31 091
EU-verdragsherziening

nr. 1
VERSLAG VAN DE INSPRAAKBIJEENKOMSTEN

Vastgesteld 19 juni 2007

De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft vier inspraakbijeenkomsten georganiseerd over «Europa: hoe nu verder?».

Van deze bijeenkomsten brengt de commissie bijgaand verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Huisinga

1. Inleiding

Na de reflectieperiode volgend op het Nederlandse en Franse «nee» bij de referenda over het Grondwettelijk Verdrag heeft het Duitse EU-voorzitterschap het voornemen om tijdens de Europese Raad van juni 2007 conclusies te trekken over de richting van noodzakelijke verdragswijzigingen. Met dat doel stelt het Duitse voorzitterschap in overleg met de lidstaten een verslag op waarin de stand van de discussie over het Verdrag wordt gepresenteerd. Dat verslag zal op de Europese Raad van 21/22 juni 2007 als basis dienen voor een besluit over het vervolg van de genoemde discussie over de stand van het verdrag.

Ter voorbereiding hierop debatteert de Tweede Kamer op 20 juni met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken. De Tweede Kamer, meer specifiek de vaste commissie voor Europese Zaken, wilde zich voorafgaand aan dit debat door middel van vier inspraakbijeenkomsten begin juni 2007 (week 23) informeren over de mening van individuele burgers over de toekomst van de Europese Unie.

De inspraakbijeenkomsten zijn derhalve georganiseerd om de leden van de vaste commissie voor Europese Zaken de gelegenheid te geven de mening van burgers te horen over de bestuurlijke rol van de EU op een aantal thema’s. De uitkomsten worden door de commissie meegewogen bij de beantwoording van de vraag of een nieuw Europees verdrag gewenst is en, zo ja, op welke punten (bevoegdheden en beleidsterreinen) de huidige verdragen verbetering behoeven.

De commissieleden hadden op de inspraakbijeenkomsten een centrale rol als toehoorders van de aanwezige burgers en luisterden naar hun opvattingen en wensen. Het was niet de bedoeling dat de Kamerleden in discussie gingen met het publiek. Wel kregen alle aanwezige Kamerleden vastgelegde spreektijd om kort te reageren op hetgeen door de aanwezige burgers naar voren werd gebracht. Ook hierbij was het niet de bedoeling dat de Kamerleden (partij-)politiek bedreven. Zij moesten primair aangeven wat hen opviel aan opmerkingen uit de zaal en wat ze daarvan ter overweging mee zouden nemen ter voorbereiding op het Kamerdebat van 20 juni.

Het is de eerste keer dat het Nederlandse parlement zich voorbereidt op een Europese discussie door op deze manier burgers te consulteren.

Verslag

Met bovengenoemde doelstelling van deze bijeenkomsten is dit rapport primair bedoeld als verslag aan de Tweede Kamerleden ter voorbereiding op de diverse (inter)nationale debatten over de toekomst van de EU die dit jaar zullen plaatsvinden. Daarnaast is het tevens publiekelijk beschikbaar voor pers en andere geïnteresseerden.

In dit rapport treft u een verslag aan van de vier bijeenkomsten op hoofdlijnen. Het is geen woordelijk verslag van de bijeenkomsten; woordelijk uitgeschreven verslagen zijn te vinden op de website van de Tweede Kamer zelf, waar ook alle vier bijeenkomsten nog in hun geheel kunnen worden bekeken of beluisterd.

In dit verslag wordt voornamelijk stilgestaan bij de trends en bijzonderheden zoals die bij de vier bijeenkomsten zijn waargenomen. Omdat de meningen van het publiek op deze bijeenkomsten centraal stonden, zijn uitspraken van de aanwezige Tweede Kamerleden bewust niet in dit verslag opgenomen.

De inspraakbijeenkomsten vonden plaats op de volgende data en locaties (tabel 1).

Tabel 1

DAGDATUMTIJDGEMEENTELOCATIE
Maandag4 juni 200719.00–22.00GroningenMartiniplaza, Springerzaal
Dinsdag5 juni 200719.00–22.00ApeldoornGemeentehuis, Burgerzaal
Woensdag6 juni 200719.00–22.00EindhovenStadhuis, Raadzaal
Donderdag7 juni 200719.00–22.00Den HaagTweede Kamer, Oude zaal

2. Werkwijze op de bijeenkomsten

De bijeenkomsten waren elke avond in drie «blokken» verdeeld:

1. Inhoudelijk

In dit blok werd gevraagd op welke beleidsterreinen de EU een grotere of juist kleinere rol moest gaan vervullen, aangevuld met enkele inhoudelijke stellingen of vragen over de bij de eerste vraag meest genoemde beleidsterreinen.

2. Procedures en spelregels

Tijdens dit gedeelte werd stilgestaan bij het democratische gehalte van de EU en bij procedurele kwesties rond de EU, zoals het wel of niet behouden van vetorechten door lidstaten en de vraag hoe het nu verder moet met een Europese grondwet.

3. Uitbreiding

In het laatste blok werd het publiek gevraagd hoe men dacht over de toetredingsvoorwaarden voor nieuwe landen en waar volgens hen de grenzen van de EU liggen.

Dit verslag bespreekt de reacties van het publiek aan de hand van deze indeling.

Stellingen en stemkastjes

Centraal element in de bijeenkomsten was een op groot scherm geprojecteerde presentatie met stellingen en vragen. De deelnemers kregen bij binnenkomst een stemkastje uitgereikt, waarmee zij op de verschillende vragen en stellingen antwoord konden geven. De uitslag van elke stemming kwam direct op een groot scherm in beeld en werd door de gespreksleider gebruikt om de discussie op gang te brengen. Via het stemmen op stellingen en door bijdragen te leveren aan de discussie kon het publiek zijn klachten en wensen uiten over de EU op bovengenoemde elementen.

Voorzichtigheid met de interpretatie van de cijfers is geboden!

De bedoeling van de stellingen en stemuitslagen was niet om een – zelfs maar bij benadering – representatief beeld te krijgen van de opvattingen van de Nederlandse burgers. Het ging er om de discussie op de bijeenkomsten op gang te helpen. Het vergaren van cijfers was dus niet een doel op zich.

Ter onderstreping hiervan wijzen we er op dat de omvang en de samenstelling van het publiek verschilde per bijeenkomst en er soms mensen later binnenkwamen of eerder weggingen. Ook was men niet verplicht op iedere stelling mee te stemmen; onthoudingen werden niet apart bijgehouden.

Daarnaast zijn in de loop van de vier dagen soms de formuleringen van stellingen veranderd. Dit kan tot verschil in stemgedrag hebben geleid. Ten slotte zijn per bijeenkomst over andere inhoudelijke thema’s vragen gesteld. De uitslagen van de vier bijeenkomsten zijn daarom ook niet exact met elkaar te vergelijken. Om een algemene indruk te geven zijn ze in dit verslag bij elkaar opgeteld, maar meer dan dat moet hier niet uit worden gelezen.

De nadruk ligt in dit verslag op de toelichting van de trends van de uitslagen en vooral op wat de meest gehoorde geluiden uit het publiek waren in de discussies van 10 tot 20 minuten die op de stellingen volgden. Daarin kwam de mening van het publiek het beste tot uiting.

N.B. De cijfers uit dit verslag kunnen beter niet als argumentatie door politiek of pers worden gebruikt of in exacte citaten in hiernavolgende publicaties verwerkt. Dat zou ten onrechte de schijn kunnen wekken dat dit harde, representatieve cijfers zijn over hoe het Nederlandse publiek over de Europese Unie denkt.

3. Voorbereiding

Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) kreeg de opdracht van de Tweede Kamer deze inspraakbijeenkomsten te organiseren na een inschrijving waarop ook andere organisaties voorstellen konden aanleveren.

Gedurende de weken voorafgaande aan de inspraakbijeenkomsten werkte de staf van de commissie Europese Zaken en het projectteam van het IPP samen aan de voorbereidingen. Daarbij nam de staf het communicatiebeleid en het contact met de te bezoeken gemeenten voor haar rekening. Het IPP was – binnen de kaders van de eerder door de commissie Europese Zaken vastgestelde modaliteiten – verantwoordelijk voor de inhoudelijke voorbereiding, het programma van de avonden en het aanstellen en briefen van de gespreksleider. De thema’s die centraal stonden en de onderwerpen voor de stellingen tijdens de bijeenkomsten waren samen met de commissie besproken. Eenmaal is een grote gezamenlijke bijeenkomst gehouden met het projectteam van het IPP, de benaderde gespreksleider, de staf en de commissie voor Europese Zaken zelf.

OpinieWijzer

Voorafgaand aan de inspraakbijeenkomsten ontwikkelde het IPP een OpinieWijzer: een vragenlijst die op internet via de website van de Tweede Kamer kon worden ingevuld. De vragen werden samen met de staf van de commissie opgesteld. Daarnaast kregen bezoekers de gelegenheid zelf thema’s aan te dragen en/of het belang van verschillende onderwerpen aan te geven. De OpinieWijzer diende zo verschillende doelen:

– De vragenlijst gaf gebruikers een beeld van de onderwerpen die aan de orde zouden komen op de inspraakbijeenkomsten en nodigden uit tot gedachtevorming daarover.

– Werving van deelnemers aan de inspraakbijeenkomsten: iedereen die de vragenlijst invulde werd uitgenodigd om zich voor één van de bijeenkomsten aan te melden.

– Burgers die niet in staat waren fysiek naar de bijeenkomsten te komen, konden door het invullen van de OpinieWijzer toch hun mening laten horen.

– De antwoorden gaven al vóór de bijeenkomsten een eerste indruk van de mensen die interesse toonden: wat is hun achtergrond en welke onderwerpen vinden zij belangrijk?

Tot aan de inspraakbijeenkomsten is de OpinieWijzer 1065 keer ingevuld via de website van de Tweede Kamer. De OpinieWijzer is bovendien afgedrukt in Groot Eindhoven; 205 mensen hebben deze ingevuld en opgestuurd. De resultaten van de OpinieWijzer zijn in dit rapport opgenomen als Bijlage II.

De OpinieWijzer blijft tot december 2007 online en kan nog steeds worden ingevuld op http://enquete.publiek-politiek.nl/inspraakbijeenkomsten en via de site van de Tweede Kamer www.tweedekamer.nl.

4. Het publiek

Om vooral de reacties centraal te zetten en zo veel mogelijk mensen aan het woord te krijgen en met elkaar in discussie te laten gaan, was het maximum aantal bezoekers per avond op 150 vastgesteld. Er waren dan ook maximaal 150 stemkastjes beschikbaar (om technische redenen was dit in de praktijk 147).

Opkomst en stemrecht

Het publiek dat de bijeenkomsten bezocht, kreeg bij binnenkomst een stemkastje uitgedeeld. De aanwezige Tweede Kamerleden mochten uiteraard niet meestemmen. In onderstaande tabel (tabel 2) is weergegeven hoeveel «stemmende deelnemers» per bijeenkomst aanwezig waren.

Het werkelijke aantal aanwezigen was steeds iets hoger. Op elke bijeenkomst wenste een aantal mensen geen gebruik te maken van een stemkastje of stemden meerdere mensen samen met een kastje. Het publiek werd hier vrij in gelaten. In Den Haag zaten er – journalisten niet meegerekend – 160 mensen in de zaal, en hebben bovendien nog tien tot vijftien mensen vanuit een andere zaal de inspraakbijeenkomst op scherm live kunnen volgen (zonder mee te stemmen).

Samenstelling publiek

Om de deelnemers het gebruik van de stemkastjes uit te leggen, werden aan het begin twee vragen over sekse en leeftijd gesteld (tabel 3). Grofweg tweederde van het publiek bestond iedere keer uit mannen.

De leeftijdsamenstelling varieerde aanzienlijk per gemeente.

Referendum 2005

Op iedere bijeenkomst is in de loop van de avond de vraag gesteld hoe het publiek had gestemd bij het referendum over de Europese Grondwet in 2005 (tabel 4). De verhouding voor- en tegenstemmers bij de bijeenkomsten kwam niet overeen met die van de uitslag van het referendum (die was 38% voor, 62% tegen), maar de diversiteit van meningen was wel iedere bijeenkomst duidelijk gewaarborgd.

Tabel 2

GEMEENTEAANTAL STEMMENDE AANWEZIGEN
Groningen107
Apeldoorn101
Eindhoven141
Den Haag147
Totaal496

Tabel 3

%SEKSE LEEFTIJD
GemeenteManVrouw<1818–2930–4950–6565+
Groningen70,929,10,940,421,528,09,3
Apeldoorn68,032,03,115,329,632,719,4
Eindhoven70,729,30,720,630,528,419,9
Den Haag69,730,31,432,930,026,49,3

Tabel 4

%referendum 2005
GEMEENTEVOORTEGENNIET GESTEMD*
Groningen75,0**   
Apeldoorn45,549,5 5,0
Eindhoven46,148,7 5,2
Den Haag50,439,610,1

*  Incl. blancostemmers

** Inschatting van de gespreksleider bij spontane stemming met handopsteking

5. De inhoud

5.1 De EU moet op de volgende beleids-terreinen Meer/Minder doen

Meerdere antwoorden mogelijk

Iedere avond is het publiek gevraagd uit een lijst van 10 tot 12 beleidsterreinen aan te geven op welke terreinen zij vindt dat de EU meer of minder moet doen. Uit de vier verschillende bijeenkomsten door het hele land komt een sterk eenduidig beeld naar voren (figuur 1):

Figuur 1

Zonder uitzondering kwamen bij alle vier de bijeenkomsten de volgende beleidsterreinen in de Top 3 bij de categorie «Meer»*:

Milieu

Energiebeleid

Buitenlands beleid

Bij de categorie «Minder»** iets meer variatie, maar de volgende beleidsterreinen komen allemaal minstens twee van de vier keer in de Top 3:

Belastingen (alle vier de bijeenkomsten)

Sociale Zekerheid & Werkgelegenheid

Onderwijs, Wetenschappen & Cultuur

Gezondheidszorg

* Mede doordat de eerste avond «Milieu & Energie» als één beleidsterrein in de lijst stond. Asiel- & Migratiebeleid was toen het derde beleidsterrein in de top 3.

** Overigens zou vooral uit de antwoorden bij de categorie «Minder» kunnen worden opgemaakt dat de vraag is geïnterpreteerd als «De EU moet zich met de volgende beleidsterreinen WEL of NIET bezighouden»: De gegeven beleidsterreinen bij de categorie «Minder» zijn immers beleidsterreinen waar de EU momenteel weinig bevoegdheden heeft. Een deel van het publiek lijkt dit op z’n minst zo te willen houden.

Doordat het publiek meerdere beleidsterreinen mocht kiezen en de resultaten in absolute getallen werden weergegeven is de schets van een totaal cijfermatig beeld en een vergelijking tussen de verschillende bijeenkomsten lastig te geven. Bovendien zijn naar aanleiding van opmerkingen uit de zaal en van wensen van de commissie de antwoordcategorieën tussentijds aangepast. Bovenstaand beeld is echter zeer helder en wordt nog versterkt door het feit dat de lijsten «Meer» en «Minder» consequent elkaars spiegelbeeld vormden wat betreft gekozen beleidsterreinen.

Interessante uitzondering op dit laatste is dat in Den Haag de later toegevoegde antwoordcategorie «Interne Markt» – een van de kernen van het bestaansrecht van de EU – zowel bij «Meer» als «Minder» op nummer 5 stond.

Reacties uit de zaal:

«Ik vind de consistentie in de uitslagen opvallend. Ik vraag mij echter wel af in hoeverre mensen zicht hebben op de invloed van de Europese Commissie en de Europese Unie op dit soort terreinen».

– Gespreksleider: «Mag ik dat vertalen in de aanbeveling om het transparanter te maken?» «Inderdaad, maar dat is niet alleen de taak van de Europese Unie. Het is ook een taak van de nationale overheden».

– Reactie zaal: «Het is ook een taak van de pers».

«Het valt mij op dat veel mensen gezegd hebben dat de Europese Unie op het gebied van onderwijs en cultuur minder te zeggen moet krijgen. Diegenen hebben dat volgens mij gedaan uit angst voor verlies van nationale soevereiniteit, nationale identiteit of iets dergelijks. Europa heeft op dit gebied overigens eigenlijk helemaal geen bevoegdheden».

«Ik vind het vreemd dat zo veel mensen vinden dat Europa zich minder bezig zou moeten houden met sociale zaken en werkgelegenheid. Mijn stelling is dat er juist op dit gebied een goede harmonisering binnen Europa moet zijn, wil het op den duur een echt economisch succes zijn».

«Ik wil graag veel meer nadruk hebben op sociale zaken en werkgelegenheid. Op die manier kan er meer evenwicht komen in de economie».

«Inderdaad. De vorige meneer verwoordde precies wat ik zelf ook vind. Ik heb ook gestemd voor meer Europese samenwerking op het gebied van sociale zaken en werkgelegenheid, omdat wij in Europa baat hebben bij een vrije arbeidsmarkt, maar die moet heel goed zijn gereguleerd, op Europees niveau; anders kun je niet spreken van een vrije arbeidsmarkt».

«Ik mis een antwoord op de vraag waarop de Europese Unie tegenwoordig is gebaseerd. Het is begonnen met de interne markt. Ik zou daar graag wat minder van zien. Een heleboel terreinen hebben te maken met de interne markt, met de concurrentiepositie. Alles moet prijs- en marktgerelateerd zijn. Ik ben voor een socialer Europa, maar ik wil dat in een volgend verdrag wordt afgesproken waarmee de markt zich mag bemoeien».

«Wat mij betreft mag die markt er zich een heel stuk minder mee bemoeien. Ik denk dan aan de gezondheidszorg, het openbaar vervoer.

Al dat soort voorzieningen moet duidelijk omschreven worden. Zij mogen door de overheid gerealiseerd worden».

«Ik ben blij dat meer aandacht wordt besteed aan energie en buitenlands beleid. Dat is echt nodig. Ik kom net uit Estland. Dit land is op een buitengewoon grove wijze onder druk gezet door Rusland. Rusland gebruikt daar vooral de energiepolitiek voor».

«Ik had graag het dierenwelzijn bij deze punten gezien. Daarmee wil ik ook hebben gezegd dat ik deel wil uitmaken van een beschaafd Europa».

«Wij zien dat de mensen vinden dat Europa minder invloed moet krijgen op onderwijs. Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Zo vind ik het Erasmus-programma fantastisch. Dat houdt uitwisseling van buitenlandse studenten in Europa in».

«Als Europa meer moet doen, betekent dat dan automatisch dat de lidstaten minder doen, en vice versa? Want er zijn onderwerpen die mijn prioriteit hebben, maar ik weet niet per se bij welke van de twee iets beter af is».

«Blijkbaar willen best veel mensen hier dat de EU minder doet op het gebied van onderwijs en cultuur. Dat vind ik best opvallend. En jammer, want zeker op dit terrein en zeker wat betreft wetenschap denk ik dat veel zaken veel beter kunnen als er Europees zou worden samengewerkt».

«Ik mis de rol die de Nederlandse politiek speelt in het meedoen in het Europese beleid. (...) Ik heb (...) nog nooit zoveel Kamerleden bij elkaar gezien die ook werkelijk de voorbereiding volgden. De Kamer was vroeger nauwelijks geïnteresseerd in wat er in Europa gebeurde. (...)»

«Ik ben een van de mensen die «Minder» heeft gezet bij interne markt.

We zijn natuurlijk begonnen met economische gemeenschappen. Maar waar ik mij aan stoor, is de misbalans tussen de interne markt en de economie en andere maatschappelijke waarden. (...) In 2000 besteedden wij 1 miljard euro aan de subsidie van tabaksboeren. Een paar jaar geleden is niet ver hier vandaan een meisje doodgereden door een vrachtwagen omdat er geen dodehoekspiegel op zat. Dat is een apparaat dat 100 of 150 euro kost om op een vrachtwagen te zetten. Dat is in Nederland in 2003 ingevoerd. En wanneer denkt u dat alle vrachtwagens uit de EU die in Nederland rijden zo’n ding moeten hebben? 2011 of 2012. Dat is die disbalans».

«Ik vind het begin al tendentieus. Men gaat ervan uit dat de hele zaal vindt dat in Europa meer of minder moet worden gedaan. Misschien zijn er ook wel mensen die het «Zwitserlandmodel» aanhangen. Nederland is altijd een sterk land geweest, net als Zwitserland. Ik zou graag willen dat Nederland uit de Europese Unie stapt. Ik ken de achtergronden en weet dat dit heel moeilijk of zelfs onmogelijk is, maar ik vind dat Nederland weer op eigen benen moet gaan staan. Nederland is wel rijk, maar binnen het steeds groter wordende Europa heel klein. Wij verdrinken straks in Europa».

5.2 Milieu

Een aanvullende inhoudelijke vraag over het milieu, het thema dat bij de eerdere Meer/Minder-vraag steeds bovenaan eindigde in de categorie «Meer», is in steeds verschillende vorm aan het publiek voorgelegd (tabel 5).

Tabel 5

APELDOORN:
De EU heeft de doelstelling om voor het jaar 2020 te zorgen voor 20% vermindering van de CO2-uitstoot. Uw mening hierover.
  %
1.Dat is een goede zaak. De EU staat sterker in de wereldwijde strijd tegen klimaatverandering als alle landen op één lijn zitten.86,4
2.Elke land is anders. Daarom is het beter als elk land zijn eigen doelstellingen vastlegt.11,1
3.Weet Niet / Geen Mening2,5
   
EINDHOVEN:
Moet de EU de verdere ontwikkeling van het milieubeleid bepalen?
1.Eens66,7
2.Oneens20,3
3.Weet Niet / Geen Mening13  
   
DEN HAAG:
Het Europees milieubeleid moet ook gaan over lokale (niet-grensoverschrijdende) milieuproblemen.
1.Eens43,8
2.Oneens46  
3.Weet Niet / Geen Mening10,2

De trend dat de EU hier volgens een grote meerderheid van het publiek een grotere rol moet gaan spelen is duidelijk, zeker waar specifiek naar brede, grensoverschrijdende problematiek en internationale C02-doelstellingen wordt gevraagd. Het publiek in de zaal wijst bij dit thema vaak op de onmacht van individuele lidstaten en daarmee de noodzaak tot samenwerking. In een algemenere formulering zoals in Eindhoven neemt de steun af, maar die is dan toch nog steeds tweederde.

Wanneer explicieter wordt gemaakt dat een gezamenlijk milieubeleid ook zou kunnen gaan gelden voor niet-grensoverschrijdende problemen, neemt de tegengestelde opvatting toe. Vooral argumenten betreffende het subsidiariteitsbeginsel en de mogelijkheid een voortrekkersrol te spelen (voorbeelden: roetfilters en anti-fijnstofmaatregelen) komen dan in de zaal naar voren.

Reacties uit de zaal:

«Ik heb gestemd op meer invloed voor Europa op het gebied van milieu. Ik constateer dat heel veel mensen dat met mij eens zijn. Ik vind dat een goed teken. Volgens mij kan Europa op het gebied van milieu namelijk heel veel betekenen. Ik denk aan harde normen».

Daarbij kunnen kanttekeningen geplaatst worden in die zin dat Europa de normen kan vaststellen, maar dat, wanneer individuele lidstaten meer zouden willen doen, dit altijd mogelijk moet zijn. Dit moet vooral op het gebied van het milieu mogelijk zijn. (...) Een land dat meer wil doen, mag dat dus volgens u, maar minder mag niet».

«Nou, ik weet het wel. De CO2-uitstoot is nu een hype, maar heeft helemaal niets met welke klimaatverandering dan ook te maken – als er al een klimaatverandering zou zijn. De arrogantie dat wij de oorzaak zouden zijn van klimaatverandering! Dat kan aan heel andere zaken liggen».

«Ik heb bewust wel gestemd. Alleen wat het moet zijn, zit er niet bij, namelijk dat Europa een marktconform milieubeleid voert. Dan heb je geen doelstellingen per lidstaat, maar een heel ander instrument».

«Ik wil aandacht vragen voor de enorme groep weerlozen in onze samenleving: de dieren. Er zijn in Europa tientallen miljarden slecht behandelde dieren. In het vorige concept stond wel iets over dierenwelzijn (...)»

«Waarom wordt niet gekozen voor kernenergie? Kernenergie heeft heel weinig CO2-uitstoot tot gevolg. Het is toch iedereen achter de tafel bekend dat er enorm veel stroom wordt geïmporteerd uit Frankrijk? Dat is allemaal afkomstig uit kernenergiecentrales die 300 of 400 km. verderop staan. Dat is veel meer dan die 2% groene stroom die hier wordt gegenereerd. Hebben wij allemaal boter op ons hoofd in deze discussie of passen wij het energiebeleid in Nederland een keer aan zodat wij zelf stroom genereren in plaats van deze elders duur in te kopen?»

«Ja, ik voeg daar graag het volgende aan toe. Ik heb op de eerste stelling met «ja» geantwoord omdat ik vrees dat de CO2-uitstoot van de bio-industrie zich niet beperkt tot Nederland. Nu al blijkt dat de bio-industrie zich verplaatst naar Oost-Duitsland. Ik vind dus dat een en ander op Europees niveau geregeld moet worden. Het is niet de bedoeling dat wij in Nederland een bewustwordingsproces op gang brengen ten aanzien van dierenwelzijn, waarbij ik met name doel op de bio-industrie, en de boeren vervolgens hun bedrijven verplaatsen naar Oost-Duitsland waar de varkensflats als paddenstoelen uit de grond schieten, met alle CO2-uitstoot van dien».

«Ik heb ook voor gestemd en wel om een reden die al eerder is genoemd: het milieu is zo belangrijk dat wij het wel gezamenlijk moeten regelen».

«Ik heb op zichzelf heel weinig verstand van energie, maar door de discussie over de klimaatverdragen ben ik mij wel betrokken gaan voelen bij dit onderwerp. Een aantal onderwerpen moeten wij gezamenlijk aanpakken».

«Ik zie het nut niet waarom de EU zich bezighoudt met niet-grensoverschrijdende problemen, dat kunnen lokale overheden best zelf».

«Ik denk dat een gezamenlijk milieubeleid heel belangrijk is omdat bedrijven anders naar andere landen gaan waar de wetgeving minder streng is en we weten gewoon dat dat heel slecht is».

«Dan moeten we daar ook aan toevoegen dat de Europese overheid Nederland verboden heeft snel roetfilters in te voeren, omdat dat de vrije concurrentie die voor Europa heilig is, in de weg zou staan. Er zijn 7000 mensen die aan de gevolgen van fijnstof sterven en de vrije concurrentie van de auto-industrie is belangrijker dan die doden».

«Ik deel de opvatting «wat lokaal speelt moet lokaal worden opgelost», maar ik denk dat dit bij milieu juist lastig is. Ik noem een kwestie als biodiversiteit. Er zijn veel van dergelijke zaken die lokaal lijken maar wel degelijk grensoverschrijdend zijn».

«Nederland kan op het gebied van milieu niet alleen te werk gaan. Milieu verspreidt zich over de hele wereld. Nederland moet niet menen dat het ’t op het kleine eilandje alleen kan redden. Dat zullen wij samen moeten doen, met heel Europa, en als dat mogelijk is, met nog meer andere landen».

«Wat betreft het in Europese handen leggen van de voedselveiligheid kreeg ik het heel benauwd toen die ene mijnheer zijn volle vertrouwen daarin uitsprak, evenals ten aanzien van genetische producten op de markt en ten aanzien van het einde van vitaminen etc. Ik vind dat alarmerend. Ik wil juist dat Nederland er aan kan blijven werken, in de zin van: jongens, stop met die handel. Laten wij gezond voedsel op de markt blijven zetten. Nu zijn wij overgeleverd aan Europa. Dat belooft volgens mij niet veel goeds».

«Op sommige punten zou je inderdaad een voortrekkersrol op je moeten mogen nemen. (...) Europa mag regels stellen, maar het moeten minimumregels zijn en geen absolute regels. Het kan dus zijn dat een soevereine staat zoals Nederland kan beslissen om het niet in 2010 maar om het al in 2008 te doen».

5.3 De EU moet zich niet bemoeien met belastingen

Een vraag over het beleidsterrein «Belastingen», het thema dat bij de eerdere Meer/Minder-vraag steeds bovenaan in de Top 3 eindigde in de categorie «Minder», is tweemaal in dezelfde vorm aan het publiek voorgelegd (tabel 6).

Tabel 6

%EINDHOVENDEN HAAG
Eens45,830,3
Oneens33,353
Weet Niet/Geen Mening20,816,7

Twee tegengestelde uitslagen, ondanks dat in beide steden «Belastingen» wel op 1 stond in de Top 3 van de categorie «Minder». Het toont vooral dat de kwestie vrij gepolariseerd is. Naast de inhoudelijke motivatie die hieronder in citaten te vinden is, vallen drie kwesties op:

1. De discussie loopt vooral langs de opvatting van «belastingen als inkomstenbron» (voor bijvoorbeeld sociaal beleid) en niet zozeer als sturingsmechanisme voor gedragsverandering of voor beleidsdoeleinden (Milieubelastingen vormen een uitzondering hierop).

2. De discussie gaat de ene keer over het al dan niet overhevelen van belastingen naar EU-niveau of aanvullende directe belastingen van EU aan burgers (een extra aanslagbiljet), de andere keer over harmonisatie van belastingregels ( BTW, Vennootschapsbelasting).

3. Soms wordt de term belastingen inwisselbaar gebruikt met de afdrachten aan de EU door lidstaten.

Reacties uit de zaal:

«[voormalig] Minister Zalm heeft niet helemaal ten onrechte nog niet zo lang geleden gezegd dat de laatste keer dat iemand probeerde vanuit het buitenland in Nederland belasting in te voeren, daar een 80-jarige oorlog op volgde. Dat vond ik wel een aardige gedachte. Er zit namelijk een zekere logica in de interne markt. Gemeenschappelijke belastingen zijn een soort uitvloeisel van die logica. De Engelse Lord Denning was rechter en moest in de jaren zeventig een uitspraak doen over het Europese recht. Toen zei hij: «het Europees recht is een soort rivier die binnen komt stromen; je weet nooit waar het ophoudt». Nogmaals, er zit een soort logica in gemeenschappelijke belastingen. Persoonlijk ga ik mij echter toch een klein beetje zorgen maken over Europa, als gemeentelijke belastingen ook gedeeltelijk door Brussel bepaald worden».

«Belastingbemoeienis kan ook alleen harmonisatie betekenen, niet per se dat het naar de Brusselse schatkist gaat».

«Ik zou graag hebben dat Europa een belasting op flitskapitaal zou heffen».

«Er zijn meer mensen die minder invloed van de EU willen op de belastingen dan mensen die meer invloed van de EU willen op de belastingen. Op dit moment heeft de EU echter bijna helemaal niets te zeggen over belastingen, terwijl belastingen juist een instrument zijn om het milieu en de economie te bevorderen. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote verschillen in omzetbelasting. Zo is die belasting in Polen voor bepaalde ondernemingen nul, met als gevolg dat Franse en Engelse ondernemingen grote fabrieken in Polen vestigen. En daaraan gaat vervolgens de lokale economie kapot. Er liggen echt grote kansen voor de EU als de Unie bijvoorbeeld minimumtarieven zou mogen vaststellen».

«Het is volgens mij belangrijk dat wij binnen Europa meer gaan samenwerken op het gebied van de belastingen. Op dit moment worden de tarieven voor de omzetbelasting tussen een aantal lidstaten gelijkgetrokken. Zo is die in Duitsland met 2% omhoog gegaan, omdat veel Nederlanders via internet Duitse producten kopen. Daarmee helpen ze de Duitse economie omhoog te krabbelen, terwijl het eigenlijk evenredig over Europa verdeeld zou moeten worden.

Wij zouden ook naar de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting moeten kijken. Je moet niet meer van die liefdesbruggen hebben. Ik doel dan bijvoorbeeld op Nederlanders die net over de grens in België gaan wonen in speciaal voor Nederlanders aangelegde villawijken. Die mensen profiteren van het Belgische belastingklimaat, ook al werken ze in Nederland. Het is wenselijk om de omzetbelasting af te schaffen. Dat moet dan wel in heel Europa gebeuren».

«Het lijkt nu dat we gaan zeggen «Nee daar moet de EU zich niet mee bemoeien, want dan krijgen we nog meer regels uit Europa». Maar een simpel voorbeeld: Als je iets bij de HEMA koopt, staan er twee prijzen op, wat je in België aan euro’s moet betalen en wat je in Nederland moet betalen. En dan zie je dus het verschil in BTW. Duitsland heeft onlangs die discussie ook gehad. En ik denk dat in Europa om een gelijke markt te hebben het heel belangrijk is dat er op een product evenveel BTW-heffing zit».

«Er blijkt uit deze vraag dat een meerderheid vindt dat Europa wel meer met belastingen moet doen, en dat is ook heel natuurlijk. Belastingen zijn niet lokaal, ze hebben consequenties voor het bedrijfsleven. Bedrijven zijn mobiel, mensen zijn mobiel. Je kunt in een harmoniserend Europa niet meer zeggen «laten we hier een belastingetje voor dit invoeren en daar een belastingetje voor dat». Belastingen moeten we absoluut harmoniseren. Anders krijgen we de grote onwenselijke delocalisering, we gaan een «race-to-the-bottom» organiseren om financiële markten naar ons toe te trekken, dat moeten we allemaal niet willen. Economie is iets Europees en dit is economie dus het kan gewoon bijna niet anders».

«Ik zit steeds te vergelijken, waar we het over Europa en Nederland hebben vertaal ik ook steeds naar Nederland en de gemeente. We hebben het over het milieu, de belastingen, de regering bepaalt een heleboel, maar op gemeentelijk niveau worden ook een aantal belastingen vastgesteld. Dat lijkt me helemaal geen probleem. Mijn vraag is dan ook over welke belastingen we het hier hebben».

«Als we het over belastingen hebben is dat vaak voor stimulering, naar mijn idee is dat veel effectiever dan subsidies die we nu gebruiken in Europa. Subsidies lenen zich meer voor misbruik dan het betalen van weinig belasting. Dus ik denk dat we op die manier best iets kunnen bereiken met de belastingen in Europa».

«Ik zie in Europa wel iets met belastingen wat goed zou kunnen zijn. Ik denk dan vooral aan brandstofbelasting».

«Ik zie belasting niet als iets technisch, maar bijvoorbeeld als iets wat de werkgelegenheid kan bevorderen of juist tegengaan. Dat heeft alles te maken met mensen, de keerzijde ervan. Als je lage vennootschapsbelasting hebt voor bedrijven, dan trek je de werkgelegenheid aan, ten koste van anderen. En lage belastingen zorgen ervoor dat je minder goede sociale zekerheid hebt voor mensen. Ik geloof dat als je een interne markt en economie hebt, dat je er niet onderuit kan gezamenlijke belastingen te heffen».

«Belastingen zijn altijd gekoppeld aan beleid, dus als je Europa beleid laat maken, dan moeten ze ook wat over belastingen te zeggen hebben».

«Je kan natuurlijk ook best een beetje concurrentie in Europa creëren, dat vind ik helemaal niet erg, het moet hier niet helemaal uit de hand lopen. (...) Tussen de Amerikaanse staten heb je ook verschillende «salestaxen», daar kun je best een beetje mee spelen».

«Belasting is zo oud als de weg naar Rome. En als je dat een beetje volgt dan zie je: waar de belasting binnenkomt is ook de meeste zeggenschap. Dus wat dat betreft is het Europees Parlement nog steeds een Klein Duimpje en is dit gewoon een ontwikkelingsperspectief. Zodra het parlement daar meer over te zeggen krijgt is Europa belangrijker. Ik zou graag aan die kant van de vraag beginnen».

«Ik denk dat Europa zich niet moet bemoeien met de belastingen. Volgens mij lopen de belastingen naar Europa via Den Haag. Europa kan een prijskaartje hangen aan bepaalde activiteiten. Hoe iedere lidstaat dat prijskaartje dan invult met een bedrag, moet die zelf bepalen».

6. Procedure en spelregels

6.1 Op welke gebieden zou Nederland zijn vetorecht moeten behouden?

Meerdere antwoorden mogelijk (tabel 7)

Tabel 7

absolute aantallenAPELDOORNEINDHOVENDEN HAAG
(meerdere antwoorden mogelijk)(101 mensen)(141 mensen)(147 mensen)
Op alle gebieden 4132
Economie14  
Milieu11  
Energiebeleid694
Sociale zaken & Werkgelegenheid202528
Onderwijs, Cultuur & Wetenschap232827
Gezondheidszorg151832
Belastingen133011
Veiligheid & Justitie*172523
Terrorismebestrijding*1416 
Asiel & migratie14913
Buitenlands beleid*173421
Defensie*29  
Publieke diensten* 13 
Op geen enkel gebied 3742

* Met de stemkastjes kunnen maximaal 12 opties worden geboden, op gebruiksvriendelijke manier maximaal 10. Er is tussentijds met antwoordcategorieën geschoven. Vandaar enkele missende antwoordcategorieën. Buitenlands beleid & Defensie werden eerst apart gevraagd, later samen. Justitie en Veiligheid en tenslotte Terrorismebestrijding idem.

Deze vraag is op drie van de vier bijeenkomsten aan het publiek voorgelegd. Waar aangeboden, werden vooral de antwoordopties «Op alle gebieden» en «Op geen enkel gebied» veel gekozen. De discussie in de zaal spitste zich dan ook vooral toe op deze procedurele kwestie in relatie tot het democratisch gehalte van de EU.

Wat de gekozen beleidsterreinen betreft is het beeld redelijk consequent: waar bij de Meer/Minder-vraag een meerderheid vond dat de EU op een bepaald beleidsterrein meer moest doen, zien we bij deze vraag ook dat men vaker vindt dat op dat beleidsterrein het veto moet worden opgegeven, en vice versa. Wat betreft de «Meer»-categorie is «Buitenlands beleid» een uitzondering; dit lijkt vooral te komen door de vraag of defensie daar wel of niet onder begrepen werd. En ook hier blijkt weer in de categorie «Minder» de grotere verdeeldheid rond «Belastingen» dan op basis van de Meer/Minder-vraag zou worden verondersteld.

Reacties uit de zaal:

«Het probleem van Europa is dat de Raad van Ministers het voor het zeggen heeft. Dit betekent dat 27 personen beslissen over alle burgers van Europa. Vroeger noemde men dat «verlicht despotisme». Ik dacht dat dit was afgeschaft na de bestorming van de Bastille, maar kennelijk wil men het in Europa weer introduceren».

«Wat ik ontzettend mis in de discussie in de Tweede Kamer is dat men duidelijk zegt dat wij een parlementaire democratie willen. Ik wil niet de macht overlaten aan 27 personen. Daarom ben ik absoluut tegen de afschaffing van het vetorecht zolang Europa nog niet democratisch is».

«Het is niet zinnig om over vetorechten te praten. Als wij het er met elkaar over eens zijn wat wij op nationaal niveau en op Europees niveau willen regelen, heb je geen vetorecht nodig».

«In de hele Nederlandse democratie kennen wij dat niet. Ik snap niet dat het in Europa is ingevoerd. (...) Ik vind dat helemaal strijdig met het democratische principe dat de meerderheid beslist. Je moet dus überhaupt geen vetorecht willen hebben».

«Velen vinden dat er op geen enkel gebied een vetorecht zou moeten zijn. Dat is een beetje bedrieglijk want als je de stemuitslagen op het scherm optelt van de verschillende beleidsterreinen, dan zie je dat de meeste mensen toch minimaal bij een of meerdere gebieden graag een vetorecht willen zien. En ik denk dat dat ook goed is, want op het moment dat er op geen enkel gebied een vetorecht zou zijn, dan zou dat inhouden dat onze geachte [Tweede] Kamerleden wel kunnen opstappen. Omdat we dan geen Nederlandse regering meer hebben, want alles kan dan vanuit Brussel worden bepaald».

«Buitenlands beleid en Defensie. Ik vind het uitzenden van soldaten, onze jongens en meisjes met een wapen in hun hand, naar een oorlogsgebied (...) toch echt een verantwoordelijkheid die wij voor onze Nederlandse regering zouden moeten willen houden».

«Ik heb op 1 gestemd. Ik vind dat er eerst een vertrouwensbasis moet zijn. Ik heb nog totaal geen vertrouwen in de manier waarop Europa op dit moment functioneert. De vraag mag na verloop van jaren opnieuw worden gesteld, maar op dit moment heeft Europa nog niet bewezen dat het mijn belangen goed vertegenwoordigt. Ik wil dat Nederland het vetorecht behoudt».

«Ik heb hier een dubbel gevoel over. (...) Hoewel ik wel erg pro-Europees ben. Als je het vanuit het standpunt van Nederland bekijkt, dan kom je wel op punten als euthanasie. Dat is misschien cliché inmiddels in dit gesprek, maar het is iets waar de meeste landen tegen zijn en dat raakt Nederland dan wel kwijt. Dus ik kan me wel voorstellen dat je op sommigen gebieden een veto wilt behouden».

«Een veto kan heel handig zijn, maar ik ben er veel meer voor een voorbehoud te maken om gewoon soms niet mee te hoeven doen».

«Er bestaat een mechanisme van «constructieve onthouding» en «vergevorderde samenwerking». Sinds het verdrag van Amsterdam is het inderdaad mogelijk dat een aantal lidstaten op een bepaald gebied zegt «wij willen juist verder». Dat komt straks in de grondwetsdiscussie nog aan de orde. Toen staatssecretaris Timmermans zei «stellen wij Nederland buiten Europa als er een tweede «nee» komt?» Ja, het is mogelijk dat andere landen lekker verder gaan met integreren en wij als Nederland buiten blijven staan».

«Ik ben ontzettend blij met de hoge uitslag voor «Op geen enkel gebied», omdat ik het per definitie fout vind dat als je als landen samenwerkt er überhaupt nog van vetorecht gebruik gemaakt kan worden. Het meest schrijnende voorbeeld is de VN-Veiligheidsraad. Je ziet dat omdat daar een paar grote landen nog steeds vetorecht hebben de vooruitgang in de wereld ontzettend wordt tegengehouden. Dat kun je straks doorvertalen naar Europa».

«Ik vind dat de vorige spreker een bijzondere opvatting heeft over samenwerken als veto niet kan. Want een veto betekent juist dat je wel moet samenwerken. Als je met meerderheid van stemmen iets doet, zullen er altijd mensen zijn die het er niet mee eens zijn en dus «overruled» worden en dus dingen moeten doen die ze eigenlijk niet wilden. Als je samenwerkt ben je het met elkaar eens, dus veto’s!»

«Daar denk ik absoluut anders over. Als je samenwerkt is er het zoet en het zuur. Soms win je wat, soms verlies je wat. Dat lijkt me de basis voor samenwerken. Niet alleen maar winnen».

«Het nadeel van veto is dat het op den duur angst inboezemt: «Als je niet mijn kant op komt dan ga ik een veto uitspreken». En dat leidt over het algemeen tot een soort ruilhandel: «Als jij daar nou akkoord bent, dan zal ik daar niet vetoën». En omgekeerd. Ik denk dat je beter wat langer door kan praten in voorbereidende rondes, dan dat je die macht en angst van de veto’s gebruikt».

6.2 Hoe moet het verder met het Europees grondwettelijk verdrag?

Kies één van de volgende mogelijkheden (tabel 8)

Tabel 8

 GRONINGENAPELDOORNEINDHOVENDEN HAAG
De Europese grondwet moet alsnog worden doorgevoerd.20,618 9,212,6
De Europese grondwet moet worden vereenvoudigd.25,53033,130,4
Er moet een nieuwe Europese grondwet komen.12,72611,514,1
Geen Europese grondwet, de bestaande verdragen voldoen. 4,9  5 6,9 3
Geen Europese grondwet, enkel de bestaande verdragen aanpassen.19,61829,233,3
Weet niet / geen mening16,7 310 6,7

Hier geen eenduidig beeld. De optie «De Europese grondwet moet worden vereenvoudigd» scoort geheel genomen het hoogst, maar was niet iedere keer de nummer 1 en kende bij drie bijeenkomsten minstens één andere antwoordcategorie die in de buurt kwam.

Eenduidigheid wel over het feit dat de huidige situatie onbevredigend is, getuige de zeer lage scores bij de antwoordoptie «Geen Europese grondwet, de bestaande verdragen voldoen».

Reacties uit de zaal:

«Het probleem met Europa is dat wij eigenlijk niet weten waar het over gaat. Ik stel daarom voor BNN te vragen De Grote Europashow uit te zenden!»

«Het lijkt me verstandig als overheid eerst eens te definiëren «wat willen we met Europa?» Eerst moet er een toekomstvisie ontwikkeld worden en vanuit die visie moet geredeneerd gaan worden. En niet andersom, dat je eerst de details in gaat vullen en dan kijken waar de trein eindigt. En dan kun je vanuit die visie de details beslissen: «Willen we een preambule of niet? Waar willen we veto’s opheffen, waar niet? Willen we een Europese minister van Buitenlandse Zaken of niet?»»

«... ik weet niet waarom de Nederlandse regering het middendeel, het handvest met de grondrechten, eruit wil halen. Dat was eigenlijk het belangrijkste stuk en dat gedeelte van het verdrag heeft ervoor gezorgd dat ik voor heb gestemd. In dat handvest stonden prachtige zaken over burgerrechten, rechten waar elke burger zich aan kan houden. Die rechten zouden zelfs gebruikt kunnen worden als toelatingscriteria voor nieuwe landen. (...)

Ik begrijp dan ook niet wat de zin is om dit gedeelte eruit te laten en om er alleen naar te verwijzen. Het risico is namelijk dat dan het verdrag wel wordt vastgesteld, maar deze rechten niet verplichtend voor de deelnemende landen gelden. Als je ze opneemt in het nieuwe verdrag, zijn zij verplichtend».

«Ik denk dat de term «grondwet» te zwaar is. Een Kamerlid had het net over soevereiniteit. Ik zou graag Nederland als soevereine staat willen houden en ik denk dat de verdragen aangepast kunnen worden. De EU is begonnen met kolen en staal. Ik denk dat wij zo nu en dan terug moeten kijken naar de basis».

«Ik heb gekozen voor een heel nieuw grondwettelijk verdrag. De Europese Unie is destijds begonnen als een economische samenwerking. Dat was toen de enige manier om een verenigd Europa te krijgen, om niet Duitsland en Frankrijk met de rest van Europa en met elkaar te laten vechten. Alleen zijn de tijden veranderd. In de huidige tijd, waarin mensen migreren binnen Europa, moet je kijken naar een andere basis van Europa. Dan ga je veel meer toe naar een handvest en de grondrechten dan naar de economische basis».

«Ik ben voor een vereenvoudigde versie, want voor een normale burger is dit bijna niet meer te begrijpen. Tevens moet er een nieuw grondwettelijk verdrag worden geschreven, want kwesties als dierenrechten en dierenwelzijn zijn niet opgenomen. Wij leven in een zeer dieronvriendelijk Europa. Ik vind dat dit veel meer aandacht moet krijgen».

«Ja. Ik weet wel hoe ik aan mijn informatie moet komen, maar de meeste mensen weten dat niet. Ik heb nog steeds geen Brussel Vandaag op de Nederlandse televisie gezien».

«Ik vind het niet meer van belang wat wij van het grondwettelijk verdrag vinden, maar wel wat de Nederlandse regering op dit moment doet. Ik vind het bijzonder kwalijk dat de regeringspartijen op dit moment navelstaren en premier Balkenende laten uitspreken dat hij tegen een Europees volkslied en tegen een Europese vlag is. Dat is een slechte zaak. Nederland moet constructief meegaan in het gesprek en niet de kont tegen de krib gooien. Dat wil ik meegeven aan de regeringspartijen».

«Leg uit wat de winst van de EU is. Mensen in de hele wereld zijn jaloers op wat wij hier hebben. Dat is ongekend. Je kunt in 27 landen wonen en je kunt daar ook gaan werken. Je kunt reizen zonder grenscontroles en je hebt de euro. Leg dat alstublieft een keer aan de burger uit, want de mensen die hier wonen zijn zich niet bewust van deze voordelen».

«Het oude verdrag werd een grondwettelijk verdrag genoemd, maar het was eigenlijk geen grondwet. Je moet het dan niet een grondwet willen noemen. Als je een Europese grondwet wilt, schraap dan alle basisverworvenheden waarover afspraken zijn bij elkaar en maak daar een grondwet van. Iedereen is er voor, maar begin niet met koehandel over wat al vast lag. Als je dat als grondwet wilt verkopen, zit je vervolgens aan die grondwet vast».

«15 of 16 landen van de Europese Unie hebben nu al voor de grondwet gestemd. Daar is niet altijd een referendum gehouden. Twee landen hebben tegen gestemd en een aantal landen heeft nog niets gedaan. Wat doen wij met de 15 landen die voor zijn? Die kun je toch niet zo maar passeren? 15 landen is al een meerderheid».

«Als ik over de grondwet had mogen stemmen, had ik «ja» gestemd.

Ik ben nog zeventien. De regering wil een aantal dingen veranderen.

Ik begrijp niet dat zij het grondrechtenhandvest er uit wil halen en een verwijzing daarnaar wil opnemen. Ik heb het handvest gelezen. Ik vind het inhoudelijk prima. Neem dat op in de grondwet en doe het niet af met een simpele verwijzing. Ik wil graag van de regering weten waarom zij dat grondrechtenhandvest niet meer in de grondwet wil».

«Bij het referendum over de grondwet was vaak heel onduidelijk of die grondwet dingen nu beter maakte, slechter maakte of dat het gewoon precies hetzelfde bleef, zoals in ongeveer 80% van de gevallen. Het lijkt mij heel goed om tot een wijzigingsverdrag te komen, waarin je kunt zien of het beter of slechter wordt of hetzelfde blijft. Dat gaat nu waarschijnlijk gebeuren».

«Als u verder wilt gaan met het unificeren van Europa, moet u dat naar mijn mening op een andere toer doen. U kunt dan een soort samenwerkingsplanning maken. Er zijn aspecten niet aan de orde gekomen die wij heel belangrijk zouden kunnen vinden. U zou bijvoorbeeld samenwerkingsvoorstellen kunnen doen die geen enkele wetskracht hebben, maar wel heel goede overeenkomsten zijn, bijvoorbeeld over samenwerking door de politie. Ik denk aan innovatie en onderwijs. Zo kunt u er misschien nog een paar verzinnen. De planning is dan heel belangrijk en moet aangehouden worden, maar het is geen grondwet».

6.3 Europa zou democratischer zijn als...

Maximaal twee antwoorden (tabel 9)

Tabel 9

%EINDHOVENDEN HAAG
... het Europees Parlement over meer zaken kan beslissen.27,843,3
... de Tweede Kamer meer zeggenschap heeft over Europese zaken.18,114,8
... Europese beslissingen met gevolgen voor onze grondwet onderwerp zijn van een referendum.13,96,9
... burgers zelf onderwerpen op de Europese agenda kunnen zetten (het burgerinitiatief).24,125,1
Anders... 13  7,9
Niets, de EU is democratisch genoeg.3,22  

Versterking van het Europees Parlement en het realiseren van een Europa-breed Burgerinitiatief scoren het hoogst.

Opmerkelijk is dat meer betrokkenheid van of zeggenschap voor het Nederlandse parlement bij Europees beleid niet vaak als antwoordoptie wordt gekozen. Wel wordt in de discussie in de zaal geregeld de controlerende taak van het parlement centraal gesteld ten opzichte van wat de Nederlandse regering buiten Nederland uitdraagt. Zeker zo opmerkzaam is dat de optie van referendum steeds als laatste eindigt.

Reacties uit de zaal:

«Het Europees Parlement is wel degelijk medewetgever. De democratische controle zit aan de andere kant van de tafel. Ons nationale parlement oefent democratische controle uit, ook op de ministers die worden afgevaardigd naar de Raad van Ministers. Ik hoop dat de Kamerleden in hun hoedanigheid van parlementariër iets doen aan de democratische controle van de ministers die naar Europa worden afgevaardigd. Vooraf moeten er veel meer kaders worden gesteld en achteraf moet er veel meer controle zijn».

«Dat is precies het decentralisatieprincipe dat wij in Nederland hanteren. Wij geven zo veel mogelijk aan de gemeenten. Als zij het niet kunnen, gaat het naar de provincie. Zaken die bij het Rijk thuishoren, gebeuren daar. Het Rijk moet alleen de dingen weggeven die beter in Europees verband kunnen plaatsvinden. Ik denk dat dit heel weinig zal zijn».

«Ik heb vanavond vaak gehoord dat Europa belangrijk is. De Nederlanders zijn niet dom. Iedereen begrijpt dat wij Europa nodig hebben, alleen niet dit Europa. De uitbreiding van 15 lidstaten naar 27 was een regime change. (...) Wij hebben nu een Europa waar de grote lidstaten de dienst uitmaken. (...) Als je analyseert hoe de besluitvorming is in de Unie van 27, heeft Nederland niets meer te vertellen. En dat voelen de mensen».

«Ik beperk mij tot het ontkrachten van enkele mythes, zoals het verhaal dat de grote landen de dienst uitmaken. Op grond van het bestaande verdrag zijn de grote landen qua stemgewicht in de Raad en het Parlement ondervertegenwoordigd. De kleine landen zijn daarentegen allemaal oververtegenwoordigd. In het nieuwe verdrag, dat is afgestemd, zou de macht van de grote landen nog kleiner worden. Dat Nederland zich niet bij de kleine landen wil scharen, is een intern Nederlands probleem».

«Ik denk dat je naar een nieuw systeem van «checks and balances» moet en naar veel meer macht voor het Europees Parlement, maar niet het Europees Parlement dat er nu is. Dat spreekt namelijk niet aan. Je moet ervoor zorgen dat dan in elk geval een deel van het Europees Parlement met een Europese lijst is gekozen, dat de voorzitter van de Commissie door het Europees Parlement wordt gekozen».

«Ik zou graag zien dat wij van een representatieve democratie overgaan naar een participerende democratie. Desnoods moeten er door experts en gewone burgers via internet onderwerpen aan de orde kunnen worden gesteld. Is het waar dat in het grondwettelijk verdrag staat dat een miljoen mensen een onderwerp kunnen agenderen? Zo ja, dan zou ik graag zien dat dit punt terugkomt in het nieuwe verdrag».

«Ik zou verder graag zien dat lobbygroepen in Brussel bekend worden. De aandeelhouders van multinationals moeten bekend zijn als ze een belang hebben van 1% of meer. Ook zij moeten namelijk aanspreekbaar zijn».

«Als wij af willen van een Europa van de hoofdsteden en naar een Europa van de burgers willen, moet het Europees Parlement over meer zaken kunnen beslissen. Ik stel daarom voor dat burgers twee stemmen kunnen geven: een nationale en een Europese stem. Die Europese stem zou dan moeten gaan naar Trans-Europese politieke partijen».

«Ik heb nog niets gehoord over wat de Tweede Kamer kan doen. Wat doet zij om het optreden van de regering in Europa aan te sturen? Dat punt wordt nogal eens over het hoofd gezien. Door iemand achter de tafel werd zojuist gezegd dat de regering zich nog wel eens achter Europa verschuilt of Europa gebruikt als zondebok. De Tweede Kamer moet daarop beter toezien».

«Ik ben heel verbaad over de positie van de Nederlandse regering tot dusver. Ik heb premier Balkenende zien optreden voor het Europees Parlement en ik was heel verbaasd dat hij niet zei: «jongens ik weet niet waarom jullie zo wantrouwend zijn naar Nederland en het Nederlandse standpunt, want de belangrijkste reden dat Nederland tegen dat verdrag heeft gestemd is omdat jullie te weinig macht hebben. Hier staat dus een bondgenoot van jullie». Die strategisch veel handiger opstelling heeft hij niet gekozen. Hij begon onmiddellijk te zeggen dat het Nederlandse standpunt onderhandelbaar is. Dat vond ik een buitengewoon zwaktebod».

«Ik miste een woord bij de antwoorden en dat is «bureaucratie». Dat is nog helemaal niet gevallen en dat is volgens mij toch wel een zwaar punt als het gaat om Europa. Het tweede punt is «meer communicatie», en dat betekent minder talen. En een Europees Parlement dat op een plaats blijft en niet eindeloos veel tijd verliest met op en neer reizen. Punten die door Nederland niet op de agenda gezet zijn en dat vind ik echt heel zwak, terwijl een miljoen Europese burgers gevraagd hadden dit op de agenda te zetten».

«Ik denk dat Europa een stuk democratischer zou worden wanneer we dat Burgerinitiatief wat meer zouden formuleren op zo’n wijze dat je als burger veel meer invloed kan uitoefenen op een moment dat die denkt «he, ik wil nu wat voor elkaar krijgen»».

«Ik denk dat de huidige parlementariërs een kans hebben laten liggen bij de Tweede Kamerverkiezingen een half jaar geleden. Toen hebben we niemand over Europa gehoord, het debat werd gemeden. En de Tweede Kamer moet de regering scherp houden en het Europees Parlement de Europese Commissie. Dus in plaats van krokodillentranen te huilen denk ik dat wij twee goede kansen hebben om democratisch te werk te gaan».

6.4 Moet er in Nederland weer een referendum worden gehouden als er een nieuw verdrag komt? (tabel 10)

Tabel 10

%GRONINGENAPELDOORNEINDHOVENDEN HAAG
Eens45,568  65,346,4
Oneens32,727,228,848,6
Weet Niet/Geen Mening21,8 4,9 5,9 5,1

In drie steden – maar niet in Den Haag – duidelijk meer «Eens» dan «Oneens»-stemmers, ook in Groningen, waar veel deelnemers zich bij het referendum in 2005 voor de Europese grondwet hadden uitgesproken.

Menigmaal werd er op gewezen dat de vraag over een nieuw referendum afhangt van hoe dat nieuwe verdrag er dan uit ziet. Om het huidige voorstel voor een grondwettelijk verdrag (of voorzetting van de huidige verdragen), wederom aan de bevolking voor te leggen, wordt minder logisch gevonden dan wanneer het om een eventueel nieuw of sterk aangepast document gaat.

Tevens is regelmatig de roep om een zogenaamd preferendum te horen. De simpele voor/tegen-stemkeuze op een complexe vraag zoals bij het referendum van 2005 wordt dikwijls als onbevredigend ervaren.

Reacties uit de zaal:

Naar aanleiding van de vraag hoe de deelnemers hebben gestemd bij het referendum in 2005 over de EU-Grondwet: «Ik was tegen, maar niet omdat ik tegen Europa ben; ik weet niet anders dan dat Europa er is. Het is wel een feit dat de Nederlandse politiek iedere keer op een laat tijdstip informatie verstrekt».

«Twee van de zes mensen hebben «tegen» gestemd, omdat zij niets van het verdrag wisten. Dat is het probleem in Nederland. De meeste burgers weten weinig of niets van Europa. Sterker nog, een heleboel journalisten weten ook weinig of niets van Europa. Zelfs voor politici, Kamerleden, gaat dat soms op».

«Het is volstrekt tegenstrijdig als de overheid eerst niet communiceert over wat de grondwet inhoudt en wat men ermee kan doen en naderhand een referendum organiseert».

«In veel gemeenten wordt op dit moment een nieuwe algemene plaatselijke verordening (APV) ingevoerd. Wie heeft er ooit gevraagd om een referendum over de APV? Geen hond!»

Weer referendum bij nieuw verdrag?:

«(...) Ik wil daarom tegen de mensen [de aanwezige Kamerleden] achter de tafel zeggen: dames en heren, we leven in een vertegenwoordigende democratie, dus neem alstublieft uw verantwoordelijkheid en verschuilt u zich niet achter een referendum!»

«De vorige keer heb ik tegen de Europese grondwet gestemd. Op dit moment is er nog geen aanleiding om van mening te veranderen».

«Het Burgerlijk Wetboek is tot stand gekomen zonder referendum. Zouden wij een nieuwe Nederlandse grondwet via een referendum aannemen? Wij zijn toch niet gek! En dan doen wij dat bij iets veel complexer als een Europese grondwet wel».

«Ik ben ervoor dat opnieuw een referendum wordt gehouden. Ik wil deze zaal het volgende meegeven: zeg «nee» als je tegen bent. De Kamerleden vraag ik eens tegen Balkenende te zeggen wat zij er zelf van vinden en niet met alle winden mee te waaien».

«(...) ik ben niet zo blij geweest met het referendum. Ik ben een beetje huiverig voor het opnieuw maken van een keuze tussen «ja» en «nee». (...) Ik ben erg blij met de vele nuances die vanavond worden aangebracht. (...) Dus als er een referendum komt, dan liever wel met de nuance van wat het ja en wat het nee betekent».

«In principe zou een referendum niet nodig moeten zijn. (...) De Kamer kan met deskundigheid de algemene belangen afwegen en besluiten wat het beste is».

«Men mag niet naar aanleiding van een eventueel Europees verdrag nu al een discussie over Turkije gaan aanzwengelen. Turkije is niet aan de orde. Dat land zal ook niet ter sprake komen als wij voor de vraag staan of wij een nieuw verdrag moeten goedkeuren. Over de toetreding van Turkije zouden wij in 2015 of in 2020 nog wel een referendum kunnen houden, maar niet nu».

«Ik heb indertijd «nee» gestemd omdat ik de aantallen regels en paragrafen van de grondwet onzinnig groot vond. Ik meen dat het er meer dan 400 waren. Een grondwet of een verdrag moet weinig regels bevatten. Een verdrag moet op een paar A4’tjes worden samengevat».

«Zolang het Europees Parlement niet een volledige beslissingsbevoegdheid heeft, zal ik «nee» blijven stemmen».

– Reactie in zaal: «Een van de dingen die we moeten regelen in dat nieuwe verdrag, en dat stond er ook al in, dat is natuurlijk de versterking van het Europees Parlement. Dat is een veel betere besluitvorming die we op het moment niet hebben. Dat moet je natuurlik niet vergeten».

«Het centrale punt bij deze is natuurlijk de democratie, dat de bevolking uiteindelijk iets te zeggen heeft. Nu wordt er heel vaak door politici gezegd dat de bevolking niet is geïnteresseerd in Europa. Nou is precies de les die we kunnen trekken uit het referendum van twee jaar geleden dat de burger wel geïnteresseerd is. Als hij ook werkelijk iets te zeggen heeft. Er zijn anderhalf keer zoveel mensen voor het referendum gaan stemmen dan voor de leden voor het Europees Parlement. Waarom? Omdat mensen weten dat het Europees Parlement heel weinig te zeggen heeft. Dus het gaat om die stem van die burgers, ja! En daarom is de vraag over een nieuw referendum ook cruciaal».

«Mijn aanbeveling is dat er niet de vraag komt «voor» of «tegen» een nieuw verdrag, maar dat er duidelijk verschil wordt gemaakt tussen twee snelheden van Europa. En dan voor de nieuwe snelheid, of toch de langzamere waar we nu mee bezig zijn».

«Ik ben verbaasd over de mensen die het over het referendum hebben. In Nederland wordt er opeens een referendum uitgeschreven, prima. Maar we moeten opeens stemmen over iets waar niemand iets van weet. Daar kunnen we een kritiekpuntje neerleggen bij de Nederlandse regering, maar ik denk ook bijvoorbeeld bij het onderwijs. Kijk naar het vak maatschappijleer, daar wordt letterlijk niet over de EU gesproken. Dat is toch een beetje raar bij iets dat heel veel invloed heeft op je leven. Ik denk dat daar een belangrijk punt van aandacht ligt waar je concreet iets mee kunt doen».

«Als wij een paardenmiddel nodig hebben als een referendum, moeten we ons goed realiseren dat een referendum net zo goed een veto is als de veto’s die wij eerder vanavond besproken hebben en waar we zoveel vraagtekens bij zetten. En daarom ben ik tegen een referendum».

«Mijn advies is dat u mij de volgende keer niet meer vraagt om enkele duizenden pagina’s door te lezen en vervolgens in een hokje op ja of nee in te drukken. Misschien had u ook toen al kunnen bedenken dat zo’n omvangrijk stuk niet te behappen is voor de gemiddelde burger. Wij kiezen u met veel plezier. En u zit in Den Haag om de plannen uit te voeren waarvoor wij u in de Tweede Kamer hebben gekozen. Doe dat alstublieft!»

7. Uitbreiding

7.1 De voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie van nieuwe landen moeten strenger worden. (tabel 11)

Tabel 11

%GRONINGENAPELDOORNEINDHOVENDEN HAAG
Eens45,54947,436,2
Oneens3236,53153,1
Weet Niet/Geen Mening2114,621,610,8

Onbekendheid met de toetredingsregels wordt vaak genoemd als belemmering om deze vraag goed te kunnen beantwoorden. Meer uitleg en informatie hierover vanuit de politiek is een duidelijk geuite wens. Niettemin lijkt er meestal op te worden vertrouwd dat deze regels in orde zijn.

De recente toetreding van enkele landen (waarvan uit de zaal bijkt dat velen die liever nog even in de wachtkamer hadden laten zitten. Hier worden voornamelijk Roemenië en Bulgarije genoemd) was volgens het publiek vaak eerder te wijten aan de uitzonderingen gemaakt omwille van politieke motieven, dan aan onvoldoende strenge regels. Dit wordt duidelijk niet gewaardeerd. De roep van het publiek om strikte handhaving van de eigen bestaande regels is duidelijk.

Daarbij wordt er vaak op gewezen dat «beschavingscriteria» als democratisch gehalte van het staatsbestel en mensen- en andere elementaire rechten nadrukkelijk niet onderdoen voor de bekendere economische toetredingsvoorwaarden. Daarnaast is de wens voor een voorlopige «pas op de plaats» hoorbaar, al zijn er zeker andere geluiden te horen.

Reacties uit de zaal:

«... ik weet niet waarom de Nederlandse regering het middendeel, het handvest met de grondrechten, eruit wil halen. Dat was eigenlijk het belangrijkste stuk en dat gedeelte van het verdrag heeft ervoor gezorgd dat ik voor heb gestemd. In dat handvest stonden prachtige zaken over burgerrechten, rechten waar elke burger zich aan kan houden. Die rechten zouden zelfs gebruikt kunnen worden als toelatingscriteria voor nieuwe landen. Ik begrijp dan ook niet wat de zin is om dit gedeelte eruit te laten en om er alleen naar te verwijzen. Het risico is namelijk dat dan het verdrag wel wordt vastgesteld, maar deze rechten niet verplichtend voor de deelnemende landen gelden. Als je ze opneemt in het nieuwe verdrag, zijn zij verplichtend».

«Toen eenmaal tegen Roemenië en Bulgarije was gezegd dat ze in 2007 konden toetreden, namen die landen het meteen niet meer zo nauw met de laatste hervormingen. Dat waren hervormingen vooral op het gebied van de rechtspraak en de bestrijding van de corruptie. Dat landen zo handelen, is volgens mij een heel groot gevaar».

«Ik heb «oneens» gestemd. Het gaat niet om strenger of minder streng maar om politieke afwegingen. Wij hebben een aantal Europese landen min of meer de Unie binnengesmokkeld door soepel te zijn met de regels. Er is een anti-Turks sentiment dat ervoor zorgt dat velen vinden dat de regels strenger moeten worden. Ik vind het belangrijk dat Turkije binnen de EU komt. Wij moeten heel concreet en eerlijk met de regels omgaan».

«De grondrechten zijn volgens mij gelijkwaardigheid van man en vrouw en de universele rechten van de mens. Dat is de essentie van onze Europese beschaving en cultuur. Ik vind dat de landen die erbij komen, ook aan deze criteria moeten voldoen».

«Ik zou voorlopig de nieuwe lidstaten laten rijpen totdat er een nieuwe generatiewisseling is van politici daar. Het gaat erom dat de jonge mensen aan onze normen en waarden voldoen, niet de oude generatie. Laat eerst dat proces rijpen en laten wij dan denken aan nieuwe lidstaten».

«Ik mis nog een aantal landen en ook het opt-out systeem. Wat gaan wij doen met landen die niet voldoen, ook binnen de huidige Europese Unie, aan de standaarden van de Unie? (...)Wat doe je als bijvoorbeeld de mensenrechten niet meer worden gerespecteerd? Als er homofobe Polen aan de macht komen, wat ga je daarmee doen en wat zou je daartegen kunnen doen?»

«Je stelt een onafhankelijke – dus geen politieke – commissie in die het lijstje langsloopt en vaststelt of aan de punten wordt voldaan. Is punt 1 goedgekeurd, maar punt 2 niet? Dan terug naar het eigen land en pas terugkomen als ook aan punt 2 wordt voldaan, eerder niet».

«Als wij de regels voor zogenaamd moeilijke landen steeds strenger maken, creëren wij in Europa landen die een soort achterstandswijk worden en geen perspectief hebben. Het is toch fantastisch als landen vanuit hun soms hopeloze situatie en met een andere cultuur dan de zo geliefde West-Europese, willen toetreden. Wij ontnemen die mensen de kans om bij ons te horen».

«Wees voorzichtig met telkens nog strenger zijn. Kom erbij, doe mee en praat. Praten is altijd beter dan mensen uitsluiten».

«Het is een desillusie. Wij denken dat regels bepalend zijn voor de toelating van landen, maar dat is niet zo: als het politiek uitkomt, worden ze toegelaten en als het niet politiek uitkomt, dan niet. En bovendien zie je in de landen die onlangs zijn toegetreden, Roemenië en Bulgarije, een enorme opleving. Al eerder is die hoop uitgesproken in de arme tijd van Europa, maar nu gelooft men echt dat het kan en dat gevoel doet het ook daadwerkelijk slagen».

«Ik heb ongeveer hetzelfde punt. We doen net of de regels bepalen of landen worden toegelaten en we verschuilen ons daarachter, maar uiteindelijk maken de regels niet zo veel uit: het zijn politieke beslissingen om landen toe te laten of niet; regels zijn eigenlijk irrelevant».

«Laten wij verder niet vergeten dat landen die al langer lid zijn van de Unie, ook niet alle regels naleven. Iemand sprak over corruptie in Bulgarije, maar in Italië weten ze daar ook wel weg mee. Laten wij zelf het goede voorbeeld geven!»

«Ik ben het met mijn voorganger eens. Bij de invoering van de euro bijvoorbeeld hebben sommige landen wat gerommeld met de cijfers om daaraan mee te kunnen doen. Die waren al lid van de Europese Unie. Dus die voldeden indertijd aan de eisen voor toetreding. Je ziet het met Turkije. De lidstaten van de Europese Unie vinden het heel belangrijk dat Turkije zich houdt aan de mensenrechten, maar een land als Polen, dat al lid is, mag op een vreemde manier tegen homo’s aankijken. Het is raar dat een land dat al lid is dat soort dingen mag uithalen, terwijl men voor een land dat nog geen lid is bijzonder streng is».

«Ik ben ervoor dat iedereen kan toetreden. Vandaag is het overigens een historische dag, want vandaag is D-day precies 63 jaar geleden, het begin van de bevrijding van het nazisme. Wij realiseren ons te weinig hoe belangrijke vrede en veiligheid voor Europa zijn. Als Servië en Joegoslavië lid waren geweest van de Unie, hadden wij waarschijnlijk geen problemen in Kosovo gehad. Alle Europese landen moeten toetreden, ook al voldoen ze nog niet helemaal aan de eisen die wij stellen».

7.2 Welke landen mogen lid worden van de EU?

Meerdere antwoorden mogelijk (tabel 12)

Tabel 12

ABSOLUTE AANTALLENGRONINGENAPELDOORNEINDHOVENDEN HAAG
meerdere antwoorden mogelijk(107 mensen)(101 mensen)(141 mensen)(147 mensen)
Turkije49405352
Kroatië57397067
Montenegro45355762
Macedonië46435962
Bosnië-Hercegovina48316256
Servië41315555
Albanië43325756
     
Oekraïne40294257
Moldavië31***
     
Noorwegen*599280
IJsland*588976
Zwitserland*658980
Geen*201220

* Niet gevraagd

Zonder uitzondering scoort van de potentiële kandidaat-landen in Zuid- en Oost-Europa Kroatië het hoogst. Van de overige Balkan-landen scoorde Servië het laagst (zonder uit-zondering lager dan Albanië, dat niet tot het voormalige Joegoslavië behoorde). Waar ook Noorwegen, IJsland en Zwitserland als antwoordoptie werd geboden, scoorden deze nog hoger. Opmerkelijk is dat Turkije op drie bijeenkomsten hoger scoort dan Oekraïne. Dit roept de vraag op over de uiteindelijke geografische grens van de EU, met gebruik van welke criteria?

Sommigen in de zaal menen dat het huidge rijtje landen er niet toe doet, het is schijnbaar duidelijk dat die uiteindelijk lid mogen worden. Landen als Kazachstan, Rusland of Marokko zouden meer discussie hebben opgeleverd, is een mening uit de zaal.

Het consequent doortrekken van de antwoorden bij de vorige vraag over toetredingsregels maakt het kiezen van de landen bij deze vraag voor sommigen in het publiek onnodig: «als zij aan die criteria voldoen, mag het dus». Verdere politieke motieven spelen dan schijnbaar geen rol.

Tegelijkertijd is het opmerkelijk dat de twee keer dat om een motivatie werd gevraagd voor de toetreding van Noorwegen en IJsland, er geen cultureel-historische argumenten worden gegeven, maar 1) «omdat het stabiele staten zijn» en 2) «dan kan makkelijker met sancties hun ambitie de walvisvaart te hervatten worden tegengegaan». Ook bij Turkije worden dergelijke argumenten niet vaak genoemd, al zijn ze wel gehoord.

In navolging van de wens tot een «pas op de plaats», of een mogelijke totale stop, stemt een tien- tot twintigtal mensen uit het publiek hier op de optie «Geen» (geen van de landen mag lid worden).

Reacties uit de zaal:

«Het gaat er niet om dat de Europese Unie zo groot mogelijk wordt, maar zo goed mogelijk».

«Ik ben niet tegen uitbreiding, al ging het met de laatste tien wat snel. Ik vraag de politici: hoever moet Europa uitbreiden, moet het tot Oekraïne gaan, tot Israël?»

«Toen Limburg bij het Verdrag van Wenen in 1815 bij Nederland werd ingedeeld, hebben we niet tegen Limburg gezegd dat het een achterlijke provincie was; het mocht er gewoon bijkomen. Er dreigt nu eng provincialisme door te sijpelen: we moeten het bij ons houden, we moeten oppassen. Ik snap met de beste wil van de wereld niet dat het mij niets zou kunnen schelen als een boer in Turkije het moeilijk heeft, maar wel als een boer in Zeeland het moeilijk heeft».

«Turkije heeft vijftig jaar geleden een associatieverdrag met de EU afgesloten. Turkije wordt dus al vijftig jaar aan het lijntje gehouden. Ik vind niet dat wij dit land zo gemakkelijk mogen afserveren».

«Ik heb destijds tegen het verdrag gestemd omdat ik doodsbenauwd ben dat Turkije bij Europa komt. (...) Omdat ik bang ben voor islamisering uit dat land. Dit was voor mij een van de hoofdredenen om tegen Europa te stemmen».

«Ik denk dat wij eerst Europa zelf op orde moeten krijgen en de bureaucratie moeten wegnemen, voordat wij kunnen uitbreiden».

«Turkije is voor 98% een Aziatisch land en hoort dus niet bij Europa. Door de machthebbers wordt het niet verteld, maar het gaat vooral om de olie, waarover het Midden-Oosten beschikt».

«Voor mij is de vraag: wat beogen wij? Ik denk veel meer in de geopolitieke richting. Hoe kunnen wij de Europese gemeenschap versterken? Toetreding van landen als Oekraïne en Turkije is voor mij voorwaarde om in het geopolitieke spectrum een rol te kunnen spelen. (...)Ik ben geen «Prinzipienreiter» en wil geen ethisch reveil. Uiteindelijk wil ik boter bij de vis. Het gaat mij om het behartigen van de belangen ten behoeve van welvaart en welzijn van het Europese volk».

«Ik wil niet zeggen dat Turkije geen lid mag worden van de Europese Unie. Maar wij moeten heel duidelijke grenzen stellen, met name omdat er landen in Noord-Afrika zijn die ook zo graag lid willen worden. Wij moeten duidelijkheid geven: mag dat wel op termijn of niet?»

«Ik wijs erop dat de staten die nu genoemd zijn, er zonder meer bij moeten komen vanwege hun verleden. Een paar keer is daar de oorlog begonnen. Als die landen met elkaar om de tafel zitten, kan er iets opgelost worden. Wij spreken namelijk over veiligheid voor Europa als het belangrijkste punt voor ons allemaal».

«Ik wilde eigenlijk zwijgen, maar nu hoor ik [in de zaal] dat Oekraïne zeker niet bij de Europese Unie moet horen. Ik wijs erop dat daar destijds een revolutie is geweest om democratie in te voeren. Mensen hebben eindeloos op dat plein overnacht. Ik vind het dan eigenlijk een grof schandaal als over Oekraïne geringschattend wordt gesproken».

«Ik wil even reageren. Iemand zei dat hij het een schande vond dat Turkije en Oekraïne er niet bij mogen, maar zowel Turkije als Oekraïne is de laatste tijd in opspraak geweest omdat de situatie daar nog steeds niet stabiel is. In Turkije is de seculiere staat nog niet gevestigd, want die stond nog onder druk en in Oekraïne was er een rel tussen de president en de premier».

«Ik heb zojuist zonder microfoon al mijn onvrede geuit over het feit dat de landbouw vanavond geen onderwerp is. Ik stel daarom voor om zeker Oekraïne tot de Unie toe te laten, want dan worden wij overspoeld door goedkoop graan en spreken wij over een paar jaar vast en zeker dagenlang over landbouw».

«Als wij het over de uitbreiding van de EU hebben, wil ik de landbouw daarbij genoemd hebben. In Turkije is 40% van de bevolking in de landbouw werkzaam. Ik noem nog de strategie voor de sociale catastrofe».

BIJLAGE I

Extra vragen bij het blok «Inhoudelijk»

De volgende stellingen zijn naar aanleiding van opmerkingen uit de zaal, van de commissie en voortschrijdend inzicht in de loop van de vier dagen later toegevoegd of niet iedere keer gevraagd. Hier een kort overzicht.

A. De lidstaten voeren nu ieder hun eigen energiebeleid. Moet de EU een gezamenlijk energiebeleid gaan voeren?

%Groningen
Eens71,8
Oneens21,4
Weet Niet / Geen Mening6,8

Reacties uit de zaal:

Ik vind dat de EU geen gezamenlijk energiebeleid moet voeren. Een voorbeeld is Euratom, het is een verdrag waar het Europees Parlement geen enkele invloed op heeft; het is in die zin een volslagen ondemocratisch instrument. Wel worden via Euratom goedkope leningen gegeven voor de bouw van nieuwe kerncentrales!«

– Reactie zaal: «Euratom zat níét in het [grondwettelijk] verdrag; dat was ongeveer het enige wat er niet in opgenomen was».

«Als je je realiseert op welke schaal energiebeleid wordt gevoerd (...) dan kun je niet anders dan kiezen voor een gezamenlijk energiebeleid».

«Even voor het historisch besef: de Europese Unie is natuurlijk begonnen als EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Toen en nu was dat in ieders ogen een goed initiatief. Dat wil niet zeggen dat alle initiatieven daarna en alle verdragen die daarna kwamen, allemaal positief waren, maar het principe blijft positief».

B. Lidstaten moeten zelf hun (asiel- &) migratiebeleid kunnen bepalen.

%GroningenApeldoorn
Eens3334
Oneens58,956,7
Weet Niet / Geen Mening 8,1 9,3
   
In het ene land is het moeilijker om asiel aan te vragen dan in het andere land. Regels voor toelating van en de voorzieningen voor opvang van asielzoekers moeten in heel de Europese Unie hetzelfde worden.*
   
%Groningen 
Eens74,8 

* Aanvullend in Groningen voorgelegd na opmerkingen uit de zaal dat men Asielbeleid en Migratiebeleid apart wilde bespreken.

Reacties uit de zaal:

«Mensen die denken dat je het vraagstuk van asielzoekers en migranten op nationaal niveau kunt regelen, komen verdacht dicht bij de boeren die vroeger tegen de instelling van de waterschappen waren, omdat zij dachten dat zij het waterpeil van hun landje zelf wel konden regelen».

«Ik vind dat mensen die van belang zijn voor het land en voor de economie sowieso toegelaten moeten worden, naast het feit dat mensen als vluchtelingen binnenkomen en recht hebben op asiel. (...) De mensen die de lidstaten nodig hebben en die voldoen aan specifieke eisen. Die kunnen beoordeeld worden op basis van hun EMU-pas. Dat is iets nieuws».

«Hoe je omgaat met de vreemdeling aan jouw deur, is volgens mij een teken van beschaving. (...) Kunnen wij een definitie vinden die weergeeft wanneer je een land, ook een land dat zou willen toetreden, beschaafd kan noemen? Beschaving betekent dan: hoe ga je om met de zwakkeren in je samenleving, hoe ga je om met vreemdelingen (...)?»

C. (Het besluit tot) Militair optreden in landen buiten de EU door EU-lidstaten moet een nationale aangelegenheid blijven.

%Groningen
Eens40,2
Oneens51
Weet Niet / Geen Mening8,8

Reacties uit de zaal:

«Het is belangrijk dat er een duidelijk beleid komt om samen te kunnen optreden tegen een gemeenschappelijke vijand, maar ik weet niet of dat ook betekent dat wij één leger moeten hebben en of wij verplicht moeten meedoen».

«Ik proef angst, bij de vorige stelling en ook in de uitslag van deze stelling: «Europa moet een gezamenlijk blok vormen (...)». Wij gaan uit van overleven als wij met zijn allen samenwerken, maar als je die weg opgaat, als je die filosofie volgt, steven je rechtstreeks af op een nieuwe wapenwedloop. Dat moeten wij niet hebben».

«In feite beslist momenteel één blok, Amerika, voor de gehele wereld wat er gebeurt. (...) ik zie graag een tweede blok. De heilzame werking van de euro zou ik ook wel op defensiegebied willen zien. Er is tegenwoordig immers een alternatief voor de dollar».

«Je gaat er nu van uit dat de EU altijd goede dingen zal doen. De Verenigde Staten hebben ook heel goede dingen gedaan met hun leger, maar er is geen enkele garantie dat een sterk land altijd verstandig is».

«Militair optreden betekent niet alleen vechten. De Europese Unie is opgericht met het doel om vrede te creëren. Die vrede moet zij ook uitdragen. (...) Het moet veel meer gericht zijn op vredesoperaties».

«Gezamenlijk militair optreden van EU-lidstaten kan niet zonder gezamenlijk buitenlands beleid. Daar is überhaupt nog geen sprake van».

D. Er moet een Europese geheime dienst komen om terrorisme effectief te bestrijden.

%Apeldoorn
Eens36,7
Oneens45,9
Weet Niet / Geen Mening17,3

Reacties uit de zaal:

«Ik ben voor de bestrijding van Europees terrorisme. Velen van ons zijn waarschijnlijk gematigd pro-Europees, maar bij deze vraag komt het erop aan. Wil je aanslagen zoals in Madrid of Londen voorkomen of wil je het risico lopen dat het ergens anders ook gebeurt? Ik wil het voorkomen. Daarom geef ik graag die bevoegdheid over aan een Europese instantie».

«Zo’n dienst moet er nooit komen. Terrorisme wordt erg opgeklopt.

Er wordt een beetje een hype van gemaakt en er wordt angstpolitiek gevoerd. Het gaat om een waarborg van privacy».

«Terrorisme bestrijdt men niet met een vijventwintigtal James Bonds, maar met dialoog en met begrip voor elkaar».

– Reactie zaal: «Een dialoog is natuurlijk heel belangrijk. Ondanks de dialoog moet je de geheime dienst gewoon houden».

«Ik wil de Kamerleden vragen te onderzoeken hoe het komt dat het internationaal terrorisme toeneemt. Een van de mogelijkheden daartoe is een parlementair onderzoek naar de betrokkenheid van Nederland bij de oorlog in Irak».

«Ik ben tegen (...). De reden is dat wij nog geen goede democratische controle hiervoor hebben. Dat is het eerste wat geregeld zou moeten worden (...). Daarnaast stelt de regering voor het grondrechtenhandvest, dat juist de basisrechten van burgers zou moeten vastleggen, uit het grondwettelijk verdrag te gooien. Ik vind het dus raar om dat voor te stellen terwijl je het eruit gooit».

BIJLAGE II Resultaten OpinieWijzer. Ingevuld via internet Stand 11 juni, 9:00 uur. Totaal aantal ingevulde OpinieWijzers = 1065

1. Nederlands lidmaatschap van de Europese Unie, die nu 50 jaar bestaat, is een goede zaak.

Eens85,55%
Oneens10,13%
Weet niet / geen mening 4,22%

2. Vindt u de Europese Unie democratisch genoeg?

Ja15,76%
Nee75,70%
Weet niet / geen mening 8,44%

2a. Europa zou democratischer zijn als? (maximaal twee antwoorden)

Het Europees Parlement over meer zaken kan beslissen.Totaal:470
De Tweede Kamer meer zeggenschap heeft over Europese zaken.Totaal:347
Er in alle lidstaten referenda worden gehouden over Europese zaken.Totaal:311
Het mogelijk is om een onderwerp op de agenda van het Europees Parlement te zetten (het burgerinitiatief).Totaal:360

3. In de loop der jaren heeft de Europese Unie steeds meer taken en bevoegdheden gekregen. Moet de EU over de volgende onderwerpen meer of minder te zeggen krijgen of vindt u verandering niet nodig?

 Meer te zeggen %Minder te zeggen%Geen verandering%
Economie31,8328,5439,53
Milieu69,7717,5612,58
Energie60,3824,4115,12
Sociale zaken & werkg.20,6645,9233,33
Onderwijs & cultuur17,7646,9935,15
Gezondheid20,7741,1737,97
Publieke diensten14,9447,2737,69
Belastingen22,4642,0135,43
Justitie44,4530,6424,81
Terrorismebestrijding65,6016,8217,48
Asiel & migratie60,0625,4714,38
Buitenlands beleid54,0427,7318,14
Defensie49,6228,5721,71

4. Besluitvorming wordt makkelijker als de lidstaten van de Europese Unie met meerderheid van stemmen besluiten. Dat is nu onder meer het geval op het gebied van economie en milieu. Lidstaten kunnen dan geen besluiten meer tegenhouden (zij verliezen hun vetorecht). Op welke gebieden zou Nederland zijn vetorecht toch moeten behouden?

 Totale aantallen%
Energie28927,0%
Sociale zaken & werkg.59055,4%
Onderwijs & cultuur65761,7%
Gezondheid55952,5%
Publieke diensten48245,3%
Belastingen50747,6%
Justitie44742,0%
Terrorismebestrijding25123,6%
Asiel & migratie36534,3%
Buitenlands beleid37235,0%
Defensie42740,1%

5. Nederland is één van de rijkere lidstaten van de Europese Unie. Vindt u het terecht dat Nederland meer betaalt aan de EU dan het van de EU in de vorm van subsidies ontvangt?

Ja56,90%
Nee37,09%
Weet niet / geen mening 5,92%

6. De keuze om wel of niet biologische landbouw te stimuleren moet overgelaten worden aan de lidstaten.

Eens41,78%
Oneens52,77%
Weet niet / geen mening 5,35%

7. Alle landen in de Europese Unie voeren nu een eigen energiebeleid. Dat gaat onder andere over de keuze voor bepaalde soorten energie, de prijs van energie en de aanleg van infrastructuur binnen en buiten de EU. Moet de EU een gezamenlijk energiebeleid gaan voeren?

Ja65,26%
Nee28,45%
Weet niet / geen mening 6,20%

8. Regels voor dierenwelzijn moeten geen zaak zijn van de Europese Unie maar van de lidstaten.

Eens33,99%
Oneens58,31%
Weet niet / geen mening 7,61%

9. De nieuwe doelstelling van de Europese Unie voor vermindering van de CO2-uitstoot met 20% in 2020 is de meest ambitieuze ter wereld. Hoe denkt u hierover?

Goede zaak76,81%
Elk land is anders18,97%
Weet niet / geen mening 4,13%

10. Nationale plannen om bijvoorbeeld meer woningen of wegen te bouwen moeten gewoon doorgaan, ook als zij in strijd zijn met Europese milieunormen.

Eens35,68%
Oneens57,09%
Weet niet / geen mening 7,14%

11. Militair optreden van EU-lidstaten in landen buiten de EU moet een nationale aangelegenheid blijven.

Eens47,70%
Oneens45,82%
Weet niet / geen mening 6,38%

12. Er moet een EU-minister voor buitenlandse zaken komen, zodat de EU met één stem kan spreken en effectiever kan optreden in internationale aangelegenheden.

Eens58,97%
Oneens35,59%
Weet niet / geen mening 5,35%

13. Er moet een Europese geheime dienst komen om terrorisme effectief te bestrijden.

Eens54,74%
Oneens34,37%
Weet niet / geen mening10,80%

14. Gezamenlijk Europees optreden tegen terrorisme mag niet ten koste gaan van de privacy van burgers.

Eens68,17%
Oneens25,07%
Weet niet / geen mening 6,67%

15. Wat heeft uw voorkeur als het gaat om de organisatie van de politie in Europa?

Betere samenwerking66,85%
Europese politiedienst 8,17%
Geen beide 4,23%
Beide19,44%
Weet niet / geen mening 1,22%

16. Lidstaten moeten zelf hun asiel- en migratiebeleid kunnen bepalen.

Eens42,91%
Oneens51,08%
Weet niet / geen mening 5,92%

17. In het ene land is het moeilijker om asiel aan te vragen dan in het andere land. De regels voor toelating en de voorzieningen voor opvang van asielzoekers moeten in de hele Europese Unie hetzelfde worden.

Eens62,72%
Oneens31,36%
Weet niet / geen mening 5,82%

18. De buitengrenzen van de Europese Unie moeten gezamenlijk worden bewaakt en gecontroleerd door een EU-grensbewaking die niet onder de nationale overheden valt.

Eens61,31%
Oneens27,61%
Weet niet / geen mening10,99%

19. EU-burgers moeten binnen Europa kunnen wonen en werken waar zij willen.

Eens76,34%
Oneens19,91%
Weet niet / geen mening 3,66%

20. De voorwaarden voor toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie moeten strenger worden.

Eens69,39%
Oneens21,31%
Weet niet / geen mening 9,20%

21. Vindt u dat landen die dat willen lid kunnen worden van de Europese Unie als zij aan de door de EU gestelde voorwaarden voldoen?

Ja52,02%
Nee40%
Weet niet / geen mening 7,89%

21a. Welke landen kunnen dan volgens u lid worden? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)

 Totale aantallen%
Turkije29727,9%
Kroatië36634,4%
Oekraïne21920,6%
Wit-Rusland19318,1%
Moldavië22921,5%
Servië22020,7%
Macedonië31529,6%
Bosnië-Hercegovina31930,0%
Albanië28727,0%
Rusland12411,6%
Montenegro31229,3%
IJsland46243,4%
Zwitserland48245,3%
Noorwegen50247,4%

22. Frankrijk en Nederland hebben het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie (de zogenoemde Europese grondwet) in 2005 verworpen. Achttien EU-lidstaten hebben dit verdrag goedgekeurd, terwijl de overige zeven landen nog geen standpunt hebben bepaald. Wat moet er nu gebeuren? Kies één van de volgende mogelijkheden:

Het huidige voorstel voor een grondwettelijk verdrag moet toch worden doorgevoerd.11,17%
Er moet een verkorte en vereenvoudigde versie van het grondwettelijk verdrag komen.19,81%
Er moet een nieuw grondwettelijk verdrag worden geschreven.18,12%
De EU heeft geen grondwettelijk verdrag nodig. De bestaande verdragen zijn voldoende.17,09%
De EU heeft geen grondwettelijk verdrag nodig, maar het bestaande verdrag (van Nice) moet worden aangepast.29,39%
Weet niet / geen mening 4,32%

23. Moet er in Nederland opnieuw een referendum worden gehouden als er een nieuwe verdragstekst komt?

Ja62,07%
Nee33,52%
Weet niet / geen mening 4,32%
Gegevens respondenten  
Man75,02%
Vrouw24,88%
  
Basisonderwijs 0,48%
VMBO 2,76%
MBO 9,41%
HAVO/VWO10,55%
HBO/WO76,71%
  
Leeftijd:  
< 18 0,67%
18–2921,81%
30–4936,95%
50–6529,81%
> 6510,67%
  
Drenthe 3,62%
Flevoland 2,00%
Friesland 1,71%
Gelderland12,27%
Groningen12,18%
Limburg 2,19%
Noord-Brabant19,22%
Noord-Holland12,46%
Overijssel 3,62%
Utrecht 6,95%
Zuid-Holland21,31%
Zeeland 0,86%

XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Spies (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), J. Kortenhorst (CDA), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Peters (GL), Gill’ard (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Van Gennip (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Jonker (CDA), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Duyvendak (GL), Crone (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD) en Voordewind (CU).

Naar boven