31 200 XVII
Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII)voor het jaar 2008

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juli 2008

Op 11 maart 2008 werden naar aanleiding van een artikel in AD-Rotterdam «baby’s zonder identiteit» in de Tweede Kamer tijdens het vragenuurtje aan mijn ambtgenoot voor Jeugd en Gezin en aan mij vragen gesteld (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 61, blz. 4301–4304). In het artikel wordt gesteld dat in de gemeente Rotterdam zich een stijging voordoet van het aantal gevallen waarin de geboorteaangifte niet plaatsvindt binnen de wettelijke termijn van drie dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.

Het Kamerlid Sterk (CDA) en enkele andere leden van Uw Kamer hebben vanuit hun bezorgdheid over het welzijn van de baby’s gevraagd of deze ontwikkeling zich ook voordoet in andere gemeenten.

Zoals ik toen aangaf, bleek uit navraag bij de gemeente Rotterdam dat het slechts om een gering aantal tardieve geboorteaangiften gaat, namelijk 9 gevallen in 2007 betreffende geboorten die plaatsvonden in de periode van 1997–2005 op een totaal van geboorteaangiften in Rotterdam in 2007 van 8715.

Ik heb toegezegd contact op te nemen met het College van procureurs-generaal en nadere informatie in te winnen bij andere gemeenten.

Blijkens gegevens van het Openbaar Ministerie is het aantal tardieve geboorteaangiften op landelijke basis zeer gering en wordt er geen stijging gesignaleerd in de afgelopen jaren.

Om aan gemeentezijde een goed beeld te krijgen, is navraag gedaan bij een aantal gemeenten van verschillende grootte en verspreid over het gehele land.

Uit de reacties van de gemeenten komt een homogeen beeld naar voren. Tardieve geboorteaangiften blijken in het gehele land zelden voor te komen.

Als er sprake is van overschrijding van de wettelijke aangiftetermijn van drie dagen, dan betreft het een overschrijding van enkele dagen. De reden hiervoor lijkt gelegen te zijn in het feit dat in het buitenland de aangiftetermijn in het algemeen langer is, waardoor de burger er incidenteel van uitgaat dat dat ook in Nederland het geval zal zijn. Slechts in enkele gevallen betreft het een ruimere overschrijding van de aangiftetermijn. Het betreft dan gevallen waarin bijzondere omstandigheden een rol spelen.

Er wordt door gemeenten geen stijging van het aantal tardieve geboorteaangiften gesignaleerd in de afgelopen jaren.

Verder blijkt uit de ontvangen reacties dat gemeenten het Openbaar Ministerie plegen te informeren bij tardieve geboorteaangiften. Het Openbaar Ministerie kan dan een nader onderzoek instellen.

Vanwege het geringe aantal tardieve geboorteaangiften wordt noch door het Openbaar Ministerie noch door gemeenten systematisch bijgehouden om welke aantallen het gaat.

Gelet op het voorgaande kom ik tot de conclusie dat er geen reden is om nader onderzoek te verrichten of nadere maatregelen te treffen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven