nr. 208
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2008
Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) de nieuwe editie van het jaarlijkse rapport Education at a Glance.1 Dit rapport bevat een internationale vergelijking van
onderwijsstelsels in de OESO-landen op basis van een breed scala aan statistische
gegevens en indicatoren.
Naast het rapport Education at a Glance 2008 bied ik u hierbij tevens
een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgestelde samenvatting
van het OESO-rapport aan.1 Deze samenvatting toont
de belangrijkste karakteristieken en prestaties van het Nederlandse onderwijsstelsel
in een internationaal perspectief, waarin de voor Nederland meest relevante
indicatoren worden uitgelicht en afgezet tegen een aantal referentielanden.
Enige opvallende beelden Education at a Glance 2008
Uitgaven aan onderwijs
Het aandeel publieke uitgaven aan onderwijs op de totale publieke uitgaven
is in Nederland toegenomen van 8,9% in 1995 tot 11,5% in 2005.
Ook in de komende periode zal het kabinet blijven investeren in onderwijs.
Voorts zijn in de periode 2000–2005 de publieke en private uitgaven
aan onderwijsinstellingen per leerling in het primair en secundair onderwijs
in Nederland gestegen. De uitgaven per leerling in het primair onderwijs liggen
inmiddels boven het OESO- en EU-gemiddelde.
Prestaties van leerlingen
Nederlandse leerlingen presteren in internationaal perspectief goed. Zo
blijkt uit het driejaarlijks PISA onderzoek (Programme for International Student
Assessment) dat de Nederlandse leerlingen in 2006 tot de top van Europa behoren
wat betreft leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen.
Hoewel Nederlandse leerlingen goed scoren, zijn de prestaties op de onderdelen
leesvaardigheid en wiskunde iets gedaald ten opzichte van 2003. Ook dit beeld
rechtvaardigt de inzet van het kabinet in extra aandacht voor rekenen en taal.
In Education at a Glance 2008 worden alleen de PISA resultaten uit 2006 op
het terrein van de natuurwetenschappen getoond, voor de volledigheid zijn
in de bijgevoegde samenvatting ook de resultaten op de onderdelen wiskunde
en leesvaardigheid opgenomen.
Emancipatie
In vrijwel alle landen doen meisjes het goed in het onderwijs. Uit het
PISA onderzoek blijkt dat meisjes beter scoren in taal en het herkennen van
natuurwetenschappelijke problemen. Jongens zijn beter in wiskunde en weten
natuurkundige problemen beter te verklaren dan meisjes. Het totaal aantal
afgestudeerden in bèta/techniek in onze bevolking, met name onder vrouwen,
is in internationaal perspectief nog steeds erg laag. Hier is dus blijvende
aandacht voor nodig.
Deelname aan onderwijs
Nederland kent een hoge deelname van jongeren aan het onderwijs. In Nederland
is het aandeel 20–24 jarigen dat deelneemt aan onderwijs ruim 50%.
Dit is hoger dan het OESO-gemiddelde van 40% en EU-gemiddelde van 42%.
Voorts bedraagt in Nederland het aandeel 20–24 jarigen dat geen onderwijs
volgt en niet werkzaam is 2,1%. Dit is zeer laag in vergelijking met
het OESO en EU-gemiddelde (OESO: 7,3% en EU: 8,1%) en de ons
omringende landen.
Education at a Glance is het meest volledige internationale vergelijkingsdocument
op het terrein van onderwijs dat beschikbaar is. Desalniettemin is enige voorzichtigheid
geboden bij de interpretatie van de gepresenteerde cijfers. Ten eerste zijn
onderwijssystemen tussen landen dusdanig verschillend dat een exacte vergelijking
binnen het onderwijs lastig is. Ten tweede bevat Education at a Glance gegevens
op basis van cijfers uit 2005 en 2006. Hierdoor geven deze gegevens geen recent
beeld van het huidige beleid. Ten derde is Education at a Glance slechts één
van de bronnen; om een meer volledig beeld te krijgen is het nodig ook andere
bronnen in beschouwing te nemen. Bovendien worden, zoals bekend, onderwijsprestaties
mede bepaald door factoren die zich niet in cijfers laten uitdrukken.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk