31 200 C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2008

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 november 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Wat is de stand van zaken bij uitvoering en ontwikkeling van het bestuursakkoord met de provincies tot 2011?

Kabinet en provincies hebben financiële afspraken voor het jaar 2008 gemaakt (TK 30 800 C, nr. 8) en afgesproken een gemengde commissie in te stellen die decentralisatievoorstellen voorbereidt. Het streven is mede op basis van het werk van deze commissie in het voorjaar van 2008 een bestuursakkoord tussen rijk en provincies over de jaren 2009–2011 te sluiten. Daarin kunnen afspraken over beleidsprioriteiten, de invulling van € 600 mln. provinciale bijdragen aan rijksprioriteiten en vermindering van administratieve lasten worden gemaakt.

2

Wanneer zal het Rijk overleg hebben met het IPO over een bestuursakkoord inzake decentralisatie, administratieve lasten en beleidsprioriteiten?

Zie vraag 1.

3

Hoeveel procent van het totale provinciebudget bestaat uit provinciale belastingopbrengsten?

Het totale provinciebudget gedefinieerd naar de totale baten bedraagt € 5.4 miljard in 2007. Dit is te onderscheiden naar:

• De algemene uitkering: € 1.1 miljard, zijnde 20%;

• De specifieke uitkeringen: € 1,7 miljard, zijnde 32%;

• De opbrengsten MRB: € 1.1 miljard, zijnde 20% en

• overige baten: € 1.5 miljard, zijnde 28%.

Zie voor nadere informatie per provincie het rapport «de provinciale financiën 2007, een interprovinciale vergelijking». Daarin is ook nadere informatie gegeven over de financiële positie van de provincies.

4

Waarom wordt er bij de uitkeringen uit het Provinciefonds aan de provincies gekozen voor wekelijkse betalingen?

In artikel 26 lid 1 van Het besluit Financiële Verhouding staat dat de betalingen aan provincies dienen te worden verricht «in gelijke wekelijkse delen gedurende de eerste vijftig volle weken van het jaar».

Het gaat dus om een wekelijkse overboeking. Op die manier zijn de gemeenten en provincies van een constante liquiditeitenstroom verzekerd.

5

Ten koste van welke activiteiten van de provincies gaat de voorgestelde uitname uit het Provinciefonds van € 800 mlj?

Kabinet en provincies hebben voor 2008 financiële afspraken gemaakt waarbij provincies in totaal € 200 mln. bijdragen aan het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport en het Investeringsbudget Landelijk Gebied (TK 30 800 C, nr. 8). Dat levert voor hetzelfde bedrag een besparing op de rijksbegroting op waardoor in 2008 géén uitname uit het provinciefonds plaatsvindt. De provincies hebben aangegeven dat zij voor de uitvoering van dit akkoord hun belastingen niet zullen verhogen. Ook zal het niet ten koste hoeven gaan van de uitvoering van de reguliere taken en activiteiten. De inzet is in het voorjaar van 2008 een bestuursakkoord tussen rijk en provincies te sluiten over onder andere een provinciale bijdrage van de resterende € 600 mln. waarmee ook in de jaren 2009–2011 uitname uit het provinciefonds kan worden voorkomen.

6

Hoe groot is de uitname uit de fondsen in verband met vermindering van administratieve lasten? Is deze uitname gerelateerd aan de algemene taakstelling voor de overheid om de administratieve lasten in de komende kabinetsperiode met 25% te reduceren?

In het gemeentefonds bedraagt de uitname in 2008 structureel € 4,6 miljoen en in het provinciefonds in 2008 structureel € 0,4 miljoen. De vermindering van de administratieve lasten heeft betrekking op administratieve vereenvoudigingen bij het BTW-compensatiefonds. Deze vereenvoudigingen dragen bij aan het streven de administratieve lasten de komende kabinetsperiode met 25% te reduceren.

7

Waarom wordt er al gesproken over een toekomstige verplichting, terwijl er over de wenselijkheid en financiering van een apart electronisch blad voor decentrale regelgeving van onder andere gemeenten en provincies nog overleg plaatsvindt met IPO en VNG?

De bedoelde uitname vanaf 2009 (GF 0,35 mln. en PF 0,25 mln.) dient ter financiering van de verplichte advertenties van gemeenten en provincies in de elektronische Staatscourant.

Met IPO en VNG bestaat overeenstemming over de wenselijkheid dat elektronische bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften door gemeenten en provincies op een nader vast te stellen datum een verplichting moet worden. Over de mogelijkheid en wenselijkheid om te komen tot een centrale voorziening voor de publicatie van elektronische provinciale bladen en gemeentebladen vindt echter nog overleg plaats met IPO en VNG.

8

Waarom is er voor gekozen de gebruikelijke voorwaarde voor toevoeging van al bestaande en mogelijk nieuwe specifieke uitkeringen aan het Gemeente- en het Provinciefonds los te laten?

De versoepeling neemt een drempel weg voor de overheveling van specifieke uitkeringen naar het Gemeentefonds. Dat past bij het kabinetsbeleid om het aantal specifieke uitkeringen te verminderen en zo meer te sturen op hoofdlijnen en de bureaucratielasten terug te dringen.

9

Hoe groot is de autonome groei van het provinciale belastinggebied het afgelopen jaar geweest?

De provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting zijn de enige «echte» belastingen die provincies heffen. De totale opbrengsten van de opcenten MRB voor 2007 bedragen € 1.1 mld. De opbrengst van de provinciale opcenten is in 2007 ten op zichte van 2006 gestegen met 1,7 procent. Deze opbrengst stijging ontstaat enerzijds vanwege een stijging van de tarieven en anderzijds vanwege de toename van het aantal auto’s en het gewicht daarvan. Hoe het aandeel van deze areaal uitbreiding precies is, is niet bekend.

10

Kan er een voorspelling worden gedaan over de groei van het provinciale belastinggebied voor de komende jaren?

De groei van het provinciale belastinggebied voor de komende jaren is afhankelijk van de beleidsmatige overwegingen van de provincies bij de vaststelling van de begroting en de autonome ontwikkeling van het «wagenpark». In het Akkoord rijk en provincies 2008 is afgesproken dat de ontwikkeling van het provinciale belastinggebied beheerst zal zijn. In dit akkoord is ook afgesproken dat de uitname van 200 miljoen uit het provinciefonds niet zal leiden tot een tariefsverhoging. De ontwikkeling van het belastinggebied zal, zoals gebruikelijk, worden gevolgd.

11

Hoe kan een korting op het Gemeente- of het Provinciefonds het EMU-tekort van de decentrale overheden terugdringen? Is het waar dat het verschil tussen uitgaven en ontvangsten in dat geval toeneemt, en daarmee ook het tekort?

Een korting op de fondsen moet worden gezien als een ultimum remedium. De kern is dat bij een mogelijk aanstaande overschrijding van het EMU-tekort ook de bijdragen van medeoverheden daarin wordt bezien en het gesprek tussen overheden zal plaats vinden over hoe de ontwikkeling in positieve richting kan worden bijgesteld. De medeoverheden herkennen ook hun verantwoordelijkheid terzake het EMU-tekort.

Bij een EMU-tekort, als de uitgaven (die meetellen bij de berekening van het EMU-saldo) de ontvangsten (die meetellen voor het EMU-saldo) overschrijden is de situatie als volgt.

Uitname uit het Gemeente- en Provinciefonds leidt zowel tot een verlaging van de rijksuitgaven als een verlaging van de decentrale ontvangsten. Deze korting op de decentrale middelen dwingt de gemeenten en provincies tot het bijstellen van hun uitgavenbegrotingen en leidt daarmee tot terug dringen van het EMU-tekort.

12

Betreft het gemiddelde bedrag van € 133,– aan opcenten op de motorrijtuigenbelasting voor een standaardautobezitter sinds 1 april 2007, een gemiddeld bedrag per jaar?

Ja, dat is het gemiddelde per jaar.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven