Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-IXB nr. 31 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-IXB nr. 31 |
Vastgesteld 1 juli 2008
De vaste commissie voor Financiën1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van de brief van 5 juni 2008 inzake inkoop ouderdomspensioenen over achterliggende dienstjaren (Kamerstuk 31 200 IXB, nr. 27).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 juni 2008.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
In de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 juni 2005 wordt het kabinetsstandpunt over Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) (29 760, nr. 57) nader uitgewerkt. Hierin staat dat het kabinet de met sociale partners gemaakte afspraak over prepensioen zal respecteren bij het bepalen van de fiscale ruimte voor inkoop Ouderdomspensioen. De afspraak was dat opgebouwde prepensioenaanspraken niet in mindering hoeven te worden gebracht.
Werd bij deze afspraak onderscheid gemaakt tussen individuele en collectieve inkoop?
In de genoemde brief van 24 juni 2005 zijn twee versoepelingen met betrekking tot de ruimte voor de inkoop van ouderdomspensioen over vóór 1 januari 2006 liggende dienstjaren in het vooruitzicht gesteld:
– het in dat kader buiten beschouwing laten van opgebouwd prepensioen;
– het in dat kader buiten beschouwing laten van individuele modules voor de opbouw van ouderdomspensioen voor zover die opbouw vóór 1 januari 2006 heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot het tweede punt is in de genoemde brief expliciet aangegeven dat het gaat om de inkoopruimte op basis van een collectieve inkoopregeling en dat het hierbij gaat om een zelfde tegemoetkoming als bij het eerste punt.
Ter uitvoering van deze aankondiging is in het Belastingplan 2006 een wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) opgenomen. Ter toelichting op het in dat kader ingevoegde artikel 38i Wet LB 1964 is het volgende opgemerkt:
«Deze delegatiebevoegdheid wordt bijvoorbeeld gebruikt om regels te stellen die uitvoering geven aan de aankondiging, dat bij het bepalen van de fiscale ruimte voor collectieve inkoop van ouderdomspensioen over de jaren vóór 2006, geen rekening hoeft te worden gehouden met de voor 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken die betrekking hebben op pensionering vóór 65 jaar en de vóór 1 januari 2006 in de tweede pijler opgebouwde individuele oudedagsvoorzieningen».
Ook uit de tekst van de op grond van die delegatiebevoegdheid per 1 januari 2006 in artikel 12d Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 opgenomen regeling volgt duidelijk dat het gaat om de inkoopruimte op basis van een collectieve inkoopregeling.
Bij de invoering van de «Wet Witteveen» in 1999 werd de prepensioenregeling geïntroduceerd, naast het levenslange ouderdomspensioen (OP) vanaf 65 jaar. Het prepensioen was de vervanger van de VUT-regeling. Dit leidde tot een pensioenniveau tot 65 jaar van 85% en vanaf 65 jaar van 70%. Met ingang van 1 januari 2006 (Wet VPL) kwamen prepensioen en VUT te vervallen. Is het waar dat het uitgangspunt hierbij is dat de tot en met 31-12-2005 opgebouwde prepensioenaanspraken gerespecteerd worden? Zo ja, hoe wordt die afspraak op dit moment nagekomen?
Hier is sprake van een misverstand. Het tot 1 januari 2006 geldende regime voor de opbouw van ouderdomspensioen was niet gericht op een ouderdomspensioen vanaf 65-jarige leeftijd, maar op een ouderdomspensioen vanaf 60-jarige leeftijd. Voor situaties waarin deze structurele situatie nog niet was gerealiseerd, kon tijdelijk een deel van dit pensioen versneld worden opgebouwd (destijds aangeduid als prepensioen in fiscale zin).
Alle vóór 1 januari 2006 opgebouwde aanspraken – dus ook het hiervoor bedoelde prepensioen – worden inderdaad gerespecteerd. Dat is echter wat anders dan het buiten beschouwing laten van deze aanspraken bij de bepaling van de ruimte van inkoop van ouderdomspensioen over de vóór 1 januari 2006 liggende dienstjaren. Het respecteren van opgebouwde pensioenaanspraken betekent uitsluitend dat de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken als zodanig niet tot onzuiverheid van de pensioenregeling leiden en dat deze pensioenaanspraken niet de opbouw over na deze datum liggende dienstjaren belemmeren.
Vindt er overleg met de Stichting van de Arbeid (STAR) plaats – in plaats van briefwisselingen – en is de regering bereid om aan een oplossing te werken voor deze problematiek, zodat niet met terugwerkende kracht regelingen hoeven te worden omgebouwd?
Er vindt inderdaad overleg met de Stichting van de Arbeid plaats. Voor zover op dit moment bekend zijn er thans nog drie fondsen die – ondanks de duidelijke bewoordingen van de toelichting op artikel 38i Wet LB 1964 en de tekst van het daarop gebaseerde artikel 12d Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 – mogelijk voor individuele deelnemers een op dit punt bovenmatig pensioen hebben opgebouwd. De afhandeling van de pensioenregelingen van deze fondsen is ter beoordeling aan de bevoegde inspecteur. Op basis van de huidige wet- en regelgeving lijkt er echter in ieder geval geen mogelijkheid te zijn om een en ander op te lossen zonder de regeling – in dat geval met toepassing met artikel 19c Wet LB 1964 – met terugwerkende kracht aan te passen. Met de toepassing van artikel 19c Wet LB 1964 zou echter in ieder geval worden voorkomen dat niet de gehele aanspraak hoeft te worden belast. Een verdergaande tegemoetkoming zou niet alleen in strijd zijn met de wet, maar zou ook tot rechtsongelijkheid leiden ten opzichte van de deelnemers van alle fondsen die wel binnen de grenzen van de wet- en regelgeving zijn gebleven. Of er ruimte is voor de toepassing van artikel 19c Wet LB 1964 is overigens eveneens ter beoordeling aan de inspecteur.
Kunnen deze vragen beantwoord worden voor het AO pensioenen van 18 juni?
Dat is als gevolg van de korte termijn die daarvoor in dat geval beschikbaar zou zijn helaas niet gelukt.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GL), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA) en Bashir (SP).
Plc. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA) en Van Gerven (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31200-IXB-31.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.