nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2007
Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer inzake «Aanbestedingsbeleid
Ministerie van BZK en KLPD» heeft u om nadere informatie verzocht. In
uw brief, gedateerd 27 september 2007 met kenmerk 07-BZK-B-043, heeft
u onderstaande vragen geformuleerd.
1. Hoe is deze aanbesteding tot stand gekomen;
2. Zijn er lessen geleerd uit de problemen bij de uitvoering van het vorige
contract;
3. Huidige stand van zaken.
Allereerst wil ik benadrukken dat zowel het proces als de procedure omtrent
de vorige aanbesteding volgens de geldende aanbestedingsregels zijn verlopen.
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op
21 april 2005 verzocht «een financial audit» te laten opstellen
door de departementale Auditdienst, in het bijzonder over de naleving van
de aanbestedingsregels. Dit onderzoek is uitgevoerd. Het rapport is u op 29 juni
2005 vertrouwelijk toegezonden. De Auditdienst heeft het onderzoek in overeenstemming
met de geldende richtlijnen voor departementale accountantdiensten uitgevoerd.
Het onderzoek heeft zich gericht op het traject vanaf behoeftestelling tot
het opstellen van het contract. Daarnaast zijn de onderwerpen integriteit,
projectinrichting en de dossiervorming daarbij betrokken. De conclusie van
de Auditdienst was: «het proces van aanbesteding van de helikopters
ten behoeve van het KLPD heeft voldaan aan de geldende wet- en regelgeving
en is overigens voldoende ordelijk verlopen».
Op 31 oktober jl. heeft de rechtbank vonnis gewezen in de zaak die
de Staat had aangespannen tegen de contractant. De Staat had daarin twee maal
de contractuele boete geëist voor een bedrag van € 11,7 miljoen.
De Rechtbank heeft de vordering tot betaling van de eerste boete toegewezen
tot een bedrag van € 4 931 640,–, te vermeerderen
met de wettelijke rente die verschuldigd is tot aan de dag der
algehele voldoening. Niet toegewezen is het stukje boete dat was berekend
over de BTW op de helikopters.
De vordering tot betaling van de tweede boete is afgewezen, vanwege het
gegeven dat de Staat de overeenkomst heeft ontbonden, met als gevolg dat de
boete haar strekking, te weten een prikkel tot nakoming, en mitsdien haar
werking zou hebben verloren.
De Rechtbank volgt de Staat echter in zijn subsidiaire vordering, die
inhoudt dat voor zover de tweede boete niet verschuldigd zou zijn, de schade
moet worden vergoed die de Staat heeft geleden als gevolg van de tekortkoming
van HeliFly en als gevolg van de ontbinding van de Opdrachtovereenkomst, voor
zover deze het bedrag van de boete te boven gaat. Deze schade wordt toegewezen «nader
op te maken bij staat». Dit betekent dat in een nieuwe procedure vergoeding
van de geleden schade moet worden gevorderd.
Met de toewijzing staat de aansprakelijkheid van de contractant vast en
zal de nog op te starten procedure dus enkel en alleen betrekking hebben op
de bepaling van de hoogte van de door HeliFly en RDM Holding aan de Staat
te betalen schadevergoeding.
De conclusie van de Auditdienst van mijn departement tezamen met de uitspraak
van de rechtbank maken mij duidelijk dat het departement in het gehele helikoptertraject
rechtmatig en zorgvuldig heeft gehandeld en dat van grote te leren lessen
geen sprake is. Wel proberen het departement en het KLPD natuurlijk voortdurend
te leren van opgedane ervaringen. Voor dit traject bleken continue geborgde
materiedeskundigheid bij de contractant en fabrikant en de gerichte inzet
van zeer specifieke externe deskundigheid van groot belang.
Voor het nieuwe helikoptertraject is nadrukkelijk bezien of de fabrikanten
beschikken over materiedeskundigheid en ervaring en of deze is geborgd. De
uitgangsbeginselen van een Europese aanbesteding blijven echter transparantie
in de gemeenschappelijke markt, non-discriminatoir aanbestedingsgedrag en
vergroting van de mededinging op de markt. Dit betekent dat geen enkele helikopterfabrikant
op voorhand mocht worden uitgesloten, dus ook niet de fabrikant van het ontbonden
contract. Het betekent ook dat het steeds zwaarder stellen van de eisen aan
deskundigheid en de borging hiervan, de al kleine helikoptermarkt verder deed
verkleinen.
Het onverhoopt toch in de (financiële) problemen komen van een contractant
of fabrikant en de consequenties hiervan voor de uitvoering van een contract
zijn in een aanbesteding niet volledig te voorkomen.
In het voorbereidingstraject is ook nu gebruik gemaakt van specifieke
externe deskundigheid voor advies en/of contra-expertise op de terreinen techniek,
Aanbestedingsrecht, Lucht en Ruimtevaart wet- en regelgeving, Financiële
wet- en regelgeving als ook op het juridische terrein. Bij de nieuwe aanbesteding
van het Korps landelijke politiediensten is het departement ook zelf nauwer
betrokken.
Gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen heeft het Kabinet op grond
van het rapport «Herinrichting van het stelsel van speciale eenheden»
van 25 mei 2004 besloten tot de oprichting van de Dienst Specialistische
Interventie (DSI) bij het KLPD. De DSI maakt ondermeer ook gebruik van luchtondersteuning.
Bij de voorbereiding van de aanbesteding helikopters is daarom ook bezien
welke functionaliteiten voor de DSI benodigd waren. Dit heeft geleid tot een
gewijzigde behoeftestelling van 6 kleine en 2 grotere helikopters.
Na deze gewijzigde behoeftestelling en met de ervaringen opgedaan in het
eerste traject is een nieuwe aanbesteding gestart. Na beoordeling van de ingediende
offertes heeft in juli 2007 een voorlopige gunning plaatsgevonden van beide
percelen. Momenteel vinden contractbesprekingen plaats. Naar verwachting zullen
beide contracten voor het jaareinde zijn ondertekend.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst