nr. 99
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2008
Met mijn brief van 6 maart 2008, vw08000225, heb ik toegezegd u nader
te informeren over de benodigde aanpassingen van de regelgeving (waaronder
het Arbeidstijdenbesluit) aan de inwerkingtreding op 16 juli 2008 van
het onderdeel werk- en rusttijden luchtvaart (subpart Q) van EU-OPS. Mede
namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voldoe ik met deze
brief aan die toezegging.
Als bijlage bij deze brief treft u de betreffende ministeriële regeling
aan1. Ook heb ik toegevoegd het advies van de
door mij terzake ingestelde adviescommissie, als ook het resultaat van een
door TNO uitgevoerd onderzoek, waarop de adviescommissie zich mede heeft gebaseerd.
In de regelgeving in het kader van EU-OPS wordt niet alles op Europees
niveau vastgelegd, maar is aanvulling met nationaal beleid voorzien. Dit geldt
in het bijzonder voor het zogenoemde »subpart Q» van EU-OPS, waarin
o.a. werk- en rusttijden van cockpit- en cabinepersoneel worden geregeld.
Ten behoeve van de tot stand te brengen regelgeving heb ik mij allereerst
laten adviseren door een adviescommissie, bestaande uit vertegenwoordigers
van de luchtvaartmaatschappijen en van representatieve organisaties van cockpit-
en cabinepersoneel, aangevuld met drie onafhankelijke deskundigen. Ten behoeve
van het werk van de commissie heeft daarnaast TNO een in mijn opdracht uitgevoerde
wetenschappelijke achtergrondstudie uitgebracht. Tenslotte heb ik inzicht
verworven in de (invulling van de) regelgeving door landen die in het kader
van het verzekeren van een level playing field voor onze luchtvaartmaatschappijen
relevant zijn. Voor mijn besluit was bovendien nog van belang dat EU-OPS binnen
enkele jaren zal worden opgevolgd door een volledig geharmoniseerde regeling
in EASA-OPS.
De adviescommissie heeft zeer goed werk verricht, waardoor op de meeste
onderdelen van subpart Q van EU-OPS waarop de lidstaten zelf bevoegd zijn,
overeenstemming is bereikt. Op enkele onderdelen, waar het gaat om verlenging
van de vliegdienstperiode bij een bepaalde rustperiode en -gelegenheid
tijdens de vlucht, is binnen de commissie geen overeenstemming bereikt en
heeft de commissie mij een meerderheids- en een minderheidsstandpunt aangeboden.
Het minderheidsstandpunt, verwoord door de vakorganisaties van vliegers en
cabinepersoneel, kenmerkte zich door krappere marges bij het verlengen van
vliegwerktijd bij een bepaalde rustperiode en -gelegenheid aan boord.
Alles in aanmerking nemende heb ik er voor gekozen de adviescommissie
te volgen waar zij unaniem is in haar adviezen; daaronder valt bijvoorbeeld
het handhaven van de bestaande driedeling in rustgelegenheid aan boord. Daarnaast
heb ik mij voor wat betreft de verlenging van het aantal vlieguren gebaseerd
op het meerderheidsadvies van de adviescommissie, aangevuld met enkele aanvullende
veiligheidsvoorwaarden.
Ik heb de overtuiging dat met deze keuzes goed wordt aangesloten bij het
veiligheidsniveau in de andere relevante landen. Daarmee wordt naast een hoog
niveau van veiligheid ook het level playing field gewaarborgd. Ik hecht eraan
te stellen dat in de nieuwe regeling ten opzichte van de oude geen sprake
is van verlenging van de bestaande werk- en rusttijden. Het tegendeel is het
geval. De nieuwe regeling is restrictiever. De regeling beoogt qua veiligheid
een bodem te leggen waaraan alle luchtvaartmaatschappijen moeten voldoen.
Uiteraard staat het elke maatschappij vrij nog restrictiever te zijn, bijvoorbeeld
omdat specifieke operaties daar aanleiding toe geven, Afspraken daarover zijn
niet aan de overheid, maar aan partijen binnen de betreffende maatschappijen.
Samenvattend kan ik dan ook stellen dat het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit
Vervoer, dat nader is uitgewerkt in een nieuwe Regeling werk- en rusttijden
luchtvaart, meer veiligheidswaarborgen biedt dan de vorige, aansluit op het
veiligheidsniveau dat de buitenlandse regelingen beogen en beantwoordt aan
de veiligheidsdoelstellingen van EU-OPS.
Tot slot nog het volgende.
Om de luchtvaartmaatschappijen meer tijd te geven om zich voor te bereiden
op de nieuwe regeling hebben zij een ontheffing gekregen tot aan het begin
van het winterseizoen 2008–2009. Tot dan blijft de bestaande nationale
regeling gelden.
Deze ontheffing is conform de voorschriften van EU-OPS aangemeld bij de
Europese Commissie.
De nieuwe regeling zal medio volgend jaar worden geëvalueerd en kan
dan indien daartoe aanleiding bestaat worden aangepast.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings