31 088
Dienstplicht in Turkije voor bipatride Turken in Nederland

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2008

Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 4 maart jl. inzake de dienstplicht in Turkije voor bipatride Turken in Nederland (Kamerstuk 31 088, nr. 6), zend ik u hierbij het onderzoeksrapport «Turkse dienstplicht en integratie» van de Universiteit van Amsterdam, Institute for Migration and Ethnic Studies (IMES)1.

In de naar uw Kamer verzonden brief van 18 juni 2007 staat vermeld dat er geen onderzoeken beschikbaar zijn waaruit zou blijken dat de Turkse dienstplichtwetgeving een belemmering vormt voor de integratie van Turkse Nederlanders2. Dit bleek evenmin uit ambtelijke gesprekken die met het Inspraakorgaan Turken (IOT) zijn gevoerd. Om de vraag of het vereiste ten aanzien van bipatride (Turks–Nederlandse) mannen om in Turkije hun dienstplicht te vervullen een belemmering vormt voor hun integratie in de Nederlandse samenleving beter te kunnen beantwoorden, heb ik het IMES verzocht hiernaar onderzoek te doen.

De onderzoekers van het IMES hebben 68 Turks–Nederlandse mannen geïnterviewd van verschillende leeftijdscategorieën. Onder de geïnterviewden zaten mannen die hun dienstplicht nog moeten vervullen, deze reeds hadden vervuld en mannen die er voor gekozen hebben hun Turkse staatsburgerschap op te geven en inmiddels derhalve monopatride Nederlander zijn. Daarnaast is gesproken met vertegenwoordigers van Turkse organisaties en Turks–Nederlandse advocaten gespecialiseerd in nationaliteitsrechtelijke kwesties. Op basis van de interviews en gesprekken zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat het vervullen van de Turkse dienstplicht voor bipatride mannen geen belemmering vormt voor hun integratie – of die van hun gezinsleden – in de Nederlandse samenleving.

Het overgrote deel van de geïnterviewde mannen beschouwt het vervullen van de dienstplicht als een begrijpelijke voorwaarde voor het bezitten en behouden van een Turkse nationaliteit. In sommige gevallen wordt ervoor gekozen afstand te doen van de Turkse nationaliteit om de dienstplicht niet te hoeven vervullen.

Het rapport refereert aan de brief aan de Tweede Kamer van 18 juni 2007 waarin melding wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid die het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken zich heeft voorbehouden bij het verlenen van toestemming voor het doen van afstand van de Turkse nationaliteit. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken in het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 4 maart jl. heeft aangegeven, is van de zijde van de Turkse autoriteiten vernomen dat indien aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan, het verzoek om afstand te doen van de Turkse nationaliteit wordt toegekend. Betrokkenen zullen zelf kennis moeten nemen van deze voorwaarden en er zorg voor moeten dragen aan de gestelde verplichtingen te voldoen, zoals bijvoorbeeld het tijdig aanvragen van uitstel van de dienstplicht wanneer een keuringsoproep is ontvangen1.

De meeste mannen kiezen voor het betalen van een afkoopsom en daaraan gekoppeld het vervullen van een verkorte versie van de dienstplicht van drie weken. Verder blijkt dat de meeste geïnterviewden géén financiële problemen hebben ervaren of verwachten door het vervullen van de dienstplicht. Volgens het onderzoeksrapport is de belangrijkste reden voor het vervullen van de dienstplicht de wens tot behoud van de Turkse nationaliteit. Het behouden van de Turkse nationaliteit betekent voor deze respondenten niet dat zij geen deelgenoot willen zijn van de Nederlandse samenleving, maar dat zij het hebben van de Turkse nationaliteit beschouwen als een onderdeel van hun identiteit. Zij voelen zich in cultureel opzicht zowel Turks als Nederlands. Ook gaven de geïnterviewde mannen aan dat zij geen risico willen lopen om bepaalde rechten die de Turkse nationaliteit hun biedt, zoals erfrechten, te verspelen. De geïnterviewden mannen bleken niet (voldoende) geïnformeerd te zijn over de zgn. «blauwe pas» waarmee de meeste sociale rechten bij het doen van afstand van de Turkse nationaliteit blijven behouden. Bovendien leeft onder een aantal geïnterviewden het gevoel dat iemand met zo’n pas als tweederangs burger wordt beschouwd.

In de brief aan de Tweede Kamer van 12 oktober 20072 heeft het kabinet reeds zijn standpunt neergelegd ten aanzien van meervoudige nationaliteit. Het uitgangspunt is dat het Nederlanderschap actieve deelname bevordert aan de Nederlandse samenleving, maar dat meervoudige nationaliteit deze deelname niet in de weg hoeft te staan. Dit laat onverlet dat mensen een andere nationaliteit naast de Nederlandse niet altijd als gemakkelijk of wenselijk ervaren, maar het afstand doen daarvan evenmin. Het zou in elk geval onjuist zijn het bezit van een tweede staatsburgerschap op te vatten als een teken dat iemand niet goed is geïntegreerd. Waar het echt op aankomt, is betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en rechtsorde. Zowel de gevoerde ambtelijke gesprekken als het nu voorliggende onderzoeksrapport geven geen aanwijzing dat de Turkse dienstplichtwetgeving een belemmerende invloed heeft op de integratie van Turks–Nederlandse mannen in de Nederlandse samenleving.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2006/2007, 31 088 nr. 1.

XNoot
1

Zie ook Kamerstukken II 2007/2008, 31 088, nr. 5.

XNoot
2

Kamerstukken II 2007/2008, 30 166, nr. 25.

Naar boven