nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2008
Hierbij geef ik aan hoe ik uitvoering zal geven aan de door uw Kamer aangenomen
motie over de rol van het College van Rijksadviseurs in het ruimtelijk beleid
(31 200 XI, nr. 23).
Het kabinet deelt de mening dat het culturele aspect in de ruimtelijke
ontwikkeling een grotere rol zal moeten gaan spelen. Minister Plasterk en
ik komen in overleg en samenwerking met andere bewindspersonen voor de zomer
van 2008 met een Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp, waarin er nadrukkelijk
een koppeling wordt gelegd tussen het culturele aspect en de ruimtelijke ontwikkeling.
Dit is één van de activiteiten die zal moeten bijdragen aan
het borgen van de kwaliteit van ruimte in planvorming, uitvoering, onderhoud
en beheer van projecten: één van mijn prioriteiten binnen het
programma Mooi Nederland. Het College van Rijksadviseurs vervult hierbij haar
onafhankelijke adviserende rol.
De rijksbouwmeester en rijksadviseurs brengen in eerste instantie gevraagd
of ongevraagd adviezen uit aan de betrokken minister. Daarnaast werken zij
samen in een College van Rijksadviseurs. Het College van Rijksadviseurs bestaat
uit Rijksbouwmeester Mels Crouwel en drie rijksadviseurs: Dirk Sijmons voor
het landschap, Fons Asselbergs voor het cultureel erfgoed en Jan Brouwer voor
de infrastructuur. De focus van het College ligt op het aansturen en stimuleren
van ontwerpend onderzoek en ontwerp, op de borging van kwaliteit en op het
verbeteren van het opdrachtgeverschap van de overheid. Het College is vanaf 1 januari
2004 werkzaam en adviseert het Rijk sindsdien over diverse ruimtelijke inrichtingsvraagstukken,
zoals het Routeontwerp, plaatsing van windturbines, toekomst van de Rijksbufferzones,
Almere Pampus, hoogbouw in Nederland, megastallen en meervoudig ruimtegebruik.
In 2008 zullen zowel een nieuwe rijksbouwmeester als drie rijksadviseurs
voor een nieuwe periode worden aangesteld. Ook voor de komende periode ben
ik, evenals mijn collega bewindslieden van LNV, V&W en OCW,
van plan intensief gebruik te maken van de diensten van het CRA. Voor deze
volgende periode wordt onder verantwoordelijkheid van alle betrokken bewindslieden
een gemeenschappelijk werkprogramma opgesteld, op grond van gemeenschappelijke
criteria voor de selectie van projecten die in aanmerking komen voor advisering.
Het CRA neemt deel aan het interdepartementaal overleg van de Directeuren
Generaal over de ruimtelijke ordening, indien de agenda daar aanleiding toe
geeft.
Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat de rol van het CRA in de
Ruimtelijke Ordening voldoende is geborgd. Deze reactie is tot stand is gekomen
in overleg met het CRA. Het CRA kan zich vinden in deze reactie.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer