nr. 191
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2008
Tijdens het algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie op 13 februari
2008 over het beleidskader overdracht tenuitvoerlegging buitenlandse strafvonnissen
(31 200 VI, nr. 30) heb ik uw Kamer toegezegd nadere mededeling
te zullen doen met betrekking tot het wijzigen van de Wots op het punt van
het daarin opgenomen verdragsvereiste (31 200 VI, nr. 115).
Hiermee informeer ik u terzake nader.
Zoals in het beleidskader is aangekondigd, heb ik alle niet-verdragslanden
waar Nederlanders gedetineerd zijn via de Nederlandse ambassades benaderd
met de volgende vragen:
A. Is overdracht van gedetineerden naar Nederland mogelijk zonder verdragsbasis?
Zo ja, welke voorwaarden zijn daaraan verbonden?
B. Zo nee, is het land bereid om toe te treden tot het Verdrag inzake
de overbrenging van gevonniste personen (Vogp)?
C. Wanneer landen om hun moverende redenen niet wensen toe te treden tot
het Vogp, zal Nederland voorstellen een bilateraal Wots-verdrag met Nederland
te overwegen en daartoe een tekstvoorstel doen.
In totaal betreft dit 41 landen. Aan deze landen zijn bovenstaande vragen
voorgelegd door de Nederlandse ambassades ter plaatse.
Ondanks herhaald rappel door mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken is
nog maar van weinig landen een inhoudelijke reactie gekomen. Dat heeft deels
te maken met de zomerperiode, waardoor de bevoegde autoriteiten niet altijd
goed bereikbaar waren, deels ook met de vragen zelf: veel landen hebben daar
geen pasklaar antwoord op en moeten zich intern beraden.
Dit te geringe aantal inhoudelijke reacties betekent dat ik nog onvoldoende
informatie heb om een standpunt te kunnen innemen over de vraag of de Wots
moet worden gewijzigd. Ik ga ervan uit dat de meeste landen dit
najaar tot een inhoudelijke reactie zullen komen, zodat ik na het Kerstreces
nadere mededeling zal kunnen doen aan uw Kamer.
Wel kan ik u meedelen dat de onderhandelingen over een bilateraal Wots-verdrag
met Brazilië reeds een aanvang hebben genomen.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin