31 081 (R 1830)
Wijziging van het op 27 februari 1995 te Stockholm totstandgekomen Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning; Stockholm, 24 januari 2006

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 26 april 2007 en het nader rapport d.d. 25 mei 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 29 maart 2007, no. 07.001069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt de wijziging van het op 27 februari 1995 te Stockholm totstandgekomen Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning; Stockholm, 24 januari 2006 (Trb. 2007, 24), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 maart 2007, nr. 07.001069, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake de bovenvermelde verdragswijziging rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 april 2007, nr. W02.07.0073/II/K, bied ik U hierbij aan.

1. Met dit wijzigingsverdrag wordt het lidmaatschap van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning (hierna: het Instituut), dat nu mede openstaat voor internationale gouvernementele organisaties, beperkt tot staten. Het geassocieerde lidmaatschap, dat openstaat voor internationale niet-gouvernementele organisaties, wordt geschrapt. Wel kan het Instituut samenwerkingsverbanden aangaan met andere organisaties, met inbegrip van internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties. Over deze koerswijziging wordt in de toelichtende nota opgemerkt:

«Uit ervaring bleek, dat intergouvernementele organisaties en internationale niet-gouvernementele organisaties geen deel hadden aan de verantwoordelijkheid voor het beheer en de financiering van het Instituut. Het lidmaatschap werd daarom beperkt tot staten.»1

De Raad van State van het Koninkrijk heeft begrip voor deze beperking van het lidmaatschap, maar acht de daarvoor in de toelichting gegeven motivering te summier, omdat deze geen verklaring geeft voor het feit dat de desbetreffende organisaties blijkbaar niet participeerden in het beheer en de financiering van het Instituut. Nadere toelichting is gewenst in het licht van de destijds door de regering bij de goedkeuring van het oprichtingsverdrag gegeven toelichting op de unieke structuur van het Instituut.1 De Raad beveelt aan in de toelichtende nota op het vorenstaande in te gaan.

1. Gelet op het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is in de toelichtende nota, de een na laatste alinea van de inleiding dienovereenkomstig aangevuld.

2. Het Verdrag tot oprichting van het Internationaal Instituut voor democratie en verkiezingsondersteuning is in 1997 goedgekeurd voor het Koninkrijk. Dat gebeurde niet stilzwijgend maar bij rijkswet, omdat een voorziening moest worden getroffen voor parlementaire goedkeuring bij toekomstige wijzigingen van het verdrag.2 Deze voorziening moet ook bij de gewijzigde verdragstekst in stand blijven, omdat het verdrag op dit punt materieel niet is veranderd.

De rijkswet tot goedkeuring van het basisverdrag verwijst naar artikel XV, tweede lid, van het verdrag, de bepaling waarin de inwerkingtreding van verdragswijzigingen is geregeld. Artikel XV wordt nu vernummerd tot artikel XIV. Dat betekent dat de verwijzing in artikel 2 van de rijkswet tot goedkeuring van het basisverdrag zal moeten worden aangepast.

De Raad adviseert daarin te voorzien. Het verdient aanbeveling deze wetswijziging te combineren met de goedkeuring van het wijzigingsverdrag, zodat goedkeuring en uitvoering van het verdrag in één rijkswet worden opgenomen.3

2. In de goedkeuringswet voor het Verdrag is indertijd een machtigingsbepaling opgenomen voor het geval de parlementaire goedkeuringsprocedure niet mocht zijn voltooid voordat een wijziging van het Verdrag, na aanvaarding door tweederde van de partijen, in werking zou treden. Die bepaling spreekt van wijzigingen van het Verdrag in algemene zin. Aangezien niet wordt voorgesteld de wijzigingsbepaling van het Verdrag inhoudelijk of tekstueel te veranderen, en de strekking van de indertijd verleende machtiging geheel dezelfde blijft, is er geen noodzaak om die machtiging te herformuleren.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen is aandacht geschonken. In een volgend Tractatenblad zal de gesignaleerde vertaalfout worden rechtgezet.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft in overweging, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken, een wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot voor Ontwikkelings-samenwerking, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de verdragswijziging vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.07.0073/II/K met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In het opschrift een materiële aanduiding van de verdragswijziging opnemen (aanwijzing 107 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

– In de toelichting uiteenzetten dat met «by example» in artikel IV, tweede lid, onderdeel b, niet bedoeld wordt «bijvoorbeeld».


XNoot
1

Toelichtende nota, inleiding, voorlaatste tekstblok.

XNoot
1

Kamerstukken 1995/96, 24 577 (R 1562), nr. 3, blz. 2–3.

XNoot
2

Wijzigingen die zijn aanvaard door tweederde van de verdragsstaten treden voor alle verdragsstaten in werking. Is het wijzigingsverdrag op dat moment nog niet door het Koninkrijk goedgekeurd, dan heeft goedkeuring geen zin meer. Daarom bepaalt artikel 2 van de rijkswet tot goedkeuring van het basisverdrag (Stb. 1997, 389) dat in zulke situaties de goedkeuring ook niet vereist is. De bepaling geeft toepassing aan artikel 7, aanhef en onderdeel a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en is opgenomen op advies van de Raad van State van het Koninkrijk (advies van 6 november 1995, Kamerstukken II 1995/96, 24 577 (R 1562), A, punt 3).

XNoot
3

Vergelijk aanwijzing 311, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven