31 088
Dienstplicht in Turkije voor bipatride Turken in Nederland

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2008

Bij brief van 10 december 2007 (TK 31 088, nr. 4) heb ik mijn voornemen bekendgemaakt u een schriftelijke uiteenzetting te doen toekomen aangaande de in het algemeen overleg van 4 oktober 2007 in relatie tot de Turkse dienstplicht gerezen nationaliteitsrechtelijke vragen. Met deze brief zend ik u de bedoelde uiteenzetting.

Alvorens nader op dit onderwerp in te gaan, zal ik in deze brief eerst vragen beantwoorden die tijdens het Algemeen Overleg van uw Kamer d.d. 4 oktober 2007 zijn gesteld inzake het Nederlandse nationaliteitsrecht.

1. Beantwoording vragen inzake het Nederlandse nationaliteitsrecht

Tijdens het overleg zijn van de zijde van de PVV twee nationaliteitsrechtelijke voorstellen gedaan. Voorgesteld is dat als men een andere nationaliteit behoudt, vrijwillig of onvrijwillig, men geen Nederlander meer kan worden. Voorts wordt voorgesteld om in de wet een verbodsbepaling op te nemen met het oogmerk te voorkomen dat Nederlanders al dan niet van dubbele nationaliteit in vreemde krijgsdienst treden of in het andere land de dienstplicht vervullen.

Daarover merk ik het volgende op. Nederland is aangesloten bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit (Trb. 1998, 10). Artikel 16 van dit verdrag bepaalt dat een Staat het doen van afstand of het verlies van een andere nationaliteit niet als voorwaarde stelt voor de verkrijging of het behoud van zijn nationaliteit, wanneer het doen van afstand of verlies niet mogelijk is of niet in redelijkheid kan worden gevergd. Opneming van een bepaling als hier wordt voorgesteld in de Nederlandse nationaliteitswetgeving zou derhalve strijdig zijn met het Europees nationaliteitsverdrag. De ratio van de bepaling in het Verdrag is, dat als personen die door omstandigheden die buiten hun wil zijn gelegen geen afstand van de nationaliteit van het land van herkomst kunnen doen, het niet toekennen van de «nieuwe» nationaliteit ten aanzien van hen een niet gerechtvaardigd onderscheid zou opleveren. Het is bovendien niet gewenst dat personen die alhier op gelijke voet als Nederlanders verblijven en deel hebben aan de samenleving de Nederlandse nationaliteit niet zouden kunnen verwerven en met name niet volledig zouden kunnen deelnemen aan de processen van de democratie.

In overeenstemming met het voorgaande wordt evenmin de invoering overwogen van een wettelijk verbod voor een Nederlander met nog een andere nationaliteit om niet vrijwillig dan wel als dienstplichtige in vreemde krijgsdienst te treden. Op dit moment bevat artikel 15, eerste lid, aanhef en onder e, RWN een bepaling die leidt tot automatisch verlies van de Nederlandse nationaliteit door de Nederlander van meervoudige nationaliteit die, op het moment dat sprake is van gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk of tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is (bijvoorbeeld de NAVO of de WEU) vrijwillig in krijgsdienst treedt van een staat die betrokken is bij de genoemde gevechtshandelingen. Hierbij hoeft overigens de andere nationaliteit van de Nederlander niet de nationaliteit te zijn die behoort bij de staat die betrokken is bij de genoemde gevechtshandelingen. Ik voeg hieraan toe dat dienstplichtig toetreden tot een vreemde krijgsmacht geen vrijwillige toetreding betreft.

Het Europees nationaliteitsverdrag bevat bepalingen met betrekking tot het vervullen van de militaire dienstplicht van personen van meervoudige nationaliteit. Opgemerkt wordt echter dat deze bepalingen alleen gelden tussen staten die partij zijn bij het verdrag. Turkije is niet aangesloten bij het Europees nationaliteitsverdrag. Evenmin is Turkije partij bij het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4), alsmede het Protocol en Aanvullend Protocol van 24 november 1977 (Trb. 1981, 45 resp. 46).

De fractie van de VVD heeft aangegeven graag van het kabinet te horen of er bereidheid is tot aanscherpende maatregelen inzake het bij naturalisatie afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Daarnaast is de vraag gesteld waarom de afstandseis niet wordt toegepast voor mensen uit Turkije. Waarom, zo vraagt de VVD-fractie, handhaven wij niet gewoon artikel 9 van de Rijkswet op het Nederlanderschap?

Bij brief van 12 oktober 2007 (TK 2007–2008, 30 166, nr. 25) heeft het kabinet de voorgenomen intrekking aangekondigd van het wetsvoorstel 30 166 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens het toebrengen van ernstige schade aan de essentiële belangen van het Koninkrijk of van een of meer van zijn landen. In dezelfde brief is aangekondigd dat een nieuw wetsvoorstel in voorbereiding is waarin naast andere onderwerpen aan meervoudige nationaliteit aandacht wordt gegeven. Op 12 december 2007 is het wetsvoorstel ingetrokken (TK 2007–2008, 30 166, nr. 26).

Onlangs heb ik met uw Kamer hierover nader van gedachten gewisseld. Voor zover er reden is tot beperking van meervoudige nationaliteit zijn de argumenten daarvoor voor het kabinet van praktische en juridische aard. Deze uitgangspunten indachtig wordt momenteel gewerkt aan het nieuwe voorstel.

In het verleden is en momenteel wordt wel degelijk de afstandseis gehanteerd en gehandhaafd bij personen uit Turkije. Uit de gegevens van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn de in de bijlage bij deze brief opgenomen tabellen1 samengesteld. Tabel 1 bevat het aantal in Turkije geboren meerderjarigen die zijn genaturaliseerd in 2002 tot en met 2006. Tabel 2 bevat de naturalisatieverzoekers met de Turkse nationaliteit. In tabel 2 zijn derhalve ook personen van Turkse nationaliteit opgenomen, die niet in Turkije, maar bijvoorbeeld in Nederland, zijn geboren. Gemiddeld moet één op de drie naturalisatieverzoekers uit Turkije afstand doen van de Turkse nationaliteit en wordt daarvoor een«bereidheidsverklaring» ingevuld bij de indiening van het naturalisatieverzoek.

Uit de tabellen (i.h.b. tabel 3) blijkt dat de vrijstellingscategorie «kan alleen afstand doen na verrichte of afgekochte dienstplicht in het herkomstland» uit artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f van de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (Stcrt 2003, nr. 54) en voordien gebaseerd op de beleidscirculaire Wijziging beleid inzake afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander van 18 juni 1997 (Stcrt. 1997, nr. 128) niet voorkomt. Dit betekent dat bij Turkse naturalisatieverzoekers vanaf 2002 nimmer sprake is geweest van een geslaagd beroep op deze vrijstellingscategorie. Ook ontbreekt de vrijstellingscategorie «substantieel verlies van vermogensrechten» uit artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e van de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap. Dit betekent dat bij Turkse naturalisatieverzoekers vanaf 2002 eveneens nimmer sprake is van een vrijstelling van de afstandseis op deze grond.

Tot zover de beantwoording van de tijdens het overleg van 4 oktober 2007 gestelde vragen inzake het Nederlands nationaliteitsrecht.

Als toegezegd doe ik u onderstaand toekomen een puntsgewijs overzicht van het Nederlands nationaliteitsrecht en naturalisatiebeleid in relatie tot het Turkse nationaliteitsrecht en de dienstplicht in dat land. De informatie over het Turkse recht is door middel van bemiddeling van de minister van Buitenlandse Zaken in Turkije verkregen.

2. Nederlands en Turks nationaliteitsrecht in relatie tot de Turkse dienstplicht

2.1 Nationaliteitsrechtelijke situatie 2008: meervoudige nationaliteit niet alleen gevolg bij naturalisatie

Opgemerkt moet worden dat meervoudige (Nederlands/Turkse) nationaliteit niet alleen het gevolg kan zijn van het feit dat sprake is geweest van (mede)naturalisatie tot Nederlander. Meervoudige nationaliteit ontstaat ook door geboorte uit ouders waarvan de één de Nederlandse en de ander de Turkse nationaliteit bezit. Sinds 1 januari 1985 geeft de gehuwde Nederlandse vrouw haar Nederlanderschap door aan haar kind. Ook deze als bipatride geborenen zijn, voor zover het mannen betreft, dienstplichtig in Turkije ongeacht of zij in Nederland of Turkije wonen.

Daarnaast ontstaat Nederlands-Turkse nationaliteit als een Turkse onderdaan door optie het Nederlanderschap verwerft.

2.2 Korte toelichting Turkse dienstplicht

Turkse mannen hebben dienstplicht in Turkije, ook als ze buiten Turkije wonen en eveneens als ze nog een andere nationaliteit hebben. De Turkse dienstplicht valt weg als in het woonland buiten Turkije de dienstplicht moet worden vervuld. Turkse Duitsers doen in Duitsland de Duitse dienstplicht en zijn daarom vrijgesteld van de Turkse dienstplicht. Nederland heeft niet de dienstplicht afgeschaft, wel de opkomstplicht. Turkse Nederlanders vervullen dus niet in Nederland de Nederlandse dienstplicht en moeten daarom in Turkije de dienstplicht vervullen.

Met betrekking tot de Turkse dienstplicht bestaan voor in Nederland wonende Turken (eventueel tevens Nederlander) na de oproeping de volgende mogelijkheden:

• de maximaal 15 maanden dienstplicht in Turkije vervullen;

• uitstel aanvragen; tot en met het 38ste jaar kan het uitstel gelden, daarna moet voor het 45ste jaar de dienstplicht zijn vervuld;

• de dienstplicht kan op twee manieren worden voldaan:

– de reguliere 15 maanden daadwerkelijk uitdienen;

– óf de basisopleiding van 21 dagen doen en een geldsom betalen; dit wordt in de volksmond «dienstplicht afkopen» genoemd.

t/m 38 jaar betaalt men € 5112,– afkoopsom; van 39 t/m 44 jaar betaalt men € 7668,– afkoopsom.

Met deze bovenstaande mogelijkheden behoudt men probleemloos de Turkse nationaliteit.

Is de man 45 jaar geworden zonder dat hij zijn 15 maanden heeft volbracht of zonder dat hij 21 dagen basisopleiding heeft gedaan met de bijbehorende betaling, dan heeft hij niet zijn dienstplicht vervuld en bestaat het risico van ontneming van de Turkse nationaliteit. Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

De dienstplicht kan vervallen door een afkeuring. De mogelijkheid bestaat om iemand voorlopig af te keuren tijdens de keuring (son yoklama) en hem het daarop volgende jaar nogmaals ter keuring op te roepen.

2.3 Wijziging Turkse nationaliteitswet 1995: vervulde dienstplicht vervalt als eis voor afstand doen

In 1995 is artikel 20 van de Turkse nationaliteitswet gewijzigd. De tot dan opgenomen voorwaarde dat pas afstand kan worden gedaan van de Turkse nationaliteit als de (Turkse) dienstplicht is vervuld, is toen vervallen.

2.4 Nederlands naturalisatiebeleid: oktober 1997 herinvoering afstandseis

Vreemdelingen die naturalisatie tot Nederlander vroegen, is van 1992 tot 1 oktober 1997 niet gevraagd om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Met ingang van 1 oktober 1997 is bij beleidscirculaire van 18 juni 1997 (Stcrt. 1997, nr. 128) de hoofdregel weer ingevoerd dat bij naturalisatie tot Nederlander, voor zover mogelijk en indien nodig, afstand wordt gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit. Op deze hoofdregel formuleert de circulaire van 18 juni 1997 echter een aantal uitzonderingsregels, als gevolg waarvan geen afstand van de oorspronkelijke nationaliteit wordt gevraagd bij de naturalisatie. Eén van de uitzonderingsregels luidt dat geen afstand van de oorspronkelijke nationaliteit wordt gevraagd aan de vreemdeling die alleen afstand van zijn nationaliteit kan doen als hij óf zijn dienstplicht heeft vervuld of die dienstplicht heeft afgekocht.

2.5 Nederlands naturalisatiebeleid: aanpassing in 2000 wegens wijziging Turkse nationaliteitswet in 1995

Sinds in april 2000 een wijziging van de Landenlijst bij naturalisatie in de Staatscourant is gepubliceerd (Stcrt. 2000, nr. 68), honoreert de Nederlandse overheid niet langer een beroep door een Turks onderdaan (naturalisatieverzoeker) inhoudende dat geen afstand van de Turkse nationaliteit kan worden gedaan ómdat de Turkse dienstplicht niet is verricht. Deze Landenlijst bij naturalisatie is een onderdeel van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. In april 2000 is de Handleiding derhalve aangepast aan de wijziging in 1995 van de Turkse nationaliteitswet. De Turkse wijziging uit 1995 werd voor het Nederlandse nationaliteitsrecht overigens eerst op 1 oktober 1997 relevant omdat toen bij naturalisatie tot Nederlander de afstandseis weer werd ingevoerd.

2.6 Wijziging Turkse nationaliteitswet 2003: inperking mogelijkheid afstand Turkse nationaliteit

In 2003 is artikel 20 van de Turkse nationaliteitswet aangevuld met gronden die het afstand doen van de Turkse nationaliteit enigszins inperken. Het sindsdien geldende artikel 20 van de Turkse nationaliteitswet luidt in de Nederlandse vertaling:

«Artikel 20 (gewijzigd op 04.06.2003 bij artikel 3 van wet nummer 4866).

Het ministerie van Binnenlandse Zaken kan toestemming geven voor het afstand doen van het Turkse staatsburgerschap als personen voldoen aan de volgende voorwaarden.

Indien zij

a) beschikken over de gave des onderscheids en volwassen zijn,

b) overtuigend kunnen aantonen dat zij het staatsburgerschap van een andere staat hebben verworven of zullen verwerven,

c) niet voor een misdrijf gezocht worden,

d) aan geen enkele fiscale of strafrechtelijke beperking onderhevig zijn».

De mogelijkheid tot het afstand doen van de Turkse nationaliteit werd dus in 2003 iets ingeperkt. Redenen om geen afstand toe te staan, zijn derhalve kort gezegd:

• sprake van een financiële reden (belastingschuld);

• wegens een misdrijf op een opsporingslijst staan;

• sprake van een andere strafrechtelijke reden.

Het bovenstaande wordt relevant op het moment dat de betrokken man niet volgens de regels van het Turkse recht zijn dienstplicht heeft uitgesteld, dan wel als het gaat om iemand die zich onttrekt aan de keuring, of om iemand die zich strafbaar heeft gemaakt door de dienst te weigeren. Ik verwijs naar het einde van mijn brief voor een weergave van strafbepalingen in het Turkse militaire recht die gerelateerd zijn aan de dienstplicht.

Is betrokkene (nog) dienstplichtig, maar heeft hij volgens de daarvoor geldende regel gezorgd voor uitstel dan kan hij, indien in het bezit van een andere (bijvoorbeeld de Nederlandse) nationaliteit, afstand doen van de Turkse nationaliteit. Dit geldt vanzelfsprekend tot het 38ste jaar. Daarna moet óf de dienstplicht worden vervuld (al dan niet in de vorm van afkopen gecombineerd met een korte feitelijke dienstperiode) óf geldt dat betrokkene, indien hij zich naar Turkije begeeft aldaar met strafvervolging wegens onttrekking aan de dienstplicht wordt geconfronteerd.

2.7 Toelichting uitstel Turkse dienstplicht

Bij de registratie of keuring is het mogelijk uitstel van vervulling van de militaire dienstplicht te vragen. Turken die met een geldige verblijfs- en/of werkvergunning in het buitenland wonen, kunnen de militaire dienst tot maximaal het 38ste levensjaar uitstellen (artikelen 35e, 35f en 35g van de Wet op de Militaire Dienstplicht). De aanvraag voor een dergelijk uitstel van militaire dienst moet iedere drie jaar bij een Turkse vertegenwoordiging in het land van verblijf worden ingediend. Personen die naast de Turkse nationaliteit ook de nationaliteit bezitten van het land waar zij zich bevinden, hoeven slechts eenmalig uitstel aan te vragen. Dit uitstel is geldig tot het 38ste levensjaar.

2.8 Nederlands naturalisatiebeleid: verlies vermogensrechtelijke rechten en afstand

Geen afstand van de oorspronkelijke nationaliteit wordt gevraagd aan de vreemdeling die aantoont door het verlies van de oorspronkelijke nationaliteit een substantieel verlies te leiden aan vermogensrechtelijke rechten, waaronder erfrechtelijke aanspraken (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e van de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap). Een geslaagd beroep om geen afstand te hoeven doen van de Turkse nationaliteit wegens een alsdan optredend substantieel verlies van vermogensrechten (o.a. het niet kunnen erven van grond of huis) is van een in Turkije geboren verzoeker om naturalisatie sinds 2002 niet geregistreerd.

Het Nederlandse nationaliteitsrecht staat het niet-doen van afstand wegens het verlies aan vermogensrechten dus toe, maar het moet gaan om substantieel verlies. In de praktijk blijkt deze vrijstellingscategorie bij Turkse verzoekers om naturalisatie in ieder geval sinds 2002 niet van belang te zijn.

2.9 Turkse nationaliteitswetswijziging 2004: oud-Turks onderdaan krijgt in Turkije rechten

Beroep op de regel «substantieel verlies vermogensrechten» valt in de toekomst van Turkse naturalisatieverzoekers nog minder te verwachten, dit door een wijziging in 2004 van artikel 29 van de Turkse nationaliteitswet. De wijziging van dit artikel is de meest recente wijziging van de Turkse nationaliteitswet en dateert van 29 juli 2004.

Door deze wijziging kreeg een voormalige onderdaan, iemand die afstand heeft gedaan van de Turkse nationaliteit, waarbij toestemming voor het doen van afstand was gegeven in het kader van de verkrijging van de niet-Turkse nationaliteit, in Turkije meer rechten, in die zin dat hij, door het toegestane verlies van de Turkse nationaliteit, bepaalde rechten, die hij als Turks onderdaan had, niet zou verliezen.

De Turkse wetswijziging in 2004 noopte niet tot wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor het geval dat een belanghebbende aantoont dat, ondanks het bestaan van artikel 29 van de Turkse nationaliteitswet in de redactie van juni 2004, hij bij een eventueel verlies van de Turkse nationaliteit tóch substantieel vermogensrechtelijk verlies leidt, kan hij altijd met een beroep op de geldende nationaliteitsrechtelijke regels worden vrijgesteld van de eis afstand te doen van zijn Turkse nationaliteit. In de praktijk komt dit echter niet voor.

2.10 Strafrechtelijke bepalingen gerelateerd aan de Turkse dienstplicht

Volgens de uit Turkije ontvangen informatie kent het Turkse recht de volgende strafbaarstellingen die zijn gerelateerd aan de Turkse dienstplicht:

a) Onttrekking aan de dienstplicht (asker kaçakligi)

Dienstplichtigen kunnen trachten zich op onregelmatige wijze te onttrekken aan vervulling van de dienstplicht. Bij onttrekking aan de dienstplicht (asker kaçakligi) wordt wetstechnisch onderscheid gemaakt in:

1. onttrekking aan de registratie (sakli kalmak of soms ilk yoklama kaçakligi);

2. onttrekking aan de keuring (yoklama kaçakligi);

3. onttrekking aan de opkomst (bakaya);

4. desertie (firar).

Ad 1 Onttrekking aan de registratie (sakli kalmak)

Artikel 17 van de Wet op de Militaire Dienstplicht stelt dat personen die niet tijdig aan hun registratieverplichtingen voldoen, krachtens artikel 83 van dezelfde wet worden beschouwd als personen die zich onttrekken aan de registratie (ilk yoklama kaçagi). Indien de registratie nog altijd niet heeft plaatsgevonden op het moment dat de personen die in hetzelfde jaar zijn geregistreerd moeten aantreden voor de opkomst, is sprake van een delict als omschreven in artikel 63 van het Wetboek van Militair Strafrecht. De straffen waarin het artikel voorziet zijn als volgt:

Voor hen die zichzelf melden

• binnen zeven dagen: maximaal een maand gevangenisstraf;

• na zeven dagen, maar binnen drie maanden: tussen drie maanden en een jaar gevangenisstraf;

• na drie maanden: tussen vier maanden en twee jaar gevangenisstraf.

Voor hen die worden aangehouden

• binnen zeven dagen: maximaal drie maanden gevangenisstraf;

• na zeven dagen, maar binnen drie maanden: tussen vier maanden en anderhalf jaar gevangenisstraf;

• na drie maanden: tussen zes maanden en drie jaar gevangenisstraf onder verzwaarde omstandigheden.

Een eventueel verblijf in het buitenland van de pleger van het delict speelt geen enkele rol in de strafmaat.

Ad 2 Onttrekking aan de keuring (yoklama kaçakligi)

Dienstplichtigen die aan hun registratieverplichtingen hebben voldaan, maar die niet tijdig op de keuring verschijnen, worden gerekend tot degenen die zich onttrekken aan de keuring (yoklama kaçagi) (artikel 12 van de Wet op de Militaire Dienstplicht). Indien zij zich alsnog melden of aangehouden worden voor de opkomstdatum van hen die in hetzelfde jaar zijn gekeurd, wordt overeenkomstig artikel 84 en 85 van de Wet op de Militaire Dienstplicht een administratieve sanctie in de vorm van een geldboete opgelegd. In dat geval wordt betrokkene alsnog gekeurd en is daarmee de zaak afgedaan. Degenen die zich melden of worden aangehouden na deze datum, worden onmiddellijk naar een militaire eenheid gestuurd en berecht op grond van artikel 63 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Met name indien er aanwijzingen voor psychische of fysieke gebreken zijn, kan in de militaire eenheid alsnog keuring plaatsvinden. De hoogte van de straf die in diverse situaties wordt opgelegd is identiek als bij het onttrekken aan de registratie. Een eventueel verblijf in het buitenland van de pleger van het delict speelt ook hier geen enkele rol in de strafmaat.

Ad 3 Onttrekking aan de opkomst (bakaya)

Onttrekking aan de opkomst (bakaya) is aan de orde indien een dienstplichtige, die wel is aangetreden voor de keuring, zich niet tijdig bij het militaire registratiekantoor meldt om geïnformeerd te worden omtrent zijn plaatsing of nadat hij is geïnformeerd over de plaats van opkomst alsnog verzuimt om aan te treden voor de opkomst. Dienstplichtigen die zich schuldig maken aan onttrekking aan de opkomst worden, wanneer ze zichzelf melden of worden aangehouden, onmiddellijk overgedragen aan de militaire justitiële autoriteiten. Ze worden net als personen die zich onttrekken aan de registratie of keuring veroordeeld op grond van artikel 63 van het Wetboek van Militair Strafrecht, waarbij de strafmaten gelijk zijn aan die in geval van onttrekking aan de registratie/keuring. Een eventueel verblijf in het buitenland van de pleger van het delict speelt ook hier geen enkele rol in de strafmaat.

Ad 4 Desertie (firar)

De term desertie (firar) wordt gebruikt voor het zonder toestemming langer dan zes dagen wegblijven uit de militaire eenheid nadat men reeds is opgekomen. Bestraffing vindt plaats op grond van de artikelen 66–68 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Militairen die langer dan zes dagen zonder toestemming wegblijven uit hun eenheid, of zij die na het verlof langer dan zes dagen wegblijven zonder geldige reden worden gestraft met een gevangenisstraf van ten minste één jaar en ten hoogste drie jaar. Personen die reeds eerder veroordeeld zijn wegens desertie en nogmaals voor hetzelfde delict terecht staan, krijgen een dubbel zo hoge straf opgelegd.

b) Ontneming Turkse nationaliteit door de Turkse overheid

Naast afstand doen van de Turkse nationaliteit door de bipatride burger, kent de Turkse wet de mogelijkheid dat de Turkse overheid de nationaliteit ontneemt (artikel 25 Turkse wet). Niet naleving van de militaire dienstplicht is reden om de Turkse nationaliteit te ontnemen (artikel 25, aanhef en onder ç, d en e, van de Turkse nationaliteitswet).

3. Conclusie

Uit hetgeen bovenstaand is vermeld, volgt dat de dienstplicht in Turkije voor Nederlanders met tevens de Turkse nationaliteit dan wel voor Turken die verzoeken om naturalisatie tot Nederlander niet tot praktische problemen binnen het nationaliteitsrecht leidt. Vastgesteld kan worden dat de dienstplicht in Turkije zeer beperkte gevolgen heeft, die betrokkene bovendien via afstand van de Turkse nationaliteit zelf kan opheffen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven