31 120
Wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 mei 2007 en het nader rapport d.d. 10 juli 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 21 maart 2007, no. 07.000940, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn, met memorie van toelichting.

Het voorstel bevat een aantal wijzigingen van overwegend technische aard. Tevens wordt een aantal uitgewerkte wetten ingetrokken. Daarnaast wordt met het voorstel een mogelijkheid in het leven geroepen voor de minister van Economische Zaken en de Nederlandse Mededingingautoriteit (NMa) om gegevens en inlichtingen die aan hen zijn verstrekt door bedrijven in respectievelijk de gas- en elektriciteitssector te verstrekken aan andere bestuursorganen en aan buitenlandse instellingen.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot het verstrekken van gegevens. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 maart 2007, nr. 07.000940, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 mei 2007, nr. W10.07.0068/III, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst enkele kanttekeningen bij de wijzigingen in de Gaswet en Elektriciteitswet 1998 met betrekking tot het verstrekken van gegevens.

1. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Gaswet kan de minister van Economische Zaken verlangen dat een bedrijf in de gassector hem inzage verstrekt in de gegevens die hij nodig heeft voor de uitvoering van de in deze wet of in Verordening 1775/20052 opgedragen taken dan wel voor het opstellen van een energierapport als bedoeld in artikel 52 van die wet. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 kan de raad van bestuur van de NMa van bedrijven in de elektriciteitssector de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken.

Het voorstel voegt, in artikel I, onderdeel C, respectievelijk II, onderdeel A, aan beide artikelen uit de Gaswet respectievelijk de Elektriciteitswet 1998 twee bepalingen toe. Ingevolge de eerste van deze bepalingen worden de minister respectievelijk de raad van bestuur van de NMa bevoegd de op grond van artikel 34 van de Gaswet respectievelijk artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 ontvangen informatie te verstrekken aan buitenlandse instellingen die belast zijn met de toepassing van nationale wettelijke regels op het gebied van gas respectievelijk elektriciteit, respectievelijk aan bestuursorganen. In de tweede bepaling wordt voorgeschreven dat deze bescheiden, gegevens of inlichtingen uitsluitend kunnen worden verstrekt indien de geheimhouding ervan voldoende is gewaarborgd, en ook voldoende is gewaarborgd dat deze gegevens niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

Volgens de toelichting is deze uitwisseling van gegevens onder meer van belang voor de monitoring van de markten die is voorgeschreven op basis van richtlijn 2003/54/EG.1 Voorts is in Noordwest-Europa slechts in Nederland de internationale uitwisseling van gegevens wettelijk onmogelijk en sluit de voorgestelde bepaling aan bij artikel 91 van de Mededingingswet.

De Raad maakt hierover de volgende opmerkingen.

a. Gezien de toenemende verwevenheid van de gasmarkten respectievelijk de elektriciteitsmarkten in de lidstaten van de Europese Unie is het aannemelijk dat behoefte bestaat aan de mogelijkheid van de voorgestelde onderlinge uitwisseling van gegevens tussen toezichthouders. Het kan daarbij gaan om gevoelige en vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Deze omstandigheid vereist onder meer voldoende specificatie van de betreffende gegevens, en aandacht voor de voorwaarden waaronder zij mogen worden verstrekt.

De toelichting specificeert niet om wat voor gegevens het bij deze uitwisseling gaat, in welke gevallen gegevens (moeten) worden uitgewisseld en hoe vaak dit gebeurt. Aldus is niet duidelijk aan welke informatie bij deze uitwisseling nu precies behoefte bestaat. De Raad wijst erop dat ingevolge het voorgestelde vijfde respectievelijk vierde lid van de artikelen 34 van de Gaswet en 7 van de Elektriciteitswet 1998 alle gegevens kunnen worden verstrekt die «van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling». Daaruit valt evenmin enige specificatie af te leiden. Dergelijke specificatie is mede van belang als onderbouwing van de gestelde noodzaak van de voorgestelde mogelijkheid tot gegevensverstrekking. De enkele stelling dat alleen in Nederland uitwisseling niet mogelijk is, is als motivering niet toereikend.

Wat betreft de voorwaarden voor de verstrekking, bevatten het voorgestelde zesde lid van artikel 34 van de Gaswet en het vijfde lid van artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 criteria ten aanzien van geheimhouding en gebruiksdoel. De toelichting gaat echter niet in op de vraag op welke wijze de minister respectievelijk de NMa bij een voorgenomen verstrekking van gegevens aan een buitenlandse toezichthouder zich er, mede gelet op het belang van de betreffende onderneming, voldoende van kunnen verzekeren dat aan deze criteria zal worden voldaan.

Voorts wijst de Raad er op dat de voorgestelde aanvulling van de artikelen 34 van de Gaswet en 7 van de Elektriciteitswet 1998 aansluit bij artikel 91 van de Mededingingswet, zoals paragraaf 2 van de toelichting aangeeft. De toelichting besteedt echter geen aandacht aan het feit dat bij die aansluiting niet ook het criterium is overgenomen dat de verstrekking van de gegevens aan de buitenlandse toezichthouder in het belang is van de Nederlandse economie.

De Raad adviseert in verband met het voorgaande het voorstel aan te passen en de toelichting aan te vullen.

b. Ingevolge de hiervoor genoemde aanvullingen van artikel 34 van de Gaswet en artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 is de minister respectievelijk de raad van bestuur van de NMa bevoegd gegevens te verstrekken aan een buitenlandse instelling die op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van regels op het gebied van gas respectievelijk elektriciteit. Blijkens de toelichting gaat het hier uitsluitend om buitenlandse toezichthouders. De Raad adviseert in de toelichting uiteen te zetten waarom dit begrip toezichthouder niet rechtstreeks in de tekst van het voorstel is opgenomen. Immers, anders dan geldt voor artikel 91 van de Mededingingswet, waaraan de bewuste bewoordingen zijn ontleend, is het bij de Gaswet respectievelijk de Elektriciteitswet 1998 niet al op voorhand duidelijk dat het uitsluitend gaat om toezichthouders. Zo nodig ware het voorstel op dit punt aan te passen.

c. Ingevolge de hiervoor genoemde aanvullingen van artikel 34 van de Gaswet en artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 is de minister respectievelijk de raad van bestuur van de NMa ook bevoegd om gegevens en inlichtingen te verstrekken aan andere bestuursorganen. Uit de toelichting blijkt dat het hier het Staatstoezicht op de Mijnen betreft, dat wordt belast met het toezicht op de veiligheid van het gasleidingennet. De toelichting geeft echter niet aan dat ook andere bestuursorganen aan bedoelde gegevens behoefte hebben. Als dat niet het geval is, kan het voorstel worden beperkt tot een bepaling waarin wordt geregeld dat de NMa gegevens die relevant (kunnen) zijn voor de veiligheid van het gasleidingennet kan verstrekken aan het Staatstoezicht op de Mijnen.

De Raad adviseert het voorstel in die zin aan te passen, dan wel een eventuele verder reikende behoefte dragend te motiveren.

1.a. In navolging van het advies van de Raad van State is in paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting nader aangeduid welke gegevens tussen toezichthouders uitgewisseld kunnen worden. Aangezien hier sprake is van voorbeelden en niet van een limitatieve opsomming, is er niet voor gekozen om deze gegevens op wetsniveau vast te leggen. De clausulering dat het moet gaan om gegevens die van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die instelling, wordt voldoende geacht.

In paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is nader uiteen gezet hoe de NMa respectievelijk de minister de in het zesde lid van artikel 34 van de Gaswet en het vijfde lid van artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen criteria ten aanzien van geheimhouding en gebruiksdoel, kunnen operationaliseren.

Tot slot is eveneens in paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting aangegeven waarom niet het criterium uit artikel 91 van de Mededingingswet is overgenomen dat de verstrekking van gegevens aan een buitenlandse instelling in het belang moet zijn van de Nederlandse economie.

1.b. In de aanvulling van artikel 34 van de Gaswet en artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998 is gekozen voor een bepaling die niet zozeer aansluit bij het Nederlandse begrip «toezichthouder» maar die ruim genoeg is om rekening te houden met de nationale keuzes en benamingen van andere landen waarmee informatie wordt uitgewisseld. Om deze reden wordt in de tekst van het wetsvoorstel het meer neutrale begrip «instelling» gebruikt. In de toelichting is in navolging van het advies van de Raad van State nader uiteen gezet waarom in de tekst van het wetsvoorstel wordt gekozen voor het begrip instelling in plaats van toezichthouder.

1.c. Hoewel op dit moment het voornemen bestaat om het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) te belasten met het toezicht op de veiligheid van het gasleidingennet, is er niet voor gekozen dit op wetsniveau vast te leggen. Het wordt wenselijk geacht de ruimte te behouden in de toekomst eventueel andere instanties hiermee te belasten. Dit is bovendien in lijn met artikel 59 van de Gaswet, op basis waarvan het SodM is belast met een aantal taken, zonder als zodanig in de wet genoemd te worden. In de toelichting op artikel I, onderdeel I, is hieraan nader aandacht besteed.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn allen verwerkt in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het wetsvoorstel nog enkele wijzigingen van wetten mee te nemen tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W10.07.0068/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat artikel 2, onderdeel d, laten vervallen.

– In artikel III er rekening mee houden dat de Aanbestedingswet nog niet door de Eerste Kamer der Staten-Generaal is aangenomen.

– In artikel X achter «Waarborgwet» het jaartal 1986 plaatsen.

– In artikel XII (Stb. 217) vervangen door: (Stb. K 217).

– Artikel I, onderdeel D, afzonderlijk toelichten.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Verordening 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten (Pb EU 2005, L 289).

XNoot
1

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (Pb EU 2003, L 176/37).

Naar boven