nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2009
Tijdens het debat van 26 maart 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar
2008–2009, nr. 69, blz. 5416–5496) heeft de minister van Financiën
toegezegd dat ik schriftelijk zou reageren op motie 31 070, nr. 40 van
de leden Thieme en Pechtold. Bij deze geef ik invulling aan die toezegging.
Beoordeling:
Ik ontraad deze motie.
Toelichting:
In de motie wordt het kabinet, onder verwijzing naar de ervaringen in
Duitsland, opgeroepen om maatregelen te treffen voor kleinschalige duurzame
energieopwekking door huishoudens met een langdurige prijsgarantie op teruglevering
aan het elektriciteitsnet. Ik ga er vanuit dat de indieners daarbij refereren
aan het Duitse Einspeisungsgesetz dat, voor wat betreft huishoudens, vooral
relevant is als het gaat om de toepassing van Zon-PV.
In Nederland wordt Zon-PV op dit moment gestimuleerd via de SDE. De systematiek
van de SDE voorziet, net als in Duitsland, in een meerjarig gegarandeerde
prijs per geproduceerde kWh zonne-energie. Deze gegarandeerde prijs wordt
in de SDE aangeduid met de term «basisbedrag». Net als in Duitsland
is de hoogte van de gegarandeerde prijs gebaseerd op een berekening van de
integrale kostprijs van een Zon-PV-installatie.
In de systematiek van de SDE wordt de hoogte van het basisbedrag voor
de gehele looptijd van de beschikking vastgesteld, i.c. bij Zon-PV voor 15
jaar. De vergoeding die een huishouden van haar energiebedrijf krijgt voor
de door haar opgewekte energie wordt via de SDE-subsidie gedurende de genoemde
15 jaar aangevuld tot het niveau van het basisbedrag. In Nederland is het
gegarandeerde bedrag dat men ontvangt dus opgebouwd uit een deel subsidie
en een deel opbrengst uit energieverkoop. In Duitsland wordt alleen
het gegarandeerde bedrag uitgekeerd en gaat het niet om een uit twee delen
samengesteld bedrag.
Beiden systemen bieden zoals gezegd een meerjarige zekerheid en verschillen
op dat punt dus niet van elkaar.
Daarnaast is in het aanvullend beleidsakkoord afgesproken dat de SDE zal
worden gefinancierd uit een opslag op het elektriciteitstarief. Met deze beslissing
is er ook voor wat betreft de financieringsbron geen verschil meer tussen
de SDE en het Duitse systeem.
Er resteert dan nog één verschil, te weten het feit dat
het voor de stimulering van (kleinschalige) Zon-PV beschikbare budget in de
SDE jaarlijks is geplafonneerd, terwijl het in Duitsland om een openeinderegeling
gaat.
Een aantal jaren geleden is besloten om het toenmalige openeindekarakter
van de voorganger van de SDE, de MEP-regeling, te beëindigen en ik zie
geen reden om deze beslissing (gedeeltelijk) terug te draaien voor huishoudens.
In het aanvullend beleidsakkoord is ook aangegeven dat de SDE in zijn huidige
vorm zal blijven bestaan en de plafonnering is een integraal onderdeel van
de SDE-systematiek.
Bij de discussie over de invulling van de SDE 2008 en 2009 heb ik reeds
aangegeven dat ik, gelet op de op dit moment relatief hoge meerkosten van
Zon-PV en het feit dat de marktpartijen de technologie nog moeten leren toepassen,
een beperkt budget voor Zon-PV beschikbaar stel. Ik sta nog steeds achter
die keuze.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven