31 221
Wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 augustus 2007 en het nader rapport d.d. 25 september 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 juli 2007, no.07.002270, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG (hierna: de richtlijn). De richtlijn beoogt het functioneren van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verbeteren door het introduceren van een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders en leerling-luchtverkeersleiders. De richtlijn harmoniseert daartoe de vereisten met betrekking tot de bevoegdheden en bekwaamheden van de luchtverkeersleider en de toegang tot het beroep.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over het stellen van nadere regels omtrent de eisen uit Bijlage I van verordening nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PbEU L 96) (hierna: de verordening). Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 juli 2007, nr. 07.002270, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 augustus 2007, nr. W09.07.0213/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State kan zich met het voortel van wet verenigen en geeft u in overweging het voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat aan zijn advies aandacht zal zijn geschonken.

1. De richtlijn maakt onderdeel uit van een omvangrijk pakket aan communautaire maatregelen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

Een aantal bepalingen in de richtlijn bouwt voort op bepalingen uit de verordening, die eveneens in dat kader is vastgesteld. In artikel 2 van de verordening wordt de lidstaten opgedragen te zorgen voor passend toezicht door nationale toezichthoudende instanties op verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Artikel 3, eerste lid, van de verordening biedt vervolgens een mogelijkheid voor de lidstaten om toezichtstaken aan een erkende organisatie te delegeren.

Bijlage I van de verordening bevat eisen waaraan een organisatie dient te voldoen wil deze in aanmerking komen voor een erkenning. In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt opgemerkt dat de eisen in bijlage I van de verordening vrij abstract zijn weergegeven en dat deze daarom nader zullen worden ingevuld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.1 In het voorgestelde artikel 11.1a, wordt in het tweede lid, onderdeel a, de regering opgedragen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur deze nadere regels vast te stellen.

De Raad merkt op dat slechts de Commissie op grond van artikel 17 van de verordening bevoegd is de bijlagen aan te passen dan wel aan te vullen.

De verordening bevat geen bepaling die de lidstaten de ruimte laat nadere eisen te stellen aan erkende organisaties.

De Raad beveelt aan in het voorgestelde artikel 11.1a, tweede lid, onderdeel a te laten vervallen.

1. In het onderhavige wetsvoorstel zijn is aantal bepalingen overgenomen uit het voorstel van wet tot wijziging van de Wet luchtvaart en de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut ter uitvoering van vier EG-verordeningen in verband met het tot stand komen van een gemeenschappelijk Europees luchtruim (hierna: wetsvoorstel inzake een gemeenschappelijk Europees luchtruim), dat momenteel in de Eerste Kamer aanhangig is. Het betreft onder andere het voorgestelde artikel 11.1a. van de Wet luchtvaart. Dit artikel biedt toezichthouders de mogelijkheid bepaalde taken aan erkende organisaties te delegeren. De bepaling is dwingend geformuleerd in die zin dat organisaties die voldoen aan de eisen genoemd in Bijlage I bij verordening 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PbEU L 96) erkend moeten worden. De Raad van State merkt terecht op dat de Europese Commissie exclusief bevoegd is om Bijlage I aan te passen dan wel aan te vullen. De eisen in Bijlage I zijn echter abstract geformuleerd en geven ruimte tot verschillende interpretaties. Uit het oogpunt van de rechtszekerheid is dat onwenselijk. In het wetsvoorstel inzake een gemeenschappelijk Europees luchtruim en het onderhavige wetsvoorstel is om die reden aan de regering de opdracht gegeven de eisen van Bijlage I nader in te vullen. In lijn met de bepalingen van de verordening gaat het bij het stellen van nadere eisen niet om het aanpassen of aanvullen van de eisen, maar om het invullen en concretiseren van de eisen. Bij het stellen van de nadere regels zal dit uitgangspunt in acht worden genomen. Gelet op het belang van de nadere regels wordt het voorgestelde artikel in het wetsvoorstel gehandhaafd. De memorie van toelichting is op dit punt verduidelijkt.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De in de bijlage bij het advies opgenomen redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

Ten slotte merk ik op dat van de gelegenheid tevens gebruik is gemaakt om het wetsvoorstel met een kleine wijziging van de Wet luchtvaart aan te vullen. Het gaat om de implementatie van een bepaling van de richtlijn nr. 2006/23/EG die abusievelijk niet in het wetsvoorstel was opgenomen. De bepaling sluit aan bij de plicht van de minister van Verkeer en Waterstaat om een register bij te houden van de door hem verleende bewijzen van bevoegdheid om de geldigheid van de bewijzen van bevoegdheid te kunnen beoordelen. De bepaling legt aan de verleners van luchtvaartnavigatiediensten de plicht op te registeren hoeveel uren de houders van bewijzen van bevoegdheid luchtverkeersdiensten verlenen en deze gegevens indien noodzakelijk aan de minister van Verkeer en Waterstaat te verschaffen. In de praktijk voldoen de verleners van luchtvaartnavigatiediensten al aan deze plicht. In het voorgestelde artikel 5.17 van de Wet luchtvaart wordt deze plicht geformaliseerd.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W09.07 0213/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In het voorgestelde artikel 2.8a, derde lid, «een wijziging richtlijn nr. 2006/26/EG» vervangen door: een wijziging van richtlijn nr. 2006/23/EG.

– In artikel II «afgegeven overeenstemming de» vervangen door: afgegeven in overeenstemming met de.

– In de toelichting vermelden dat de lidstaten van de Europese Unie, de EER en Zwitserland, voor zover zij in overeenstemming met de richtlijn een vergunning verlenen, in de ministeriële regeling op grond van de artikelen 2.8 en 2.9 van de Wet luchtvaart, zullen worden opgenomen.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel O, van de memorie van toelichting.

Naar boven