nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2008
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën
van 14 februari 2008 is gesproken over mijn brief van 30 januari
2008 met betrekking tot het wetgevingsprogramma van de Directie Financiële
Markten van het ministerie van Financiën (Kamerstuk 31 200 IXB,
nr. 12).
De vaste commissie verzoekt mij om de Kamer uitgebreider te informeren
over de achtergronden voor de keuze voor een algemene maatregel van bestuur
met betrekking tot het onderwerp «Invoering pandbriefwetgeving».
Graag licht ik deze keuze aan de Kamer toe.
Het onderwerp is bij het ministerie van Financiën geagendeerd op
verzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse Vereniging van Banken
(NVB). Zij brachten het ministerie onder de aandacht dat er in de meeste EU-lidstaten
een specifiek soort regelgeving bestaat met betrekking tot covered bonds, met het verzoek dergelijke regelgeving ook in Nederland
te introduceren. In Nederland wordt wel gesproken van «pandbrieven»
maar vanuit juridisch-technisch oogpunt spreekt het ministerie van Financiën
van gedekte schuldinstrumenten (zie bijlage, waarover hierna meer)1.
Het betreft – op hoofdlijnen – obligaties die door een bank
zijn uitgegeven en die, vanwege de manier waarop ze zijn vormgegeven, een
veilige belegging vormen. Met het oog op dit veilige karakter zijn er in enkele
Europese richtlijnen voorzieningen voor dergelijke obligaties getroffen. Zo
is bijvoorbeeld in de richtlijn banken opgenomen dat banken die in deze obligaties
beleggen, mits aan enkele eisen wordt voldaan, daarvoor een lagere risicoweging
(bepalend voor het kapitaalsbeslag) mogen aanhouden2.
Om van deze voorzieningen gebruik te kunnen maken, moet er wel zijn voorzien
in nationale regels met betrekking tot deze obligaties, die het veilige karakter
waarborgen.
Na overleg met de NVB en DNB heeft mijn ambtsvoorganger besloten om aan
het verzoek tegemoet te komen en de sector te faciliteren met regelgeving.
Deze regelgeving is van belang met het oog op het level playing field binnen
Europa. Daarnaast bevordert zij het vestigingsklimaat in Nederland, omdat
instellingen ook in Nederland wettelijke covered bonds kunnen uitgeven. De conceptregels behelzen overigens een facultatieve
regeling voor uitgevende banken.
Uit nadere oriëntatie op de vereisten van de betrokken richtlijnen
en de mogelijkheden die de Wet op het financieel toezicht (Wft) bood, is gebleken
dat er geen formele wetgeving nodig is om wettelijke covered
bonds in Nederland te introduceren. De Wft bevat een tweetal grondslagen
die ruimte bieden om – in twee bestaande algemene maatregelen van bestuur
onder de Wft – dergelijke regels op te nemen. Een wetswijziging is daarvoor
niet nodig. Bovendien brengt het technische karakter van de voorgenomen regels
met zich dat ze geschikt zijn om in een algemene maatregel van bestuur op
te nemen.
De NVB heeft een werkgroep in het leven geroepen waarin de sector, het
ministerie van Financiën en DNB participeerden. In het overleg met deze
werkgroep zijn conceptregels tot stand gekomen, die in december ter consultatie
zijn voorgelegd.
Nader overleg in de werkgroep heeft geresulteerd in de bijgevoegde officiële
consultatiereacties van de NVB en DNB (die samen met het conceptbesluit en
de concept toelichting zijn gepubliceerd op de website van het ministerie
van Financiën), welke reacties grotendeels zijn verwerkt in het conceptbesluit
dat inmiddels aan de Raad van State is toegezonden voor advies1.
Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar het bijgevoegde conceptbesluit
en de concept nota van toelichting.
De minister van Financiën,
W. J. Bos