31 066 Belastingdienst

Nr. 181 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2013

In deze brief informeer ik uw Kamer over de belangrijkste uitkomsten van de Fiscale Monitor 2013. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik uw Kamer te rapporteren over de uitkomsten van de evaluatie van de nieuwe meldingsregeling ter zake van het bodem(voor)recht. Deze evaluatie heb ik toegezegd bij de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2013. Overigens heb ik uw Kamer in de toezeggingenbrief van september jl. al geïnformeerd over de uitkomsten van een gehouden quick scan ter zake.1

1. Fiscale Monitor 2013

Sinds 1994 houdt de Belastingdienst de Fiscale Monitor. De Fiscale Monitor meet de subjectieve beleving van de doelgroepen van de Belastingdienst. Gekeken wordt naar de tevredenheid over producten en diensten, behoorlijk bestuur en compliance gerelateerde onderwerpen. In mei en juni van dit jaar zijn ruim 3.000 respondenten uit de verschillende doelgroepen van de Belastingdienst gevraagd naar hun mening. De belangrijkste bevindingen worden hieronder samengevat.

Imago, belastingmoraal en compliance

Het gemiddelde rapportcijfer voor algemeen functioneren is gestegen van 6,5 naar een 6,6.2 De gemiddelde waardering van de imago aspecten die de Belastingdienst graag wil uitstralen is gelijk gebleven ten opzichte van vorig jaar. Aspecten als deskundig, streng en dienstverlenend zijn gestegen.

De gemeten belastingmoraal is net als vorige jaren hoog. Op de schaal van 5 scoort de persoonlijke norm ten aanzien van het naleven van wettelijke regels 4,3, de belastingmoraal 4,0 en het belang van voldoen aan verplichtingen 4,1. Hierin is ten opzichte van vorig jaar geen verandering opgetreden.

De ervaren pakkans is gedaald van 3,4 naar 3,3. In percentages uitgedrukt schatten ondernemingen en Douaneklanten de pakkans het grootst (82%), gevolgd door Particulieren (79%). Fiscaal adviseurs, die de vragen met het oog op particuliere belastingplichtigen beantwoord hebben, veronderstellen de kans op ontdekking het kleinst (72%). Vooral onder de toeslagintermediairs werd een daling gemeten. Een directe oorzaak hiervoor is niet te geven. Het gaat om de individuele beleving van de respondenten, die dit jaar mede zou kunnen samenhangen met het feit dat de respondenten zijn bevraagd vlak na de Bulgarenfraude. Dit jaar is door de Belastingdienst veel extra energie gestoken in de fraudebestrijding, onder meer met de bij het regeerakkoord extra beschikbaar gekomen middelen voor de Belastingdienst en de FIOD. Daarnaast zijn aanvullende wettelijke fraudebestrijdingmaatregelen voorgesteld, die in de afgelopen weken met uw Kamer zijn besproken in het kader van het Belastingplanpakket 2014 (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit). In dat kader komt vanaf 2014 structureel € 25 miljoen extra beschikbaar om toeslagfraude te voorkomen en te bestrijden.

Digitale Belastingdienst

Digitalisering is en blijft een van de kernthema’s van de Belastingdienst. Uit de monitor blijkt dat alle huidige digitale aangifteproducten zeer positief worden gewaardeerd. Het gebruik ervan is hoog en vrijwel al deze producten worden door 90% of meer van de gebruikers neutraal tot zeer positief beoordeeld. Het portal voor Toeslagen werd afgelopen jaar door 80% van de Toeslaggerechtigden bezocht (niet hoger omdat niet iedereen een aanvraag of wijziging hoeft te doen). Door 94% van die gebruikers neutraal tot zeer positief beoordeeld. Dit geldt ook voor VIA-gebruikers waar 92% van de gebruikers neutraal tot zeer tevreden over is.

De tevredenheid over het baliebezoek is op de schaal van 5 gestegen naar 3,8. Komend jaar zal de ingezette lijn van bezoek op afspraak worden geëvalueerd.

Snelheid

Meer snelheid is de voornaamste wens, zo blijkt ook dit jaar weer uit de Fiscale Monitor. De ervaren snelheid van het opleggen van de definitieve aanslag van Particulieren wordt aangepakt met de Versnelde Definitieve Aanslag (VDA). Over 2013 is het aantal VDA's al verder gestegen en ook over 2013 wordt naar een verdere stijging gestreefd. Ook de maatregelen in het wetsvoorstel vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst zullen de snelheid bevorderen. Voor de snelheid van de verwerking van alle overige aangiftes of aanvragen toeslagen (Toeslagen, ondernemers en Douane) geldt vrijwel overal dat meer dan 80 procent neutraal tot zeer is tevreden is.

De matige tevredenheid over de afhandelingsnelheid van bezwaarschriften wordt momenteel aangepakt met een nieuwe inrichting van het betreffende werkproces. En ook hier zal de Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst soelaas gaan bieden.

2. Evaluatie bodem(voor)recht

Het bodemrecht kent de fiscus van oudsher het recht toe om zich met voorrang te verhalen op zaken die zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden. Het moet dan gaan om zaken die bestemd zijn om duurzaam op de bodem aanwezig te zijn, zoals bijvoorbeeld machines en inventaris, zogenoemde bodemzaken. Onder omstandigheden kan het daarbij gaan om zaken die aan een ander dan de belastingschuldige in eigendom toebehoren.

De nieuwe meldingsplicht inzake het bodem(voor)recht (artikel 22bis van de Invorderingswet 1990) is op 1 januari 2013 in werking getreden maar heeft door de werking van het overgangsrecht materieel op 1 april 2013 zijn beslag gekregen.

In de eerste helft van 2013 is met de verschillende grote banken om de tafel gezeten. Doel van die gesprekken was om vragen uit de praktijk zoveel mogelijk vooraf te adresseren. Ook is in goed overleg met VNO-NCW/MKB en de Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen per 1 april 2013 een regeling in het beleid tot stand gekomen op grond waarvan bepaalde vormen van aankoopfinanciering onder zekere voorwaarden van de mededelingsplicht zijn ontheven. Bij diezelfde beleidswijziging zijn de mogelijkheden tot overleg tussen de ontvanger en de meldende derde verankerd.

Evaluatie

In de periode sinds de feitelijke inwerkingtreding van de regeling, te weten 1 april 2013, tot 15 oktober 2013 zijn in totaal 44 mededelingen geteld. De mededelingen worden naar een centraal punt gestuurd bij de Belastingdienst Amsterdam. De mededelingen worden vervolgens doorgestuurd naar het ter zake bevoegde kantoor van de Belastingdienst. Voor gevallen waarin haast is geboden, is er een lijst met namen van contactpersonen bij de Belastingdienst verspreid onder de banken en enkele andere belanghebbenden.

De wet geeft de ontvanger bij de Belastingdienst vier weken de tijd om te reageren op een mededeling. In het beleid is vastgelegd dat de ontvanger, in geval hij besluit geen beslag te leggen, de derde daarvan zo spoedig mogelijk in kennis stelt. In de praktijk gebeurt dat ook. In alle gevallen is binnen de wettelijke termijn van vier weken gereageerd, maar vaak had de ontvanger minder dan drie weken nodig, gerekend vanaf de datum van ontvangst van de mededeling in Amsterdam, om te reageren.

In de meeste gevallen, 32 van de 44, werd de mededeling gedaan door een leasemaatschappij of pandhouder (bank). In 17 van de 44 gevallen is de mededeling van de derde aanleiding geweest voor de ontvanger bij de Belastingdienst om beslag te leggen op de bodemzaken. In 14 gevallen leidde een mededeling tot overleg tussen de ontvanger en de derde. In die gevallen kon zonder het leggen van beslag tot overeenstemming worden gekomen met het oog op de instandhouding van de onderneming.

Tot slot zijn er twee gevallen gesignaleerd waarin geen mededeling is gedaan door de derde. De wet regelt dat in die gevallen de executiewaarde van de bodemzaken wordt vastgelegd bij voor bezwaar vatbare beschikking. De derde is verplicht tot betaling van dit bedrag met een maximum van de belastingschuld waarvoor bodembeslag kan worden gelegd.

Conclusies

Hoewel de periode van de evaluatie nog relatief beperkt is, zijn de eerste ervaringen met de werking van de nieuwe mededelingsregeling positief. De mededelingsplichtigen weten de weg naar de Belastingdienst te vinden en de ontvangers reageren adequaat op de mededeling.

In ongeveer een derde van de gevallen leidde de mededeling tot nader overleg tussen de ontvanger en de meldende derde. In de parlementaire geschiedenis is de overlegfunctie van de mededelingsregeling genoemd en uit deze evaluatie volgt dat de mededelingsregeling deze functie ook vervult in de praktijk. Met dit overleg kan een van de andere doelen van de mededelingsplicht worden bereikt, namelijk het voorkomen dat bedrijven onnodig failleren doordat financiers de focus te veel leggen op uitwinning in plaats van instandhouding van de onderneming.

In een vergelijkbaar aantal gevallen heeft beslaglegging door de ontvanger plaatsgevonden. Zonder de mededelingsregeling was de ontvanger in deze gevallen vermoedelijk te laat geweest voor het leggen van bodembeslag, wat kan resulteren in niet-verhaalbare belastingschulden.

In het kader van de evaluatie bleek dat er op een enkel punt vragen waren gerezen over de interpretatie en reikwijdte van de mededelingsregeling. Deze vragen zijn aanleiding geweest contact op te nemen met de betreffende pandhouder (bank), teneinde het constructieve overleg dat begin dit jaar is ingezet voort te zetten. Ook in de richting van de ontvangers bij de Belastingdienst zal nader worden gecommuniceerd naar aanleiding van deze evaluatie.

Ik vertrouw erop de Kamer hiermee naar behoren te hebben ingelicht.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 IX, nr. 5, blz. 13.

X Noot
2

Dit is op een schaal van 1 tot 10. Alle andere tevredenheidsaspecten zijn gemeten op een schaal van 1 t/m 5.

Naar boven