantal uren per week.
B
In artikel 44a, negende lid, wordt «artikel 5, tweede lid»
vervangen door «artikel 5f, tweede lid» en wordt «voor het
vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 6,
eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 5f, derde lid.
C
In artikel 46m, onderdeel c, wordt «artikel 5, tweede lid»
vervangen door «artikel 5f, tweede lid» en wordt «voor het
vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 2,
eerste lid, of artikel 6, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in
artikel 5f, eerste of derde lid.
ARTIKEL VIIN
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen
van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende
de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt
of is getreden, wordt in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel g, van de Beroepswet
en 5, eerste lid, onderdeel g, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
na «waarschuwing,» ingevoegd: het verrichten van de beoordeling,
bedoeld in artikel 44, zesde lid,.
C
Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «5, derde lid» vervangen door «5,
tweede en derde lid» en wordt «5g, derde en vijfde lid»
vervangen door: 5g, derde lid.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. berusten het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid
van rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke
organisatie op artikel 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;.
c. In onderdeel c wordt «5d, tweede lid» vervangen door:
5, tweede en derde lid, 5d, tweede lid, 5g, vijfde lid.
D
In artikel X wordt na «bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip»
ingevoegd: , dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld,.
Toelichting
Deze nota van wijziging bevat enkele aanvullingen van dit wetsvoorstel.
Ten eerste worden twee nieuwe bepalingen ingevoegd, die voorzien in een regeling
van de samenloop van het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot
wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met
enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke
ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage
(29 937) (onderdeel B). Ten tweede wordt artikel IX, dat
een wijziging behelst van de delegatiegrondslagen van onder meer op de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren gebaseerde algemene maatregelen van
bestuur, aangepast (onderdeel C). Reden hiervoor zijn in hoofdzaak de inwerkingtreding
van het Besluit van 18 september 2008 tot wijziging van onder meer het
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke
ambtenaren (Stb. 383) en het inmiddels vervallen zijn van het Besluit van
3 mei 2005 tot vaststelling van tijdelijke rechtspositionele voorzieningen
van sociaal flankerend beleid voor rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties
(Stb. 238). Tenslotte wordt de formulering van (het nieuwe) artikel 5, vierde
lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren nader aangepast aan
die van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties (onderdeel A).
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin