31 200 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2008

nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2008

Bij de beantwoording van de kamervragen van de leden Gill’ard (PvdA) en Voordewind (CU) over het verstrekken van vergoedingen aan Nederlanders die in het buitenland werkzaam zijn voor internationale organisaties hebben de ministers Verhagen (Buitenlandse Zaken) en Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) geschreven dat de andere departementen informatie zullen verschaffen over door hen verrichte betalingen van vergoedingen aan Nederlanders die bij internationale organisaties werkzaam zijn (Aanhangsel vergaderjaar 2007–2008, nr. 1500).

Naar aanleiding van dit verzoek is door Defensie nagegaan hoeveel defensiemedewerkers feitelijk een arbeidsovereenkomst hebben met een internationale organisatie en dus op de loonlijst staan. Vervolgens is nagegaan hoeveel defensiemedewerkers van Defensie een tegemoetkoming krijgen bovenop het loon dat zij ontvangen van deze internationale organisatie. Defensiepersoneel dat is geplaatst bij bijvoorbeeld Nederlandse vertegenwoordigingen bij internationale organisaties is bij dit interne onderzoek buiten beschouwing gebleven, evenals defensiepersoneel dat in opdracht of op verzoek van een internationale organisatie deelneemt aan een operatie.

Uit dit interne onderzoek blijkt dat zeven defensiemedewerkers in dienst zijn bij een internationale organisatie. Hiervan zijn twee defensiemedewerkers werkzaam bij het Department of Peacekeeping Operations van de Verenigde Naties. Alleen zij ontvangen thans een inkomenssuppletie die er op neer komt dat niet hun volledige Nederlandse inkomen wordt ingehouden. Deze aanpassing heeft tot doel, met inachtneming van de VN-salarissen en de kosten van levensonderhoud ter plaatse, het besteedbare inkomen van beide functionarissen te handhaven op het niveau dat vergelijkbaar is met Nederlandse militairen van gelijke rang die in het buitenland zijn geplaatst.

Defensie streeft een harmonisatie na van de inkomenspositie van defensiemedewerkers die in het buitenland werkzaam zijn. Op individuelebasis wordt bezien welke effecten de regels van internationale organisaties hebben op de inkomenspositie van de desbetreffende medewerker. Wanneer deze inkomenspositie lager uitvalt wordt door Defensie een financiële tegemoetkoming gegeven. Ik acht het belangrijk om deze vorm van maatwerk te handhaven. Hiermee is het voor individuele defensiemedewerkers mogelijk om tijdelijk te werken bij de Verenigde Naties en andere internationale organisaties zonder gevolgen voor het inkomen. Zonder deze financiële regeling zal de bereidheid onder defensiemedewerkers om tijdelijk bij de VN te werken aanzienlijk minder zijn.

De huidige algemene inkomenssuppletie voor de twee genoemde VN-medewerkers zal op korte termijn worden aangepast. In goed overleg zal Defensie komen tot een zodanig maatwerk dat enerzijds recht doet aan de VN-regelgeving en anderzijds defensiemedewerkers in staat stelt om bij de VN te werken zonder dat dit grote gevolgen heeft voor hun inkomenssituatie.

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries

Naar boven