nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID ANKER
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 13.2a, derde lid, de zinsnede «achttien
maanden» vervangen door: twaalf maanden.
II
In artikel I, onderdeel E, wordt in punt c de zinsnede «achttien
maanden» vervangen door: twaalf maanden.
III
In artikel I, onderdeel H, wordt in artikel 13.9 de zinsnede «vijf
jaar» telkens vervangen door: drie jaar.
Toelichting
Dit amendement strekt tot wijziging van de in dit wetsvoorstel voorgestelde
bewaartermijn van telecommunicatiegegevens van achttien maanden in twaalf
maanden en het verkorten van de evaluatietermijn van vijf naar drie jaar.
De richtlijn dataretentie beoogt de termijnen zoals gehanteerd in de verschillende
lidstaten te harmoniseren, maar biedt lidstaten nog wel ruimte om te kiezen
voor een bewaartermijn tussen de zes en vierentwintig maanden.
Een langere bewaartermijn dan de huidige drie maanden moet zorgvuldig
worden beargumenteerd vanuit de criteria die het EHRM stelt. De inmenging
door enig openbaar gezag moet noodzakelijk zijn, evenredig, specifiek, expliciet
en legitieme doeleinden dienen, het moet adequaat en op een relevante wijze
geschieden en niet buitensporig zijn in relatie tot het doel.
De regering heeft onvoldoende kunnen onderbouwen dat de langere bewaartermijn
van achttien maanden ten opzichte van een bewaartermijn van twaalf maanden
voldoet aan bovengenoemde criteria. De termijn van achttien maanden loopt
bovendien sterk uit de pas bij de termijnen die andere lidstaten hanteren.
Een bewaartermijn van twaalf maanden betekent een betekenisvolle verlenging
van de bewaartermijn voor de opsporing, terwijl het belang van de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer eveneens in het oog wordt gehouden. Met een
bewaartermijn van twaalf maanden wordt tevens aangesloten bij onderzoek dat
de Erasmus Universiteit Rotterdam op verzoek van de regering heeft ingesteld,
waarin wordt aanbevolen de bewaartermijn van telefoongegevens vast te stellen
op één jaar, omdat die termijn in het merendeel van de opsporingsonderzoeken
voldoende leek. Daarnaast sluit een bewaartermijn van twaalf maanden aan bij
het advies van de Raad van State. De Raad is er niet van overtuigd dat de
keuze voor een termijn van achttien maanden in overeenstemming is met de proportionaliteitseis
die door artikel 8 EVRM in het geval van inbreuk op de privacy wordt vereist.
Voor de oorspronkelijke keuze voor maximaal twaalf maanden lijkt volgens de
Raad meer aanleiding te zijn.
De evaluatie van de bewaartermijn zal het aantal verzoeken om verstrekking
van de gegevens aan bevoegde autoriteiten bevatten. Daardoor is het mogelijk
om de noodzaak van de bewaartermijn van twaalf maanden vast te stellen ten
opzichte van een bewaartermijn van zes maanden. Om te voorkomen dat de bewaartermijn
niet langer is dan strikt noodzakelijk, voorziet dit amendement tevens in
een verkorting van de evaluatieperiode van vijf naar drie jaar.
Anker