nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2008
Hierbij stuur ik u het overzicht dat door de heer Madlener (PVV) is gevraagd
bij de regeling van werkzaamheden d.d. 20 mei 2008 over een hoge olieprijs
en de daarmee gerelateerde inkomsten van het Rijk.
De minister van Financiën,
W. J. Bos
Vraag
De heer Madlener (PVV) heeft aan de regering gevraagd een brief te sturen
waarin alle inkomsten die verband houden met de hoge olieprijzen – dus
de extra inkomsten die de overheid daardoor zou ontvangen (zoals de BTW, de
aardgasbaten, etc) – op een rijtje worden gezet.
Antwoord
Een hogere olieprijs kan niet één op één worden
doorvertaald naar meer inkomsten voor het Rijk. De gevolgen voor de schatkist
van de recente stijgingen van de brandstofprijzen zijn van verschillende factoren
afhankelijk. Voor de drie belangrijkste inkomstenbronnen gerelateerd aan olie/brandstoffen
(aardgasbaten, brandstofaccijnzen en BTW) geldt dat een hogere olieprijs niet
noodzakelijkerwijs leidt tot hogere opbrengsten en is het niet zondermeer
te zeggen dat deze stijgen. In dit kader is het ook van belang de indirecte
effecten op de inkomsten via de economische groei mee te nemen.
Conclusie is dat een hogere olieprijs per saldo geen positieve gevolgen
heeft voor de overheidsfinanciën.
Aardgasbaten
Nederland heeft inkomsten uit aardgasbaten. De prijs van gas is gekoppeld
aan de prijs van olie. Een stijging van de olieprijs leidt dus in principe
tot hogere aardgasbaten. Een één op één doorwerking
van de hogere olieprijs op de aardgasbaten is echter moeilijk te geven. Zo
zijn de aardgasbaten niet alleen afhankelijk van de olieprijs, maar ook van
de euro/dollarkoers en het verwachte afzetvolume van gas.
De olieprijs in dollars stijgt, maar ook de euro is sterker geworden.
Dit heeft een drukkend effect op de olieprijs in euro’s, en daardoor
eveneens op de geraamde aardgasbaten. Daarnaast zijn de productierealisaties
en -ramingen volatiel. In de Voorjaarsnota 2008 zijn de aardgasbaten bijvoorbeeld
neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de raming Prinsjesdag, omdat de lagere
productie in 2008 tot een tegenvaller heeft geleid die groter is dan de meevaller
als gevolg van de hogere olieprijs. Op dit moment zijn er dus ten opzichte
van de raming dalende inkomsten uit aardgasbaten.
Brandstofaccijns
De accijns op brandstoffen is een vast bedrag per liter. Veranderingen
in de prijzen van brandstoffen hebben daarom geen enkele invloed op de accijnsopbrengsten.
De accijnsopbrengsten veranderen alleen als gevolg van een verandering in
het brandstofverbruik. Als er door de hogere brandstofprijzen minder of zuiniger
wordt gereden, betekent dit een daling in de accijnsopbrengst.
BTW-opbrengsten
De BTW is een percentage van de consumentenprijs. Dit betekent dat als
de consumentenprijs stijgt, het bedrag dat aan BTW betaald moet worden ook
stijgt. Dit betekent echter niet dat de totale BTW-opbrengsten voor het Rijk
toenemen. Ten eerste geldt dat de hogere uitgaven aan brandstof er toe leiden
dat burgers elders minder kunnen uitgeven. Hierdoor zullen de totale BTW-opbrengsten
voor het Rijk niet stijgen als gevolg van hogere brandstofprijzen door substitutie.
Ten tweede moet worden bedacht dat een groot deel van de motorbrandstoffen
zakelijk wordt gebruikt. De bijbehorende aftrek van de BTW voor de zakelijk
gebruikte brandstoffen zorgt voor een drukkend effect op de BTW-inkomsten
(van het totale verbruik van diesel is meer dan de helft zakelijk en van het
verbruik van benzine is een niet onbelangrijk deel zakelijk). Kortom, een
hogere brandstofprijs leidt niet noodzakelijk tot hogere BTW-opbrengsten voor
het Rijk.
Indirecte effecten
Naast de directe inkomsten uit een hoge olieprijs moeten ook de indirecte
effecten op de inkomsten worden meegenomen. Een hogere olieprijs kan op de
korte termijn gepaard gaan met een afzwakking van de mondiale economische
groei. Dit kan ook gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Een afzwakking
van de economische groei betekent dat het Rijk minder inkomsten ontvangt uit
de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting. Daarnaast stijgen de uitgaven
aan inkomensoverdrachten, omdat in een situatie met economische afzwakking
meer mensen werkloos zullen zijn. Het saldo van deze ontwikkelingen is nagenoeg
nul.
Tot slot geven ook zogenoemde «spoorboekjes» van het CPB aan
dat een hogere olieprijs per saldo (als alle invloeden worden meegenomen)
geen positieve gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën.