Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31079 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31079 nr. C |
Ontvangen 29 mei 2008
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie. Hieronder ga ik in op de door de leden van de PvdA-fractie gestelde vragen over bij- en nascholing.
2. De voorgestelde bij- en nascholingsregeling in relatie tot artikel 22 van de Richtlijn betreffende erkenning van beroepskwalificaties
De leden van de PvdA-fractie constateerden dat de voorgestelde regeling met betrekking tot de bij- en nascholing voor architecten in het voorliggende wetsvoorstel (artikel 27a) – anders dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel – een hoge mate van vrijblijvendheid kent. Een architect is in die regeling weliswaar gehouden in ten minste zestien uur per jaar de ontwikkelingen op zijn vakgebied bij te houden, maar controle en sancties ontbreken. De leden van de PvdA-fractie merkten op dat de bewoordingen van artikel 22 van de Richtlijn betreffende erkenning van beroepskwalificaties (in het vervolg van deze memorie van antwoord de richtlijn) – in het bijzonder de woorden «wordt gewaarborgd» – de wetgever geen ruimte lijken te bieden voor een vrijblijvende regeling met betrekking tot bij- en nascholing. De leden van de PvdA-fractie vroegen hoe de Nederlandse regering met deze openeindregeling kan voldoen aan de verplichting uit de richtlijn te waarborgen dat de Nederlandse architecten door bij- en nascholing op de hoogte blijven van de vooruitgang op het vakgebied.
Artikel 22, onderdeel b, van de richtlijn legt aan de lidstaten de verplichting op om overeenkomstig eigen specifieke procedures te waarborgen dat artsen, medisch specialisten, algemene ziekenverplegers, tandartsen, dierenartsen, apothekers, verloskundigen en architecten op de hoogte kunnen blijven van de vooruitgang op hun vakgebied om hun beroep op een veilige en efficiënte manier te kunnen blijven uitoefenen.
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de architectentitel, zoals dat op 19 juni 2007 bij de Tweede Kamer is ingediend, is aangesloten bij de regeling van bij- en nascholing voor andere beroepsgroepen. De in het wetsvoorstel voorgestelde bij- en nascholingsregeling bevatte de mogelijkheid tot controle en sancties. De Europese Commissie had niet op grond van die voorgestelde regeling tot de slotsom kunnen komen dat de richtlijn onjuist was geïmplementeerd. In het voorliggende wetsvoorstel is een bij- en nascholingsverplichting opgenomen die de verantwoordelijkheid voor de controle en naleving bij de (potentiële) opdrachtgever legt. Naar de opvatting van de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en VVD voldoet de bij- en nascholingsregeling in het voorliggende wetsvoorstel aan de richtlijn en is daarmee artikel 22, onderdeel b, van de richtlijn juist geïmplementeerd. Die opvatting wordt verdedigd met een beroep op het feit dat een aantal lidstaten de bij- en nascholingsbepaling uit de richtlijn heeft geïmplementeerd of voornemens is dat te doen zonder een steekproefsgewijze controle vooraf of een sanctie door het bestuursorgaan dat zorg draagt voor de registratie van architecten. In dit verband kunnen worden genoemd Groot-Brittannië, Ierland en Slowakije. Tot dusverre hebben tweeëntwintig lidstaten notificaties verstrekt en vijf niet. Er liggen ongeveer 300 wettelijke regelingen bij de Europese Commissie, waarbij de richtlijn geheel of gedeeltelijk is geïmplementeerd. Die regelingen, die niet uitsluitend of soms niet op architecten betrekking hebben, moeten alle nog worden beoordeeld. Gelet daarop kan niet op voorhand worden gesteld dat de voorgestelde bij- en nascholingsregeling in het voorliggende wetsvoorstel door de Europese Commissie zal worden gekwalificeerd als een onjuiste implementatie van de richtlijn. Mocht dat onverhoopt het geval zijn, dan kan de Europese Commissie worden gewezen op het feit dat in het in procedure zijnde tweede wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de architectentitel de omissie kan worden hersteld.
3. De voorgestelde bij- en nascholingsregeling in relatie tot bij- en nascholingsregelingen voor artsen, verpleegkundigen of apothekers
Het bevreemdde de leden van de PvdA-fractie dat de nascholingsverplichting voor andere beroepen die onder artikel 22 van de richtlijn vallen, bijvoorbeeld artsen, verpleegkundigen of apothekers, strikter wordt omschreven dan in de voorgestelde regeling voor architecten. Als rechtvaardiging voor dit onderscheid is bij de behandeling van het wetsvoorstel aangevoerd dat het bij de drie eerst genoemde beroepen gaat om een beschermd beroep en bij architecten om een titelbescherming. De leden van de PvdA-fractie vernamen graag wat dit onderscheid nu precies inhoudt en waarom een verschil met andere beroepen is aangebracht, gelet op het feit dat het van groot belang is dat de kwaliteit en veiligheid van het werk van architecten naar behoren wordt geborgd.
Het onderscheid tussen titelbescherming en beroepsbescherming is daarin gelegen dat een niet in het architectenregister ingeschreven persoon werkzaamheden mag verrichten op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur mits hij die werkzaamheden maar niet verricht onder gebruikmaking van de titel van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect. Indien de Wet op de architectentitel beroepsbescherming zou kennen, zou een persoon die niet is ingeschreven in het architectenregister die werkzaamheden zelfs niet mogen verrichten.
Ik onderschrijf de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat het van groot belang is dat de kwaliteit en veiligheid van het werk van architecten naar behoren wordt geborgd. Om die reden kende het wetsvoorstel, zoals dat bij de Tweede Kamer is ingediend, een stringentere regeling op het gebied van bij- en nascholing. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is door de fracties van CDA, PvdA en VVD de voorliggende bij- en nascholingsregeling voor architecten, dus zonder controle en sancties, verdedigd met het argument dat het beroep van architect uitsluitend titelbescherming kent en dus lichter in zijn uitwerking kan zijn dan een bij- en nascholingsregeling voor beroepen die een beroepsbescherming kennen. Dat standpunt is niet het mijne, maar is wel verdedigbaar. De wetgever laat het bij de titelbescherming van architecten ter beoordeling van de potentiële opdrachtgever of hij een persoon in de arm neemt die niet is ingeschreven in het architectenregister of een architect. Te verdedigen valt dat in het verlengde daarvan ligt dat de opdrachtgever beslist of hij een architect inschakelt die aan bij- en nascholing doet of een architect die dat niet doet. De voorliggende bij- en nascholingsregeling maakt het de opdrachtgever mogelijk om zich te vergewissen in hoeverre een architect aan bij- en nascholing doet door de architect te verplichten om de persoonlijk bijgehouden bij- en nascholingsactiviteiten desgevraagd aan een potentiële opdrachtgever te laten zien. Het is dan vervolgens aan die opdrachtgever om te bepalen welk gewicht hij toekent aan het niet verstrekken van die informatie of aan het niet nakomen van de bij- en nascholingsverplichting. Hij kan uiteindelijk om die reden een andere architect kiezen.
Ik onderschrijf de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat de consument moet kunnen vertrouwen op het op peil houden door een in het architectenregister ingeschreven architect van zijn kennis en vaardigheden zolang hij zijn beroep uitoefent. Dat was ook de reden voor de aanvankelijk voorgestelde regeling op het gebied van bij- en nascholing. Een belangrijk onderdeel van die regeling is in artikel 27a van het voorliggende wetsvoorstel gehandhaafd. Dat onderdeel heeft betrekking op het feit dat architecten die niet langer hun beroep uitoefenen dat aan de Stichting bureau architectentitel (SBA) kunnen melden. Door die melding zijn zij ontheven van de verplichting tot bij- en nascholing. In de bij- en nascholingsregeling is daaraan uit een oogpunt van transparantie voor de potentiële opdrachtgever de bepaling gekoppeld – en in het voorliggende wetsvoorstel is die bepaling gehandhaafd – dat in het architectenregister een onderscheid wordt aangebracht tussen architecten die hun beroep uitoefenen en architecten die dat niet langer doen om wat voor reden ook.
Het ontbreken van controle op de naleving van de verplichting tot bij- en nascholing en van enigerlei sanctie kunnen tot gevolg hebben dat architecten die hun beroep uitoefenen het minder nauw nemen met de naleving van de verplichting tot bij- en nascholing. Aan de andere kant valt te constateren dat architecten het belangrijk vinden hun werkzaamheden uit te oefenen met gebruikmaking van hun titel. Zij kunnen zich daardoor professioneel onderscheiden van anderen die werkzaam zijn op het gebied van architectuur, maar daartoe niet zijn opgeleid. Van architecten, die zich door hun titel wensen te onderscheiden van personen die niet zijn opgeleid voor architect, valt te verwachten dat zij hun professie serieus nemen. Zij zullen hun vakkennis op peil wensen te houden door middel van bij- en nascholing ook al ontbreken in de voorliggende bij- en nascholingsregeling de controle en sancties.
Het feit dat artikel 27a van het voorliggende wetsvoorstel de potentiële opdrachtgever in deze een eigen verantwoordelijkheid geeft, zal architecten, voor zover dat nodig mocht zijn, aansporen de bij- en nascholingsverplichting serieus te nemen. Bij belangrijke investeringen zal een potentiële opdrachtgever doorgaans meerdere offertes vragen. Zo valt aan te nemen dat een potentiële opdrachtgever, die daartoe door de wet als het ware wordt uitgenodigd, bij de vraag naar een offerte doorgaans zal vragen informatie te verstrekken over bij- en nascholingsactiviteiten. Het op grote schaal onder architecten geen gevolg geven aan de bij- en nascholingsverplichting zal niet lang onopgemerkt blijven. Architecten lijden in dat geval een aanzienlijk imagoverlies. De beroepsgroep is er bij gebaat om dat voorkomen en zal er het hare aan doen om het vertrouwen te rechtvaardigen dat de in het architectenregister ingeschreven architecten die het beroep daadwerkelijk uitoefenen hun kennis en vaardigheden op peil houden door middel van bij- en nascholing.
4. De bevoegdheid tot vaststelling van kwalitatieve beleidsregels ter zake van passende bij- en nascholing
De leden van de PvdA-fractie vroegen naar het nut en de effectiviteit van de eventueel door de SBA vast te stellen kwalitatieve beleidsregels ter zake van passende bij- en nascholing indien aan de niet nakoming van de bij- en nascholingsverplichting niet het risico verbonden is van uitschrijving uit het architectenregister. Zij vroegen voorts of het risico niet erg groot is dat die beleidsregels een ritueel blijven en het gewenste civiele effect uitblijft. Tot slot vroegen de leden van die fractie naar de zienswijze van de minister omtrent de rol van de SBA in dezen.
Het wetsvoorstel voorziet in een bevoegdheid om kwalitatieve beleidsregels vast te stellen ter zake van passende bij- en nascholing. Architecten zullen behoefte hebben aan een houvast in de vorm van kwalitatieve beleidsregels omtrent passende bij- en nascholing. Het is dan ook van wezenlijk belang dat de SBA gebruik maakt van de bevoegdheid om activiteiten wel of niet als passende bij- en nascholing aan te merken. De SBA kan ook faciliterend optreden om architecten die vrijwillig aan haar informatie verstrekken omtrent de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan de bij- en nascholingsverplichting op een bepaalde wijze aan te duiden in het register. De consument kan daardoor bij raadpleging van het register op eenvoudige wijze achterhalen of een bepaalde architect transparantie richting consument belangrijk vindt. De rol van de SBA zie ik, zoals gezegd, vooral als een faciliterende. Het gevolg geven aan suggesties van architecten omtrent het kwaliteitsniveau van een bij- en nascholing en omtrent onderwerpen die een belangrijke bijdrage geven aan het op peil houden van de vakkennis kan het draagvlak onder de architecten belangrijk vergroten. Indien, zoals ik verwacht, een grote meerderheid onder de architecten vrijwillig meedoet aan het verstrekken van informatie aan de SBA en waarde hecht aan het daarbij behorende teken in het register behoeven de regels omtrent bij- en nascholing geen ritueel te zijn.
5. Het tweede wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de architectentitel
De leden van de PvdA-fractie constateerden dat het voorliggende wetsvoorstel een tussenstap is op weg naar een volledige herziening van de Wet op de architectentitel, waarin verdergaande kwaliteitseisen zullen worden gesteld voor inschrijving in het architectenregister en de SBA wordt omgevormd tot een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet (Tweede Kamer 2007–2008, 25 268, nr. 52). Die leden vroegen om aan te geven hoe het onderhavige voorstel zich verhoudt tot het in de herfst van 2008 in te dienen herzieningsvoorstel.
Het voorliggende wetsvoorstel strekt ertoe om de richtlijn voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten te implementeren. Het tweede wetsvoorstel strekt ertoe om de herhaaldelijk aangekondigde kwaliteitsimpuls voor die beroepen te effectueren. Behalve de vereiste opleiding is ook voor direct afgestudeerden een tweejarige beroepservaring nodig om te kunnen worden ingeschreven in het architectenregister. Daarnaast wordt de bij- en nascholingsregeling voor architecten uitgebreid tot stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten. Er komen gedragsregels voor de in het architectenregister ingeschrevenen en een klachtrecht voor een (potentiële) opdrachtgever bij het niet handelen overeenkomstig die gedragsregels. In de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel heb ik het wenselijk genoemd dat de ingeschrevenen in het architectenregister uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het beheer van het architectenregister, en de nadere uitwerking van kwaliteitsbevorderende maatregelen. Om die reden wordt in het tweede wetsvoorstel de SBA vervangen door een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf (het Architectenregister). Een dergelijk openbaar lichaam bestaat reeds in de Advocatenwet, de Wet op de registeraccountants en de Wet op het notarisambt. Uiteindelijk is het de ledenvergadering van in het architectenregister ingeschreven architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten die regels stelt met betrekking tot bij- en nascholing. Indien die leden dat wenselijk vinden kunnen zij die regels aanmerkelijk minder vrijblijvend vaststellen dan de bij- en nascholingsregeling in het voorliggende wetsvoorstel. Het tweede wetsvoorstel voorziet erin dat in de gedragsregels een relatie kan worden gelegd met de bij- en nascholingsverplichting.
In het tweede wetsvoorstel blijft het minimum van zestien uur aan bij- en nascholing gehandhaafd. Het exacte aantal uren wordt vastgesteld door het Architectenregister. Het minimum aantal uren is in de wet opgenomen om de beroepsgroep enig houvast te geven waartoe de wet verplicht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31079-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.