31 079
Wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 8 mei 2007 en het nader rapport d.d. 13 juni 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 28 maart 2007, no. 07.001066, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen), met memorie van toelichting.

Richtlijn 2005/36/EG (de richtlijn) heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een lidstaat, een EER-land of Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat, een EER-land of Zwitserland. De richtlijn brengt drie algemene richtlijnen en twaalf sectorale richtlijnen, waaronder de zogenaamde architectenrichtlijn2, in één richtlijn onder teneinde te voorzien in een eenvoudiger en duidelijker geheel van voorschriften voor de betrokken beroepen.

Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van de richtlijn voor de beroepsgroepen architect, stedenbouwkundige, tuinen landschapsarchitect en interieurarchitect.

De Raad van State maakt opmerkingen met betrekking tot de wijze van implementatie van de richtlijn, het gebruik van het begrip «lidstaat», de nascholing van architecten, de aanwijzing als contactpunt en de persoonsgegevens. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 maart 2007, nr. 07.001066, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie te doen toekomen. Na de voordracht van het bovenvermelde wetsvoorstel hebben mijn ambtgenote voor Wonen, Wijken en Integratie en ik nader overlegd over de taken, die binnen het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn ondergebracht bij de Rijksgebouwendienst. Mijn ambtgenote voor Wonen, Wijken en Integratie is verantwoordelijk voor de architectuur aangaande Rijksgebouwen en ik ben verantwoordelijk voor het interdepartementale architectuurbeleid, waaronder dit wetsvoorstel ressorteert. Overeenkomstig die taakverdeling bied ik U hierbij aan het advies van de Raad van State, gedateerd 8 mei 2007, nr. W08.07.0072/IV.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met zijn advies rekening zal zijn gehouden.

1. De nationale coördinatie bij de omzetting van de richtlijn

De richtlijn dient uiterlijk op 20 oktober 2007 omgezet te zijn in nationaal recht. Bij de implementatie zijn nagenoeg alle ministeries betrokken. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is in Nederland het ministerie dat de coördinatie verzorgt. In de memorie van toelichting bij de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is aangegeven dat, in relatie tot deze algemene wet, de Wet op de architectentitel en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 zullen worden gewijzigd. Tevens zal een aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen worden aangepast.

Twee wetsvoorstellen liggen hiertoe voor bij de Raad, het voorstel van Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel.

De Gemeenschapswetgever beoogt met deze richtlijn, die tot het internemarktbeleid behoort, tot eenvoudige en transparante wetgeving te komen ten behoeve van het vergemakkelijken van grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen. Dit streven dient, naar het oordeel van de Raad, in de wetsvoorstellen die op nationaal niveau tot verschillende wetsfamilies behoren, tot uitdrukking te worden gebracht door de richtlijn op consistente wijze te implementeren.

Uit de memories van toelichting van beide bij de Raad ingediende wetsvoorstellen blijkt dat de afstemming tussen de betrokken ministeries ertoe heeft geleid dat de richtlijn over het algemeen op consistente wijze is omgezet in Nederlands recht. Niettemin is het de Raad opgevallen dat er enkele verschillen zijn, in die zin dat dezelfde bepalingen van de richtlijn in de twee wetsvoorstellen niet in gelijke mate zijn opgenomen dan wel niet op dezelfde wijze worden omgezet. De Raad wijst in dit verband op de definities van «richtlijn», «migrant» en «opleidingstitel» en de regeling van de nascholing. De Raad adviseert ook op deze punten de richtlijn op consistente wijze te implementeren.

1. Het advies van de Raad is zo veel mogelijk gevolgd. Het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties zijn thans gelijkluidend wat betreft de begrippen «richtlijn» en «migrant», waarbij zij aangetekend dat het advies van de Raad is gevolgd om dat laatste begrip in beide wetsvoorstellen te vervangen door «migrerende beroepsbeoefenaar».

In artikel 1 van het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is het begrip «richtlijn» aangepast. In de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel is het begrip «onderdaan» vervangen door het begrip «migrerende beroepsbeoefenaar». In de aangepaste voorlaatste onderdelen van het voorgestelde eerste lid van de artikelen 9 tot en met 12 van de Wet op de architectentitel is dat begrip opgenomen om die artikelen in overeenstemming te brengen met de memorie van toelichting. Om die reden is het begrip «migrerende beroepsbeoefenaar» omschreven in het voorgestelde artikel 1 van de Wet op de architectentitel.

Gelet op het advies van de Raad is in het voorgestelde artikel 1 van de Wet op de architectentitel voorts het begrip «opleidingstitel» opgenomen. Bij de omschrijving van dat begrip is aangesloten bij de omschrijving in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, eerste zin, van de richtlijn erkenning beroepskwalificaties en niet bij de omschrijving van dat begrip in artikel 1 van het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. In de laatstbedoelde begripsomschrijving is namelijk een verwijzing opgenomen naar de in artikel 9 van dat voorstel onderscheiden kwalificatieniveaus, die in navolging van de richtlijn erkenning beroepskwalificaties een rol spelen bij de erkenning van opleidingstitels, die vallen onder het in die richtlijn genoemde algemeen stelsel van erkenning. In het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties gaat het uitsluitend om opleidingstitels die vallen onder dat algemeen stelsel. Opleidingstitels waarop het in de richtlijn erkenning beroepskwalificaties onderscheiden beginsel van automatische erkenning van toepassing is, worden geregeld in specifieke wetten. In het voorstel houdende wijziging van de Wet op de architectentitel gaat het om beide categorieën van opleidingstitels. De in artikel 9 van het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties onderscheiden kwalificatieniveaus spelen geen rol bij automatische erkenning van opleidingstitels. Om die reden is «opleidingstitel» in het voorgestelde artikel 1 van de Wet op de architectentitel anders omschreven dan in artikel 1 van het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

De regeling van de nascholing heeft uitsluitend betrekking op beroepen waarvoor opleidingstitels zijn vereist die vallen onder het beginsel van automatische erkenning. De regeling van de nascholing vindt derhalve in specifieke wetten plaats. Behalve voor architecten geldt voor die beroepen reeds een regeling van nascholing. Om die reden wordt de richtlijn erkenning beroepskwalificaties op het punt van nascholing uitsluitend geïmplementeerd in het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel.

2. Begrip «lidstaat»

In artikel 1 van het wetsvoorstel wordt het begrip «lidstaat» gedefinieerd als lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. De Raad wijst erop dat deze ruimere definitie van het begrip «lidstaat» tot onduidelijkheden kan leiden indien niet steeds op alle drie groepen landen tegelijk wordt gedoeld.

De Raad adviseert het begrip «lidstaat», conform het advies van de Raad over het voorstel van Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, uitsluitend voor de lidstaten van de Europese Unie te reserveren, en een begrip als «betrokken staat» te gebruiken als het tevens gaat om de landen van de Europese Economische Ruimte en Zwitserland.1

2. Het advies van de Raad is gevolgd. In het voorgestelde artikel 1 van de Wet op de architectentitel is de omschrijving van het begrip «lidstaat» aangepast. Voorts is in dat artikel een omschrijving opgenomen van het begrip «betrokken staat». In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is «lidstaat» vervangen door: betrokken staat.

3. Nascholing

a. Artikel 22, onderdeel b, van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten dienen te waarborgen dat personen die hun studies hebben voltooid, voldoende op de hoogte kunnen blijven van de vooruitgang op hun vakgebied om hun beroep op een veilige en efficiënte manier te kunnen blijven uitoefenen.

In artikel 27a van het wetsvoorstel zijn bepalingen opgenomen die ertoe strekken een bij- en nascholingsverplichting te introduceren voor architecten die ingeschreven staan in het register. In artikel 18 van het wetsvoorstel is als sanctie op de niet-naleving van de nascholingsverplichting bepaald dat, na enkele waarschuwingen, doorhaling uit het register van architecten voor de duur van twee jaar volgt. Op de zwaarte van deze sanctie wordt in de memorie van toelichting niet ingegaan. Een vergelijking met de nascholingsverplichtingen voor enkele andere beroepen, zoals de herregistratie-eisen voor het BIG-register en het specialistenregister, laat zien dat het niet-naleven van de voorwaarden van nascholing voor de medische beroepsgroepen minder zwaar bestraft wordt.2Niet zondermeer valt in te zien dat de sanctie op de niet-naleving van de nascholingsverplichting evenredig is aan het doel dat met de verplichting wordt gediend.

De Raad adviseert deze bepaling nader toe te lichten en zonodig aan te passen.

b. Het voorgestelde artikel 27a, eerste lid, bepaalt dat de Stichting Bureau Architectenregister (hierna: SBA), een zelfstandig bestuursorgaan (hierna: zbo), regels vaststelt met betrekking tot bij- en nascholing «die bindend zijn voor architecten die zijn ingeschreven in het register, tenzij krachtens deze wet anders wordt bepaald. Het bureau stelt Onze Minister onverwijld op de hoogte van de vastgestelde regels.» Regelgevende bevoegdheden mogen uitsluitend aan een zbo worden toegekend, voor zover het organisatorische of technische onderwerpen betreft dan wel in bijzondere gevallen, mits is voorzien in de bevoegdheid tot goedkeuring door een minister.1

De Raad meent dat het hier niet gaat om regels van louter organisatorische of technische aard. Dan dient de vraag te worden beantwoord of het een bijzonder geval betreft, dat verlening van regelgevende bevoegdheid aan het zbo rechtvaardigt. De Raad adviseert in de toelichting op dit punt in te gaan.

Indien de regelgevende bevoegdheid op goede gronden wordt toegekend aan het zbo, behoort te worden voorzien in een ministeriële goedkeuring van de door het zbo vastgestelde regels. De Raad adviseert voor dat geval in ministeriële goedkeuring te voorzien.

3a. Het advies van de Raad is gevolgd. In het voorgestelde artikel 18 van het wetsvoorstel is niet langer bepaald dat de doorhaling uit het architectenregister als sanctie op de niet-naleving van de nascholingsverplichting in ieder geval twee jaar duurt. De memorie van toelichting is aangepast overeenkomstig de hiervoor beschreven in het wetsvoorstel aangebrachte wijziging.

3b. Het advies van de Raad is gevolgd. In hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting is uiteengezet waarom verlening van regelgevende bevoegdheid met betrekking tot bij- en nascholing aan de Stichting Bureau Architectenregister (SBA) gerechtvaardigd is. Voorts is in het voorgestelde artikel 27a van de Wet op de architectentitel een derde lid ingevoegd, waarin de door de SBA vastgestelde regels met betrekking tot bij- en nascholing zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

4. Aanwijzing als contactpunt

Op grond van artikel 57 van de richtlijn dient elke lidstaat een contactpunt aan te wijzen dat de taak heeft burgers en contactpunten van de andere lidstaten alle informatie te verstrekken omtrent de erkenning van beroepskwalificaties en burgers te ondersteunen bij de uitoefening van de door de richtlijn verleende rechten.

Het wetsvoorstel wijst de SBA aan als contactpunt als bedoeld in artikel 57 van de richtlijn. Uit de tekst van artikel 57 en overweging 33 van de considerans van de richtlijn blijkt echter dat per lidstaat slechts één contactpunt aangewezen wordt voor alle beroepsgroepen. Uit de memorie van toelichting bij het voorstel van Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties blijkt voorts dat de Nuffic beoogd (centraal) contactpunt is. Uit de systematiek van de richtlijn vloeit voort dat de SBA niet als centraal contactpunt kan worden aangewezen.

De Raad adviseert de aanwijzing van de SBA als centraal contactpunt uit het wetsvoorstel te schrappen.

4. Het advies van de Raad is gevolgd. In het voorgestelde artikel 3, vierde lid, van de Wet op de architectentitel is de aanwijzing van de SBA als centraal contactpunt geschrapt. Voorts is aan artikel 3 een lid toegevoegd, waarin de SBA het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen centraal contactpunt periodiek informeert over werkzaamheden waarover het centraal contactpunt uit hoofde van zijn functie geïnformeerd dient te zijn. De memorie van toelichting is aangepast overeenkomstig de hiervoor beschreven in het wetsvoorstel aangebrachte wijzigingen.

5. Persoonsgegevens

Op grond van het voorgestelde artikel 27d, eerste lid, mag de SBA (in zijn hoedanigheid van bevoegde autoriteit) voorafgaande aan een dienstverrichting bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging gegevens over de dienstverrichter opvragen inzake de rechtmatigheid van vestiging, het goede gedrag van de dienstverrichter, alsmede het ontbreken van tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen. Deze bepaling betreft een implementatie van – het facultatief geformuleerde – artikel 8, eerste lid, van de richtlijn.

In het Nederlandse stelsel vindt echter voor personen die geen aanspraak willen maken op het gebruik van de beschermde titel, geen toezicht plaats. Voor degenen die wél van deze mogelijkheid gebruik willen maken, spelen de verschillende in artikel 27d, eerste lid, genoemde criteria, geen rol. Zo vormen strafrechtelijke veroordelingen geen aanleiding om de inschrijving in het register te weigeren of te beëindigen.

Mede gelet op het facultatieve karakter van artikel 8 van de richtlijn, adviseert de Raad artikel 27d, eerste lid, te schrappen.

5. Het advies van de Raad is gevolgd. In het voorgestelde artikel 27d van de Wet op de architectentitel is het aanvankelijk voorgestelde eerste lid geschrapt. De memorie van toelichting is aangepast overeenkomstig de hiervoor beschreven in het wetsvoorstel aangebrachte wijziging.

6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

6. De redactionele kanttekeningen zijn gevolgd op de tweede na. Die kanttekening is niet gevolgd voor zover het de laatste twee voorgestelde onderdelen betreft van het eerste lid van de artikelen 9 tot en met 12 van de Wet op de architectentitel. In die onderdelen gaat het om diploma’s, certificaten of andere titels op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur, die zijn behaald of verworven in een derde land. De omschrijving van het begrip «opleidingstitel» in het voorgestelde artikel 1 van de Wet op de architectentitel, die aansluit op de omschrijving van dat begrip in de richtlijn erkenning beroepskwalificaties, staat in die onderdelen vervanging van «diploma’s, certificaten of andere titels» door «opleidingstitel» in de weg.

7. Behalve aanpassingen als gevolg van het advies van de Raad van State zijn in het voorstel van wet en de memorie van toelichting nog enkele aanpassingen van redactionele aard aangebracht.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W08.070072/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel E, eerste lid, «onderdeel h» vervangen door: onderdeel f.

– In de artikelen 9, eerste lid, onderdeel i tot en met o, 10, eerste lid, onderdeel g tot en met i, 11, tweede lid, onderdeel i tot en met k, 12, tweede lid, onderdeel f tot en met h, en 13, tweede tot en met vierde lid, (artikel I, onderdelen E en G tot en met J) wordt «diploma, certificaat of andere titel» telkens vervangen door: opleidingstitel (zie definitie artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de richtlijn).

– In artikel 13, derde lid, laatste volzin (artikel I, onderdeel J) «de bevestiging van het verzoek» vervangen door: de bevestiging van de ontvangst van het verzoek.

– In artikel I, onderdeel L, eerste lid, de puntkomma in «artikel; 17, eerste lid onderdelen b, c en d» verwijderen.

– In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel het begrip «onderdaan» telkens vervangen door: migrerende beroepsbeoefenaar.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en van het vrij verrichten van diensten (PbEG 1985, L 223/15).

XNoot
1

Vergelijk aanwijzing 340B van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).

XNoot
2

Zo geldt voor beroepen in de medische sector een registratieperiode van 5 jaar waarbinnen een voorgeschreven aantal uren nascholing moet zijn gevolgd. Daarbij wordt rekening gehouden met ingeschrevenen die, bijvoorbeeld vanwege ziekte of zwangerschap, niet in staat zijn binnen die periode het voorgeschreven aantal uren nascholing te volgen. Voorts geldt geen termijn voordat men zich opnieuw kan laten registreren als men is uitgeschreven vanwege het niet tijdig volgen van nascholing.

XNoot
1

Zie aanwijzing 124f Ar.

Naar boven