nr. 18
MOTIE VAN HET LID PECHTOLD C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de doelstellingen met nummers 9, 21, 23, 25, 31, 32,
34, 41, 42, 45, 50, 51, 53, 54, 65, 66, 68, 69, 72 en de projecten Schoon
en Zuinig, Kansen voor Kinderen en Voortijdig Schoolverlaten helder en afrekenbaar
zijn;
overwegende, dat in het beleidsprogramma 36 doelstellingen en 4 projecten
niet concreet en toetsbaar zijn ondanks dat dit in het debat over de regeringsverklaring
is toegezegd;
overwegende, dat ook de Nationale Conventie het nodig acht om toetsbare
en concrete doelstellingen te formuleren in een beleidsprogramma opdat het
parlement zijn controlefunctie adequaat kan uitoefenen;
constaterende, de niet-meetbare aard van de doelstellingen met nummers
1, 2, 3, 5, 7, 12, 14, 17, 26, 30, 43, 48, 49, 56, 58, 60, 63, 67 en het project
Nederland Ondernemend Innovatieland;
voorts overwegende, dat doelstelling 51 primair op gemeentelijk niveau
zal moeten worden uitgevoerd;
verzoekt de regering de doelstellingen met nummers 4, 6, 8, 10, 11, 13,
15, 16, 18, 19, 20, 22, 24, 27, 28, 29, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 44, 46,
47, 52, 55, 57, 59, 61, 62, 64, 70, 71, 73, 74 en de projecten Millennium
Ontwikkelingsdoelen Dichterbij, Urgentieprogramma Randstad, Actieplan Krachtwijken
en Veiligheid Begint bij Voorkomen, concreet uit te werken en daarbij inzichtelijk
te maken:
• welke instrumenten worden ingezet;
• van welke nulmeting wordt uitgegaan;
• welk tijdspad aan deze doelstellingen wordt verbonden;
• welke middelen beschikbaar zullen zijn;
en de Kamer hierover ruim voor Prinsjesdag te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Pechtold
Rutte
Halsema