Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31079 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31079 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om door middel van een wijziging van de Wet op de architectentitel regels te stellen ter uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de architectentitel wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
betrokken staat: lidstaat, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
bevoegde autoriteit: bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 56 van de richtlijn;
derde land: ander land dan een betrokken staat;
dienstverrichter: een persoon die op wettige wijze is gevestigd in een andere betrokken staat en aldaar op wettige wijze het beroep van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect uitoefent of, ingeval dat beroep in die staat niet is gereglementeerd, dat beroep in die staat tijdens de tien jaar voorafgaand aan de dienstverrichting in Nederland ten minste twee jaar voltijds heeft uitgeoefend, en die zich vanuit die staat naar Nederland begeeft om er tijdelijk en incidenteel datzelfde beroep uit te oefenen;
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;
migrerende beroepsbeoefenaar:
1°. onderdaan van een betrokken staat;
2°. onderdaan van een derde land die houder is van een door een betrokken staat afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of
3°. familielid van een onderdaan van een betrokken staat, dat onderdaan is van een derde land en dat uit hoofde van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229), gerechtigd is een betrokken staat binnen te komen en er te verblijven;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
opleidingstitel: diploma, certificaat, of andere titel die door een daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen autoriteit is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in een of meer betrokken staten gevolgde beroepsopleiding op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur; richtlijn: richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255).
In de artikelen 2, derde lid, 4, eerste lid, en 8, tweede lid, wordt «Onze andere Ministers» telkens vervangen door: Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: de in artikel 33, eerste lid, bedoelde commissies behoeven, zomede in de bijstand die.
2. Het derde lid wordt vervangen door vier leden, luidende:
3. Het bureau treedt bij de uitvoering van deze wet op als bevoegde autoriteit. Het bureau werkt in die hoedanigheid nauw samen met de bevoegde autoriteiten van andere betrokken staten en:
a. verstrekt aan of vraagt bij die autoriteiten gegevens op inzake tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere ernstige feiten voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang tot of de uitoefening van werkzaamheden op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur van of door een persoon die krachtens artikel 13 is ingeschreven in het register of die op grond van dat artikel een verzoek tot inschrijving in het register heeft gedaan;
b. gaat de juistheid na van de door de bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat verstrekte informatie als bedoeld in onderdeel a en stelt die autoriteit in kennis van de bevindingen en de eventueel daaraan te verbinden gevolgen;
c. ontvangt de voor de inschrijving in het register en de erkenning van de titel van architect, stedenbouwkundige, tuinen landschapsarchitect of interieurarchitect noodzakelijke documenten of informatie, verstrekt aan een in het register ingeschreven persoon op diens verzoek afschriften van de bij de inschrijving ontvangen documenten of een verklaring omtrent de periode waarin de ingeschrevene geacht kan worden werkzaam te zijn geweest op zijn vakgebied en neemt de in de richtlijn bedoelde besluiten omtrent de erkenning van de titel die bij de opleiding behoort van de persoon die heeft verzocht om te worden ingeschreven in het register.
4. Het bureau verstrekt informatie over de voorschriften van de richtlijn met betrekking tot de erkenning van beroepskwalificaties voor architect, stedenbouwkundige, tuinen landschapsarchitect of interieurarchitect, over de wettelijke voorschriften met betrekking tot de beroepsuitoefening van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect en over de inschrijving in een van die hoedanigheden in het register en de wettelijke gevolgen daarvan.
5. Het bureau biedt voorts belanghebbenden ondersteuning bij de uitoefening van hun rechten krachtens de richtlijn om in Nederland of een andere betrokken staat op het gebied van de architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur zelfstandig of in loondienst beroepswerkzaamheden te verrichten of op een van die gebieden tijdelijk en incidenteel overeenkomstig de richtlijn diensten te verrichten.
6. Het bureau informeert het door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter uitvoering van artikel 57 van de richtlijn aangewezen centrale contactpunt periodiek over de werkzaamheden die het op grond van het vierde en vijfde lid heeft verricht en over het resultaat van de door hem op grond van het vijfde lid geboden ondersteuning.
In artikel 7 wordt «en 34, eerste lid» vervangen door: en 27c, zesde lid.
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt «EEG-richtlijn» vervangen door: de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma’s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PbEG 1985, L223/15).
2. De onderdelen i en j worden vervangen door zeven onderdelen, luidende:
i. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 21 van de richtlijn, dan wel van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de richtlijn, die voldoet aan de in artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen, vergezeld van een certificaat als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de richtlijn, of, met inachtneming van de eisen die zijn gesteld in artikel 47, tweede lid, van de richtlijn, met goed gevolg hebben afgelegd het examen in de architectuur ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de in artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen;
j. in het bezit zijn van een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 49, eerste lid, eerste alinea, van de richtlijn, van een verklaring als bedoeld in artikel 49, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn, of van een bevestigende verklaring als bedoeld in artikel 49, tweede lid, van de richtlijn;
k. in het bezit zijn van een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 23, derde lid, eerste alinea, vierde lid, eerste alinea, of vijfde lid, eerste alinea, van de richtlijn, vergezeld van een verklaring als bedoeld in dat derde lid, tweede alinea, dat vierde lid, tweede alinea, of dat vijfde lid, tweede alinea;
l. in het bezit zijn van een certificaat dat overeenkomstig artikel 48, tweede lid, van de richtlijn door het daartoe bij of krachtens de wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag is afgegeven, inhoudende dat de betrokkene zich door de kwaliteit van zijn prestaties op het gebied van architectuur in het bijzonder heeft onderscheiden, zodat hij geacht wordt te voldoen aan de voorwaarden die in die staat worden gesteld voor de uitoefening van werkzaamheden van architect onder de beroepstitel van architect;
m. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven opleidingstitel op het gebied van architectuur, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
n. in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van architectuur, dat of die door het daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het gebied van architectuur, of
o. in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van architectuur, dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt ter afsluiting van een opleiding die naar het oordeel van het bureau voldoet aan de in artikel 46 van de richtlijn gestelde eisen, of, ingeval die opleiding daaraan niet voldoet, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.
Artikel 9a vervalt.
In artikel 10, eerste lid, worden de onderdelen g en h vervangen door drie onderdelen, luidende:
g. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van stedenbouw, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
h. in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van stedenbouw, dat of die door het daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het gebied van stedenbouw, of
i. in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van stedenbouw, dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt en door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen g en h, en in het tweede lid wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. In het eerste lid worden de onderdelen i en j vervangen door drie onderdelen, luidende:
i. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin-, en landschapsarchitectuur, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
j. in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin-, en landschapsarchitectuur, dat of die door het daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het gebied van tuin-, en landschapsarchitectuur, of
k. in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van tuin-, en landschapsarchitectuur, dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt en door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen d en e, en in het tweede lid wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» telkens vervangen door: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2. In het eerste lid worden de onderdelen f en g vervangen door drie onderdelen, luidende:
f. in het bezit zijn van een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van interieurarchitectuur, dat of die door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend;
g. in het bezit zijn van een in een derde land behaald of verworven diploma, certificaat of andere titel op het gebied van interieurarchitectuur, dat of die door het daartoe bij of krachtens wet in een andere betrokken staat aangewezen bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is erkend, mits hij kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en in het bezit is van een door dat gezag afgegeven verklaring dat hij ten minste drie jaar beroepservaring in die staat heeft op het gebied van interieurarchitectuur, of
h. in het bezit zijn van een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van interieurarchitectuur, dat of die door een daartoe bevoegde instelling in een derde land is verstrekt en door het bureau, na een daartoe ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is erkend.
Artikel 13, tweede lid, wordt vervangen door vier leden, luidende:
2. Het bureau bevestigt binnen een maand de ontvangst van een aanvraag om erkenning van een opleidingstitel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel m, 10, eerste lid, onderdeel g, 11, eerste lid, onderdeel i, of 12, eerste lid, onderdeel f, of van een diploma, certificaat of andere titel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel o, 10, eerste lid, onderdeel i, 11, eerste lid, onderdeel k, of 12, eerste lid, onderdeel h. Het wijst er in die bevestiging op dat het besluit omtrent de aangevraagde erkenning gelijktijdig een besluit kan inhouden omtrent inschrijving in het register indien de aanvrager alsnog verzoekt om inschrijving in het register overeenkomstig het eerste lid.
3. Indien een persoon blijkens zijn verzoek om inschrijving in het register in het bezit is van een opleidingstitel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel m, 10, eerste lid, onderdeel g, 11, eerste lid, onderdeel i, of 12, eerste lid, onderdeel f, of van een diploma, certificaat of andere titel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel o, 10, eerste lid, onderdeel i, 11, eerste lid, onderdeel k, of 12, eerste lid, onderdeel h, die of dat nog niet door het bureau is erkend, merkt het bureau het verzoek om inschrijving tevens aan als een aanvraag om erkenning van het betreffende diploma of certificaat, dan wel de betreffende titel. Het bureau doet daarvan binnen een maand na de ontvangst mededeling in de bevestiging van de ontvangst van het verzoek.
4. Het bureau neemt in een geval waarin een aanvraag om erkenning of een verzoek om inschrijving in het register betrekking heeft op een opleidingstitel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel m, 10, eerste lid, onderdeel g, 11, eerste lid, onderdeel i, of 12, eerste lid, onderdeel f, binnen drie maanden na ontvangst van alle stukken die het nodig acht voor zijn oordeelsvorming een besluit omtrent de erkenning.
5. Indien het bureau toepassing geeft aan artikel 11 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties houdt het het besluit omtrent de erkenning aan overeenkomstig artikel 19, derde lid, van die wet. Het derde en vierde lid van dat artikel zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen c en d geletterd d en e.
2. In het eerste lid wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. indien een ingeschreven architect niet kan aantonen dat hij het op hem toepasselijke aantal uren aan bij- en nascholing heeft besteed en reeds eerder om die reden door het bureau twee keer is gewaarschuwd;.
3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Een besluit tot doorhaling van de inschrijving op grond van het eerste lid, onderdeel c, wordt niet genomen dan nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «op een der gronden, bedoeld in het eerste lid, onder a–c» vervangen door: op een der gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De architect van wie de inschrijving op de grond, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, c of d, is doorgehaald, dient bij zijn verzoek om de doorhaling ongedaan te maken ten genoegen van het bureau aan te tonen dat hij door middel van bij- en nascholing op de hoogte is gebleven van de ontwikkelingen op zijn vakgebied.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «Het in het eerste lid bedoelde verzoek» vervangen door: Het verzoek om een doorhaling van de inschrijving op grond van artikel 17, eerste lid, onderdeel b, c of d, ongedaan te maken.
Artikel 19, eerste lid, komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 18, derde lid, neemt het bureau binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in artikel 18, eerste lid, een besluit omtrent het ongedaan maken van de doorhaling.
In artikel 21, derde lid, wordt «Voorzover een besluit inzake erkenning of een aanwijzing, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen i, 3°, en j, 10, eerste lid, onderdeel h, 11, eerste lid, onderdeel j, en 12, eerste lid, onderdeel g» vervangen door: Voor zover een besluit inzake een aanwijzing, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel o, 10, eerste lid, onderdeel i, 11, eerste lid, onderdeel k, of 12, eerste lid, onderdeel h.
In artikel 23, eerste lid, wordt «een titel, als bedoeld in artikel 2, tweede lid,» vervangen door: de titel van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect.
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 23, eerste lid, is degene die voldoet aan artikel 9, eerste lid, onderdeel i, j, k, l, m of n, 10, eerste lid, onderdeel g of h, 11, eerste lid, onderdeel i of j, of 12, eerste lid, onderdeel f of g, gerechtigd gebruik te maken van de wettige in een andere betrokken staat gevoerde titel of afkorting daarvan in de officiële taal van die staat of in één van de officiële talen van die staat.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister die het aangaat» vervangen door: Het bureau.
In artikel 26, eerste lid, wordt «artikel 4, tweede lid, van de EEG-richtlijn» vervangen door: artikel 47, tweede lid, van de richtlijn.
Na hoofdstuk VI worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK VII BIJ- EN NASCHOLING
1. Het bureau stelt, gehoord de beroepsorganisatie voor architecten, regels vast met betrekking tot bij- en nascholing, die bindend zijn voor architecten die zijn ingeschreven in het register, tenzij krachtens deze wet anders wordt bepaald.
2. De regels hebben in ieder geval betrekking op:
a. het aantal uren aan bij- en nascholing, dat niet lager dan zestien en niet hoger dan veertig uur per jaar is;
b. de mogelijkheid om een afwijkende inspanning op het gebied van bij- en nascholing te compenseren in het daaropvolgende jaar;
c. de jaarlijkse opgave door ingeschrevenen van bij- en nascholingsactiviteiten aan het bureau, en
d. de controle door het bureau op de naleving van de bij- en nascholingsverplichting door de architecten die zijn ingeschreven in het register.
3. De regels die het bureau krachtens het eerste lid vaststelt, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
4. Een architect die is ingeschreven in het register is niet gehouden tot bij- en nascholing, indien:
a. hij is ingeschreven als dienstverrichter, of
b. hij aan het bureau overeenkomstig de door het bureau gestelde regels schriftelijk heeft gemeld dat hij niet langer beroepsmatig actief is.
5. Het bureau onderscheidt in het register een ingeschreven architect die een melding heeft gedaan als bedoeld in het vierde lid van de overige ingeschreven architecten.
1. Een ingeschreven architect die niet kan aantonen dat hij het op hem toepasselijke aantal uren aan bij- en nascholing heeft besteed krijgt, indien het de eerste of tweede keer betreft, een waarschuwing van het bureau.
2. Het bureau legt aan een persoon die wordt gewaarschuwd tevens de verplichting op om nog in het lopende jaar het geconstateerde tekort aan uren in te halen.
HOOFDSTUK VIIA DIENSTVERRICHTING OP HET GEBIED VAN ARCHITECTUUR, STEDENBOUW, TUIN- EN LANDSCHAPSARCHITECTUUR EN INTERIEURARCHITECTUUR
1. Een dienstverrichter die niet in het register is ingeschreven, voert in Nederland uitsluitend de beroepstitel die hij voert in de betrokken staat waar hij is gevestigd in de officiële taal van die staat of in één van de officiële talen van die staat. Indien die titel in de betrokken staat waar hij is gevestigd niet bestaat treedt de dienstverrichter in Nederland op onder vermelding van de titel die bij zijn opleiding hoort in de officiële taal van de staat waar hij is gevestigd of in één van de officiële talen van die staat.
2. Een dienstverrichter heeft het recht gebruik te maken van academische titels die hem zijn verleend in een andere betrokken staat, en eventueel van de afkorting daarvan, in de officiële taal van die staat of in één van de officiële talen van die staat. Artikel 24, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Een dienstverrichter kan op verzoek voor de duur van de dienstverrichting onder vermelding van die hoedanigheid als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect worden ingeschreven in het register. De dienstverrichter doet bij zijn aanvraag de volgende stukken aan het bureau toekomen:
a. een verklaring dat hij op wettige wijze in zijn staat is gevestigd om beroepsmatig werkzaamheden te verrichten op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur en dat hem op het moment van afgifte van de verklaring geen verbod tot beroepsuitoefening is opgelegd;
b. een bewijs van nationaliteit;
c. ingeval het beroep niet is gereglementeerd in zijn staat een bewijs dat hij het betreffende beroep ten minste twee jaar voltijds heeft uitgeoefend tijdens de tien jaar voorafgaande aan de dienstverrichting.
4. Een ingeschreven dienstverrichter kan zijn inschrijving als dienstverrichter telkens met een jaar verlengen.
5. Het bureau beslist binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid.
6. De inschrijving van een dienstverrichter of de verlenging van die inschrijving wordt geëffectueerd zodra het bureau het inschrijfgeld heeft ontvangen, indien krachtens artikel 7, eerste lid, voor die inschrijving of de verlenging daarvan een bedrag is vastgesteld.
1. Het bureau kan bij of aan een bestuursorgaan gegevens van een dienstverrichter opvragen of verstrekken voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van zijn dienstverrichting.
2. Het bureau kan bij de bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat gegevens van een dienstverrichter opvragen voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van zijn dienstverrichting.
3. Het bureau verstrekt aan de bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat gegevens van een in het register ingeschrevene voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een klacht van een afnemer over die ingeschrevene in het kader van zijn dienstverrichting.
Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen E en G tot en met M, van deze wet bij het bureau een verzoek in behandeling is als bedoeld in artikel 13 of 18 van de Wet op de architectentitel beslist het bureau op dat verzoek krachtens die wet, zoals die wet onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip luidde.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31079-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.