31 109 Evaluatie Wet BIBOB

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2011

Met deze brief informeer ik u over het feit dat ik een tijdelijke kwaliteitscommissie Bibob heb ingericht. Deze commissie heeft de opdracht gekregen om de kwaliteit van de adviezen van het Landelijk Bureau Bibob alsmede de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen, te toetsen. De commissie zal per direct (officieel) haar taak gaan vervullen. In deze brief zal ik uiteenzetten waarom ik deze commissie heb geformeerd alsmede wie daarin zitting zullen nemen.

1. Aanleiding

Het doel van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert. Om deze doelstelling te realiseren onderzoekt het Landelijk Bureau Bibob (hierna het Bureau) op verzoek van een bestuursorgaan of er een kans bestaat dat een vergunning, subsidie of overheidsopdracht misbruikt wordt of misbruikt zal worden voor criminele activiteiten. Het onderzoek mondt uit in een Bibob-advies, waarin de kans op misbruik van de vergunning, subsidie of aanbesteding wordt weergegeven als: geen gevaar, enig gevaar of ernstige mate van gevaar.

Het advies dat door het Bureau wordt uitgebracht vormt voor bestuursorganen een belangrijk instrument in de besluitvorming aangaande vergunningen, subsidies en aanbestedingen. Dit betekent dat het bestuursorgaan op de betrouwbaarheid ervan moet kunnen afgaan en dat het advies voor het bestuursorgaan optimaal bruikbaar is voor het daartoe bestemde doel. Mede gelet op het gesloten verstrekkingenregime en de geheimhoudingsplicht van de Wet Bibob is het voor bestuursorganen (en andere betrokken partijen zoals leden van de rechterlijke macht en advocaten) niet mogelijk om de aan het advies ten grondslag liggende informatie in te zien teneinde de kwaliteit van het advies te beoordelen. Om de transparantie te bevorderen, is besloten een kwaliteitscommissie in te richten, die de kwaliteit van de adviezen van het Bureau en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen zal toetsen.

2. Waarom een tijdelijke kwaliteitscommissie

De huidige wet Bibob biedt geen mogelijkheid een externe commissie in te stellen. In de huidige wet Bibob wordt namelijk zeer nauwkeurig beschreven wie gerechtigd zijn tot het inzien van informatie. In beginsel zijn dit medewerkers van het Bureau en geen externe partijen. Inmiddels is een wetswijziging bij de Tweede Kamer aanhangig waarin wordt geregeld dat de kring wordt verruimd. Op grond van deze wijziging is het mogelijk een externe kwaliteitscommissie in te stellen.

Omdat ik nu al de transparantie van het Bureau wil bevorderen, alsmede maatregelen wil nemen om de kwaliteit van de adviezen blijvend te beheersen, heb ik besloten om vooruitlopend op de wetswijziging zelf een (tijdelijke) kwaliteitscommissie Bibob in te stellen. Om ervoor te zorgen dat de leden gerechtigd zijn de adviezen in te zien, worden ze toegevoegd aan het Bureau Bibob. De leden zullen echter rechtstreeks aan mij rapporteren en zijn geen verantwoording verschuldigd aan de directeur Bibob. Daarnaast bepaalt de commissie onafhankelijk van het Bureau haar werkwijze, haar keuze van de te onderzoeken adviezen en zij bepaalt zelf de prioriteit van haar werkzaamheden. Deze afspraken en waarborgen zijn neergelegd in de «Regeling kwaliteitscommissie Bibob», welke op de website van de Dienst Justis is gepubliceerd.

3. De leden van de tijdelijke kwaliteitscommissie

Recentelijk heb ik een aantal (ervarings)deskundigen op het terrein van Bibob uit verschillende disciplines gevraagd om zitting te nemen in de kwaliteitscommissie. Ik ben verheugd dat de volgende leden zich bereid hebben verklaard deze taak op zich te nemen.

  • de heer mr. J. A. Blok, voormalig procureur generaal (de voorzitter);

  • mevrouw mr. A. van den Berg, universitair docent en onderzoeker aan de Vrije Universiteit te Amsterdam;

  • de heer mr. H. M. Linthorst, voormalig directeur Wetgeving en Juridische Zaken bij het ministerie van Economische Zaken;

  • mevrouw prof. mr. dr. A. J. C. de Moor-van Vugt, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam;

  • de heer mr. J. J. H. Pop, voormalig burgemeester van onder andere Haarlem.

Eens per jaar zal de kwaliteitscommissie ook een jaarverslag uitbrengen. Dit jaarverslag zal ik samen met het jaarverslag Bibob aan u toezenden. (Ik heb er het volste vertrouwen in dat de kwaliteitscommissie zal komen tot een deskundige en onafhankelijke toetsing van de kwaliteit van de adviezen van het Bureau en goede aanbevelingen zal doen ter verbetering daarvan.)

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven