31 066 Belastingdienst

Nr. 798 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2021

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over een tweetal onderwerpen. Allereerst wil ik uw Kamer op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken met betrekking tot de ten onrechte niet-verminderde vervolgingskosten, waaronder dwangbevelkosten, en de herstelactie. Op de tweede plaats informeer ik uw Kamer over de problematiek omtrent invorderingsrente.

Project Vervolgingskosten

Op 26 november 2020 heb ik een brief ontvangen van de Nationale ombudsman over het dossier over de ten onrechte niet-verminderde vervolgingskosten. Het project om de onjuistheden bij vervolgingskosten te herstellen heeft, zoals ik heb aangegeven in de brief van 14 december 20201, mijn voortdurende aandacht en wordt nauwgezet gevolgd.

Hieronder volgt de laatste stand van zaken met betrekking tot het de herstelactie voor de vervolgingskosten:

In oktober 2020 heeft een pilot gedraaid voor het herstellen van vervolgingskosten. In de pilot zijn ongeveer 1.800 dossiers van belanghebbenden behandeld, waarbij voor een totaalbedrag van ± € 260.000 is hersteld. De kosten zijn aan de belanghebbenden terugbetaald en/of verrekend. Bij verrekening wordt de openstaande schuldpositie verlaagd. Deze pilot is inmiddels afgerond. De opgedane leerervaringen zijn geïmplementeerd, zoals de debiteurengerichte aanpak.

Begin december is de (reguliere) herstelactie gestart. Inmiddels heeft voor ruim 12.000 dossiers herstel plaatsgevonden voor een totaal herstelbedrag van ± 375.000. Bij deze herstelactie was sprake van ruim 6.000 geautomatiseerd af te werken dossiers en 6.000 handmatig te behandelen dossiers. Inmiddels is meer dan 80% volledig hersteld van deze handmatige dossiers. De 6.000 automatische dossiers zijn allemaal hersteld. Het vervolg op de herstelactie staat gepland op 1 maart 2021. Door een gefaseerde en beheersbare benadering in de uitvoering wordt de gewenste en noodzakelijke voortgang gerealiseerd.

Bij uitvoering van de herstelactie past de Belastingdienst een debiteurgerichte aanpak toe. Dit betekent dat per periode een groep belanghebbenden met al hun te corrigeren vervolgingskosten in één keer wordt afgehandeld. Er is gekozen voor deze werkwijze, omdat een aanpak per belastingjaar tot verschillende herstelacties per belastingplichtige leidt, wat voor de belastingplichtige verwarrend kan zijn. Belanghebbenden worden bij deze aanpak in één keer integraal behandeld. Tevens borgt dit de zorgvuldigheid in het proces en worden onjuistheden voorkomen. De Nationale ombudsman heeft aanvankelijk verzocht om te beginnen met de zwaarst getroffenen. In gesprek met de Nationale ombudsman is echter geconcludeerd dat hier geen duidelijke (toetsings)criteria voor konden worden opgesteld. Het hoogste bedrag impliceert namelijk niet direct de zwaarste getroffenen. Daarom wordt een dergelijk onderscheid bij de herstelactie niet gemaakt.

In sommige gevallen loopt de Belastingdienst aan tegen uitvoeringsdilemma’s. Voordat een besluit wordt genomen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan een dilemma, vindt overleg plaats met de Nationale ombudsman. De hoor- en zienswijze(n) van de No wordt meegenomen in de besluitvorming. Een voorbeeld hiervan is het hanteren van een doelmatigheidsgrens. Als de Belastingdienst ook heel kleine bedragen herstelt, dan gaat dit ten koste van de snelheid van het herstel. Voor de doelmatigheidsgrens van € 17 heeft de Belastingdienst aansluiting gezocht bij de doelmatigheidsgrens in de Kostenwet invordering Rijksbelastingen. De Nationale ombudsman heeft hier begrip voor.

Op dit moment is de omvang van de groep van belanghebbenden vastgesteld op een grootte van ten minste 930.000 belastingaanslagen. Dit wordt nog nader geanalyseerd, waardoor het aantal kan stijgen. Het streven is om belanghebbenden eind 2021 te hebben hersteld. Het uitgangspunt is om de herstelkosten en bijbehorende uitvoeringskosten te financieren binnen de begroting van het Ministerie van Financiën. Tijdens het verloop van de herstelactie worden de benaderingen en gegevensverzamelingen met betrekking tot de inzichten en verwachtingen steeds nauwkeuriger. Deze bijstellingen – opwaarts en/of neerwaarts – worden periodiek aan u gerapporteerd. Vanaf het eerste kwartaal van 2021 wordt ieder kwartaal een rapportage opgeleverd met de stand van zaken van dat moment. Deze periodieke rapportages stuur ik gelijktijdig aan u en de Nationale ombudsman.

De Belastingdienst zal belanghebbenden de gelegenheid bieden om via een separaat nummer telefonisch vragen te stellen.

Invorderingsrente

Recent is duidelijk geworden dat sprake is van een onjuiste toepassing van de regeling rondom invorderingsrente. Ik vind het van belang dit aan uw Kamer te melden. De inhoud van de problematiek is vergelijkbaar met die van de vervolgingskosten. Op dit moment onderzoeken we de aard en omvang van de problematiek rondom de invorderingsrente. Dit onderzoek is tweeledig: onjuistheden in het verleden inventariseren en toekomstige situaties voorkomen.

Er zijn twee situaties onderkend, waarbij de wetgeving rondom de invorderingsrente onjuist is toegepast:

(i) Het niet herrekenen van invorderingsrente na vermindering van een aanslag.

Bij een te late betaling van een belastingaanslag brengt de Belastingdienst invorderingsrente in rekening. Als daarna de aanslag wordt verminderd, dan moet de invorderingsrente worden herrekend naar de nieuwe, verlaagde hoofdsom. Deze herrekening heeft niet plaatsgevonden. Hierdoor is per saldo ten onrechte te veel invorderingsrente in rekening gebracht. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een belanghebbende, nadat hij/zij een aanslag betaalde, bezwaar indient en dit wordt toegewezen, bij verzoek om ambtshalve vermindering van een reeds betaalde aanslag of bij een achterwaartse verliesverrekening, waarbij een reeds betaalde aanslag over een eerder jaar wordt verminderd. Dit speelt sinds 2013.

(ii) Het ten onrechte in rekening brengen van invorderingsrente in de situatie dat een negatieve aanslag met een positieve (nog – deels – onbetaalde) aanslag van hetzelfde middel en jaar wordt verrekend.

Vanaf 2013 bevat de Invorderingswet 1990 de bepaling dat geen invorderingsrente in rekening gebracht wordt als een negatieve aanslag wordt afgeboekt op een positieve (onbetaald gebleven) aanslag over hetzelfde tijdvak en van hetzelfde middel. Dit geldt voor onder andere aanslagen voor de inkomstenbelasting, de zorgverzekeringswet en de vennootschapsbelasting. Er is helaas gebleken dat bij dergelijke verrekeningen ten onrechte wel invorderingsrente in rekening is gebracht.

De omvang van de problematiek rondom de invorderingsrente wordt onderzocht. Eerst wordt de problematiek inhoudelijk in kaart gebracht. Vervolgens vindt een kwantitatieve analyse plaats en worden de budgettaire gevolgen in kaart gebracht. Op basis van de bevindingen nemen we maatregelen om te voorkomen dat de problematiek blijft voortbestaan en zal herstel voor het verleden plaatsvinden. Hiervoor wordt, zo nodig, een herstelproject ingericht. Zodra de impactanalyse is afgerond, zal ik u nader informeren.

Gelijktijdig met deze brief is ook de Nationale ombudsman geïnformeerd over bovenstaande problematiek.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 766.

Naar boven