31 127
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 4 oktober 2007

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoud

1. Aanleiding voor het wetsvoorstel

2. Doel en strekking van het wetsvoorstel

3. Overig

1. Aanleiding voor het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Met de regering zijn deze leden van oordeel dat het wetsvoorstel terecht voorziet in het opheffen van een aantal bepalingen die een ongeoorloofd onderscheid maakten op grond van leeftijd. De gekozen vorm van een categoriale uitzonderingspositie heeft de instemming van de leden van de CDA-fractie.

Dit laat onverlet dat het doel van de Wet werk en bijstand, zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk via een betaalde baan weer laten participeren in de samenleving, onveranderd blijft. Dat betekent dus ook dat zeer terughoudend omgegaan moet worden met ontheffingen, zowel van de sollicitatieplicht als van de re-integratieplicht.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf in het buitenland. Zij stellen het op prijs dat de leeftijdsgrens van 57½ jaar, waarvoor geen objectieve en redelijke redenen aanwezig zijn, wordt geschrapt, en dat ook bijstandsgerechtigden die jonger zijn dan 57½ jaar en die zijn ontheven van de sollicitatie- en re-integratieplicht, in aanmerking komen voor behoud van bijstand. De leden van de PvdA-fractie merken op dat met het nu voorliggende wetsvoorstel de uitvoeringsproblemen waartoe het terecht ingetrokken wetsvoorstel 30 936 naar alle waarschijnlijk zou leiden, nu worden voorkomen. Voorts hebben zij een aantal vragen, opgenomen in dit verslag, over de gevolgen van het wetsvoorstel in de praktijk.

De leden van de SP-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn verheugd dat de regering het leeftijdscriterium heeft geschrapt en het recht op verblijf in het buitenland koppelt aan een ontheffing van de sollicitatieplicht.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen hierover aan de regering, deze zijn in dit verslag opgenomen.

De leden van de PVV-fractie zijn tegen dit voorstel. De leden van de PVV-fractie menen dat hun standpunt helder is: geen uitzonderingen op de regel. Een bijstandsuitkering dient in beginsel in Nederland ontvangen te worden. Indien mensen ervoor kiezen buiten Nederland te verblijven, dan is dat prima, maar dan wel op eigen kosten.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland.

2. Doel en strekking van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe groot de groep bijstandsgerechtigden is die van de voorgestelde regeling gebruik kan maken. Wat zijn de verwachtingen in de richting van de toekomst ten aanzien van omvang en samenstelling van deze groep?

Waarom is indertijd gekozen voor een aaneengesloten periode van maximaal 13 weken en niet een kortere of langere periode?

In de Memorie van Toelichting staat vermeld dat voor de groep belanghebbenden van 65 jaar en ouder niets verandert. Het gaat hierbij naar alle waarschijnlijkheid om ouderen die vanwege een zogenoemd AOW-gat een beroep doen op aanvullende bijstand. Deze groep zal naar verwachting de komende jaren steeds groter worden. Is de periode van 13 weken voor deze groep belanghebbenden van 65 jaar of ouder een belemmering om een beroep op aanvullende bijstand te doen of juist niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoeveel (bij benadering) bijstandsgerechtigden jonger dan 57½ jaar zijn ontheven van zowel de sollicitatie- als de re-integratieplicht. Welk percentage van het totale aantal bijstandsgerechtigden in die leeftijdscategorie betreft dat? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering dezelfde vragen te beantwoorden voor bijstandsgerechtigden met een leeftijd tussen 57½ en 65 jaar.

Hoeveel mensen zullen nu naar verwachting extra onder de vrijstellingsregel gaan vallen? Hoe lang worden mensen gemiddeld vrijgesteld van de sollicitatieplicht?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre de regering verwacht dat het nu voorliggende wetsvoorstel als negatief bijeffect zal leiden tot een hoger aantal ontheffingen van sollicitatie- en re-integratieplicht. Immers, dergelijke ontheffingen leiden er volgens het wetsvoorstel toe dat iemand 9 weken per jaar extra in het buitenland mag verblijven. Hoe denkt de regering een dergelijke aanzuigende werking te voorkomen?

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de bepalingen voor verblijf in het buitenland die gelden voor mensen die een uitkering ontvangen op grond van regelingen als de IOAW, de ANW, de Toeslagenwet, de Wajong, de WW, de WAO en de WIA, en die ook zijn ontheven van sollicitatie- en re-integratieplicht. In hoeverre acht de regering het wenselijk de nu voorgestelde wijziging van de WWB te gebruiken als voorbeeld voor andere uitkeringsregelingen?

De leden van de SP-fractie vragen wat de eis van «dubbele ontheffing» in de praktijk zal betekenen. Heeft dit gevolgen voor de huidige groep 57,5 plussers met een ontheffing van de arbeidsplicht?

De leden van de SP-fractie vragen wanneer iemand vrijstelling heeft van de re-integratieplicht? Zij vragen de regering, indien mogelijk, om een aantal voorbeelden. Hoeveel mensen hebben een vrijstelling van de re-integratieplicht? Hoeveel mensen hebben zowel een vrijstelling van de re-integratieplicht als een ontheffing van de sollicitatieplicht?

Is het juist dat gemeenten vrij zijn te bepalen wat re-integratievoorzieningen zijn? Is het juist dat daar geen voorwaarden aan gesteld worden en dus iedere voorziening (zowel een langdurig re-integratietraject als een éénjaarlijks gesprek van een half uur) ertoe kan leiden dat iemand geen recht heeft op een verblijf in het buitenland, terwijl er wel een ontheffing van de sollicitatieplicht is? Is scholing een re-integratievoorziening? Als iemand met een vrijstelling van de sollicitatieplicht, ten behoeve van zijn vrijwilligerswerk (van 3 uur per week) een cursus volgt, heeft deze persoon dan nog recht op langer verblijf in het buitenland?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering er niet voor gekozen heeft om, in plaats van de termijn voor de hele groep bijstandsgerechtigden te verlengen naar 13 weken voor verblijf in het buitenland, deze termijn juist terug te brengen voor de hele groep naar 4 weken.

Beaamt de regering dat bijstandsgerechtigden, die ontheven zijn van de sollicitatieplicht, niet altijd kansloos zijn op de arbeidsmarkt? Is een verblijf van 13 weken in het buitenland dan niet te lang? Wordt het contact met de arbeidsmarkt dan niet veel te veel verloren?

Hoe controleren gemeenten dat er nog steeds recht op ontheffing bestaat wanneer de persoon in het buitenland zit? Hoe controleren gemeenten dat de persoon weer op tijd uit het buitenland terug is en niet de termijn van 13 weken overschrijdt?

De leden van de VVD-fractie vragen of het zo zou kunnen zijn dat een bijstandsgerechtigde 13 weken voor het eind van het kalenderjaar vertrekt naar het buitenland en vervolgens aan het begin van het volgende kalenderjaar zijn 13 weken van dat jaar opneemt. Beaamt de regering dat deze persoon dan 6 maanden in het buitenland kan verblijven met een uitkering? Is dit niet een veel te lange periode voor iemand die wellicht toch een kans heeft op de arbeidsmarkt?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe andere Europese landen om gaan met deze problematiek? Hoe lang mogen uitkeringsgerechtigde met een ontheffing daar in het buitenland verblijven?

De regering wordt gevraagd in dat kader ook in te gaan op de verschillende uitkeringscategorieën die zich op dit moment binnen de WWB bevinden. De wet maakt onderscheid tussen gehuwden, (geregistreerde partners of ongehuwd samenwonenden), alleenstaande ouders (die zorgen voor een of meer kinderen onder de 18 jaar) en alleenstaanden. Deze categorieën hebben ieder hun eigen uitkeringsniveau. Hoe controleert de regering niet alleen of er een recht op bijstand bestaat, maar ook of de hoogte van de uitkering correct is?

Hoeveel mensen maken op dit moment gebruik van de categoriale uitzonderingspositie en verblijven in het buitenland? Is er een indicatie te geven van de landen waar deze mensen zich op dit moment bevinden? Hoeveel mensen zullen naar verwachting gebruik maken van de nieuwe regeling?

De leden van de fractie van de ChristenUnie noemen de verplichting die het college aan de belanghebbende kan opleggen om zijn verblijf in het buitenland vooraf te melden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of deze verplichting niet voor iedereen moet gelden, ook met het oog op handhaving met betrekking tot de individuele uitzonderingsmogelijkheid.

3. Overig

De leden van de SP-fractie vragen wat de beoogde inwerkingtredingdatum is van deze wet.

De leden van de VVD-fractie missen een paragraaf: «administratieve lasten» in het voorstel. Wat zijn de extra inspanningen die de gemeenten moeten gaan leveren om onderhavig wetsvoorstel te gaan uitvoeren? Zijn er extra controles van gemeenten voorzien in het buitenland om handhaving van het voorstel na te leven?

De voorzitter van de commissie,

De Wit

Adjunct-griffier van de commissie,

Van de Wiel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: van der Vlies (SGP), de Wit (SP), voorzitter, van Gent (GL), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA)

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GL), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Aptroot (VVD), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

Naar boven