31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008

nr. 101
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 januari 2008

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 31 oktober 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief d.d. 14 december 2006 inzake de kabinetsreactie op de Evaluatie van de partiële wijziging in de zedelijkheidswetgeving en de toekomstige bestrijding van kinderpornografie op het internet (30 800-VI, nr. 37);

– de brief d.d. 16 juli 2007 inzake vragen en antwoorden op commissievragen over bovengenoemde brief (30 800-VI, nr. 120);

– de reactie van de minister van Justitie van 3 oktober 2007 op het rapport «Wat we niet zien, dat is er niet» van Terre des Hommes over de vervolging van kindersekstoeristen (31 200 VI, nr. 7H);

– de brief van de minister van Justitie van 3 oktober 2007 over de uitvoering van de motie-Arib c.s. over een onderzoek naar de aard en omvang van seksueel misbruik van kinderen van Marokkaanse afkomst (31 200 VI, nr. 6).

Dit overleg is een vervolg op het algemeen overleg over kinderporno van 4 oktober 2007 en de plenaire behandeling daarvan op 6 november 2007.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Gerkens (SP) concludeert dat de toonzetting van de Kamer van afwachtend is overgegaan in strijdbaar. Zij hoopt dat ook terug te zien in het beleid van de minister.

Wordt bij de strafbaarstelling van het kijken naar kinderporno het kijken op afstand of het kijken na betaling strafbaar? De bewijslast is niet moeilijk, want ook kijken op afstand laat sporen na op de computer. Een goede digitale rechercheur kan die eruit halen.

Onlangs is een man die zes minderjarige kinderen had aangerand, door de rechter op vrije voeten gesteld omdat zijn persoonlijk belang zou gelden boven het belang van de kinderen. Rechters lijken soms niet te beseffen wat de impact van een misdrijf, dus ook van kinderporno, op kleine kinderen is. Hoe wil de minister bevorderen dat rechters een deel van het materiaal inzien? Wat gaat hij doen om de kennis bij het justitiële apparaat op dit gebied te vergroten?

Wordt er iets gedaan met de Financial Coalition Against Child Pornography? Gaat de minister met de financiële organisaties overleggen of de geldstromen die gemoeid zijn met kinderporno, gefrustreerd kunnen worden?

Er is veel ophef geweest over het blokkeren van websites, terwijl een feit is dat het gros van de providers zelf tot blokkeren overgaat als de procedure goed is geregeld. Het hoeft niet via ingewikkelde wetgeving te gebeuren, als hier wordt afgesproken dat een rechter of rechter-commissaris nog eens naar de lijst van de KLPD kijkt en als er een goede, gedegen en onafhankelijke klachtenprocedure is. Gaat de minister dit nu eindelijk regelen?

Er ligt een voorstel van de SP en rechercheur Hans Booij om bij porno op internet de pornobedrijven te laten aantonen dat de meisjes 18 zijn in plaats van het OM te laten bewijzen dat de meisjes jonger zijn. Het kan niet via de Prostitutiewet die uitgaat van regelingen op gemeentelijk niveau. Hoe wil de minister dit landelijk regelen?

Mevrouw Gerkens houdt vast aan haar verzoek om het bedrag voor het Meldpunt Kinderporno voor vier jaar vast te leggen in plaats van voor twee jaar, want in vier jaar kan er nog iets van beleid worden gemaakt.

Om het probleem van de kinderporno echt aan te pakken zal de politiek daar meer op moeten inzetten. Een geïntegreerde aanpak is nodig. Bij de aanpak van mensenhandel kan men ook kinderporno aanpakken, met een korpsmonitor en een rapporteur die jaarlijks rapporteert. Het is ook noodzakelijk om het nationaal plan van aanpak seksueel misbruik van kinderen te updaten en deze met een jaarlijkse voortgangsrapportage op de agenda van de Kamer te zetten.

Kan de minister de Kamer op de hoogte houden wat er gebeurt met de twee mannen van Nederlandse afkomst, die zijn opgepakt nadat zij kinderen in Jakarta hebben misbruikt?

Wat is de stand van zaken bij het overleg met de reissector over een code of conduct? Hoe staat het met het overleg met de KLM om filmpjes te vertonen op vluchten naar landen waar hiervoor aandacht moet worden gevraagd, zodat mensen weten dat zij niet altijd met meerderjarigen te maken hebben als zij worden verleid tot seks? Internationaal moet een signaal worden afgegeven dat niet wordt geaccepteerd dat mensen naar andere landen gaan om seks te hebben met kinderen. Mevrouw Gerkens stelt voor om een soort top 10 te maken van landen waar Nederlanders zich het meest schuldig maken aan seks met kinderen en in deze landen minimaal een, maar liever twee liaisonofficieren te stationeren om deze vorm van misbruik van kinderen beter te bestrijden.

De heer Teeven (VVD) constateert een Kamerbrede overeenstemming over het belang van het onderwerp.

Hoe wil de minister wetgeving op het gebied van kijken naar kinderporno handhaven? De capaciteit is beperkt en het opleiden van digitaal rechercheurs en het van elkaar leren door de korpsen zal enige tijd vragen. Met beperkte middelen moet veel worden gedaan. Het OM moet dus keuzen maken. Het zou jammer zijn als alleen de makkelijke zaken, het aanpakken van de consumenten, worden gedaan en de moeilijke zaken, het aanpakken van de producenten, blijven liggen. Hoe ziet de minister de prioriteitsstelling in dezen? Met de nieuwe wetgeving zijn meer strafbaarstellingen te verwachten, terwijl zeker aan het begin de capaciteit hetzelfde is. Ook bewijsrechtelijk kunnen er problemen zijn, want soms zal men heel indringend achter de voordeur van mensen moeten gaan kijken. Het is belangrijk dat de producenten worden aangepakt. Het tegengaan van seksueel misbruik van kinderen, ook in het buitenland, moet prioriteit krijgen.

Het benoemen van een landelijke rapporteur voor zedelijkheidswetgeving en kinderporno in combinatie met een korpsmonitor is een goed idee. De heer Teeven verwijst nog eens naar het korps Gelderland Zuid en het overnemen van best practices.

Op het punt van de voorbereidingshandelingen verwijst de minister naar jurisprudentie. Hij schrijft dat in een vroeger stadium opsporen en vervolgen een onbegaanbare weg is omdat artikel 46 gaat over misdrijven waarop gevangenisstraffen van acht jaar of meer zijn gesteld. Als dit wordt uitgebreid tot misdrijven waarvoor die acht jaar of meer niet geldt, kunnen ook voorbereidingshandelingen eronder vallen. Men kan meer liaisonofficieren in het buitenland stationeren, maar bij seksueel misbruik van kinderen in verre landen is het beter om de informatiepositie in Nederland te verbeteren, wanneer mensen nog niet vertrokken zijn. Is de minister bereid het artikel over voorbereidingshandelingen te wijzigen en met het Openbaar Ministerie en de politie te overleggen over de mogelijkheid om in een vroeg stadium de controlebevoegdheden op uitgaande reizigers naar bepaalde landen te gebruiken, als er aanwijzingen zijn dat zij zich aan deze criminaliteit schuldig maken?

In verband met het nemo-teneturbeginsel – kan een verdachte die beschikt over een wachtwoord van een computer gedwongen worden dat wachtwoord ter beschikking te stellen? – zijn een aantal voorbeelden genoemd van mogelijkheden dat verdachten meewerken. Er wordt verwezen naar het arrest Funke tegen Frankrijk uit 1993. De minister wil aan dat rechtsbeginsel niet voorbijgaan. De minister gaat in zijn antwoord wat gemakkelijk voorbij aan de vraag of de wetgeving zodanig kan worden gewijzigd dat er een verplichting tot meewerken is. Het kost de politie meer tijd om iets op te sporen als een verdachte nergens aan hoeft mee te werken. In principe hoeft een verdachte dat niet in het Nederlandse rechtsstelsel, maar er zijn wel uitzonderingen. Ziet de minister bij dit soort misdrijven meer mogelijkheden om daaraan medewerking te geven?

Ten slotte vindt de heer Teeven het beter dat het Meldpunt Kinderporno de garantie heeft dat het vier jaar kan functioneren.

Mevrouw Arib (PvdA) constateert dat er nog niet zo lang geleden, ook in de Kamer, geen brede consensus bestond over de noodzaak van onorthodoxe maatregelen om seksueel misbruik van kinderen tegen te gaan. Thans wordt het probleem onderkend en schuwt men niet langer harde maatregelen om kinderen tegen seksueel misbruik te beschermen.

Mevrouw Arib steunt de inzet van de minister om het bekijken van kinderporno op internet en grooming strafbaar te stellen. Haar fractie heeft eerder vragen gesteld over het bekijken van kinderporno naar aanleiding van een Zembla-uitzending, waaruit bleek dat ruim 30% van de mannen die via de computer naar kinderporno kijkt, in de praktijk ook overgaat tot misbruik van kinderen. Juristen zetten er vraagtekens bij, maar het is dweilen met de kraan open als alleen het bezit en niet het kijken strafbaar wordt gesteld. Wanneer wordt het wetsvoorstel waarin het bekijken van kinderporno en grooming strafbaar wordt gesteld, naar de Kamer gestuurd? Iedere inspanning die bijdraagt aan het beschermen van kinderen tegen de kinderporno-industrie moet van harte worden gesteund.

Mensen blijven de grens van het toelaatbare opzoeken, zeker op internet. Vereniging MARTIJN heeft onlangs een foto van prinses Amalia op haar website gezet, maar het kan van elk kind gebeuren. Aan de ene kant wordt geprobeerd een maatschappelijke norm te stellen dat seks met kinderen niet mag en worden allerlei maatregelen getroffen, maar aan de andere kant wordt seks met kinderen goed gepraat en worden foto’s van onschuldige kinderen op een website gezet. Hoe denkt de minister hierover?

Vervolgens is het merkwaardig dat iemand die een zedendelict heeft begaan en zijn straf heeft uitgezeten, ergens kan gaan wonen of werken waar zijn slachtoffers nog rondlopen, zonder dat de burgemeester daarvan in kennis wordt gesteld. Een burgemeester zou daarover best geïnformeerd kunnen worden; niet om iemand uit te sluiten, maar om tijdig zorg en hulp te kunnen bieden.

Het blijft ook merkwaardig dat in het onderwijs wel een verklaring omtrent gedrag (VOG) wordt gevraagd, maar dat dit in andere instellingen waar kinderen verblijven afhankelijk is van de directeur van de instelling. Steeds zijn er incidenten waarbij blijkt dat veel ellende had kunnen worden voorkomen, als men moeite had gedaan om iemands verleden te onderzoeken. Natuurlijk is het makkelijker om een VOG te vragen bij een instelling die statuten heeft en zelf werknemers aanneemt dan bij iemand die een zeilschool begint, maar het is belangrijk om te weten dat iemand zich eerder aan kinderen heeft vergrepen. In de praktijk blijkt het percentage recidive onder zedendelinquenten hoog te zijn. Uit onderzoeken blijkt dat een deel van de zedendelinquenten werk of vrijwilligerswerk zoekt dat met kinderen te maken heeft. De administratieve rompslomp blijkt in de praktijk ook minder erg te zijn dan men doet voorkomen. Misbruik van kinderen weegt echter veel zwaarder. Een verplichtstelling van een VOG zou beter zijn. Ouders moeten ervan kunnen uitgaan dat hun kinderen worden beschermd in de instelling waaraan zij zijn toevertrouwd. Overigens kan ook met een VOG misbruik nooit helemaal worden uitgesloten.

De invoering van een meldplicht seksueel misbruik binnen instellingen waar kinderen verblijven, is ook blijven liggen. Er is vaak over een meldcode gesproken. Bij jeugdzorg is dit aan de orde geweest. Bij de behandeling van de wetswijziging voor het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling in 2000 heeft mevrouw Arib een amendement ingediend om instellingen te verplichten seksueel misbruik van kinderen binnen instellingen door een hulpverlener of verzorger te melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Sinds de wetswijziging zijn er 0,0 meldingen gedaan. Ook hier geldt dat een dergelijke meldplicht wel bestaat voor het onderwijs, maar niet voor andere voorzieningen. Kan de minister hierop een reactie geven?

Mevrouw Arib is niet tevreden over de aanpak die de minister voor ogen heeft bij de bestrijding van sekstoerisme. Zij sluit zich aan bij de vragen van de heer Teeven hierover. Zij verwacht dat de minister inhoudelijk ingaat op het rapport van Terre des Hommes. Dat rapport gaat niet alleen over Cambodja, maar staat symbool voor alle landen waar armoede en ellende worden gebruikt om kinderen uit te buiten voor sekstoerisme.

De minister heeft ontkend dat kinderporno onbestraft blijft en dat zedendelinquenten vaak makkelijk wegkomen met een taakstraf. Wil hij in het onderzoek dat hij heeft aangekondigd, ook specifiek ingaan op zedendelinquenten en de mate waarin zij wegkomen met een taakstraf? Mevrouw Arib wil niet nu al zeggen dat er voor taakstraffen een drempel moet worden vastgesteld; zij wil de uitkomsten van het onderzoek afwachten.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) constateert dat de ondertekening van het verdrag op Lanzarote tot gevolg heeft gehad dat het onderwerp breed in de belangstelling is blijven staan tussen de eerste en tweede termijn. De kop in de NRC van 26 oktober 2007 «Pedo-ideologie voorbij, het kind heeft gewonnen» gaf de kentering het beste weer, niet alleen in het debat in Nederland maar ook in het debat in de Raad van Europa en erbuiten. Strafrechtsceptici zeggen daarentegen dat er geen behoefte is aan symboolwetgeving op dit gebied. De minister is niet iemand die met wetgeving komt die niet handhaafbaar is of die over een nacht ijs gaat. Iemand kan inderdaad misbruik maken van een gestolen creditcard, maar uiteindelijk is de eigenaar van de creditcard en van de computer verantwoordelijk voor wat ermee gebeurt. Kan de minister aangeven dat geen sprake is van symboolwetgeving?

Na de eerste termijn is gebleken dat meer internetproviders in Nederland zich willen houden aan een code. Hebben die internetproviders zich inmiddels ook bij de minister gemeld en zijn zij overgegaan tot blokkeren? Als de providers inderdaad hun verantwoordelijkheid nemen, is wetgeving misschien niet nodig. Als de providers voorschriften en regels nodig denken te hebben, is dat ook prima.

Weet de minister intussen of het bij het meldpunt dat subsidie van het Rijk krijgt, gaat om hetzelfde meldpunt en om dezelfde provider?

Hoe krijgt men ten slotte de expertise in alle politiekorpsen op een adequaat niveau? Een korpsmonitor is prachtig, als die er niet toe leidt dat iedereen elkaar de schuld geeft van wat er niet goed gaat in Nederland. Mevrouw De Pater wil echter dat er een aanjager komt, die de best practices en beschikbare expertise bij sommige korpsen implementeert bij alle korpsen.

De heer Van der Staaij (SGP) herhaalt zijn waardering voor de vooruitgang bij het bestrijden van seksueel misbruik van kinderen en kinderporno. Er is wel ongeduld over het tempo en zorg over de goede afstemming tussen politie en justitie, nationaal en internationaal. Het probleem blijkt ook steeds groter te worden. Het OM stelt ook vast dat het materiaal extremer en gewelddadiger wordt en de betrokken kinderen jonger. De kring van gebruikers, via internet, wordt groter en is lucratiever. Daardoor lopen weer meer kinderen het risico om slachtoffer te worden van kinderporno. Het blijft dus nodig om alle zeilen bij te zetten in de strijd tegen dit kwaad.

Daarnaast kunnen websites als die van de Vereniging MARTIJN en van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit een voedingsbodem bieden voor seks met kinderen. Magazines als die van MARTIJN worden ook in bibliotheken verspreid. De verspreiding van dit gedachtegoed moet zo veel mogelijk worden tegengegaan. Wordt er alles aan gedaan, niet alleen strafrechtelijk maar ook anderszins, om de verspreiding van dit gedachtegoed tegen te gaan?

Het verdrag van de Raad van Europa ter bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik, dat op 25 oktober is ondertekend, kan leiden tot wetswijzigingen om grooming, kinderlokkers en het via internet toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal aan te pakken. Valt ook het toegang verschaffen via gratis netwerken daaronder? In hoeverre leveren formuleringen als «zich bewust toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal» bewijsproblemen op? Kan hier een stap worden gezet of blijft er een restcategorie die ook met de nieuwe strafbaarstelling moeilijk kan worden aangepakt? Is de in het vorige overleg uitgesproken overweging van de minister om te komen tot een strafbaarstelling van het welbewust toegang verschaffen daadwerkelijk een voornemen geworden? In het verdrag is het optioneel en niet verplicht. Het wetsvoorstel is voor 2008 aangekondigd. Is dat 1 januari of 31 december 2008? De discussie over andere aanscherpingen kan dan ook worden voortgezet. Wellicht is er dan ook meer duidelijkheid over de proefprocessen die nog rond de virtuele kinderpornografie lopen, waar aarzelingen bestaan over de strafbaarstelling van niet levensechte virtuele kinderpornografie.

Er zijn nogal wat toezeggingen gedaan waarbij geen concrete datum is genoemd. Over kindersekstoerisme gaat de minister met de ministeries van BZK en voor OS overleggen. Hij zal nader berichten welke verbeteringen mogelijk zijn in het systeem van liaisonofficieren. Hij zal met OS bezien of bijstand kan worden verleend aan de Cambodjaanse autoriteiten. Eerder is gezegd dat meer werk wordt gemaakt van de versterkte multisectorale aanpak. Het zijn losse acties. Kan op dit belangrijke onderwerp een concreet plan van aanpak worden opgesteld, dat een samenhangend beeld oplevert?

Hetzelfde geldt voor het tekort aan digitale opsporingscapaciteit. Bekeken moet worden of extra sturing nodig is op de aanpak van de politie en het OM. Mede aan de hand van de inventarisatie wil de minister met het OM, de politie en BZK afspraken maken. De problemen worden erkend en de Kamer zal er meer over horen. Kan bij deze toezeggingen een datum worden aangegeven? Kan het oude nationale actieplan tegen seksueel misbruik worden geactualiseerd? Is met een samenhangende rapportage de strijd tegen het seksueel misbruik niet beter te voeren? De heer Van der Staaij sluit zich ook aan bij de opmerkingen van de andere woordvoerders op dit punt.

Het antwoord over het bestrijden van kinderpornografische afbeeldingen van 16- en 17-jarigen is nog niet helemaal duidelijk. Er wordt verwezen naar de beantwoording van eerdere vragen van mevrouw Gerkens. Kan dit actiever vervolgd worden?

Ten slotte wacht de heer Van der Staaij op de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij/Rouvoet over de technische mogelijkheden van filteren en blokkeren. Het is goed om daarover een grondig WODC-rapport te krijgen en om de mogelijkheden die er zijn, daadwerkelijk te benutten.

De heer Anker (ChristenUnie) sluit zich aan bij de laatste opmerking van de heer Van der Staaij. Hij verwijst naar zijn opmerking in eerste termijn over de eensgezindheid in de Kamer over de bestrijding van kinderporno en het actualiseren van het plan van aanpak. Laten alle suggesties, ook die over de VOG, worden meegenomen opdat er een compleet inzicht ontstaat van alle ideeën die mensen hebben om kinderporno te bestrijden. Laat er een goed plan van aanpak komen waarmee men de komende jaren verder kan.

Het antwoord over de aanpak bij de politie is teleurstellend. Het debat moet hier wel gevoerd blijven worden en de Kamer moet er goed bij betrokken blijven.

Naar aanleiding van vragen over de Vereniging MARTIJN en de oprichting van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit schrijft de minister dat er bijzondere aandacht blijft voor de activiteiten van een dergelijke partij. Het forum vormt echter een onfris grijs gebied. Er wordt niet direct gesproken over seksuele handelingen, maar er wordt veel gesuggereerd. Er wordt in bedekte termen gesproken over seks met kinderen, men deelt fantasieën met elkaar. Er wordt een link gelegd met seks met kinderen en informatie uitgewisseld waar men kinderporno kan vinden. De heer Anker heeft het idee dat dit forum een belangrijke schakel is in kinderporno in Nederland. Het gaat om het grijze gebied. Het is zoeken naar de grens wat wel en niet kan. Dat is heel lastig. Er moeten wegen worden gezocht om strafrechtelijk hiertegen op te treden. Welke mogelijkheden ziet de minister en welke bereidheid heeft hij om hiermee aan de slag te gaan?

De heer Anker sluit zich aan bij het voorstel van mevrouw De Pater en van het Meldpunt Kinderporno voor een landelijke aanjager of nationale coördinator, om er serieus werk van te maken en om een centraal aanspreeken adviespunt te hebben voor de bestrijding van kinderporno.

De minister ervaart het als zeer positief dat de betrokkenheid, de serieuze aandacht en de strijdbaarheid bij dit maatschappelijk belangrijke onderwerp aanzienlijk is toegenomen. Veertien jaar geleden kostte het nog veel moeite om een meerderheid te krijgen voor een simpele strafbaarstelling van het bezit van kinderporno.

De conferentie van de Raad van Europa, met de ondertekening van het verdrag, was een buitengewoon goede gelegenheid om een betekenisvolle stap te zetten in het grotere verband van de bij de Raad van Europa aangesloten staten. Natuurlijk zou het ook goed zijn voor de andere landen die op een of andere manier een rol spelen bij de winst en exploitatie. Hopelijk heeft de ondertekening ook dit effect. De reacties gaven ook herkenning en betrokkenheid te zien.

Met het oog op de handhaafbaarheid en het toepassen van trucs om aan vervolging te ontkomen, zou het natuurlijk beter zijn om zonder meer te kunnen optreden tegen alle vormen van communicatie waarin kinderporno een rol speelt. Er wordt echter met het verdrag een heel betekenisvolle stap gezet door de strafbaarstelling te richten op situaties waarin aantoonbaar is dat men zich bewust toegang heeft verschaft tot een website waarop zonder downloaden kinderporno kan worden bekeken. Met een simpele strafbaarstelling van het bekijken zou men het doel minder goed dienen. Het moet namelijk geen symboolwetgeving zijn, maar wetgeving die effectief handhaafbaar is. Daarvoor is nodig een duidelijke persoonsidentificerende bevestiging, door het verrichten van de betalingshandeling, dat men zich toegang heeft willen verschaffen tot de site waarop het zichtbaar is. Wat het gebruik van gestolen creditcards betreft, zijn creditcardfirma’s gelukkig zo alert om daar een stokje voor te steken zodra melding wordt gedaan van een gestolen creditcard. Het lijkt dus meer te gaan om symboolbezwaren dan om een serieuze tegenwerping tegen de wetgeving die de minister voor ogen staat. Hiermee houdt overigens het denken niet op. Als zich zinvolle en praktisch hanteerbare nieuwe mogelijkheden aandienen, zullen die natuurlijk erbij betrokken worden. Bij de rechtshandhaving moet men ook voortdurend alert zijn op ontwikkelingen aan de andere kant. Het voorstel is daarop ook een reactie. Er wordt nu niet meer gedacht over nieuwe wetgeving; er ligt een beleidsvoornemen om een wetsvoorstel in te dienen. De voorbereiding van het wetsvoorstel en de goedkeuringsprocedure voor het verdrag worden in gang gezet. Na de behandeling in de ministerraad wordt advies van de Raad van State gevraagd. Het lijkt realistisch om ervan uit te gaan dat het wetsvoorstel medio volgend jaar bij de Kamer kan liggen.

Het is uiteraard van groot belang dat de maatschappelijke betekenis van de verschijningsvormen van de misdaad, waaronder ook deze, goed doordringt tot degenen die worden opgeleid voor het rechterlijk ambt. Dit wil niet zeggen dat rechters nu tekortschieten op dit punt. Het is wel goed om met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak in verband met het opleidingsprogramma voor rechters te praten over de vraag of er andere vormen van maatschappelijke oriëntatie in moeten zitten dan de bestaande.

Een bijdrage gedurende twee jaar voor het Meldpunt Kinderporno geeft meer zekerheid dan een jaarlijkse discussie over de bijdrage. Er is echter meer overleg nodig dan dit om iets aan de meerjarencijfers van Justitie te kunnen veranderen. De minister staat niet negatief tegenover het verzoek om meer continuïteit voor het Meldpunt Kinderporno te bieden, maar wil daarbij ook de structuren van de overheid zelf betrekken. Het gaat om een goede taakverdeling tussen het meldpunt en dat wat de overheid doet.

Er zijn verschillen tussen de regio’s bij de inzet van de politie en de mate waarin zaken die het Korps landelijke politiediensten met zijn gespecialiseerde rechercheurs aanlevert, worden opgepakt. Het is een onderdeel van het project cybercrime, dat deel uitmaakt van het beleidsprogramma en meer in het bijzonder het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Het blijkt moeilijk te zijn om alle cijfers uit de systemen te halen. Het KLPD heeft intussen de cijfers over 2006 geleverd over de omvang van de inspanningen, zij het dat niet alle korpsen alle vragen van het KLDP hebben beantwoord. Het KLPD heeft 827 dossiers geleverd aan de regionale korpsen en aan de Koninklijke Marechaussee (KMar) over personen die betrokken zijn bij kinderpornografie. De regionale korpsen en de KMar hebben zelf 348 andere onderzoeken op basis van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht uitgevoerd. Deze zaken kwamen voort uit eigen onderzoek, aangiftes, bijvangsten van andere onderzoeken of meldingen van computerbedrijven. De regionale korpsen en de KMar hebben daarnaast nog 114 andere onderzoeken gedraaid op basis van de artikelen 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Uiteindelijk zal men hier misschien op 200 zaken uitkomen.

Van de door het KLPD aangeleverde 827 zaken moeten de 114 zaken die waren veranderd weer worden afgetrokken, zodat het KLPD dus 713 dossiers uit eigen opsporingsactiviteiten aan de regionale korpsen en de KMar heeft aangeleverd. Hiervan zijn 267 zaken niet opgepakt. Het zijn er overigens minder dan 267, omdat sommige korpsen dossiers samenvoegen als een verdachte in meer dan één zaak voorkomt. Een deel van de aangeleverde zaken heeft betrekking op één verdachte die meermalen door het KLPD in de meldingen is betrokken. Er blijven naar schatting 200 over in de werkvoorraad. Er is dus een gebrek aan aansluiting en te weinig capaciteit of prioriteit in het oppakken van die zaken.

De minister houdt zich beleidsmatig bezig met de vraag hoe dit komt. Het kan te maken hebben met concurrentie met andere zedenzaken of een gebrek aan digitale ondersteuning. Het kan ook te maken hebben met de prioritering en de beperkte capaciteit bij de recherche. De minister zou graag over de gehele linie meer recherchecapaciteit hebben, maar het was belangrijk om dit in beeld te brengen omdat het KLPD niet voor niets deze gerichte inspanning op het gebied van kinderporno doet. Beleidsmatig is het van belang om na te gaan hoe dit in de regionale structuur van de politie wordt opgepakt en doorwerkt. In de meerderheid van de gevallen wordt dus gelukkig wel strafrechtelijk opgetreden, maar nog niet over de gehele linie.

Het KLPD heeft verder 3300 dossiers overgedragen van buitenlanders die in Nederland in verband zijn gebracht met kinderpornografie, aan Europese en andere buitenlandse correspondenten. Het KLPD verleent ook hulp bij buitenlandse opsporingsactiviteiten.

Bekeken moet worden welke extra sturing nodig is bij de aanpak door de politie en het OM. De portefeuillehouder vanuit de Raad van Hoofdcommissarissen is met de korpschef KLPD een inventarisatie begonnen, die is gericht op het tot stand brengen van een programma ter verbetering van de politie-inzet op dit terrein. Aan het feit dat 200 zaken niet zijn opgepakt door de regiokorpsen moet iets worden gedaan. Het OM kent een zedenoverleg waaraan de officieren van justitie die met zedenzaken zijn belast, deelnemen. De minister zal het College van procureurs-generaal vragen om de cijfers te agenderen voor het verdere overleg tussen het Openbaar Ministerie en de afzonderlijke regionale korpsen. Daarnaast zal hij in het overleg met de korpsen dit onderwerp inbrengen. Het is van belang dat het College van procureurs-generaal dit punt bespreekt in het landelijke zedenoverleg. Als die 200 zaken zijn blijven liggen door gebrek aan capaciteit en verder perfecte prioriteiten zijn gesteld, is het beeld anders dan wanneer er onder die 200 dossiers zaken zijn die uit landelijk beleidsmatig perspectief voorrang hadden moeten krijgen. De aanpak van pedofiele netwerken waarin kinderporno circuleert en van sekstoerisme moeten tot de prioriteiten behoren. Er zijn zeker indicatoren voor de urgentie van de zaken te geven. Men moet ook achter de cijfers kijken. Dat betekent dat een inhoudelijke beoordeling moet plaatsvinden in de relatie OM-politie.

Het is niet te zeggen dat met een landelijk coördinerend officier die alle zaken bekijkt, het probleem is opgelost. Het KLPD heeft een centraal punt voor de aanlevering van zaken aan de regiokorpsen. De minister wil niet beweren dat vaststaat dat bij de vervolging van zaken in de regio de officieren van justitie in het arrondissement een verkeerde keuze maken. Er moet overigens wel een coördinatiestructuur zijn. Het is een verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal, portefeuillehouders en officieren van justitie die met zedenzaken zijn belast, te realiseren wat zowel de Kamer als de minister voor ogen staat.

De minister kan van de 827 dossiers niet kwantificeren of het dossiers zijn van mensen die kinderporno hebben gedownload, of dat het ook onderzoek is naar slachtoffers, daders en makers. Alles zit erbij. Het maakt ook verschil hoe de kwalitatieve analyse van de cijfers zich verhoudt tot de kwantitatieve.

Desgevraagd antwoordt de minister dat hij een brief naar de Kamer zal sturen wanneer hij informatie heeft die nog iets toevoegt aan de reeds meegedeelde informatie.

Over het blokkeren van websites is nog overleg gaande tussen de providers en het KLPD. De minister verwacht dat men spoedig tot een redelijk positieve afronding kan komen. Als het niet mogelijk is, zal het de eerder genoemde consequenties moeten hebben. De minister zal de Kamer hierover berichten zodra het overleg is afgerond.

Volgens het strafrechtelijk bewijsrecht moet het OM aannemelijk maken dat een afgebeelde persoon jonger is dan 18 jaar. De verdediging van de verdachte zal echter ook feiten en omstandigheden naar voren moeten brengen die erop wijzen dat de afgebeelde persoon 18 jaar of ouder is. In het strafrechtelijk bewijsrecht weegt de opstelling van de verdachte en van de verdediging ook op een bepaalde manier mee. Een algemene wijziging in het bewijsrecht zou zeer veel complicaties teweegbrengen. Op dit punt moet men dus maar uitgaan van de werkwijze en professionaliteit van het Openbaar Ministerie.

Bij tewerkstelling in de seksuele dienstverlening rust een verantwoordelijkheid op degene die een bordeel of escortbedrijf exploiteert, om zich te vergewissen van de leeftijd van de betrokkene. Het gaat daarbij niet om een omkering van de bewijslast, maar om een precisering van de verplichtingen die rusten op de betrokkene en dus de exploitant van het seksbedrijf.

De huidige wetgeving biedt geen aanknopingspunten voor het instellen van een plicht tot vergewissen van de leeftijd van de afgebeelde personen bij het produceren en verspreiden van pornografische afbeeldingen. Dat zou een heel andere benadering zijn van de wettelijke bepalingen in het Wetboek van Strafrecht. Het denken op dit punt moet echter niet stilstaan. De minister realiseert zich dat veel filmpjes op internet uit het buitenland, uit het Oostblok, afkomstig zijn. Er is dus ook een praktisch probleem bij het creëren van een leeftijdsidentificatiemoment respectievelijk controlemoment. De minister zal echter de mogelijkheden bekijken en erop ingaan in de reeds aan de Kamer toegezegde brief.

Op de vraag of er geen vervolgingsbeleid moet zijn dat is gericht op 16- en 17-jarigen, antwoordt de minister dat het vervolgingsbeleid is gericht op de verspreiding van en, als de wetswijziging tot stand is gekomen, het zich toegang verschaffen tot en het bezit van kinderporno. Die hoofdtaak wordt aangetast of belemmerd door het aanbrengen van te veel verfijningen en nuances in de wettelijke aanpak. Het gaat om het produceren en verspreiden, het bezit en het zich toegang verschaffen tot kinderporno.

Het gaat niet alleen om de kinderporno die herleidbaar is tot een daadwerkelijk geval van seksueel misbruik van een kind, maar ook om de kinderpornografische voorstellingen waarbij dit niet het geval is of niet zeker is. Ook dan gaat het om een aantasting van het respect, van de waardigheid van kinderen en de risico’s van vervolgeffecten bij misbruik van kinderen. De gespecialiseerde rechercheurs bij het KLPD moeten niet worden belast met zoveel verfijningen dat het hoofddoel in het gedrang komt. Er is nu een breed gedeeld hoofddoel in de bestrijding van kinderporno. Daarop wil de minister de inzet van de recherche en het Openbaar Ministerie richten.

Desgevraagd antwoordt de minister dat ook actiever wordt opgetreden bij de categorie van 16- en 17-jarigen. Het probleem deed zich voor bij 15- en 16-jarigen. De grens is verhoogd naar 18 jaar om het probleem op te lossen. Er is alle sympathie en overeenstemming over de doelstelling, maar laat men nu proberen dit in een goede prioriteitsstelling stevig aan te zetten. De minister zal de suggestie meenemen om voor zowel bordeelhouders als escortbedrijven als producenten van pornografisch materiaal in de nog te ontwikkelen kaderwet prostitutiebedrijven de eis op te nemen dat zij zich moeten vergewissen van de leeftijd van degenen die meewerken aan de totstandkoming ervan.

In het verleden is wel geprobeerd om de luchtvaartmaatschappijen te mobiliseren. Het is de moeite waard om dit opnieuw in gesprek te brengen.

De plaatsing van liaisonofficieren is een voortdurend proces. De landen waar liaisonofficieren worden geplaatst, wisselen ook in de loop der jaren. De liaisonofficier voor Bulgarije en buurlanden heeft een rol gespeeld in de voorbereidende gesprekken voor het werkbezoek van de minister daar. Het heeft geleid tot het aanbod aan de Bulgaarse collega’s om te helpen bij het opzetten van een expertisecentrum op het punt van de mensenhandel. De liaisonofficieren zijn de ogen en oren, maar tegelijkertijd ook de contactpersonen met autoriteiten in de andere landen. Het wordt gerelateerd aan het voorkomen van kinderporno en misbruik van kinderen. Misbruik van kinderen is één van de onderwerpen waar de gezamenlijke inspanningen in de Raad van Europa op worden gericht. Van de 35 staten die bij de Raad zijn aangesloten, hebben 24 landen het verdrag op de dag van openstelling ondertekend. Het besef van het kwaad en de noodzaak om internationaal op te treden, neemt dus toe. De liaisonofficieren hebben ook te maken met andere landen. Voor de haalbaarheid moet ook worden gekeken of er beletselen zijn voor een succesvolle samenwerking. In een land waar het rechtsstelsel door corruptie onbereikbaar is, kom je met de beste liaisonofficier niet veel verder. De minister bevestigt echter graag de gedachte dat men moet herijken en bijstellen.

Om meer te kunnen doen bij de aanpak van voorbereidingshandelingen en de ontmoediging van het sekstoerisme naar deze landen moet er wel een concreet aanknopingspunt zijn. In de tas zal wel het ticket zitten, maar niet de plannen van betrokkene. Of men moet uit de adressen en dergelijke kunnen afleiden dat iemand dit van plan is. Dan wordt ook voldaan aan de bestaande criteria en kan de route die de heer Teeven suggereerde, worden gevolgd. Het is een buitengewoon nuttig onderwerp om te betrekken in het zedenoverleg tussen het Openbaar Ministerie en politie.

De aanpak van de opsporing moet zo veel mogelijk binnen de grenzen van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden plaatsvinden. Binnen de kaders moet het maximale worden gedaan.

De suggestie van een meewerkverplichting in de zin dat mensen een wachtwoord moeten geven als zij bedrijfsmatig via internet iets aanbieden, zal de minister meenemen in het kader van de rechtshandhaving in algemene zin op het internet. Op dit moment is men op het ministerie van Justitie bezig met een inventarisatie op dit terrein. Dan gaat het niet alleen om kinderporno, maar ook om een effectieve rechtshandhaving op het internet.

Wat grooming betreft verruimt de nieuwe bepaling de mogelijkheden om voorafgaand aan het daadwerkelijke seksueel misbruik al op te treden tegen een vast voornemen daartoe. De vraag is hoe dit effectief kan worden aangepakt zonder te maken krijgen met problemen op het gebied van bewijs. Daarom wordt het aannemen van een fictieve identiteit in het internetverkeer niet strafbaar gesteld. De grens wordt getrokken daar waar een volwassene die zich de identiteit van een kind aanmeet, een daadwerkelijke ontmoeting tot stand brengt. Bij volwassenen die zich geen andere identiteit aanmeten, gaat het om een andere categorie. De minister zal bij het voor te bereiden wetsvoorstel ook op deze grensgevallen ingaan.

Binnenkort komt er een brief over de verklaring omtrent gedrag. Er is uiteraard een bevoegdheid voor alle organisaties om een verklaring omtrent gedrag te eisen, als dat redelijkerwijs nuttig kan worden geacht. De organisaties voor zorgverlening aan gehandicapten hebben niet alleen de verklaring omtrent gedrag, maar ook de meldplicht opgenomen in hun convenant. In de brief over de vrijwilligersorganisaties zal de minister hier meer in het bijzonder op ingaan.

Over Cambodja heeft de minister onmiddellijk contact opgenomen met zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking. Deze begrijpt het belang. Het is natuurlijk niet van de ene op de andere dag uitgewerkt, maar het is meer dan een obligate mededeling dat op een ander ministerie wordt meegedacht. Het is een serieuze inzet van het overleg tussen de bewindslieden van Justitie, BZK en OS en tussen hun medewerkers.

In verband met de Zembla-uitzending over de taakstraffen bij ernstige delicten verwijst de minister naar zijn opmerkingen tijdens het plenaire vragenuur.

Wat de opmerkingen over de Vereniging MARTIJN betreft onderschrijft de minister dat er meningsuitingen zijn die langs het randje gaan. Het stelsel van vrijheid van meningsuiting impliceert echter dat de uitingen vrij zijn, tenzij men zich schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De providers hebben aangegeven dat zij in beginsel aan blokkeren willen meewerken. Zij geven aan dat zij een toets van de juistheid van de zwarte lijst en een klachtenregeling van belang vinden. Het overleg dat de providers met het KLPD hebben, loopt nog. Dat moet men nu niet doorkruisen. Zowel van het KLPD als van de providers komen signalen dat men de wil heeft om tot een goede regeling te komen. De minister zou ze daarvoor drie maanden geven, waarvan inmiddels weer een kleine maand is verstreken.

XS4ALL heeft inderdaad geholpen om het particuliere Meldpunt Kinderporno op te richten. Dit maatschappelijk verantwoord ondernemen valt te waarderen. Dat is ook het meldpunt waarover de minister sprak in verband met de subsidie.

De minister kent op dit moment geen proefprocessen. Wel spelen nog de kwesties van Second Life en de virtuele kinderporno. Het OM is daar nog mee bezig. Zodra er bevindingen en jurisprudentie zijn, zal de minister dat aan de Kamer melden.

Wat de update van het nationaal actieplan betreft antwoordt de minister desgevraagd dat het veel beter is om over dit soort onderwerpen een samenhangende brief te sturen. Op een aantal terreinen is men bezig en volgen nog berichten. De minister zou het op prijs stellen om wellicht in het voorjaar aan de hand van een brief in een vervolgoverleg te praten over de samenhang van de zaken die nu aan de orde zijn geweest. In die brief kan hij dan ook ingaan op de diverse onderwerpen waarover hij in dit overleg een brief heeft toegezegd.

Waar men de grenzen opzoekt van wat strafrechtelijk nog toelaatbaar is en van de vrijheid van meningsuiting, zal men alert moeten zijn. De minister hoopt dat een toenemend besef van het ongeoorloofd zijn van het betreden of toegang verschaffen tot bepaalde sites tot een verstandige voorzichtigheid aan consumentenkant zal bijdragen. De minister begrijpt de bezorgdheid en de vragen op dit punt. Er zijn namelijk websites die heel behendig aan de kant van het niet strafbare weten te blijven. Men zal dus alert moeten blijven, ook op het punt van de manipulatietechnieken om te ontkomen aan effectieve rechtshandhaving op internet. De minister wijst in dat verband nog eens op de belangrijke stappen die zijn gezet voor de rechtshandhaving op internet en de resultaten die het KLPD op buitenlands gebied heeft behaald. De brede wens van de Kamer en van de regering is om effectief en krachtig op te treden op dit terrein. Er is steun voor internationale samenwerking. De wetgeving is verbeterd en zal de komende jaren verder worden verbeterd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven