31 202
Staat van de Europese Unie 2007–2008

31 200 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zake ne Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2008

nr. 28
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2008

In de brief van 3 juni 2008 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mijn aandacht gevraagd voor de mogelijke voorbereidingen die de Europese Commissie zou treffen voor een ingebrekestelling van Nederland omdat kennelijk de wijziging van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europese Parlement van 2003 niet op de juiste wijze in Nederlandse regelgeving is omgezet. Het gaat daarbij om het uitsluiten van het dubbelmandaat en het tijdstip van bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen.

Beide vraagstukken zijn in het verleden reeds in de brief waarmee het Verdrag aan de Kamer ter goedkeuring (Kamerstukken 2002–2003, 29 022, nr. 1) is aangeboden en in de wijziging van de Kieswet (Kamerstukken 2002–2003, 28 991, nr 3) die daarop volgde, uitvoerig aan de orde geweest.

Over het dubbelmandaat is in deze brief het volgende opgemerkt:

«De vraag die zich voordoet, is of de uitsluiting van het dubbelmandaat ook gevolgen zou moeten hebben voor Nederlandse regelgeving, meer in het bijzonder de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement. Dit is niet het geval. Het Europees parlement beoordeelt bij het onderzoek naar de geloofsbrieven van de nieuw gekozen leden, of de leden een op grond van de Akte met het lidmaatschap onverenigbare functie vervullen. Het huidige artikel 6, tweede lid, dat inhoudelijk niet wordt gewijzigd, geeft lidstaten de ruimte de incompatibiliteiten vast te stellen die op nationaal niveau van toepassing zijn. In Nederland zijn de nationale incompatibiliteiten opgenomen in de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en het Europees Parlement. In deze wet zijn de incompatibiliteiten uit de Akte niet opgenomen. De Tweede Kamer, die is belast met het onderzoek van de geloofsbrieven van de in Nederland benoemde leden van het Europees parlement, beoordeelt op grond van artikel Y25, eerste lid, van de Kieswet of de benoemde op grond van de nationale bepalingen als lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten. Het is vervolgens aan het Europees Parlement om op grond van het huidige artikel 11 (na vernummering artikel 12) te beslissen of de toelating ook op grond van de Europese bepalingen mogelijk is. Dat het niet nodig is op nationaal niveau de incompatibiliteiten van de Akte geheel of gedeeltelijk op te nemen, wordt helderder dan thans tot uitdrukking gebracht door de in artikel 1, zevende lid onder c, opgenomen vervanging van het begrip «vaststellen» in het huidige artikel 6, tweede lid (het nieuwe artikel 7, derde lid) door het begrip«uitbreiden», Het gaat op nationaal niveau dus om andere, extra incompatibiliteiten.»1

Over het tijdstip van bekendmaken van de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement is in de eerdergenoemde brief het volgende opgenomen: «Artikel 1, negende lid, onder b, wijzigt het tweede lid van het huidige artikel 9 in die zin dat het voortaan uitsluitend nog verboden is de officiële uitslag bekend te maken voordat in de gehele Unie de stembussen zijn gesloten (in de praktijk zondagavond). Onder de huidige Akte is het formeel verboden met het tellen van de stemmen te beginnen voor sluiting van de laatste stembussen in de Unie. [...] Het voornemen bestaat gebruik te maken van de mogelijkheid die de gewijzigde Akte biedt, om weliswaar de officiële uitslag pas na beëindiging van de stemming bekend te maken, maar onderliggende resultaten wel eerder bekend te maken. Dat betekent dat het gemeenten na wijziging van de Kieswet vrij zal staan een verkiezingsavond te beleggen op de dag van de stemming en gegevens aan de pers te verstrekken. Het centraal stembureau (de Kiesraad) stelt vervolgens de officiële uitslag vast en maakt deze pas bekend nadat de stemming in de hele Europese Unie is beëindigd».2 De wijziging van de Kieswet om dit mogelijk te maken, is nog voor de verkiezingen van 2004 geïmplementeerd.

Voorafgaande aan de Europese verkiezingen van 2004 heeft de Europese Commissie een brief aan alle lidstaten gestuurd met het verzoek de officiële resultaten van de verkiezingen niet bekend te maken vóór sluiting van de stembussen in alle lidstaten. De Commissie stipte daarbij aan dat zij daar ook onder verstaat voorlopige uitslagen en deeluitslagen. In dezelfde brief erkende de Commissie dat er verschillen bestaan in de teksten van de Akte op dit punt in de verschillende talen. De Commissie wijst in die brief ook op het doel van de regeling, namelijk het garanderen van vrije verkiezingen, waarbij de kiezers in de lidstaten die nog moeten stemmen niet beïnvloed kunnen worden door de uitslagen elders. De wijziging in de Akte is volgens de brief van de Commissie dan ook slechts bedoeld om het eerder tellen van de stemmen mogelijk te maken. Voor uw informatie wijs ik er verder op dat in slechts 6 lidstaten in 2004 niet op de laatste dag van de verkiezingsperiode (te weten de zondag) werd gestemd.3

De regering onderschrijft de destijds ingenomen standpunten nog steeds volledig. Tot op heden is uit contacten met ambtenaren van de Europese Commissie over de interpretatie van de bepaling over het dubbelmandaat niet gebleken dat de Nederlandse interpretatie niet correct is. Mogelijk is op dit punt bij de Commissie verwarring ontstaan door de met enige regelmaat terugkerende discussie in Nederland over de wenselijkheid van het weer invoeren van de mogelijkheid van een dubbelmandaat.

Over de kwestie van het tijdstip van bekendmaken van de uitslag is een aantal maal informeel contact geweest tussen ambtenaren van de Europese Commissie en Nederlandse ambtenaren. Daarbij is het officiële Nederlandse standpunt, zoals dat in de eerder genoemde brief aan de Kamer is gemeld, uitgedragen. Ik kan niet overzien of de Commissie zal volharden in haar visie en een inbreukprocedure zal starten.

Vooralsnog ben ik daarom niet voornemens over te gaan tot aanpassing van de regelgeving. Ik hecht met het oog op de aandacht van kiezers en media voor de verkiezing van het Europees Parlement aan de mogelijkheid om deze gegevens op de dag van de verkiezingen op gemeentelijk niveau bekend te maken en aan de pers te verstrekken.

Resumerend kom ik tot de conclusie dat er geen aanleiding bestaat om de aanhangige wetsvoorstellen, Kamerstukken 31 115 inzake technische aanpassingen en Kamerstukken 31 392 inzake het kiesrecht van Nederlanders op de Nederlandse Antillen en Aruba, voor het Europees Parlement in relatie hiermee aan te houden.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Kamerstukken, 2002–2003, 29 022, nr. 1, p. 5.

XNoot
2

Kamerstukken 2002–2003, 29 022, nr. 1, p. 6.

XNoot
3

Nederland en het Verenigd Koninkrijk op donderdag, Ierland en Tsjechië op vrijdag en zaterdag, Letland en Malta op zaterdag.

Naar boven