31 122 Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid

N VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2010

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en sport/Jeugd en Gezin1 heeft in haar vergadering van 1 juni 2010 gesproken over de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 mei 20102, waarin hij een reactie geeft op een nog openstaande vraag naar aanleiding van het plenaire debat van 13 april 2010 over de Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de minister op 3 juni 2010 een brief gestuurd.

De minister heeft op 18 juni 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Den Haag, 3 juni 2010

In haar vergadering van 1 juni 2010 heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en sport/Jeugd en Gezin (VWS/JG) gesproken over uw brief van 17 mei 20102, waarin u een reactie geeft op een nog openstaande vraag naar aanleiding van het plenaire debat van 13 april 2010 over de Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (Wubhv).

De commissie heeft met instemming kennisgenomen van uw antwoord, maar plaatst een kanttekening bij de slotpassage. Het bevreemdt de commissie namelijk dat de patiënt in voorkomend geval zijn bezwaar tegen inzage van zijn medisch dossier moet melden bij de IGZ.

De commissie is van mening dat de patiënt een dergelijke melding dient te doen bij de dossierhouder – dat wil zeggen de behandelend arts – en niet bij de IGZ.

De leden van de commissie verzoeken u dit nader toe te lichten en zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

T. M. Slagter-Roukema

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2010

In uw brief van 3 juni 2010 geeft u aan dat het u bevreemdt dat de patiënt in voorkomend geval zijn bezwaar tegen inzage van zijn medisch dossier moet melden bij de IGZ. U bent van mening dat de patiënt een dergelijke melding dient te doen bij de dossierhouder – dat wil zeggen de behandelend arts – en niet bij de IGZ.

In reactie hierop kan ik u het volgende melden.

De IGZ beschikt over de bevoegdheid om het medisch dossier van een patiënt in te zien. In die gevallen gaat het de IGZ om de feiten over het handelen van de beroepsbeoefenaar, de ondertoezichtgestelde.

Het ligt niet voor de hand om de ondertoezichtgestelde een rol te geven bij de procedure waarbij wordt besloten op verzoek van de patiënt of een toezichthouder het dossier zal inzien. De ondertoezichtgestelde gaat er niet over en kan er in bepaalde gevallen belang bij hebben dat de IGZ een bepaald dossier niet inziet.

Door de patiënt het verzoek te laten doen bij de IGZ wordt de actor aangesproken die ook kan besluiten over het al dan niet inzien van een dossier en wordt de procedure hierbij zuiver gehouden.

Ik vertrouw erop u hiermee afdoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) vicevoorzitter, Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP) voorzitter, Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Hamel (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim), Flierman (CDA) en Benedictus (CDA).

XNoot
2

Kamerstukken I, vergaderjaar 2009–2010, 31 122, letter M.

Naar boven