31 115
Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende enkele technische aanpassingen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 9 oktober 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I. Algemeen 1

II. Artikelen 1

I. ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Kieswet. Het gaat overwegend om een aantal kleinere, technische en praktische aanpassingen, voornamelijk op advies van de Kiesraad. Niettemin hebben deze leden nog enkele – kritische – vragen. Al was het alleen maar omdat aanpassingen in de regelgeving de praktijk behoren te dienen. Sommige voorgestelde wijzigingen zijn hun niet helemaal duidelijk.

Ook de leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel waarover zij nog enkele vragen hebben.

II. ARTIKELEN

Artikel I

A

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de vereenvoudigde, minder omslachtige methode om Nederlanders buiten Nederland als kiezer te laten registreren. Het ligt inderdaad voor de hand om geen gedwongen omweg via de consul te maken, maar rechtstreekse aanmelding bij de gemeente Den Haag mogelijk te maken. Maar zij vragen of directe registratie wel waterdicht is. Is, met andere woorden, het college van B&W van Den Haag in staat te beoordelen of aan de voorwaarden voor registratie is voldaan? En zo ja, hoe?

H, J, K, L, T, U, X, FF, II en MM

De leden van de CDA-fractie noteren dat de regering voornemens is af te wijken van de hoofdregel van bekendmaking. Waar volgens de Algemene wet bestuursrecht publicatie via een blad (bijvoorbeeld de Nederlandse Staatscourant) standaard is, wordt voorgesteld om in de Kieswet in een aantal gevallen bekendmaking via een (openbare?) zitting mogelijk te maken. Kan de regering meedelen welke voordelen dat in de praktijk heeft? Werkt het werkelijk sneller?

Deze wetswijziging verbaast de leden van de CDA-fractie enigszins. Kort geleden heeft de regering aan de Tweede Kamer een voorstel voorgelegd dat voorziet in uitsluitend elektronische publicatie op termijn. Door internet aan te wijzen als het enige publicatiekanaal van overheidswege zouden de snelheid, volledigheid en betrouwbaarheid met sprongen vooruitgaan. Maar in dit voorstel wordt de zitting als middel tot bekendmaking (opnieuw) geïntroduceerd.

Hoe verhoudt de voorgestelde wijziging van de Kieswet zich tot het voorstel voor de Elektronische bekendmakingswet? Gaat het niet in tegen de hoofdprincipes van die nieuwe wet? Wordt de nagestreefde uniformiteit niet onder druk gezet door al direct uitzonderingen op de hoofdregel toe te staan?

En, is de zitting wel zo’n goed instrument? Worden besluiten zo wel op een duidelijke wijze voor iedereen kenbaar?

N

Enkele vragen hebben de leden van de CDA-fractie over de uitreiking van kiezerspassen. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden opgemaakt dat de gemeente Den Haag die passen in het vervolg aangetekend dient te verzenden, om er zeker van te zijn dat ze te bestemder plaatse arriveren. Dat brengt zulke hoge kosten met zich mee dat de regering voorstelt de Kieswet aan te passen. Om welke bedragen gaat het? Is het financiële argument wel voldoende om zoiets belangrijks als het verkiezingsproces zo foutloos mogelijk te houden?

De leden van de SP-fractie vragen een uiteenzetting waarom de regering het standpunt van de Raad van State met betrekking tot de kiezerspas van kiezers in het buitenland niet deelt. De Raad van State is van oordeel dat verzending zodanig dient te geschieden als dienstig is om de betrokkene te bereiken. Is de regering het met deze leden eens dat iedere kiesgerechtigde een gelijke kans moet krijgen om zijn of haar stem uit te brengen?

Q, R. S. onder 2 en 3, T, onder 1 en 2, V, W, Y, AA, BB, CC, DD, EE onder 2

Met meer dan gewone belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van de voorstellen om het aantal blanco stemmen en het aantal ongeldige stemmen apart te registeren. Dat blanco stemmen als ongeldige stemmen worden aangemerkt, komt deze leden achterhaald voor. Met een (weloverwogen) blanco stem geeft de kiezer meestal een signaal af, een van protest. Via stemmachines en -computers is het al mogelijk blanco te stemmen. Het lijkt de leden van deze fractie goed om die blanco stemmen afzonderlijk te registreren. Maar laten blanco stemmen zich steeds even helder van ongeldige stemmen onderscheiden? Is het ondubbelzinnige criterium dat er niets, maar dan ook helemaal niets, op het stembiljet mag zijn geschreven?

In de memorie van toelichting stelt de regering dat dit wetsvoorstel niet voorziet in een regeling die het uitbrengen van een blanco stem op een stemmachine of stemcomputer mogelijk maakt, stellen de leden van de SP-fractie vast. Mede naar aanleiding van het rapport «Stemmen met vertrouwen» van de Commissie inrichting verkiezingsproces is besloten tot een nieuwe manier van gebruik van stemmachines/stemcomputers. Is de regering bereid om in deze nieuwe methodiek blanco stemmen op een stemmachine/stemcomputer mogelijk te maken?

JJ en LL

Dat de regering, op voorstel van de Kiesraad, de mogelijkheid weer wil invoeren om benoemingsbrieven ook per aangetekende post te versturen, kunnen de leden van de CDA-fractie billijken. Niet iedereen is immers in staat om direct na een verkiezing zijn benoemingsbrief persoonlijk in ontvangst te nemen. Zijn er gegevens bekend waaruit blijkt om hoeveel gekozen volksvertegenwoordigers het gaat? Is het nodig om in de wet zo expliciet vast te leggen dat die kennisgeving binnen twee dagen geschiedt?

PP

Het is de leden van de CDA-fractie nog niet helemaal duidelijk hoe onduidelijkheden over de beëindiging van het Kamerlidmaatschap in verband met de benoeming tot minister of staatssecretaris – zoals zich voordeed rond de toenmalige staatssecretaris Bijlhout in 2002 – door de voorgestelde wetswijziging tot het verleden zullen gaan behoren.

Om het helder te krijgen, hebben deze leden nog enkele aanvullende vragen. Betekent de nieuwe wettelijke regeling dat het Kamerlidmaatschap van rechtswege kan ophouden? Dat hoor en wederhoor – van oudsher een belangrijk onderdeel van de rechtspositie van volksvertegenwoordigers – in gevallen als deze worden geschrapt? Hoe verhoudt zich dat tot de parlementaire onafhankelijkheid? Beperkt zich dat tot Kamerleden die worden benoemd tot minister of staatssecretaris? Of heeft het ook betrekking op de andere incompatibiliteiten volgens artikel 57, tweede lid, van de Grondwet?

Wanneer gaat die van rechtswege beëindiging van het Kamerlidmaatschap in? Op het moment dat het desbetreffende Koninklijk Besluit is getekend en gepubliceerd? Verdient het geen aanbeveling onverwijld de voorzitter van de Eerste dan wel Tweede Kamer van dat besluit in kennis te stellen?

De leden van deze fractie vragen of een alternatieve regeling niet de voorkeur verdient, een regeling waarbij de benoeming tot minister of staatssecretaris pas wordt geëffectueerd als de betrokkene het Kamerlidmaatschap heeft beëindigd? Zo’n regeling heeft het principiële voordeel dat het Kamerlidmaatschap «onaangetast» blijft. Deze leden zijn benieuwd naar de reactie van de regering.

UU

De leden van de SP-fractie hebben begrip voor de opvatting van de regering dat bij eenzijdige beëindiging van een benoeming in een vertegenwoordigend orgaan de mogelijkheid van een direct beroep bij de rechter niet wenselijk is, zonder de raad te hebben gehoord. Deze leden zijn van mening dat het goed zou zijn als de raad dan ook in de gelegenheid is om hoor en wederhoor toe te passen. Het eenzijdig voorleggen van de waarschuwing door het college aan de raad is wat deze leden betreft te summier. Kan de regering hiermee instemmen?

Artikel II

De regering stelt dat het niet wenselijk is dat iemand bezwaar en beroep instelt tegen de stemwaarden van het centraal stembureau. Maar wat gebeurt als er een vermoeden van fraude zou zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie. Waar kan iemand dan terecht om dit aan te vechten?

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven