Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 31066 nr. 170 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 31066 nr. 170 |
Vastgesteld 16 mei 2013
De vaste commissie voor Financiën heeft op 27 maart 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over belastingplicht overheidsbedrijven/fiscale moties en toezeggingen.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck
Voorzitter: Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
Griffier: Maas
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Van Vliet, Neppérus, Bashir, Klaver, Koolmees, Omtzigt, Groot, Schouten en Klein,
en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Goedemorgen. Het is 10.00 uur geweest. Ik zie dat er nog weinig woordvoerders zijn, maar ik ga ervan uit dat ze vanzelf zullen binnendruppelen. Er zijn maar liefst 23 agendapunten dus we gaan snel van start. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie. Nu zie ik de aanwezigen zo zuinig kijken, dat ik er zes minuten van maak. Er zijn maximaal twee interrupties toegestaan.
De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Dit is een unieke situatie: een privédebat met mevrouw Helma Neppérus. Dat is een debat tussen de twee fiscale kanonnen van de Kamer, die ook nog eens als enigen op tijd zijn!
Ik dank de staatssecretaris voor de toegezonden halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. Ik stel het op prijs dat wij op dit niveau worden geïnformeerd.
Ik ga meteen door met de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) en de definiëring van het begrip «zelfstandige». Wij hebben daarover informatie gekregen van de staatssecretaris. Een van de termen die ik daarin lees, is de «rechtszekerheid», die aan ondernemers geboden moet worden over de vraag of ze fiscaal als ondernemer worden gekwalificeerd of als werknemer. Dat is inderdaad een behoorlijk groot verschil, zowel qua faciliteiten die men geniet als qua risico's die men loopt. We hebben mooie brieven gekregen van de staatssecretaris over een webmodule en over een heleboel uitvoeringstechniek om meer zekerheid te geven, maar dat is allemaal uitvoering. Ik zou het zelf op prijs stellen om een brief te ontvangen van de staatssecretaris met een overzicht, bijvoorbeeld in roostervorm. Als iemand een opdracht aanneemt, moeten dat er dan een, twee of drie zijn? En hoe lang moeten die opdrachten duren om fiscaal in de basis nog steeds als ondernemer te worden aangemerkt in de ib (inkomstenbelasting)? Zou daarover nog een separate brief gestuurd kunnen worden waarin wordt ingegaan op de inhoudelijke criteria, om te bekijken of we elkaar op dat punt ook nog steeds goed begrijpen? Ik denk dat zo'n brief zeker zal bijdragen aan de rechtszekerheid van iemand die met een VAR aan de slag wil en opdrachten wil gaan aannemen. Ik verkeer zelf als fiscalist af en toe nog steeds in onzekerheid over de vraag wanneer je precies voldoet aan de inhoudelijke criteria om ondernemer te zijn in de ib. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris.
De collega's druppelen nu binnen. Mijn volgende punt is de werkkostenregeling. Daarover is ook veel te doen geweest. Ik ben blij dat we daar vandaag aandacht aan besteden. We hebben na de eerste evaluatie een nieuwe brief gekregen, met een suggestie van de staatssecretaris voor een nieuwe inkleding. Kan de staatssecretaris daarop in zijn eerste termijn nader ingaan? Hoe ziet hij dat concreet voor zich? Wordt dit een model dat in de toekomst voor iedereen moet gaan gelden? Als dat niet zo is, hebben we straks namelijk mensen die in de werkkostenregeling zitten en mensen die in de oude regeling zitten. Het aantal ondernemers dat in de oude regeling zit, vormt in de huidige situatie een grote meerderheid. Slechts zo'n 10% van alle ondernemers zit in de werkkostenregeling. Dat is natuurlijk een gemiste kans en een totaal scheve verhouding. Als we straks geen nieuw model krijgen maar we in deze situatie blijven zitten, kunnen we deze situatie dan misschien permanent maken, met een soort keuzeregime? Daarin blijft men of het oude regime hanteren, of zit men in de nieuwe werkkostenregeling. Als de uitvoering daarvan niet leidt tot een onaanvaardbare lastenvermeerdering voor de Belastingdienst, zou dat een oplossing kunnen zijn. Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris daarop. Ik vraag dit in het licht van een grotere flexibiliteit voor ondernemers in deze crisistijd.
Mijn volgende punt is de invordering en de tax gap. In de brief van 10 december jongstleden heeft de staatssecretaris de toezegging gedaan dat hij in 2013 nog zou terugkomen op de tax gap en met name het illegale en zwarte circuit waar men in landen als Zweden en het Verenigd Koninkrijk het nodige aan doet. Ik ben erg benieuwd of er voortschrijdend inzicht is en of de staatssecretaris daar al verder mee is gekomen. Hij zou daar in 2013 op terugkomen en we zitten al bijna in april. Juist in deze tijden van crisis zouden we de belastingopbrengst moeten maximeren, zeker als het belastingschulden betreft die materieel zijn, van mensen die de belasting echt hadden moeten betalen. Ik ben er niet op uit om belastingplichtigen het vel over de oren te trekken, zeker niet, maar het gaat erom dat er überhaupt nog steeds een tax gap is. Collega Omtzigt heeft in het verleden ook vaak getrokken aan die kar, en ik trek nog steeds graag mee. Graag hoor ik dus de stand van zaken van de staatssecretaris.
Ik wil het ook even hebben over leden van raden van commissarissen en btw. Ik vind het erg jammer dat de Europese Unie zich weer met van alles bemoeit, waardoor wij btw-plicht voor commissarissen hebben. Wat gebeurt er in de praktijk? Er worden zogenaamd hondenbrokken gekocht voor de waakhonden op het erf, maar in werkelijkheid zijn het de brokjes voor Fifi, die bij oma op schoot zit. Daarin zit een flexibele schil en dat gaat onze belastinggrondslag verder uithollen. Is er echt geen enkele mogelijkheid om ervoor te zorgen dat een lid van de raad van commissarissen nooit en te nimmer kan worden betiteld als ondernemer in fiscale zin, ook niet in de btw?
De voorzitter: U hebt nog één minuut.
De heer Van Vliet (PVV): Over de huisvesting van de Belastingdienst hebben we een briefje ontvangen van de staatssecretaris. Dat neem ik voorlopig voor kennisgeving aan. We houden de vinger aan de pols.
Last but not least zou ik in mijn magere zes minuutjes nog graag van de staatssecretaris willen horen hoe het staat met auto's met chauffeur bij de Belastingdienst. We hebben een jaartje geleden aardige beelden op televisie kunnen zien waarop ambtenaren van de Belastingdienst werden rondgereden in een auto met chauffeur, met name van een dorp in Zuid-Limburg naar Den Haag. Van mensen die in dat dorp wonen – ik hoef geen namen te noemen – hoorde ik dat die auto met chauffeur die meneer nog steeds komt ophalen. Destijds is de motie-Van Vliet aangenomen om dit af te bouwen. Ik hoor dus graag van de staatssecretaris hoe het met die afbouw staat.
Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Het eerste stuk waaraan ik aandacht wil besteden is de halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. Er zal nu voor het eerst sinds jaren weer eens extra geïnvesteerd worden in de Belastingdienst. Ik vind dat van groot belang, want daar zullen slagen moeten worden gemaakt. Ik ben ook benieuwd hoe het gaat met de afhandeling van bezwaarschriften en met de invordering, een punt dat ons allen raakt. Krijgt die nu echt weer aandacht? Je kunt namelijk heffen en aanslagen opleggen wat je wilt, maar je zult ook moeten innen.
Een nieuw punt is de aangifte – we hebben daar nog een paar dagen voor – en de campagne. Hoe verloopt het tot nu toe met de, anders dan voorheen, vooraf ingevulde aangifte? Zijn daar al reacties op? Ik meende te zien dat mijn eigen aangifte goed was ingevuld, maar ik hoor ook andere geluiden.
Dan de zelfstandigen zonder personeel, de gewone ondernemers en de VAR. Ik heb in de brieven gelezen dat we een nieuw systeem krijgen en ik vraag me, net als de heer Van Vliet, af of we daar nu wijzer van worden. Komen hierdoor juist geen extra lasten en extra risico's op het bordje van ondernemers? Spannen we hiermee niet bijna het paard achter de wagen? Het blijft natuurlijk altijd de vraag wie ondernemer is en wie niet. Ik heb daar lang geleden als ambtenaar ook over mogen nadenken. Daar kwamen de urennorm en de zelfstandigenaftrek uit. Het blijft lastig, maar we moeten wel zorgen dat zo'n VAR werkbaar is. Waar komen alle risico's te liggen?
Dan een positief punt. We kregen een tijdje geleden het rapport over de intracommunautaire btw-fraude. Daarin kreeg de Belastingdienst van de Rekenkamer een positief oordeel. Dat wil ik als positief punt noemen. Men moet echter alert blijven, want iedereen kan altijd met nieuwe stoute dingen beginnen.
Mijn volgende punt is de werkkostenregeling. Ik heb de evaluatie gelezen en ik denk dat het daarmee nog niet echt lekker loopt. Ik krijg ook veel vragen van ondernemers. Wat is de werkplek? Telt een dagje uit straks ook mee? En hoe zit het bijvoorbeeld met een journalist voor wie zijn krant het lidmaatschap van Nieuwspoort betaalt? Ik vind dat er nog veel onduidelijkheden in zitten. De gedachte om het een jaar later verplicht te stellen, kan ik mij dus goed voorstellen. Ik zou graag meer duidelijkheid willen hebben, om het komende jaar met zijn allen conclusies te kunnen trekken. Alleen dan hebben werkgevers ook de tijd om dit goed te kunnen invoeren.
Ik denk dat alle partijen veel brieven hebben ontvangen uit de grensstreek, over de accijnzen. Het valt op dat de accijns voor bijvoorbeeld wijn in Nederland 6% is en in Duitsland 0%. De wijnaccijns staat in meer landen op nul. We spreken soms over de vraag of iets verkapte staatssteun is. Als je mensen in de grensstreek zou willen helpen, bestaat het risico dat het als staatssteun wordt gezien. Hoe kijken we dan naar andere landen, die de accijns op 0% zetten? Bij de btw kennen we minimumtarieven; bij de accijnzen niet. Dat valt op bij bijvoorbeeld de wijn. Verleent een ander land naar ons idee staatssteun door de accijns bewust op 0% te houden?
Mijn volgende punt is de vermogensrendementsheffing. Iedereen wordt zenuwachtig, ook de Kamerleden, over het al dan niet invullen van box 3. De vermogensrendementsheffing is destijds ingevoerd met een fictief rendement. Ten tijde van de nieuwe Wet inkomstenbelasting onder toenmalig staatssecretaris Vermeend lag het werkelijke rendement veel hoger dan het fictieve rendement. Als ambtenaar kreeg ik weinig boze brieven. Geen brief te zien. Nu is de werkelijke situatie echter anders, vooral als mensen een gewone spaarrekening hebben. Dan ligt het rendement veel lager dan het fictieve rendement. Ik denk wel eens: zouden we wellicht weer terug moeten naar de gewone, oude vermogensbelasting? De opbrengst moeten we namelijk binnenhalen. Laat ik dat er ook bij zeggen. Die is goed voor een aantal miljarden. Wellicht kan de staatssecretaris dat bevestigen. Het is een bedrag van rond de 3,5 miljard. Zou dat eens kunnen worden uitgezocht? Als we gewoon weer naar het rendement gaan kijken, net als vroeger, wat zou dat dan betekenen voor de belastingopbrengst? Als je wel hetzelfde wilt ophalen, welk tarief moet je dan hanteren?
De heer Bashir (SP): Dit is een belangrijk punt, dat mensen in het land raakt. Wij krijgen daar ook heel veel boze mailtjes over. Het zijn voornamelijk spaarders die daarover klagen. De SP heeft in het verleden voorgesteld om een vermogenswinstbelasting in te voeren. Daarmee kijken we naar individuele gevallen. Maak je veel rendement, dan betaal je ook veel belasting. Maak je weinig rendement, met sparen bijvoorbeeld, dan betaal je ook weinig belasting. Hoe kijkt de VVD daartegenaan? Dan los je het probleem namelijk op door individueel te bekijken en te belasten.
Mevrouw Neppérus (VVD): In de stukken van de SP heb ik tot voor kort, toen ik de Kamervragen van de heer Bashir zag langskomen, altijd alleen gelezen over het extra belasten van hoge vermogens. Dat wil ik niet, maar dat wil de heer Bashir blijkbaar ook niet meer. Ik vind dat we moeten bekijken wat het werkelijke rendement is. Wat is de werkelijke rente? Wat is het werkelijke dividend? Die gegevens krijgt de Belastingdienst van de banken. Ik heb een Feyenoordobligatie, waarvan ik de rente jaarlijks keurig opgeef bij mijn bezittingen. Ik zie de voorzitter glimlachen, want wij hangen beiden dezelfde voetbalclub aan. Ook de heer Koolmees knikt instemmend vanwege die mooie obligatie. De heer Klaver heeft kennelijk Amsterdamse roots. Ik ben al jaren Feyenoordsupporter; dat is bekend. Ook het rendement van zo'n obligatie moet meetellen, en van alle gewone zaken krijgen we de gegevens gewoon van de bank. Het betekent wel dat je dezelfde opbrengst moet houden. Ik zou dus van de staatssecretaris eens willen horen bij welk tarief we zouden uitkomen om toch de opbrengst van 3,5 miljard te halen. Lukt dat niet vandaag, dan kan het ook later.
De heer Bashir (SP): Mevrouw Neppérus zet de verhoudingen wel op scherp door Feyenoord erbij te halen! Ik houd het voorlopig hierop. De SP heeft eerder ook voorgesteld om een vermogenswinstbelasting in te voeren. Het gaat dus niet zozeer om meer belastingen, maar om het eerlijk heffen van belastingen. Hoe kijkt de VVD daar zelf tegen aan? Het gaat natuurlijk om de inkomsten, maar de VVD kan toch ook kiezen voor de vermogenswinstbelasting, waarbij iedereen individueel belast wordt? Maak je 40% rendement met heel goede beleggingen, dan betaal je meer belasting dan iemand die 2% op de spaarrekening vangt.
Mevrouw Neppérus (VVD): Dat zou je zeker kunnen doen, maar dan moet je weer elke aan- en verkoop van aandelen gaan beoordelen. Dat lijkt mij behoorlijk ingewikkeld, maar alle varianten zijn denkbaar. Die belasting is vroeger niet doorgegaan, omdat zij onuitvoerbaar was. Het is uitgezocht en er lag een conceptwetsvoorstel. Dat is toen niet doorgegaan, want iedereen werd van tevoren al gek. We zouden meer naar het echte rendement kunnen kijken. Dan kijk ik naar dividenden en naar rente. Als de staatssecretaris echter betere ideeën heeft, zal ik die altijd bekijken.
De heer Groot (PvdA): Het lijdt geen twijfel dat de vermogensrendementsheffing zoals die nu uitpakt, onbillijke kanten heeft. Ik zie ook heel goed hoe het zo is gekomen. De vermogenswinstbelasting die we hadden, was ontzettend fraudegevoelig, dus het is heel logisch dat hiervoor gekozen is. Misschien zijn de ontwikkelingen echter voortgeschreden. We weten intussen veel meer van belastingplichtigen, dus we zouden opnieuw kunnen bekijken of we nu in staat zijn om de ontwijkingsmogelijkheden sterk te verminderen. Als andere landen er wel in slagen om een werkbare vermogenswinstbelasting in te voeren, dan zou Nederland daar ook opnieuw naar kunnen kijken. Ik zou de vraag van mevrouw Neppérus dus willen ondersteunen. Een alternatief zou kunnen zijn om wel de systematiek te behouden die we nu hebben, maar te kijken naar verbreding van de grondslag.
De voorzitter: Wilt u komen tot uw vraag voor mevrouw Neppérus?
De heer Groot (PvdA): Ten eerste is de vraag aan de staatssecretaris of hij naar de bredere grondslag wil kijken, en ...
De voorzitter: De vraag aan de staatssecretaris is voor uw eigen termijn. Het gaat om de vraag aan mevrouw Neppérus.
De heer Groot (PvdA): De vraag aan mevrouw Neppérus is of zij het een goed idee zou vinden om als alternatief te kijken naar een bredere grondslag voor de vermogensrendementsheffing, eventueel in combinatie met een hogere vrijstelling en een lager tarief.
Mevrouw Neppérus (VVD): Wat wij hadden, was geen vermogenswinstbelasting. Laat ik dat even helder zeggen. Wij hadden gewoon een vermogensbelasting, die aanleiding gaf tot brieven en boosheid, maar ook tot ontwijking. Dat was mede de aanleiding om te komen tot het fictieve rendement. De Belastingdienst heeft nu veel meer informatie dan vijftien jaar geleden over de werkelijke opbrengst. Er was tien jaar ruzie voordat de renterenseignering er mocht komen. Van een grondslagverbreding vraag ik me altijd af: waarvan? Als ik aan boten moet gaan denken, wat eerder is geprobeerd, dan is dat onuitvoerbaar. Dat doen we dus niet. Je moet weten waarover je het hebt. Ik vraag de staatssecretaris echter om aan te geven wat we zouden kunnen. Iedereen wordt namelijk overspoeld door brieven. Dat iemand met een kleine spaarrekening er behoorlijk de dupe van is, dat steekt ons allen. De opbrengst moet er echter wel zijn; dat zeg ik er eerlijk bij.
Ik ga nog in op de winstbox. Tijdens de behandeling van het Belastingplan bleek dat er forse plannen waren, waarover wij meer helderheid wilden hebben. Er zou in dit eerste halfjaar een brief komen. Ik geef toe, het halfjaar heeft nog even, maar we willen er goed over kunnen praten. Wanneer kan ik die brief verwachten?
Tot slot ga ik in op de WOZ. We krijgen nu helderheid in de waardering. Dat stuk is door de Kamer heen. We blijven nog altijd zitten met de vraag hoe we met mensen kunnen omgaan. Hoe blijft men in gesprek met mensen? En hoe zit het met de serviceflats? Ik heb gehoord dat collega's daar straks op in gaan.
De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik ken de staatssecretaris als iemand die hart heeft voor ondernemers, iemand die wil dat ondernemers de staat zien als hun bondgenoot in plaats van als iemand die hen tegenwerkt bij het ondernemen. Daarom heb ik de staatssecretaris bij een vorig overleg, op 25 juli 2011, gewezen op een casus waarin het leek alsof verschillende belastingkantoren er in gelijke gevallen verschillende systemen op nahielden. Ik kreeg toen de toezegging dat de staatssecretaris de casus zou bekijken. Inmiddels heeft de bewuste ondernemer zijn activiteiten moeten staken. Naar eigen zeggen werd hij benadeeld en kon hij niet concurreren, omdat een ander belastingkantoor de concurrent een lager btw-tarief berekende. Daardoor had de concurrent een concurrentievoordeel. Heeft de staatssecretaris deze casus bestudeerd? Wat waren zijn bevindingen? Wat is de oorzaak van het feit dat deze ondernemer meer btw heeft moeten afdragen dan de concurrent en waarom is de zaak niet opgelost?
Dat is het verleden, maar nu hebben we het heden, met weer een andere ondernemer, wiens casus ik ook graag aan de staatssecretaris wil voorleggen. Deze startende ondernemer met werknemers heeft veel investeringen moeten doen en heeft nu recht op een btw-teruggave over oktober 2012 tot en met februari 2013. Deze ondernemer heeft dat aan de Belastingdienst gemeld, maar nog steeds is de btw niet teruggegeven. De Belastingdienst heeft weliswaar goedgekeurd dat de btw terugbetaald wordt, maar de betaling wordt maar niet overgemaakt. Ik heb hier het btw-nummer van deze ondernemer. Het gaat om twee fte's. Ik verzoek de staatssecretaris om hier werk van te maken, want juist in deze tijd hebben we deze mensen nodig om de economie draaiend te houden. Dat kan de staatssecretaris natuurlijk bevestigen. De economie draait op ondernemers. We moeten hun het werk dus niet moeilijk maken.
Ik heb ook enkele andere vragen. Ik begin met de intracommunautaire btw-fraude. De Algemene Rekenkamer heeft goed werk verricht en heeft bovendien een aantal heldere aanbevelingen gedaan. Gaat de staatssecretaris alle aanbevelingen overnemen? Wanneer gaat hij bijvoorbeeld een aandeelhoudersregister in het leven roepen? En waarom moet dat volgens de staatssecretaris een beperkt in plaats van een uitputtend aandeelhoudersregister zijn? Ik heb in het verleden voorgesteld om in plaats van een nultarief voor intracommunautaire transacties een 15%-tarief in te stellen, omdat je daarmee voorkomt dat er intracommunautaire fraude gepleegd wordt. Zou dat een oplossing kunnen zijn om de intracommunautaire fraude echt aan te pakken? Je zou ook het minimumtarief van een bepaald EU-land kunnen nemen, om ervoor te zorgen dat in ieder geval dat btw-tarief betaald wordt. Daarmee stop je de fraude niet helemaal, maar zullen de gevolgen ervan wel minder groot zijn voor de staatskas.
Ik heb nog een vraag over de informatieverzoeken en wat daarover staat in de halfjaarlijkse rapportage van de Belastingdienst. Het valt me op dat het percentage verzoeken dat niet op tijd beantwoord wordt, hoog is en bovendien nog stijgt. Dat is zorgwekkend. Kan de staatssecretaris hiervan de oorzaak noemen? Denkt hij dat het slechts maken van prestatieafspraken echt zoden aan de dijk zet?
Een tijd geleden heeft de heer Van Vliet een motie ingediend waarin staat dat Nederland geen belastingparadijs meer genoemd mag worden. Tot mijn grote verbazing is die motie nog aangenomen ook. We mogen Nederland dus van de Tweede Kamer geen belastingparadijs meer noemen. Dan moeten we er ook voor zorgen dat Nederland dat niet is en niet wordt. In wetenschappelijke kring wordt nu gesproken over een nieuwe belastingconstructie voor bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, waarvan de aandeelhouders in Nederland zijn en waarvan de activiteiten ook in Nederland plaatsvinden, maar die nagenoeg geen winstbelasting hoeven te betalen. Die constructie gaat via communautaire vennootschappen in combinatie met LLP's in de Amerikaanse staat Illinois. Ik vraag de staatssecretaris om hiernaar te kijken. Hij weet nu dat er een constructie is bedacht, die binnenkort uitgevoerd wordt. Ik vraag de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de motie van de heer Van Vliet zo wordt uitgelegd dat Nederland in ieder geval geen groter belastingparadijs wordt.
De voorzitter: Dat was natuurlijk uitlokking.
De heer Van Vliet (PVV): Nou, geen uitlokking. Het staat de heer Bashir vrij om vragen te stellen. Daar ga ik niet over. Ik ga nog wel in op de constructie. Kan de heer Bashir, als hij die vraag stelt aan de staatssecretaris, voor 100% bevestigen dat alle activiteiten van de belastingplichtigen waarover die constructie gaat, plaatsvinden in Nederland? Kan hij garanderen dat de winstgevende activiteiten plaatsvinden in het continentale deel van Nederland? Dat is heel belangrijk voor die casus.
De heer Bashir (SP): Het is een casus die is bedacht maar nog niet is uitgevoerd. Hij moet nog aan de rechter worden voorgelegd. De Belastingdienst kan er nog tegen in beroep gaan. Zoals ik het heb begrepen, heeft het ermee te maken dat de LLP in de Amerikaanse staat Illinois als een transparant iets wordt gezien. Wij zien dat met onze verdragen niet als een transparant systeem, waardoor frictie tussen systemen ontstaat. Het gaat om alle activiteiten die in Nederland verricht worden. Het is dus een uitholling van onze belastinggrondslag. Ik leg dit voor aan de staatssecretaris. Wellicht is hij ervan op de hoogte, en anders kan hij er snel werk van maken om in ieder geval te voorkomen dat veel van de grondslag in Nederland verloren gaat.
Ik kom toe aan de Belastingdienst zelf. De elfde halfjaarrapportage laat op een aantal vlakken verbeteringen zien.
De voorzitter: U hebt nog een minuut.
De heer Bashir (SP): Ik heb nog een minuut, dus ik zal er wat sneller doorheen gaan. Hoe staat het met de tax gap? Hoe gaan de mensen in het land en de staatskas de gevolgen daarvan merken?
Ik heb nog een vraag over het doen van belastingaangifte door derden. Vroeger had je een pincode, maar kon je bijvoorbeeld ook de gegevens van andere mensen inzien omdat die op papier werden verstrekt. Nu is dat niet meer het geval. Heel veel mensen doen hun belastingaangifte via derden, maar dat wordt wel steeds moeilijker, bijvoorbeeld omdat de software niet voorhanden is. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat deze mensen nog steeds hun belastingaangifte door derden kunnen laten doen?
Tot slot kom ik te spreken over de opmerkingen van de Ombudsman over de beslagvrije voet. Bij heel veel mensen wordt beslag gelegd op hun toeslagen. De Ombudsman heeft daar het een en ander over gezegd. Hoe gaat de staatssecretaris hier proactief werk van maken? Mensen die een betalingsregeling met de Belastingdienst of anderen hebben, mogen geen beslag gelegd krijgen op hun toeslagen.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. We hebben een uitgebreide agenda voor dit zogenaamde verzamel-AO. Het is dan moeilijk om een lijn te ontdekken. Ik zal vandaag een aantal thema's aansnijden die op de agenda staan of daar zijdelings mee te maken hebben. Ik begin met het positieve, namelijk dat er extra investeringen komen in de Belastingdienst. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Het mantra van een kleine overheid moet er niet toe leiden dat de dienstverlening en de service aan burgers minder wordt. Volgens mij heeft de Ombudsman laten zien dat het op dit moment niet zo goed gesteld is met de klantvriendelijkheid van de overheid. Het is een grote vesting en zelfs de echte specialisten weten niet meer precies waar het over gaat. Het is ook een taak voor ons als wetgever dat er begrijpelijke wetgeving is. De heer Van Vliet maakt daarover altijd een aantal opmerkingen in het kader van het Belastingplan, waarmee ik hem complimenteer. We moeten ervoor zorgen dat de Belastingdienst geen onneembare vesting is waar je als burger van het kastje naar de muur wordt gestuurd als je een vraag hebt. We hebben vaak gesproken over de extra middelen die zouden worden besteed om het geld dat we nu niet innen, wel te kunnen innen, zodat we het geld binnenhalen waarop de Staat recht heeft. Hoe kunnen we de extra middelen ook gebruiken om de dienstverlening beter op orde te krijgen, zodat we gelijk wat kunnen doen met de constateringen en aanbevelingen van de Ombudsman?
In het kader van de evaluatie van de werkkostenregeling focus ik op één punt, te weten de fiets. Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van de fiets in de werkkostenregeling nog geen hoge vlucht neemt, terwijl het heel belangrijk is dat meer mensen gaan fietsen. Ik wil ze niet de fiets op sturen, maar ze wel alle mogelijkheden bieden om gebruik te maken van de fiets. Dat is om verschillende redenen goed. Het is goed voor het milieu, omdat er minder uitstoot is, maar het is ook goed voor de gezondheid van mensen als ze iedere dag even op de fiets zitten, zeker als het werk dichtbij is. Daarom vraag ik de staatssecretaris de fietsregeling te ontzien om duurzaam verkeer te stimuleren.
Ik kom tot mijn favoriete thema: belastingparadijzen. Ik heb schriftelijke vragen gesteld over Mongolië en het feit dat dit land een belastingverdrag met Nederland heeft opgezegd. In antwoord op die vragen schrijft de staatssecretaris dat dit geenszins de heffing beperkt van vennootschapsbelasting in Mongolië over de winst van Oyu Tolgoi. Mongolië kan zijn tarieven verhogen indien het van mening is dat belastingopbrengsten groter zouden zijn. De staatssecretaris gaat hier volledig voorbij aan de steeds bredere kennis – zie bijvoorbeeld het toezichtrapport Base erosion and profit shifting – dat bedrijven door middel van tax planning kunnen schuiven met hun winstallocatie. Graag hoor ik van de staatssecretaris of hij het fenomeen van profit shifting erkent en welke gevolgen dit fenomeen heeft voor de belastinggrondslag.
In antwoord op schriftelijke vragen over het bericht dat Zuid-Europese bedrijven belasting drukken met Nederlandse postbusfirma's, schrijft de staatssecretaris dat de aanpak van belastingontwijking een onderwerp is dat uitsluitend in internationaal verband zinvol geanalyseerd en opgelost kan worden. Daarom juicht hij de initiatieven van de Europese Commissie en de OECD op dit punt toe en zal Nederland actief in deze projecten participeren. Het zijn prachtige woorden, maar kan de staatssecretaris toelichten wat hij met «actief participeren» bedoelt? Moedigt hij deze initiatieven aan? Wil hij dat Nederland een voortrekkersrol neemt in Europa om deze discussie verder aan te jagen? Welk einddoel heeft de staatsecretaris voor ogen? Het is helder dat hij een internationale aanpak wil, maar met welke uitkomst? Ik hoor graag zijn visie op dit punt.
Tot slot kom ik te spreken over de tax rulings. De staatssecretaris wil geen inzicht geven in individuele afspraken die bedrijven maken vanwege de geheimhoudingseisen en omdat ze eventueel bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Zoals bekend zou mijn fractie dat graag anders zien. Zij heeft daar al regelmatig naar geïnformeerd. We kunnen dit nog wel twintig keer naar elkaar uitspreken, maar ik geloof niet dat we daar verder mee komen. Ik heb vandaag dus een iets aangepast verzoek. Is de staatssecretaris bereid, opdracht te geven aan de Belastingdienst om een lijst te publiceren van bedrijven die een advanced tax ruling aanvragen in Nederland? Dat is dus iets anders dan een verzoek om de inhoud van de tax rulings. Ik vraag om een lijst met een duidelijk overzicht van de bedrijven die dit aanvragen, zodat de maatschappelijke druk daar uiteindelijk zijn werk kan doen. Daarmee schenden we op geen enkele wijze de geheimhouding, maar krijgen burgers en consumenten toch de mogelijkheid om te zien welke bedrijven zo'n tax ruling aanvragen. Mochten ze dan interesse hebben in datgene wat is afgesproken, dan kunnen ze de bedrijven daar actief over benaderen en kan de maatschappelijke druk zich opbouwen, zodat we uiteindelijk toch ons doel bereiken: transparantie over de inhoud van de tax rulings. Het lijkt me een aanbod dat bijna niet is af te slaan, voorzitter!
De heer Van Vliet (PVV): Over dat laatste moet ik eens even goed nadenken. Zou deze lijst van tax rulings naar de mening van de heer Klaver ook moeten gelden voor verzoeken tot een advanced pricing agreement, een APA?
De heer Klaver (GroenLinks): Daar heb ik nog niet over nagedacht. Dat zou ik niet weten.
De heer Van Vliet (PVV): Dat zou namelijk rampzalig zijn, want zo ongeveer iedereen die over de grens zaken doet, heeft met transfer pricing te maken en doet zijn APA-verzoeken bij dezelfde eenheid van de Belastingdienst. Ik vraag me af wat de reikwijdte van zo'n lijst van tax rulings zou moeten zijn. Ik begrijp dat het eigenlijk een naming-and-shaminglijst wordt. Is dat de vertaling van de maatschappelijke druk van de heer Klaver?
De heer Klaver (GroenLinks): Nee. Er is veel maatschappelijke onrust over bedrijven die Nederland gebruiken in hun belastingplanning, om het neutraal te zeggen. Ik zou graag willen dat helder wordt welke bedrijven in Nederland daarvan gebruikmaken, zodat burgers hiervan kennis kunnen nemen en het een beetje uit de schaduw komt. Als burgers dit echt zo belangrijk vinden, zoals het nu lijkt – kijk naar Tegenlicht of Buitenhof – dan kan er vanzelf wat druk ontstaan op deze bedrijven om duidelijkheid te geven waarom ze deze routes kiezen en hoe de constructies er uitzien.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik hoor de heer Klaver de term belastingparadijs gebruiken. Dat houdt hem heel erg bezig. Dit zijn natuurlijk gewoon regels die in Europa zijn afgesproken. Ik lees onderzoeken waaruit blijkt dat dit in andere landen helemaal niet zo veel minder is, dus dat Nederland hierin vergelijkbaar is met andere landen in Europa. Hoezo dan toch? Moet Nederland dan een soort gekke Henkie worden? Wat wil de heer Klaver?
De heer Klaver (GroenLinks): Ik was vorige week vrijdag in de Bundestag om met een aantal experts en parlementariërs te spreken over belastingontwijking. Je ziet dat Duitsland een aantal vergelijkbare dingen doet. We hebben het ook veelvuldig gehad over het Verenigd Koninkrijk. Nederland komt echter in ieder voorbeeld van belastingconstructies voor. Het lijkt mij belangrijk om in internationaal opzicht, in Europees verband en in OECD-verband, hierover afspraken te maken. Je kunt niet volstaan met erover te spreken; je zou daar zelf ook een voortrekkersrol in moeten spelen. Ik wil niet dat Nederland een belastingparadijs is waardoor ontwikkelingslanden vele miljarden per jaar mislopen.
Mevrouw Neppérus (VVD): Maar toch: ik lees ook onderzoeken waarin staat dat wat Nederland heeft, precies vergelijkbaar is met dat wat andere landen hebben. De heer Klaver doet net alsof hier veel meer aan de hand is. Jaag bedrijven maar weg! Ik hoor dus graag waarin Nederland dan afwijkt van al die andere Europese landen, die zelf ook graag zien dat bedrijven zich er vestigen; neem Duitsland en Engeland. Waarin wijkt Nederland af?
De heer Klaver (GroenLinks): Veel van de constructies, bijvoorbeeld als het gaat om de bilaterale verdragen die we hebben, kent Duitsland ook, evenals het Verenigd Koninkrijk. Ik ben echter een Nederlandse parlementariër. Je ziet wel dat wij het best opgetuigde belastingverdragennetwerk hebben en dat wij zeer goede voorwaarden kennen. De Belastingdienst is misschien voor burgers niet zo benaderbaar, maar voor grote multinationals is hij dat zeer zeker. Daar ben ik kritisch op. Het maakt mij niet zo uit of andere landen het ook doen. Het gaat mij om de norm en de standaard die ik voor Nederland wil hanteren. Dat is het land waarin ik wil leven en daarover spreek ik.
De heer Groot (PvdA): Ik vind toch dat de heer Klaver de vraag van mevrouw Neppérus niet goed beantwoordt. De vraag was waarin Nederland afwijkt van andere landen. De heer Klaver zegt dan dat dit ligt aan het aantal belastingverdragen. Is het concrete voorstel dan om een aantal belastingverdragen op te zeggen?
De heer Klaver (GroenLinks): De vraag van mevrouw Neppérus was op welke zaken Nederland afwijkt. Ik heb gezegd dat veel afspraken die wij hebben, alsmede de wijze waarop wij ons belastingsysteem hebben ingericht, lijken op wat er in het buitenland gebeurt. Het enige is dat het heel voordelig is om Nederland te gebruiken als land om je brievenbusfirma te vestigen. Je ziet dat wij dat veel beter doen dan bijvoorbeeld Duitsland. Op die manier weten bedrijven via tax planning hun belastingen enorm te drukken. Dat geld komt niet allemaal naar Nederland of naar andere staten, maar blijft aan de strijkstok van deze multinationals hangen. Dat zouden we niet moeten willen.
De heer Groot (PvdA): Ik ben het helemaal met de heer Klaver eens dat we ongewenste ontwijkingsconstructies moeten aanpakken en dat we er wellicht iets aan moeten doen. Als het alleen neerkomt op het opzeggen van verdragen, zal dat betekenen dat de brievenbussen met iets meer kosten simpelweg verhuizen naar een ander land. Dan schieten we er niets mee op. De heer Klaver moet toch echt meer duidelijkheid bieden over de concrete fiscale regelingen die volgens hem moeten veranderen. Dat heb ik nog steeds niet gehoord.
De heer Klaver (GroenLinks): Als de heer Groot het zo bedoelt, kan ik er wat concreter op ingaan. Ik vind het belangrijk dat in alle verdragen antimisbruikbepalingen worden opgenomen. Dat is nog niet altijd het geval. We hebben ook in eerdere debatten, zeker als het gaat over ontwikkelingslanden, gezegd dat er niet alleen bij nieuwe verdragen rekening moet worden gehouden met antimisbruikbepalingen, maar dat alle verdragen die al zijn afgesloten nog eens moeten worden doorgenomen om ze op orde te brengen. Een ander belangrijk punt betreft de substance-eisen. De fractie van de heer Groot en die van mij hebben elkaar daar vaak op weten te vinden. Als bedrijven naar Nederland komen, moeten ze werkelijk substantie hebben. Een bedrijf moet geen brievenbus zijn, maar moet daadwerkelijk werkgelegenheid met zich meebrengen en echt activiteiten in Nederland hebben. Door niet alleen de eisen daarvoor, maar ook de controle daarop aan te scherpen, kunnen we zorgen voor normale belastingafspraken, ook in internationaal verband, zonder dat daar misbruik van kan worden gemaakt en zonder dat van Nederland kan worden gezegd dat het een belastingparadijs is.
Voorzitter. Ik heb een aanvullende vraag over de openbaarmaking van deze lijst en de bedrijven die een advance tax ruling hebben. In Tegenlicht was er trouwens een fantastisch tafereel te zien. Dat zou het Nederlandse parlement ook op die manier moeten doen. Het Engelse parlement was de CFO's van onder andere Google en Amazon aan het ondervragen, die er als kleine jongetjes bij zaten om verantwoording af te leggen over wat daar gebeurde. Op de vraag of de CFO van Starbucks bekend wilde maken welke afspraken er met Nederland zijn gemaakt, werd gezegd: dit mag niet van de Nederlandse overheid; wij mogen niet bekendmaken wat daarin staat. Ik hoor hier vaak dat het niet kan omdat bedrijven het niet willen. Mijn vraag is dus of bedrijven mogen bekendmaken welke afspraken met de Nederlandse overheid zijn gemaakt.
De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik begin met een verheugende constatering: er zijn in deze commissie vier Feyenoorders, onder wie de voorzitter. Dat is bijna de helft.
De voorzitter: Ik beken dat ik al bijna 25 jaar lid ben van de supportersvereniging.
De heer Omtzigt (CDA): Hoe komt het dat dit pas dit jaar naar buiten komt? Ik verbaas mij daar hogelijk over. Ik ben overigens nog steeds Twentesupporter.
De heer Koolmees (D66): Dit gaat toch niet van mijn spreektijd af, voorzitter? Op 5 april spelen we tegen VVV Venlo, dus misschien krijgt de staatssecretaris daarna hoofdpijn!
Voorzitter. Ik ga in op een paar punten van de agenda, te weten de carrouselfraude, de zzp'ers, heel kort de werkkostenregeling en daarna nog een aantal diverse punten, namelijk vermogenstoetsen, erfbelasting, de periodieke gift, Duitse piloten en de anticipatie op de verhoging van de assurantiebelasting.
Ik begin met de intercommunautaire btw-fraude of, simpeler gezegd, de carrouselfraude. De Rekenkamer heeft hiernaar onderzoek gedaan en constateerde dat de harmonisatie van belastingen deze fraude in grote mate kan tegengaan. De Europese Commissie is bezig met een onderzoek hiernaar. De maatschappij loopt vele miljoenen of misschien zelfs miljarden mis door deze fraude. We willen dus echt stappen zetten. Daarom heb ik twee vragen aan de staatssecretaris. Hoe staat het met dat onderzoek? Wil de staatssecretaris zich inzetten voor een Europese oplossing en daarin een aanjagende rol aannemen?
De grens tussen een zzp'er en een werknemer is soms vaag. Toch is het belangrijk om die grens te kunnen trekken. Beide groepen worden namelijk anders behandeld in de fiscaliteit en de sociale zekerheid. In september 2012 heeft de staatssecretaris een brief gestuurd over een wetmodule waardoor zzp'ers en de werkgevers kunnen toetsen of iemand echt zzp'er is. Ook hierover heb ik een aantal vragen. Wat is de stand van zaken? Worden de zzp-organisaties betrokken bij de uitwerking? Zo nee, wil de staatssecretaris dat dan alsnog doen? Vanuit deze organisaties komt veel kritiek op het oorspronkelijke voorstel.
Over de werkkostenregeling kan ik heel kort zijn. Mevrouw Neppérus zei net dat er voor de zomer duidelijkheid moet zijn. Daar sluit ik mij van harte bij aan. Ik denk dat we nog voor de zomer uitgebreid met de staatssecretaris van gedachten moeten wisselen over wat er met de werkkostenregeling gaat gebeuren, zodat er snel helderheid komt. Daar wachten we dus op.
Ik sluit mij eveneens aan bij de vraag van mevrouw Neppérus over accijnzen en de rode diesel. Ik geef ook een suggestie mee. Ik weet dat de Eurocommissaris bezig is met een vergroeningsbeleid op Europees niveau, waarbij harmonisatie van bepaalde accijnzen op de agenda staat vanuit een vergroening van het belastingregime. Zal de staatssecretaris zich ervoor inzetten om deze stappen ook in andere landen te laten zetten?
Ik kom op het lijstje «diversen». Ik haal nu voor de derde keer mevrouw Neppérus aan; dat gaat hard! Zij had het over de vermogensrendementsheffing. Ik heb het over de andere kant: de vermogenstoetsen. Ik sluit mij overigens aan bij de vragen van mevrouw Neppérus op dit punt en ben zeer benieuwd hoe de staatssecretaris daar zo meteen op reageert. Ik wil het echter ook hebben over de vermogenstoetsen, want daarvan zijn er steeds meer. Ik noem de vermogenstoets in de huurtoeslag, de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de AWBZ. Enerzijds is die trend begrijpelijk en steunen wij die ook. De bezuinigingsopgave voor Nederland is fors en we moeten toeslagen alleen geven aan mensen die ze echt nodig hebben. Anderzijds wordt met de vermogenstoets natuurlijk ook de spaarzaamheid ontmoedigd. De een smijt zijn geld over de balk en behoudt de toeslagen. De ander leeft spaarzaam en loopt daardoor de toeslagen mis. Dit voelt onrechtvaardig. Bovendien geldt het onrecht van de harde knip. Als je op of boven de grens zit of daar net onder, valt de gehele toeslag weg. Daarnaast ontbreekt eenduidigheid bij de vermogenstoetsen, want bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt een vrijstelling van € 80.000 per huishouden, bij de huurtoeslag bestaat die vrijstelling niet en bij de AWBZ geldt weer een heel ander systeem, namelijk een percentage van het vermogen in box 3. Dat maakt al die vermogenstoetsen wel onoverzichtelijk. Ik begrijp de oorsprong van al deze toetsen, maar misschien is het tijd om ze meer in samenhang te bezien. Uitgangspunten voor D66 zouden zijn de stroomlijning van de verschillende vermogenstoetsen, geen harde knip maar een glijdende schaal en het gegeven dat spaarzaamheid zo min mogelijk wordt ontmoedigd. Ik heb daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe wil hij omgaan met vermogen en specifiek met vermogenstoetsen? Wil hij de Kamer hierover een visie toesturen? Ziet hij kansen op stroomlijning en het schrappen van de harde knip? Ik ben benieuwd of hij daarover wil nadenken.
De heer Van Vliet (PVV): De heer Koolmees sloot zich aan bij de vragen van mevrouw Neppérus over de vermogensrendementsheffing. Als ik mevrouw Neppérus goed heb beluisterd, is haar vraag eigenlijk of de staatssecretaris kan onderzoeken of dat misschien wel anders kan, omdat er zo veel mails over binnenkomen. Die komen bij mij ook binnen. Als je iets anders gaat doen met de vermogensrendementsheffing en de belastingheffing zou aanpassen aan de realiteit, betekent dit dat in box 3 minder belasting binnenkomt. Dat is een feit, lijkt mij. De rendementen liggen namelijk lager dan die 4%. Stelt dat dit leidt tot een gat in de belastingopbrengsten. Heeft de heer Koolmees al bedacht hoe hij dat dan wil dekken?
De heer Koolmees (D66): Ik zie het punt van de heer Van Vliet en ik ben het met hem eens. Mevrouw Neppérus gaf zelf echter helder aan dat het budgettaire kader leidend is. Daarom ga ik niet snel mee in de gedachte dat wij de hele systematiek overboord moeten gooien. Als je bij wijze van spreken niet uitgaat van de 4% forfaitair rendement maar van het daadwerkelijke rendement dan zul je, als je hetzelfde bedrag wilt ophalen, het tarief moeten verhogen. Dat is natuurlijk broekzak-vestzak, dus dat lijkt me niet de bedoeling. Het interessante aan de vraag van mevrouw Neppérus is de wijze waarop wij vermogen behandelen. Ik heb aandacht gevraagd voor de andere kant, omdat er een wirwar aan vermogenstoetsen is. Ik vind datgene wat mevrouw Neppérus zegt wel interessant, namelijk dat het onrechtvaardig voelt dat je tegen een hoger tarief wordt aangeslagen dan je aan rendement hebt. Misschien kun je de fiscale behandeling van vermogen juist in samenhang bezien. Het lijkt me een mooie uitdaging voor de staatssecretaris om daarop een visie te ontwikkelen. Ik zie hem nog niet heel blij kijken, maar misschien wordt dat straks beter.
Voorzitter. Ik kom te spreken over de erfbelasting. Als iemand een erfenis krijgt waarvan een woning die nog verkocht moet worden een onderdeel is, wordt de waarde van die woning vastgesteld op basis van de WOZ-waarde. Bij dalende huizenprijzen levert dat een probleem op. Ook de fracties van CDA en ChristenUnie hebben hierover in de vorige periode vragen gesteld. Ik hoorde recentelijk een voorbeeld van iemand die een serviceflat erfde met een WOZ-waarde van € 180.000, die nu te koop stond voor € 100.000 en eigenlijk totaal onverkoopbaar was. In het complex van de serviceflat stonden nog achttien andere appartementen te koop. De WOZ-waarde was onrealistisch hoog. Je kunt bij de gemeente bezwaar aantekenen tegen de WOZ-waarde. Dat duurt heel lang. In de tussentijd is er heel veel onzekerheid bij degenen die erven. Daarom heeft de desbetreffende persoon de erfenis geweigerd. Dat is natuurlijk een heftige beslissing om te nemen. Herkent de staatssecretaris dit probleem? Wil hij nadenken over oplossingen? Kan bijvoorbeeld de waarde van het huis op basis van een onafhankelijk taxatierapport worden vastgesteld, althans in de fiscale afhandelingen? Ik geef onmiddellijk toe dat ik ook allerlei nadelen zie, zoals fraude, maar ik ben benieuwd naar de visie van de staatssecretaris hierop.
Mijn volgende onderwerp betreft de Stichting De Periodieke Gift, waarover ik anderhalf jaar geleden vragen heb gesteld. Mensen geven geld aan deze stichting, die het vervolgens overmaakt aan verschillende goede doelen. Dat is praktisch en heel makkelijk in de uitvoering. Dat willen we natuurlijk stimuleren, ook met de Geefwet in het achterhoofd. De Stichting De Periodieke Gift is een zogenoemde loketstichting. Een loketstichting mag binnenkort niet meer van de Belastingdienst. Ik ben hier op 9 februari 2012 over begonnen. Kan de staatssecretaris ingaan op de stand van zaken van de behandeling van de loketstichtingen?
Ik snijd kort nog twee punten aan.
De voorzitter: Dat moet dan wel heel kort, mijnheer Koolmees.
De heer Koolmees (D66): Het ene punt betreft het verdrag met Duitsland over de bijzondere positie van de lucht- en scheepvaart. Ik zal dat schriftelijk doen of het in tweede termijn ter sprake brengen, want ik heb er nu geen tijd meer voor. Het andere punt betreft de anticipatie op de verhoging van de assurantiebelasting. We hebben afgesproken dat er een slot op de deur komt als zou blijken dat mensen anticiperen op de verhoging van de assurantiebelasting. De staatssecretaris zou daartoe een Koninklijk Besluit achter de hand houden. Wat is de stand van zaken?
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. We hebben zelden een zo lange brievenlijst gehad. Ik heet de nieuwe staatssecretaris in het tweede kabinet-Rutte welkom, zodat we eindelijk over de Belastingdienst kunnen spreken. Dit is namelijk het allereerste debat daarover. We hebben wel een Belastingplan behandeld, maar nog geen regulier debat gevoerd. Ik neem mij in ieder geval voor om dit in de procedurevergadering iets vaker te agenderen, gezien de brievenlijst. Ook ik ga in no-time door een heel lange lijst van zaken heen.
Mijn eerste punt betreft de kinderopvangtoeslag. Wij ontvangen graag een update van de cijfers over de zaken die zijn afgehandeld voorafgaand aan het spoeddebat over dit onderwerp, dat nu al net zo spoedig plaatsvindt als dit debat.
In het kader van de tax-gapbrief waardeert mijn fractie het dat er nu enige intensivering komt bij de Belastingdienst. Dat is hoogst noodzakelijk, ook om het vertrouwen in de inning overeind te houden. Waar ligt op dit moment overigens de grens als iemand niet reageert op een aantal aanmaningen? Wordt een schuld van bijvoorbeeld € 1.000 dan geïnd? Wordt er dan beslag gelegd of gaan die dingen gewoon helemaal weg? Ik ben heel benieuwd naar het beleid op dit moment. Mijn fractie heeft moeite met één onderdeel van de genoemde brief, namelijk dat er pilots komen voor private deurwaarders en commerciële incassobureaus. Dat is tweeledig. Ten eerste heeft de Ombudsman een duidelijk rapport geschreven over de beslagvrije voet en langs elkaar heen werkende overheidsorganisaties. Als je dat privaat uit handen geeft, weet je dat dit probleem alleen maar groter wordt. Ten tweede is wat ons betreft het heffen en innen van belastingen bij uitstek een publieke taak. De Belastingdienst heeft in de wet ook een aantal voordelen boven andere schuldeisers. Het is echt de vraag of je dit privaat moet uitbesteden; graag een reactie van de staatssecretaris. In de andere maatregelen kan mijn fractie zich goed vinden.
De heer Van Vliet (PVV): Ik heb mij in eerste termijn keurig aan de tijd gehouden, daarom kwam ik aan dit onderwerp niet toe. Ik sluit me bij dezen van harte aan bij de opmerkingen van de heer Omtzigt.
De voorzitter: Waarvan akte.
De heer Omtzigt (CDA): Mijn fractie is ook blij met de toezegging dat er een poging komt om de tax gap te meten en ziet daarnaar uit.
De heer Van Vliet bracht de auto's met chauffeur ter sprake. Mijn fractie krijgt signalen dat binnen de Belastingdienst op vrij grote schaal documenten met chauffeur worden vervoerd. Zij krijgt daarop graag een reactie.
Ik kom te spreken over het serieuze en trieste punt van de dwangarbeiders. Dit is goed afgehandeld door de staatssecretaris. Ik spreek ook mijn lof uit voor zijn mensen, die dit een voor een hebben opgepakt. Eén zin in de brief heeft ons buitengewoon geschokt. Nederlandse SS'ers die in krijgsdienst in Duitsland zijn geweest, krijgen een militair pensioen uit Duitsland. Gegevens over militaire pensioenen worden niet uitgewisseld. Dat betekent dat de Belastingdienst wel de gegevens ontvangt van de dwangarbeiders, die soms dubbel belast worden, maar niet de gegevens van de SS'ers of hun nabestaanden die een weduwe-uitkering krijgen. Zij kunnen dat pensioen dus waarschijnlijk tegen een heel laag belastingtarief genieten. Klopt deze observatie? Is de staatssecretaris bereid om in overleg te treden met de Duitse belastingdienst om te vragen of de gegevens over Duitse militaire pensioenen uit de Tweede Wereldoorlog kunnen worden uitgewisseld, zodat ze ten minste worden belast? Als ze niet met 50 jaar terugwerkende kracht belast worden, dan toch minstens met 6 jaar terugwerkende kracht, omdat dat ook is gebeurd met de pensioenen van dwangarbeiders.
Inzake de btw-fraude sluit ik mij aan bij het verzoek van de SP-fractie tot een aandeelhoudersregister. Ik vind het trouwens nog steeds schrikbarend dat dit plaatsvindt. Ik vraag de staatssecretaris of hij bereid is om de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, te weten een evaluatieonderzoek naar de waarde van de ontvangen gegevensuitwisseling, uit te voeren.
Ik dank de staatssecretaris dat hij bij de kleine commissariaten het Actal-advies uiteindelijk toch overneemt.
In het kader van de autobrief stel ik de vraag of de regering vasthoudt aan de doelstelling van 200.000 elektrische auto's over twee jaar. Op welke wijze wordt dat dan uitgevoerd?
Inzake de accijnzen krijgen wij graag een grenseffectrapportage van zowel de rode diesel als de wijn- en bieraccijnzen. We zien daar namelijk grote grenseffecten. In de brief wordt alleen het incrementele behandeld, maar vooral bij de rode diesel is het verschil zo groot dat een groot gedeelte van de loonwerkers problemen heeft. Hetzelfde gaat straks gebeuren met wijn en bier. Ik krijg geen brieven, zoals collega's, maar ik word gewoon aangesproken in de winkels.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik begrijp dus dat de heer Omtzigt, net als anderen, wordt aangesproken over de accijnzen. Wat is zijn conclusie daaruit? Wat moet er dan gebeuren? Wat zou hij onderzocht willen zien?
De heer Omtzigt (CDA): Wat de grenseffecten zijn van een verdere verhoging van de wijn- en bieraccijnzen. In 2002 zijn de accijnzen op sterkedrank verhoogd. Dat leidde tot lagere accijnsopbrengsten in Nederland, omdat de grenseffecten zodanig groot waren dat de totale accijnsopbrengst uiteindelijk daalde. Dat zou zich ook kunnen voordoen bij een verdere verhoging van de wijn- en bieraccijnzen. Daarom willen wij weten welke grenseffecten de regering inschat. Daarbij merk ik maar op dat het CPB de vorige keer aangaf die grenseffecten niet te kunnen berekenen. We hebben echter een casus liggen en we weten wat er kan gebeuren, dus kunnen we van tevoren met een onderzoek of een rapportage bekijken wat er gebeurt. De grenseffectrapportages zouden overigens standaard moeten zijn, maar mijn motie daartoe is twee weken geleden helaas afgewezen.
Voorzitter. De werkkostenregeling is in 2009 aangenomen maar in 2013 werkt zij niet. Zij zou voor twee derde van de werkgevers een voordeel zijn, maar slechts 10% gebruikt haar. Is de staatssecretaris bereid, te overwegen om deze regeling helemaal niet in te voeren?
In het kader van de Mongoliëbrief ontvangen wij graag alle ambtelijke nota's die zijn uitgewisseld, zodat we weten op welke wijze de onderhandelingen zijn verlopen. Kunnen die de Kamer worden toegestuurd?
Over de zzp'ers en de vermogenstoetsen sluit ik mij aan bij de heer Koolmees.
Op het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland zullen we uitgebreid terugkomen, want we willen dat expliciet behandelen. We kunnen dan ook terugkomen op gepensioneerde militairen. Dat zijn de Seedorfmilitairen – voor wie ik meer begrip heb dan voor de eerste categorie die ik hier heb genoemd – en piloten en dergelijke, want daar zit wel degelijk een groot probleem. Daar komen we op terug.
De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de stapel brieven en onderzoeken. Ik begin met de werkkostenregeling. Ik dank de staatssecretaris voor de filosofische bespiegeling die daarover is gehouden. Ik begrijp dat er voorlopig nog twee systemen naast elkaar blijven bestaan, maar dat het toch de bedoeling is dat de nieuwe werkkostenregeling ingaat. Ik maak me wel een beetje zorgen over het tijdpad, want het lijkt mij dat de Kamer daar ook nog het een en ander over te zeggen zou moeten hebben. Ik ben benieuwd wanneer we het eerste concrete voorstel van de werkkostenregeling tegemoet kunnen zien, temeer omdat nog intensief zal moeten worden overlegd met zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties. Ik heb het dan niet alleen over de FNV, maar ook over de andere vakorganisaties. IJkpunten wat ons betreft zijn ten eerste het overleg met de sociale partners – dit is echt een regeling voor het bedrijfsleven en werknemers dus zij moeten zich erin kunnen vinden – en ten tweede enige ruimhartigheid waar het gaat om specifieke vrijstellingen voor producten uit het eigen bedrijf. Daar liggen knelpunten, vooral in de detailhandel. Het zou wat waard zijn om daar wat ruimte voor te maken.
Mijn volgende punt is de Belastingdienst en de tax gap. Ik deel de blijdschap dat nu weer wordt geïnvesteerd in de Belastingdienst. 157 miljoen aan extra investeringen moet 663 miljoen aan belastingopbrengsten opleveren. Dan vraag je je wel af of het niet nog meer oplevert als je er 100 miljoen bij doet. Waar komt de afweging dus vandaan? Ik begrijp dat het gaat om een netto-uitbreiding van de Belastingdienst. Hoe staat het in dat kader met de werving van personeel? De brief over de tax gap, in reactie op een motie van de heer Omtzigt, vind ik toch wat teleurstellend. Het moet toch mogelijk zijn om de tax gap in Nederland beter in beeld te brengen. De Europese Commissie heeft er ook een slag naar geslagen en stelt vast dat de tax gap in Nederland ongeveer 27 miljard euro bedraagt. Als het wordt teruggebracht tot 5%, zou dat Nederland 13 miljard euro opleveren. Ik begrijp dat dit globale berekeningen zijn, maar het moet toch mogelijk zijn om in Nederland tot een betere schatting te komen. Dan weten we ook meteen hoe lonend het is om er meer toezicht en handhaving op te zetten. Wat dat betreft ben ik het ook niet eens met een opmerking die in de brief wordt gemaakt over de motie-Omtzigt, namelijk dat de aanpak van de tax gap niet ligt in meer verticaal toezicht maar in eenvoudiger wetgeving. Nee, als je meer belastinginspecteurs inzet, krijg je vanzelf meer inzicht in de belastinginkomsten die Nederland misloopt.
Ik heb een aantal vragen over de thematiek van de beklemde vermogens. Bij het Belastingplan hebben we daarover gesproken. Mevrouw Schouten diende toen een mij heel sympathiek amendement in. De verzekeraars zouden komen met oplossingen voor het probleem. We hebben nog niets gezien, terwijl het een beetje haast krijgt. De staatssecretaris heeft ook een brief toegezegd over de beklemde vermogens. Ik hoor graag hoe het daarmee staat. Tot mevrouw Schouten zeg ik dat ik haar amendement nog niet ben vergeten.
Inzake de erfbelasting sluit ik me aan bij de woorden van de heer Koolmees. Het is inderdaad een heel goed idee om de mogelijkheid te bieden van een onafhankelijke taxatie. Daarmee kan een heleboel ellende worden weggenomen. Wat vindt de staatssecretaris van het idee van een snelle onafhankelijke taxatie van een woning bij het vaststellen van de erfbelasting?
Mijn laatste punt betreft de vermogenstoetsen, maar dan weer via een andere aanvliegroute. Ik hoor uit de hoek van notarissen dat er een soort stormloop op gang is gekomen waarbij ouders allerlei fictieve schenkingen doen aan kinderen, zodat hun eigen grondslag voor de vermogenstoets afneemt. Dit zijn allemaal fictieve schenkingen. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan? Wil hij een brief sturen waarin hij ingaat op de vraag of dit wel een wenselijke ontwikkeling is of dat hier niets aan de hand is? Ik krijg de indruk dat er heel veel constructies worden bedacht om de vermogenstoetsen uit de weg te gaan. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Voorts lijkt het mij een goed idee om tot een verdere stroomlijning van de vermogenstoetsen te komen.
De heer Klein (50PLUS): Er zijn inderdaad een hoop ouderen die hun vermogen via de notaris overbrengen naar hun kinderen. In hoeverre is dat echter fictief? Het is toch heel legaal en heel normaal dat ouderen hun vermogen op papier al schenken aan de kinderen? Dat is een praktijk die al vele jaren bestaat. Dat zou dus ook niet moeten verminderen.
De heer Groot (PvdA): Als het gaat om ficties, liggen al heel gauw constructies op de loer. Ik zeg ook niet bij voorbaat dat er iets mis mee is. Ik stel alleen vast dat dit hand over hand toeneemt. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij tegen deze ontwikkelingen aankijkt en wat het betekent voor de belastinggrondslag. Ik heb nog niet gezegd dat dit verkeerd is, maar ik krijg er graag een brief over van de staatssecretaris. Als je aan je kinderen schenkt, is het de koninklijke weg om een echte schenking te doen waarbij de zaken duidelijk zijn. Ik houd niet zo van fictieve constructies.
De heer Klein (50PLUS): Alles is natuurlijk al notarieel vastgelegd op het moment dat je met zo'n schenking te maken hebt. Wat is dan de fictie die de heer Groot ziet? Feitelijk is alles vastgelegd, alleen vindt de overdracht van het geld op een later tijdstip plaats. Er is niets fictief.
De heer Groot (PvdA): Het kan bijvoorbeeld zijn dat de schenking in een later stadium toch weer wordt teruggenomen, zodat je tussen generaties vormen van tax planning krijgt. Ik vraag me af of dat de bedoeling is.
De heer Bashir (SP): Ik vroeg mij af of de heer Groot de uitzendingen van Buitenhof en ZEMBLA heeft gezien en wat hij daarvan vond. Waarom heeft hij geen reactie daarop gevraagd van de staatssecretaris?
De heer Groot (PvdA): Het eenvoudige antwoord is dat ik de genoemde uitzendingen niet heb gezien.
De heer Bashir (SP): Dan vraag ik of de heer Groot bereid is, die uitzendingen alsnog te bekijken en zo ja, of hij vervolgens bereid is om daarover vragen te stellen aan de staatssecretaris.
De heer Groot (PvdA): Zo'n verzoek van de heer Bashir kan ik natuurlijk niet weigeren; dat spreekt vanzelf.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik kom nog even terug op de vermogensrendementsheffing. Mevrouw Neppérus heeft een voorstel gedaan om binnen de budgettaire kaders te zoeken naar een alternatief, om het zo maar te noemen. Het was echter de partijleider van de heer Groot die de campagne inging met de slogan dat dood vermogen meer belast zou moeten worden. Hij wilde het afromen. Met andere woorden: boven de € 125.000 zouden de vermogens harder worden aangeslagen. Moet dat voorstel volgens de heer Groot worden meegenomen in een mogelijke uitwerking van de staatssecretaris van de vermogensrendementsheffing?
De heer Groot (PvdA): Nu gaan er dingen door elkaar lopen. Het klopt inderdaad dat wij bij grote vermogens een hoger belastingtarief wilden. Dat komt voort uit de ervaring dat mensen met grote vermogens meer in staat zijn om professioneel vermogensbeheer in te huren en een hoog rendement te behalen. Ik vat de vraag van mevrouw Neppérus op als een vraag naar de mogelijkheden om vermogens meer op hun werkelijke rendement te belasten. Dan krijg je dat effect vanzelf al.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik snap inderdaad wat mevrouw Neppérus zegt. Het klinkt mij heel goed in de oren om eens goed naar dat voorstel te kijken. Ik constateer dus dat de heer Groot deze kans onbenut laat om een plan, dat overigens niet mijn plan is – laat dat duidelijk zijn – uit te voeren om hogere vermogens meer te belasten. Zijn partijleider is daar toch echt de verkiezingen mee ingegaan. Als de heer Groot daar nog steeds achterstaat, zou nu de kans zijn om het aan de staatssecretaris te vragen. Ik constateer echter dat de heer Groot nu kennelijk van dat plan is afgestapt.
De heer Groot (PvdA): Heel eenvoudig: we hebben nu te maken met een regeerakkoord. Deze progressie in de vermogensrendementsheffing staat daar niet in. Daar heb ik natuurlijk mee te maken. Ik ondersteun echter van harte manieren om langs andere wegen werkelijke vermogenswinsten bij grote vermogens meer te belasten, zodat kleine spaarders worden ontzien. Wat dat betreft steun ik het pleidooi van mevrouw Neppérus zeer.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Gisteren hadden we een debat met de staatssecretaris, waarin wij hem complimenteerden dat hij zo kort en bondig kon antwoorden. Hij zegde toe dat de volgende keer weer te doen als wij maar heel weinig vragen zouden stellen. Ik vrees dan voor de tijd, want er staan vandaag zo veel brieven op de agenda dat ik mij genoopt zie om toch wat meer dan twee vragen te stellen. Ik zal proberen om het kort en bondig te houden en ik hoop dat de staatssecretaris dat ook doet.
Ik begin met de werkkostenregeling. Het lijkt mij goed dat er in ieder geval een verlenging is van het keuzeregime. Ik schrok toch wel een beetje toen ik in de evaluatie las dat op dat moment nog maar 10% van de werkgevers was overgestapt op het nieuwe regime. Ik meen dat dit inmiddels 20% is. Dat toont volgens mij ook aan dat er nog behoorlijke haken en ogen zitten aan de werkkostenregeling. Het lijkt mij goed om hierover in een vroegtijdig stadium meer duidelijkheid te geven, want we rekken het nu elke keer op. Ook ik sluit mij dus aan bij de vraag om rond de zomer toch wel met een nieuw of uitgebreider voorstel te komen.
Ik heb daarbij een concrete vraag, die gaat over het onderscheid bij mobiele communicatiemiddelen. Het is vrij specifiek, maar het lijkt me goed als het nu al wordt meegenomen. Tablets worden nu niet gezien als computers, waarop een 90% zakelijkheidscriterium rust. Het lijkt mij onhaalbaar om in deze tijd dit soort zaken niet onder computers te scharen. Ik vraag de staatssecretaris om hier snel duidelijkheid over te geven, ook ten opzichte van werkgevers die het mobiel werken willen vergemakkelijken.
Mijn volgende punt betreft de giften. Ik heb gelezen dat er tot dit moment maar twee steunstichtingen oftewel sbbi's zijn opgericht. Dat is niet het doorslaande succes waarop wij hadden gehoopt. Ik hoor met name dat er veel beperkingen worden ervaren in de uitvoering. Juist omdat er op dit moment provinciaal en gemeentelijk vrij veel subsidies wegvallen voor sportclubs, toneelverenigingen, muziekkorpsen en dat soort zaken, lijkt het me goed om te bekijken wat er mogelijk is via sbbi's. Mogelijkerwijs kan daarmee in het ontstane gat worden gesprongen. Ik vraag de staatssecretaris of hij met de SBF in overleg wil om te vragen waar eventuele beperkingen worden ervaren en te bekijken hoe die mogelijkerwijs kunnen worden weggenomen.
Ik krijg redelijk veel vragen van anbi's die tot nu toe anbi waren, altijd netjes hun stukken publiceerden en aan alle regeltjes voldeden, maar waarbij nu het begrip «algemeen nut» ter discussie wordt gesteld. Ik hoor graag van de staatssecretaris welke discussie de Belastingdienst daar nu voert en welk criterium men daarbij gaat hanteren. Op sommige anbi's komt het wat raar over dat dit in hun geval nu weer ter discussie wordt gesteld. Ik hoop dus dat ik dat schema snel kan ontvangen.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van de heer Omtzigt over de rode diesel. Ik krijg graag meer inzicht in de totale grenseffecten. De staatssecretaris zegt: we kunnen er niets aan doen; klaar. In het Lenteakkoord was nog een compensatie voor de agrosector opgenomen, ook met deze mogelijke effecten in het achterhoofd. Die compensatie is in het regeerakkoord weggevallen. Welke andere mogelijkheden zijn er om aan deze problematiek tegemoet te komen? Ik wil dus dat de staatssecretaris daar toch nog eens nader naar kijkt en eventueel met zijn Belgische collega in overleg treedt over de plannen daar, om te zien of er nog wat mogelijk is.
Ik heb nog een paar kleine puntjes, zoals het overzetten van het sociaal, ethisch en cultureel beleggen naar groen beleggen. Wij hebben daar vragen over gesteld. Kan dat niet in een keer heel makkelijk gebeuren? Deze regelingen lopen nu af en ik constateer dat banken wel kosten rekenen voor overstappen. Sterker nog, uitstappen is niet altijd mogelijk, terwijl het fiscaal voordeel nu juist weggevallen is en wij echt als voorwaarde hadden gesteld dat de overgang naar groen beleggen indien gewenst makkelijk moet plaatsvinden. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? Kan hij zorgen voor een wat warmere overdracht, eventueel zonder kosten? Daarmee geeft hij invulling aan de toezegging die destijds is gedaan.
Mijn volgende vraag betreft het lage btw-tarief op renovatie en onderhoud. De staatssecretaris heeft verduidelijkt wat daar wel en niet onder valt. Dat lijkt mij goed, want wij krijgen daar veel vragen over. Mijn specifieke punt gaat over woningen die op een binnenvaartschip worden gebouwd. Alle woonboten komen straks wel in aanmerking voor het lage btw-tarief, maar woningen op een binnenvaartschip niet. Ik zie het onderscheid niet. Welk onderscheid heeft de staatssecretaris kennelijk wel gezien? Wil hij deze categorie meenemen in de mogelijkheden voor een laag btw-tarief?
Mijn laatste punt is de fiscale klem. Ook ik wacht met smart op alle briljante tegenvoorstellen van de verzekeraars om deze problematiek te tackelen. Toegezegd is dat zou worden gekeken naar wat wel kan. Ik constateer dat het oorverdovend stil blijft op dat vlak. Als dat zo blijft, komt er een moment dat er weer een amendement verschijnt over de fiscale klem. Als ik de collega's zo beluister, is de kans nu groter dat een dergelijk amendement wordt aangenomen. Via de staatssecretaris zeg ik tegen de verzekeraars: u hebt nu een beetje zelf in de hand hoe deze ontwikkeling verdergaat.
De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Ik begin met de bepaling van de VAR voor de zzp'er en de nieuwe vereenvoudiging die wordt voorgesteld. De doelstelling van de VAR is in eerste instantie om de opdrachtgever te vrijwaren van het betalen van sociale lasten. Daar zit het belang. Vervolgens rijst het probleem van de vermeende zzp'ers, waarmee ik zelfstandigen bedoel die dingen doen die een zelfstandige doet, maar dat bijvoorbeeld doen naast een reguliere baan. Zij zijn wellicht ingeschreven als ondernemer bij de Kamer van Koophandel. Het kan ook zijn dat zij dingen doen in opdracht van anderen, bijvoorbeeld freelancers of schrijvers die dan ineens zouden worden aangemerkt als werknemer bij de opdracht. Dat zou een probleem zijn. Vallen ze dan ook onder het nieuwe criterium «ondernemerschap» zodat ze kunnen worden aangemerkt als zzp'er? Dat is zeker bij veel 50-plussers het geval. We zouden de regeling heel duidelijk moeten maken.
Mijn tweede onderwerp betreft de werkkostenregeling. In de brief wordt al uitgegaan van een verbreding naar het noodzakelijkheidcriterium. Dat lijkt mij verstandig, evenals het plan om het uit te stellen tot 1 januari 2015. De achtergrond, dus de reden waarom zo weinig bedrijven zijn overgegaan naar het andere systeem, blijft echter wat vaag. Het is wat beperkt als de staatssecretaris schrijft dat ze wel wat anders aan hun hoofd hebben in deze crisistijd. Wellicht zitten er heel andere redenen achter die ertoe leiden dat de werkgevers huiverig zijn om dit om te zetten. In mijn verleden als ondernemer had ik ook weleens huiver. Ik kreeg ook weleens signalen: dit betekent andersom ook dat 1,5% een recht zou zijn voor een werknemer om de voorzieningen te krijgen. Het mooie aan een noodzakelijkheidscriterium is juist dat het gaat om wat echt nodig is voor een werknemer. De tablets van mevrouw Schouten kunnen daar ook onder vallen.
Ten slotte kom ik te spreken over de verlaging van de btw op de arbeidskosten in de bouwsector. De achtergrond van deze regeling is het geven van een stimulans aan de bouwsector om de Nederlandse economie weer omhoog te helpen. 50PLUS steunt dat van harte. Het is dan ook logisch dat in de uitwerking van deze regeling primair is gekozen voor de woningen. Het commercieel vastgoed en de utiliteitsbouw zijn ervan uitgesloten. Er is nog een categorie die te maken heeft met veel bouwactiviteiten en waar de btw ook niet kan worden verrekend, namelijk sportverenigingen en culturele instellingen die geen commerciële activiteiten verrichten. We zouden kunnen zeggen dat deze instellingen steeds meer zijn geprivatiseerd door gemeenten en dus zelf veel meer de lasten voor bijvoorbeeld een sportgebouw, de daarmee samenhangende kleedruimten of een kantine moeten dragen. Is het niet verstandig om dit ook onder de vrijstellingsnorm te laten vallen, zodat de arbeidskosten voor verbouwingen aan dit soort niet-commerciële panden hieronder kunnen vallen?
De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.30 uur geschorst.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. In dit algemeen overleg is een heel aantal onderwerpen aan de orde gekomen. In mijn beantwoording loop ik de sprekers langs. Indien verschillende sprekers op hetzelfde onderwerp zijn ingegaan, pak ik de vragen van andere sprekers tegelijkertijd mee. Het kan zijn dat ik door die benadering hier en daar net een vraagje mis, maar ik ken de Kamer als buitengewoon alert en mondig. Zij zal mij daarop alerteren, zo nodig in tweede termijn. De Kamer krijgt de antwoorden die gevraagd worden.
De heer Van Vliet en een heel aantal anderen hebben het thema zzp'er benoemd, alsmede de VAR. Ruim een halfjaar geleden heb ik, mede namens enkele collega's uit het kabinet, daarover een brief geschreven. Daarin schreef ik dat we wat willen doen aan het fenomeen van de schijnzelfstandigen. Er is sprake van social dumping, waarvoor zzp'ers en de VAR worden misbruikt. In de brief heb ik aangegeven dat het niet mogelijk is om een goede wettelijke definitie van het begrip zzp'er te maken, omdat de begrippen in het arbeidsrecht en het fiscaal recht niet een-op-een aansluiten. In het arbeidsrecht hebben we te maken met definities van honderd jaar oud. In het fiscaal recht hebben we te maken met het begrip ondernemer. Dat moet worden geduid aan de hand van feiten en omstandigheden. Dat kan niet met drie vragen worden vastgesteld, omdat er heel veel verschillende situaties zijn. Daarom hebben wij er vorig jaar voor gekozen om met een webmodule te komen, waarbij een beslisboom wordt uitgewerkt. Uiteraard zullen daarbij zzp-organisaties worden betrokken. Ik had gehoopt de webmodule per 1 januari a.s. live te kunnen laten gaan, maar dat gaat helaas niet lukken. Ik moet de Kamer dus melden dat het een jaar langer gaat duren. In de tussentijd ben ik wel bezig met de collega van Sociale Zaken, minister Asscher, en met de collega van Economische Zaken, minister Kamp, of we vooruitlopend daarop kunnen bekijken op welke wijze we een stukje medeverantwoordelijkheid voor de opdrachtgever kunnen inbouwen, zodat we enerzijds schijnconstructies kunnen voorkomen en anderzijds de echte ondernemer die als zzp'er werkt geen strobreed in de weg leggen. Dat is de doelstelling. Binnenkort stuur ik de Kamer een brief over dit thema. Daarin ga ik nader in op de webmodule en schrijf ik welke actie wij verder inzetten. Ik zal ook ingaan op het alternatief dat recentelijk door de zzp-organisaties naar voren is gebracht. Dat alternatief klinkt heel sympathiek, maar je kunt daarmee de schijnconstructies niet bestrijden. Dat vind ik een gemiste kans. Ik zal in de brief ook ingaan op de vraag van de heer Van Vliet om met enkele woorden te duiden wanneer er sprake is van fiscaal ondernemerschap. Maar nogmaals, ik wil de verwachtingen managen. Het zal geen definitie zijn waaruit iedere zzp'er weet of hij fiscaal ondernemer is of niet. Uiteindelijk hangt het namelijk af van de feiten en omstandigheden, vandaar de webmodule.
Dit is ook een antwoord op de vraag van de heer Klein. Hij vraagt hoe het zit met mensen die naast hun dienstverband allerlei andere activiteiten ondernemen. Hij heeft wat voorbeelden genoemd, bijvoorbeeld mensen die als freelancejournalist werken. In het ene geval gelden de opbrengsten hieruit fiscaal als resultaat uit overige werkzaamheden, in het andere geval kan het zijn dat men ondernemer is. Wil men bijvoorbeeld in aanmerking komen voor de zelfstandigenaftrek, dan geldt weer het urencriterium. Het is dus allemaal niet eenvoudig.
De heer Klein (50PLUS): De staatssecretaris ziet dat heel scherp. De opdrachtnemer heeft ook andere mogelijkheden, maar de opdrachtgever wil zekerheid hebben dat hij niet naderhand nog wordt aangeslagen. In het geval van de zogenoemde bijklussende 50-plusser zal dan ook met name de opdrachtgever gevrijwaard moeten kunnen worden.
Staatssecretaris Weekers: Wij hebben de Verklaring arbeidsrelatie, juist om de opdrachtgever duidelijkheid te verschaffen. Er zijn verschillende soorten VAR. Wij hebben de VAR-dga, de VAR voor het echte ondernemerschap en de VAR-row, voor het resultaat uit overige werkzaamheden. Wanneer men de aanvraag voor een VAR goed invult, komt er zo'n verklaring uit. Daarmee heeft de opdrachtgever de zekerheid dat hij niet nog eens wordt aangeslagen voor bijvoorbeeld werknemersheffingen. Omdat wij zien dat er sprake is van social dumping en het ontgaan van premieplicht, zullen wij een zekere medeverantwoordelijkheid over de feiten en omstandigheden moeten inbouwen voor de opdrachtgever. Daaraan werk ik samen met de collega's van SZW en EZ. De Kamer zal hierover uitvoerig worden geïnformeerd. Als wij medeverantwoordelijkheid inbouwen, zal dat waarschijnlijk gaan via wetgeving van de collega van Sociale Zaken. De Kamer kan zich daarover uiteraard uitvoerig buigen.
Er zijn heel wat opmerkingen gemaakt over de werkkostenregeling. Ik heb de Kamer afgelopen donderdagavond een consultatiestuk gestuurd waarin ik heb aangegeven dat ik het loonbegrip het liefst zou aanpassen in de zin dat hierin het noodzakelijkheidscriterium wordt ingebouwd. Ik ben namelijk van mening dat alles wat noodzakelijk is om de dienstbetrekking uit te voeren, niet tot het loon behoort. Mevrouw Schouten noemde het voorbeeld van de tablet. Die wordt op dit moment gezien als een computer en niet als een telefoon. Computerachtigen moeten voor 90% zakelijk worden gebruikt; anders worden ze als loon gezien. Als de werkgever een computer ter beschikking stelt die niet op de werkplek, maar bijvoorbeeld thuis gebruikt kan worden, wordt aangenomen dat dit apparaat voor minder dan 90% voor het werk wordt gebruikt. Datzelfde geldt ook voor een tablet. Op zo'n apparaat worden ook alle kranten en de privémail gelezen. Het voldoet dus niet aan het 90%-zakelijkheidscriterium. Ik zie het probleem, want het is niet van deze tijd dat ik als staatssecretaris voorschrijf hoe groot het schermpje moet zijn om iets aan te merken als telefoon dan wel als computer. Ik wil daar liever niet in treden. Een werkgever kan een tablet noodzakelijk vinden voor zijn werknemers in het kader van de uitoefening van hun functie. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat dit geldt voor Kamerleden, gemeenteraadsleden, journalisten of vertegenwoordigers die de hele tijd in contact moeten staan met de zaak en bezig zijn met notities en facturen.
Als wij zo'n noodzakelijkheidscriterium hebben ingebouwd, doet dit soort problemen zich niet meer voor. Dit betekent echter ook dat zo'n tablet niet wordt verschaft aan de schoonmaakster of de tuinman, want zo iemand heeft weer andere gereedschappen nodig om zijn werk naar behoren uit te oefenen. Met het noodzakelijkheidscriterium wil ik een einde maken aan de lijstjes waarop de wetgever aangeeft wat wel en niet mag. Natuurlijk kunnen er dan toch nog discussies ontstaan, want je hebt heel creatieve werkgevers die misschien alles noodzakelijk vinden. Daartegen zal de inspecteur moeten optreden. Dit zal wel tot enige jurisprudentie leiden. Dit is dus geen panacee voor alles, maar ik denk dat de fiscaliteit hiermee de normale bedrijfsmatige afwegingen niet meer in de weg loopt en dat wij hiermee niet meer steeds achter de feiten aanlopen.
Ik hecht wel zeer aan draagvlak voor het veranderen van criteria, zeg ik mede tegen de heer Groot. Het consultatiedocument staat nu op internet voor een internetconsultatie. De komende zes weken kan iedereen daarop reageren. Ook loonbelastingdeskundigen en sociale partners worden uitdrukkelijk uitgenodigd om hierop te reageren. Als zij behoefte hebben aan een gesprek met mij hierover, ga ik dat graag aan. Als je een systeem gaat wijzigen, moet dat ertoe leiden dat het grosso modo, door de meeste werkgevers en werknemers, als een verbetering wordt ervaren. Anders kunnen we die exercitie beter niet doorvoeren.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voor de duidelijkheid, ik heb mijn tablet zelf aangeschaft. Mijn werkgever heeft die dus niet betaald. Het is een goede stap vooruit dat het noodzakelijkheidscriterium hierin gaat voorzien, maar dit is er nog niet. Zou het mogelijk zijn om de tablet nu al onder het regime voor mobiele telefoons te laten vallen, onder het 10%-zakelijkheidscriterium, zodat de werkgevers voor nu helderheid hebben? Is de staatssecretaris bereid om die toezegging te doen?
Staatssecretaris Weekers: Hoe sympathiek dit verzoek ook klinkt, ik kan dit simpelweg niet doen vanwege de budgettaire aspecten die hieraan vastzitten. Voor de telefoon geldt inderdaad het 10%-criterium. Als een telefoon voor meer dan 10% voor de zaak wordt gebruikt, mag die belastingvrij worden verstrekt. Hiervoor geldt dus een totaal ander criterium dan voor computerachtigen. Als ik de tablets gelijkstel met de telefoons, zou ik een budgettair verlies van meer dan 100 miljoen hebben. Dat kan ik dus niet zomaar doen, hoe sympathiek het verzoek ook is. De bedrijven die zijn overgegaan op de werkkostenregeling, kunnen de tablets onder de werkkostenregeling brengen als zij daartoe de ruimte hebben. Sommige bedrijven doen dat ook. Het noodzakelijkheidscriterium lost dit probleem op, maar ik heb niet zomaar meer dan 100 miljoen liggen om de tablets even snel onder dezelfde regeling als die voor de telefoons te schuiven.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Op het moment dat het onder het noodzakelijkheidscriterium komt te vallen, zou dat budgettaire effect er ook zijn. Kennelijk ziet de staatssecretaris hier wel ruimte, want hij zegt net toe dat hij het probleem juist op die manier wil tackelen. Wat is het verschil tussen nu en wellicht volgend jaar?
Staatssecretaris Weekers: Onder het noodzakelijkheidscriterium kun je de plussen en minnen salderen. Alleen wat echt noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie, valt dan onder dit criterium en buiten de loonbelasting. Ik heb zojuist met een paar voorbeelden aangegeven dat een tablet voor de een wel noodzakelijk kan zijn en voor de ander niet. Het kost dus veel minder als wij dit via een noodzakelijkheidscriterium regelen dan wanneer wij dit toestaan voor iedereen. Er zijn andere onderdelen die nu zijn vrijgesteld, maar die helemaal niet noodzakelijk zijn voor de uitoefening van een functie. Die zouden in de toekomst wel als onderdeel van het belastbare loon worden gezien. Tegelijkertijd bestaat er ook dan vrije ruimte onder de werkkostenregeling. Als werkgevers en werknemers daarvoor kiezen, kan de aanschaf van een tablet ook daaronder worden begrepen. In elk geval heb je met een andere benadering van het loonbegrip je plussen en minnen. Ik zal ervoor moeten zorgen dat dit geheel budgettair neutraal wordt doorgevoerd.
De voorzitter: Ik zie dat de heer Omtzigt wil interrumperen. Vanwege het grote aantal deelnemers aan dit AO zullen de leden zich moeten beperken tot maximaal twee interrupties per persoon, in tweeën.
De heer Omtzigt (CDA): Dan stel ik mijn vraag graag bij een ander onderwerp.
De voorzitter: De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik stel voor dat wij het gesprek over het noodzakelijkheidscriterium en de toekomst van de werkkostenregeling voortzetten als de consultatie is afgerond. Als het even kan, hoop ik vlak voor de zomer hierover het gesprek met de Kamer aan te kunnen gaan. Dan hebben wij namelijk het draagvlak gepeild, weten wij hoe de plussen en minnen ervaren worden en kunnen wij beslissen of wij op dit spoor doorgaan. Ik vind het belangrijk om duidelijkheid te verschaffen voor volgend jaar. Ik wil ondernemers niet de pin op de neus zetten en zeggen dat zij mogelijkerwijs voor het einde van dit jaar over moeten stappen van het keuzeregime op de werkkostenregeling, terwijl wij nog bezig zijn met het uitwerken van enkele alternatieven en mogelijk ook verbeterpunten binnen de huidige systematiek. Daarom heb ik aangegeven dat het keuzeregime in elk geval nog één jaar langer wordt doorgezet. Daarmee krijgen ondernemers meer lucht in het nemen van de beslissing of zij overgaan of niet.
De heer Omtzigt heeft gevraagd of wij de werkkostenregeling niet gewoon kunnen afschaffen en teruggaan naar het oude regime. Dat ga ik niet doen. Vorig jaar bij de evaluatie was ongeveer 10% over en nu gaat dat richting de 20%, en degenen die over zijn gegaan, zijn erg enthousiast. De filosofie achter de werkkostenregeling is heel zinvol: het is aan werkgevers en werknemers samen om te bepalen hoe zij de vrije ruimte gebruiken. Het is niet de wetgever of de staatssecretaris van Financiën die bepaalt dat je wel een fiets, maar geen tablet mag geven. Ik wil dus niet teruggaan, want dan zou ik de auto in de achteruit zetten voor de bedrijven die zijn overgegaan en die nu enthousiast zijn.
De heer Van Vliet heeft gevraagd of de twee keuzes niet permanent naast elkaar kunnen blijven staan. Dat leidt tot dubbele uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. Ik denk dat ook het bedrijfsleven hier uiteindelijk niet mee gediend is. Ik wil nu eerst verdergaan met de internetconsultatie, tegen de zomer de mind opmaken en dan met elkaar de marsroute afhechten. Als de leden overigens behoefte hebben aan een technische briefing over dat noodzakelijkheidscriterium, als zij willen weten wat er verandert, welke gedachte hierachter zit en hoe het zit met de werkkostenregeling, dan bied ik zo'n briefing graag aan. Als de commissie daartoe besluit, hoor ik dat wel van de voorzitter.
De heer Bashir (SP): Heeft de staatssecretaris ook nagedacht over alternatieven voor het noodzakelijkheidscriterium? Hij noemde twee bloedgroepen, de schoonmakers en de tuinmannen, die niet over een tablet kunnen beschikken op kosten van de werkgever, maar ik kan mij voorstellen dat ook zij een tablet nodig hebben, bijvoorbeeld om te kijken of zij de planten extra voeding moeten geven en of de toiletten nog schoongemaakt moeten worden. Er zullen altijd grensgevallen zijn. Alternatieven kunnen ervoor zorgen dat de uitvoerbaarheid minder problematisch wordt.
Staatssecretaris Weekers: Het aardige is dat dit binnen het noodzakelijkheidscriterium past als de werkgever daarvoor een uitermate goede redenering heeft. Het is uiteindelijk aan de inspecteur om te bepalen of het niet al te dol is. Als hij vindt dat het flauwekul is omdat hiermee de wetgeving omzeild wordt en verkapt loon in natura gegeven wordt, dan hebben wij een stevige discussie die uiteindelijk door de rechter zal moeten worden beslist. Het leidende principe zou moeten zijn dat de werkgever bij uitstek degene is die bepaalt hoe hij zijn middelen inzet om zijn onderneming winstgevend te krijgen. Inspecteurs en de Belastingdienst zullen een andere attitude moeten aannemen. Nu gaat men allerlei lijsten af, maar men zal hiermee op een andere manier moeten omgaan. Daar zal ik ook een programma op moeten zetten.
De heer Bashir (SP): Ik begrijp dat de staatssecretaris niet heeft nagedacht over alternatieven. Ik vraag hem wel om niet te veel aan de rechters en de inspecteurs over te laten, maar zelf met een aantal criteria te komen. Het zou oneerlijk zijn als soortgelijke gevallen ongelijk behandeld werden.
Staatssecretaris Weekers: Voor de alternatieven verwijs ik naar het consultatiedocument dat ik de Kamer vorige week heb gestuurd. Ik heb daarin het noodzakelijkheidscriterium behoorlijk uitgewerkt in een heel aantal pagina's. Daarin staat ook dat binnen de huidige systematiek nog verschillende verbeteringen door te voeren zijn waarmee administratieve lasten kunnen worden weggenomen voor ondernemers. Daarnaast zal ik hierover spreken in de Week van de Ondernemer. Er zullen ook workshops plaatsvinden. Inmiddels zijn tal van alternatieven de revue gepasseerd. Ik blijf ook altijd openstaan voor alternatieven. Ik wil geen permanent keuzeregime. Ik wil de werkkostenregeling ook niet afschaffen. Dat zijn mijn piketpalen. Daarbinnen wil ik ervoor zorgen dat ondernemers goed kunnen werken met de beschikbare faciliteiten en wil ik niet te paternalistisch zijn.
Er zijn ook vragen gesteld over de tax gap. De heer Omtzigt heeft daarover vorig jaar een motie ingediend. Toen wij een jaar geleden spraken over belastinginkomsten die wij wellicht laten liggen, heb ik gezegd dat ik het van belang vind om een businesscase te laten maken door de Belastingdienst waarin wordt onderzocht of je met gerichte investeringen uiteindelijk meer belastingopbrengsten kunt binnenhalen. Als dat lukt, is het goed nieuws voor de schatkist en voor alle belastingbetalers. Zo hoeven wij de belastingen niet te verhogen of nieuwe belastingen te verzinnen, maar wordt de schatkist beter gevuld door betere handhaving en efficiëntere invordering. Dat zorgt voor een extra impuls voor de Belastingdienst. Die zit zo niet meer op slot, goede mensen kunnen doorstromen en er kunnen goede mensen instromen. Dat is van groot belang. Wij zitten goed op schema. Er worden mensen geworven. Er worden pilots ingezet om de invordering te verbeteren. Ik kom daar zo dadelijk op terug omdat de heer Omtzigt daarover vragen heeft gesteld.
De vragen van de Kamer gingen nog wat verder. De leden willen weten hoe het precies zit met de tax gap. Deze term duidt op iets wat wij niet weten. Het nalevingstekort, dat wij wel in beeld hebben, is de afgelopen jaren aanzienlijk verkleind en zal wat mij betreft nog verder verkleind worden met de acties die ik de komende jaren ga inzetten. Wij spreken over het nalevingstekort als wij doelen op de gevallen waarin wij inzicht hebben in zaken die niet goed worden aangegeven of iets dergelijks en die bij controles aan het licht komen. Over de tax gap weet je echter niks. Daarvoor is een heel andere benadering nodig. De Belastingdienst kan niet uitzoeken hoe groot de tax gap is. Ik deel het gevoelen van de Kamer: als de Europese Commissie hiernaar een gooi kan doen, waarom kunnen wij dat dan niet zelf? Daarom heb ik het CBS in januari gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een schatting te maken van de tax gap. Het CBS beschikt over een breed scala aan informatie over nationale productie, inkomensvorming en bestedingen. Dat onderzoek loopt op dit moment en wordt uitgevoerd in goed overleg met de onderzoekers die bij de Belastingdienst zelf in dienst zijn.
Ik zeg erbij dat een methodologisch verantwoorde totaalraming erg lastig is. Daarom heb ik gevraagd om te kijken naar de manier waarop de OESO en de Europese Commissie dit doen. Die ervaringen worden bij het onderzoek betrokken. Het gaat mij niet om het precieze getal, want dat kun je toch nooit berekenen, maar om de vraag of wij op basis van dit onderzoek bepaalde trends kunnen ontwaren waarop ik nadere actie kan inzetten.
Dat is meteen een antwoord op de vraag van de heer Groot. Wij investeren nu 165 miljoen euro, of iets in die orde van grootte, in de Belastingdienst om daardoor 630 of 650 miljoen extra binnen te halen. De heer Groot vroeg of je niet veel meer kunt binnenhalen als je bovenop dit bedrag 100 miljoen extra investeert. Uit de businesscase die wij afgelopen zomer hebben laten schetsen, blijkt dat dit het optimale plaatje is. Als blijkt dat ik met extra gerichte investeringen behoorlijk wat extra belastinginkomsten kan binnenhalen die nu blijven liggen vanwege fraude of zwarte economie, ben ik daar natuurlijk voor in. Het regeerakkoord biedt in elk geval een haakje. Als er een extra businesscase te maken valt en als wij met de Belastingdienst kunnen leveren wat wij in het kader van het regeerakkoord hebben beloofd, zijn daarvoor in de toekomst ook mogelijkheden. Op dit moment heb ik die echter nog niet. Ik zal eerst ervaring moeten opdoen met de acties die nu zijn ingezet. Ik hoop dat het onderzoek naar de tax gap mij straks weer wat extra informatie en handvaten geeft om het programma dat wij nu hebben ontwikkeld, verder uit te breiden.
De heer Van Vliet heeft gesproken over de btw en de raad van commissarissen. Ik heb hiervoor gisteravond een beleidsbesluit getekend. Daarin doe ik in elk geval de kleine commissarissen een handreiking.
De heer Omtzigt (CDA): De kleine commissarissen of de commissarissen die niet veel verdienen?
De voorzitter: Via de voorzitter, mijnheer Omtzigt.
Staatssecretaris Weekers: Ik bedoel inderdaad de commissarissen die niet veel verdienen. Ik zeg «kleine commissarissen» omdat ik aansluiting heb gezocht bij de kleineondernemersregeling op het gebied van btw. Ik zal ergens een objectief criterium moeten hanteren dat ook door de Commissie is aanvaard, want de grondslag van de btw en de regelgeving daaromtrent zijn Europees bepaald. Het staat mij niet vrij om met de btw te doen en laten wat ik wil. Als gevolg van ingrijpen van de Europese Commissie was het niet meer mogelijk om vast te houden aan de oude regeling, waarin bepaald werd dat tot vijf commissariaten kon worden vrijgesteld van btw. Hierover is behoorlijk wat correspondentie geweest tussen de Commissie en het ministerie van Financiën, maar dit wordt EU-breed gehandhaafd. Ik heb mede naar aanleiding van het Actal-advies bezien hoe ik de commissarissen die onder een bepaalde grens blijven, in elk geval niet hoef op te zadelen met administratieve verplichtingen. Daarvoor moet een verzoek worden ingediend bij de inspecteur. Tot de zomer kunnen commissarissen dat met terugwerkende kracht doen. In de toekomst zal men zich, voor men begint aan een commissariaat of een toezichthouderschap dat onder de vastgestelde norm ligt, van tevoren even bij de inspecteur moeten melden. Men krijgt dan een ontheffing van het doen van btw-aangifte. Dit geldt alleen voor toezichthouderschappen en commissariaten die qua beloning onder de grens van € 7.000 zitten.
De heer Van Vliet heeft ook een vraag gesteld over de auto met chauffeur. Zijn verzoek van vorig jaar was niet aan dovemansoren gericht. Ik heb de Kamer daarover al geïnformeerd. Alleen als het noodzakelijk is voor de vervulling van de dienstbetrekking, is men op de auto met chauffeur aangewezen. Dat geldt slechts voor een enkele functionaris bij de Belastingdienst die in het hele land actief is en met veel vertrouwelijke stukken op pad is. Die kun je niet effectief op een andere manier laten werken. Het aantal is teruggegaan van negen naar drie. Ik ga niet in op individuele gevallen.
De positieve woorden van mevrouw Neppérus over de inzet op spoor 3, de extra activiteiten in het kader van de handhaving en de invordering, stel ik zeer op prijs. Mevrouw Neppérus heeft vooral aandacht gevraagd voor de invordering. Ik neem in mijn antwoord gelijk de vraag van de heer Omtzigt over de pilots mee. Zoals ik vorig jaar al gezegd heb, bestaat er geen invorderingsgrens. Wij besluiten niet om onder een bepaald bedrag maar niet te gaan invorderen. Wij zullen ook kleine krabbelaars moeten aanpakken. Alleen mensen die uiteindelijk niet kunnen betalen, zul je een behandeling op maat moeten geven; verschillende sprekers hebben daarop gewezen naar aanleiding van rapportages van de Ombudsman. Wij hebben een evenwichtig pakket om ook de invordering te verstevigen. Ik denk dat het in elk geval de moeite waard is om pilots uit te voeren met kleinere invorderingen door particuliere deurwaarders of incassobedrijven. Ik snap heel goed de reserves die sommige Kamerleden daarbij hebben. Ik ben ook van mening dat belastingheffing en invordering bij uitstek overheidstaken zijn, maar zoals de Belastingdienst nu is ingericht, met de capaciteit die wij hebben, lukt het niet om alles op de meest efficiënte en effectieve wijze in te vorderen. Men moet ook 's avonds en in het weekend op pad kunnen gaan. Men moet gebruik kunnen maken van ontwikkelingen in de private sector. Men kan bijvoorbeeld veel vaker mensen nabellen en daarin ook andere vorderingen meenemen. Ik vind het dus echt de moeite waard dat deze pilots worden uitgevoerd. Ter geruststelling: als wij ervaringen hebben opgedaan met de pilots, zullen wij die met de Kamer delen voordat wij verdere stappen zetten om bijvoorbeeld bepaalde onderdelen echt privaat uit te rollen. Ik besef namelijk dat dit uitermate gevoelig ligt. Ik wil zelf alle haken en ogen ook goed in beeld hebben, maar dat kan pas als je die ervaringen goed op papier hebt in een evaluatie.
De heer Omtzigt (CDA): Ik heb twee vragen. Ten eerste. De staatssecretaris zegt dat er geen invorderingsgrens is, maar is dat ook zo? Wordt op dit moment elke belastingschuld van enige omvang, van bedrijven dan wel particulieren, uiteindelijk ook ingevorderd? Of is er een impliciete invorderingsgrens?
Ten tweede. De staatssecretaris is in staat om binnen zijn eigen dienst 250 mensen extra in te zetten als deurwaarder. Zij kunnen toch ook 's avonds en in het weekend nabellen? Daarvoor hebben wij de BelastingTelefoon. Dit kan toch ook binnen de publieke sector plaatsvinden?
Staatssecretaris Weekers: Een aantal zaken kunnen binnen de publieke sector gedaan worden en dat gebeurt ook. Een tijdje geleden ben ik naar Amsterdam gegaan. Daar zijn enkele invorderaars van de Belastingdienst mensen echt gaan nabellen. Er worden dus ook pilots binnen de dienst uitgevoerd, maar ik vind het interessant om de zaak te verbreden en te zien hoe de private sector bepaalde dingen oppakt. Binnen de beschermde omgeving van een pilot lijkt mij dat uitermate zinvol.
In het verleden waren er bij de Belastingdienst inderdaad doelmatigheidsgrenzen. Vorig jaar heb ik in antwoord op de heer Van Vliet aangegeven dat ik die zou afschaffen. Dat is ook gebeurd. Wij hebben geen doelmatigheidsgrenzen meer. De Belastingdienst besluit dus niet meer om geen actie te ondernemen als een bedrag onder een bepaalde grens ligt. Wij kijken nu veel meer of wij iets ook echt kunnen krijgen als wij er veel invoeringscapaciteit voor inzetten. De doelmatigheidsgrenzen zijn afgeschaft, er zijn veel meer criteria en er wordt veel meer naar de persoon achter het dossier gekeken. In de toekomst gaan wij ook veel meer gebruikmaken van een fenomeen als overheidsvordering, dat wij heel goed en efficiënt hebben weten in te zetten op het gebied van motorrijtuigenbelasting. Dit is specifiek voor kleinere bedragen bedoeld en wordt verder uitgerold. Ik heb eerder al aangegeven op welke onderdelen wij met pilots starten. Ik stel voor dat wij die uitvoeren, dat ik de Kamer goed informeer over de resultaten daarvan en dat wij daarna bekijken of wij op de goede weg zitten en welke onderdelen wij willen behouden. Dan kunnen wij een goed besluit nemen over de structurele inbedding van de invordering.
Mevrouw Neppérus (VVD): Het is natuurlijk een dilemma. Wij willen allemaal een betere invordering, ook van kleine zaken. Ik kan mij voorstellen dat je onderzoekt of dit ook op een andere manier kan, bijvoorbeeld via private partijen. Toch kan ik mij indenken dat wij in het debat, als wij dat over enkele maanden voeren, uiteindelijk besluiten dat heffen en innen een publieke taak is. Als wij toch gaan evalueren hoe dit loopt, wil ik daarvoor wel alle ruimte houden. Ik kan mij voorstellen dat wij de invordering tijdelijk aan private partijen overlaten, maar ik ben nog niet zover om dit definitief te doen.
Staatssecretaris Weekers: Zover ben ik ook nog niet. Daarom heb ik voor deze route gekozen. Ik vind het belangrijk dat ik van de Kamer de ruimte krijg om die pilots uit te voeren, maar ik ben nog niet zover dat ik vind dat bepaalde zaken gewoon privaat uitbesteed kunnen worden. Ik ben ook van mening dat belasting heffen en innen bij uitstek een publieke taak is.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat dit toch de essentie is. Lastenheffing is publiek. Je kunt tijdelijk een uitzondering maken en ik wil best de pilots afwachten, maar dit is iets om goed over na te denken. Is de staatssecretaris bereid om dat te doen? Dit ging mij namelijk iets te snel.
Staatssecretaris Weekers: Zeker. Er zit op dit punt echt geen licht tussen mevrouw Neppérus en mij.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik had precies dezelfde vraag, maar ben op dit punt gerustgesteld.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Mevrouw Neppérus heeft ook gevraagd hoe de vooraf ingevulde aangifte (VIA) verloopt. Ik heb goed nieuws. Vanochtend trof ik in de wandelgangen uw collega Van Raak, die mij vertelde dat hij zijn belastingformulier had ingediend. Ik vroeg hem of hij de VIA ook had gedownload en hij meldde mij dat het klopte. Los van anekdotisch bewijs dat het goed loopt, er is dit jaar een aantal nieuwe gegevensstromen toegevoegd, met als belangrijkste de spaartegoeden en de effectenportefeuilles. Daardoor is de aangifte voor ongeveer de helft van de belastingplichtigen die aangifte moeten doen, volledig vooraf ingevuld. De voorinvulling wordt door de belastingplichtigen goed gewaardeerd. Deze week meldde de Consumentenbond dat 94% van de burgers tevreden is over de VIA. De gebruikscijfers van de VIA liggen nu al 34,8% hoger dan vorig jaar. Dat is goed nieuws.
Ik zeg erbij dat het ieders eigen verantwoordelijkheid is om gegevens nog te controleren. Dat heb ik ook gezegd bij de lancering van de aangiftecampagne. De Belastingdienst kan voorinvullen, maar uiteindelijk blijft de belastingplichtige zelf verantwoordelijk. Bovendien staan er in de aangifte persoonlijke aftrekposten, die niet vooraf ingevuld kunnen worden. Het zou jammer zijn als mensen geld laten liggen waarop zij volgens de wet recht hebben. Dit vertel ik dus altijd bij het verhaal dat de VIA een succes is.
Verschillende leden hebben gevraagd naar de accijnzen in de grensstreek. Ik wil onderscheid maken tussen enerzijds de bier-, wijn- en sigarettenaccijnzen en anderzijds de rode diesel, waarover werd gesproken. In een aantal rapporten heeft gestaan dat rode diesel fraudegevoelig is en bovendien uitermate bewerkelijk. Mede daarom is in het Lenteakkoord vorig jaar de regeling voor rode diesel afgeschaft. Naar aanleiding van vragen van de heer Dijkgraaf heb ik een quickscan laten uitvoeren naar de betekenis hiervan voor de loonwerkers in de grensstreek. De Kamer heeft daarover een brief ontvangen. Ik kan de zorgen van de loonwerkers niet wegnemen, maar het staat degenen die in de grensstreek werken, vrij om over de grens wel rode diesel te tanken. Dat is geoorloofd.
In het Lenteakkoord is afgesproken dat de accijnzen op tabak, wijn en bier omhoog zouden gaan. In het regeerakkoord is een nadere verhoging aangekondigd, die volgend jaar moet ingaan. De voorstellen hierover zullen de Kamer nog bereiken. Er zijn zorgen over de grenseffecten. Sommige sprekers hebben gesteld dat wij door de grenseffecten uiteindelijk per saldo minder ontvangen omdat er op heel grote schaal over de grens wordt gewinkeld om deze producten aan te schaffen. Ik stel voor dat ik iets beter kwantitatief in beeld laat brengen wat de grenseffecten van de laatste verhoging zijn. Ik weet niet in hoeverre dat mogelijk is. Het lijkt mij in elk geval goed dat ik de Kamer al het materiaal bied dat ik kan opleveren als wij over de volgende aangekondigde verhoging gaan spreken.
Er zijn ook specifieke vragen over de minimumtarieven gesteld. Er zijn inderdaad minimumtarieven, maar die liggen vrij laag. Het minimumtarief voor de wijnaccijns is zelfs nul. Dat is formeel wel een minimumtarief, maar materieel niet. Het zal duidelijk zijn dat wijnproducerende landen op het minimum gaan zitten. Zo kan het zijn dat de accijns in sommige landen nul is. Daaraan kan ik niets doen. Als wij de minimumtarieven willen ophogen, zal daarover unanimiteit moeten bestaan binnen de Ecofin-Raad. Mijn ervaring is dat die heel moeilijk te vinden is. Ik zal op dat onderwerp zo meteen nog terugkomen in het kader van btw-carrouselfraude.
De heer Koolmees heeft gevraagd naar de harmonisatie van accijnzen, bijvoorbeeld brandstofaccijnzen, in het kader van vergroening van het belastingregime. Er ligt een voorstel van de Europese Commissie. De Nederlandse inzet is om de minimumtarieven te verhogen. Zoals ik al eerder heb gezegd, wil ik best meegaan in een verdere vergroening van ons belastingstelsel, maar wel op voorwaarde dat ik de concurrentiepositie van Nederland niet schaad en het bedrijfsleven niet de grens over jaag of dwing om de deuren te sluiten omdat de kosten te hoog worden. Dit vereist dus dat de minimumnormen in Europa omhooggaan. Ik maak mij daarvoor persoonlijk sterk in de Ecofin-Raad.
Tot slot merk ik over de accijnzen op sigaretten, bier en gedestilleerd nog op dat ik inmiddels convenanten heb gesloten met de sectoren om goed te handhaven in de grensstreken. Een tijd geleden heb ik een convenant gesloten met de brouwers, die klaagden dat er via de supermarkten op grote schaal bier uit Duitsland werd geïmporteerd waarover geen accijns werd afgedragen. Op zulke zaken vinden heel specifieke handhavingsacties plaats. Degenen die ons het beste kunnen helpen, zijn de sectoren die last hebben van concurrentievervalsing. Wij hebben afspraken gemaakt met de diverse sectoren en de douane pakt dit uitermate serieus op. Ook in het kader van spoor 3, de intensivering van handhaving en invordering, heb ik gevraagd om op dit gebied extra activiteiten te ondernemen.
Een geheel ander thema is de vermogensrendementsheffing in box 3. De heer Koolmees heeft dat thema verbreed met de vermogenstoetsen in de toeslagensfeer. Misschien wilde hij zelfs ook de eigen bijdrage in de AWBZ hierbij betrekken; dat weet ik niet. De heer Koolmees heeft gevraagd of ik bereid ben om de vermogenstoetsen te harmoniseren en of ik daarover een brief wil sturen. Ik kan dit in elk geval niet in mijn eentje, want ik ben beleidsmatig gezien niet verantwoordelijk voor de toeslagen. Collega Blok is verantwoordelijk voor de huurtoeslag en collega Asscher is verantwoordelijk voor de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Het zijn dus mijn collega's die hier inhoudelijk over gaan. Voor de Belastingdienst zou het uitermate prettig zijn als wij één grens hadden. Het zou ook een stuk duidelijker zijn voor burgers die met meerdere toeslagen te maken krijgen.
Er waren destijds echter goede argumenten voor de grenzen voor de toeslagen. Ik denk dat die nog steeds opgeld doen. Ik noem de vermogenstoets voor de huurtoeslag. Die bepaalt of iemand huursubsidie krijgt. Als iemand behoorlijk wat spaarcentjes heeft, is het dan eerlijk dat hij nog huurtoeslag krijgt? De huurtoeslag is bedoeld om mensen onderdak te bieden en een compensatie te bieden in situaties waarin vraag en aanbod van acceptabele prijzen onvoldoende op elkaar aansluiten. Deze heeft dus een heel ander karakter dan bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag, die bedoeld is om arbeid en zorg te kunnen combineren. Als je bepaalt dat men geen kinderopvangtoeslag meer krijgt als men meer dan € 20.000 aan spaargeld heeft, ontmoedig je zeer sterk het sparen onder werkende mensen. De vermogenstoetsen voor eigen betalingen in de AWBZ zijn op een heel hoog niveau afgesteld om in elk geval te ontmoedigen dat mensen gedurende hun leven al hun geld opmaken en totaal niets sparen. Wij hebben echter ook de afweging gemaakt of wij in deze tijd, waarin wij fors moeten bezuinigen op de AWBZ, niet wat extra's kunnen vragen van diegenen die een behoorlijk vermogen hebben. Ik acht mijzelf niet geëquipeerd om hierover een uitvoerige brief te sturen of om dit met de Kamer te bediscussiëren. Dat zal zij met de vakministers moeten doen. Als zij een discussie wil om de toeslagen als zodanig tegen het licht te houden, doe ik daaraan graag mee, omdat de Belastingdienst de toeslagen uitvoert. De beleidsverantwoordelijke ministers zullen daar echter bij moeten zijn.
De heer Koolmees (D66): Ik begrijp de reactie van de staatssecretaris, die zegt dat hij niet beleidsverantwoordelijk is voor al die verschillende toeslagen, maar dat is precies het probleem. Er is allerlei wildgroei aan toeslagen op verschillende departementen, met verschillende grondslagen, tarieven en weegpunten. Daardoor is de toeslagensystematiek een chaos aan het worden. Het zou heel verstandig zijn als het kabinet deze staatssecretaris aan het werk zette om een en ander te harmoniseren. Heeft de staatssecretaris behoefte aan een motie op dit terrein om wat druk te zetten op zijn collega's? Welke minister zou ik hierover wel moeten benaderen? Minister Asscher van Sociale Zaken misschien, omdat hij over de koopkracht gaat? Heeft de staatssecretaris een suggestie?
Staatssecretaris Weekers: Bij de opdrachtverlening aan de commissie-Van Dijkhuizen hebben wij gevraagd om ook naar de toeslagen te kijken. Ik kan niet beoordelen hoe indringend de commissie dat doet, maar ik wil mij best op korte termijn met de heer Van Dijkhuizen verstaan om te vragen of dit indringend door hem wordt meegenomen. Daarover kan ik de Kamer te gelegener tijd informeren. In het kader van het programma Compacte Rijksdienst wordt ook bekeken hoe wij harmonisatieslagen kunnen maken rondom de toeslagen. Laten wij even afwachten waar de heer Van Dijkhuizen mee komt en wat er volgt uit de verdiepingsslag die wij met Compacte Rijksdienst willen maken. Als er onvoldoende uit komt en als de Kamer onvoldoende overtuigd is dat er goede argumenten zijn dat hiermee niet verder wordt gegaan, dan kan de heer Koolmees altijd nog beoordelen of een motie noodzakelijk is.
De heer Koolmees (D66): Dat vind ik een goede suggestie van de staatssecretaris. Het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen komt binnenkort. Volgens mij zou dit een goede vereenvoudiging zijn. Ik wacht het rapport rustig af. Later zal ik nog eens nadenken over een motie om de staatssecretaris in staat te stellen om zijn collega's aan te spreken.
Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Meerdere sprekers hebben het over de vermogensrendementsheffing gehad, elk vanuit een andere invalshoek. Er zit inderdaad 3,5 miljard opbrengst in de vermogensrendementsheffing. Mevrouw Neppérus heeft gezegd dat het rendement, zeker op spaarbankboekjes, de laatste jaren veel lager is dan op het moment dat de vermogensrendementsheffing werd geïntroduceerd. Dat klopt. Dit is heel zuur voor mensen die hun rendement grotendeels afgerond zien worden doordat de fictieve 4% tegen 30% wordt belast. Ik begrijp dat dit zuur is. Toen de rendementen veel hoger waren, hoorde je echter niemand klagen, zoals mevrouw Neppérus ook al zei.
Ik voel er niet zo voor om nu een systeemwijziging te onderzoeken. De reden dat de vermogensrendementsheffing destijds is doorgevoerd op basis van een fictie, was dat wij een einde wilden maken aan allerlei ontwijkgedrag. Mensen zorgden ervoor dat zij zulke producten kregen dat rente en dividend werden omgezet in vermogensaanwas. Daardoor steeg de waarde van het product, maar wij hadden geen vermogensaanwasbelasting. Er waren dus toverroutes om het echte rendement te drukken en onbelast waardevermeerderingen te realiseren. Daarom is gekozen voor een systeem dat vastgeprikt is op die 4%.
Ik zou dat percentage ook graag omlaag brengen, maar waarvan moet ik dat betalen? Ik kan besluiten dat ik die 4% omlaag breng, maar als dit binnen de belasting op vermogen moet worden opgebracht, heb ik maar twee alternatieven. De ene mogelijkheid is dat ik de vrijstellingen schrap. Ik kan mij niet voorstellen dat de Kamer dit wil, want deze vrijstellingen zijn juist van belang voor mensen met een kleiner bedrag aan spaargeld. Dit zorgt voor een Benthamse progressie in het systeem: de eerste € 20.000 – voor gehuwden de eerste € 40.000 – wordt niet belast. Voor de ouderen is het belastingvrije bedrag zelfs een stuk hoger, evenals voor de mensen die groen beleggen. Dit is dus de ene route. Ik denk niet dat de Kamer ervoor zou willen kiezen om die vrijstelling te schrappen. De andere mogelijkheid is dat wij het fictieve rentepercentage verlagen, maar het tarief verhogen. Dat is voor de mensen uiteindelijk lood om oud ijzer. Daarom zou ik daaraan niet willen beginnen.
De commissie-Van Dijkhuizen kijkt wel naar de vermogensrendementsheffing. Ik besef dat deze discussie bij veel mensen leeft, maar ik heb er nu geen oplossing voor. Laten wij zien waarmee de commissie-Van Dijkhuizen komt. Ik heb zojuist een gesprek met de heer Van Dijkhuizen toegezegd. Ik zal dan ook dit onderwerp met hem bespreken. Wij zullen vervolgens bekijken of zijn resultaten de Kamer voldoende stof geven om de discussie verder te voeren. Tegen die tijd kunnen wij bezien of er nog een verdiepingsslag moet plaatsvinden en of ik nog extra zaken moet uitzoeken.
Mevrouw Neppérus (VVD): Ik wil best wachten op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, vooral als daarvoor eerst nog een gesprek plaatsvindt. Wij zullen het hierover wel echt moeten hebben. Als ik het in internationaal verband bekijk, hebben wij een uniek systeem. Ik geloof niet dat wij zo uniek moeten blijven. Ik ben wel bereid om te wachten. Wellicht kan daarna een verdiepingsslag plaatsvinden.
De heer Groot (PvdA): De geschiedenis van de vermogensrendementsheffing is mij bekend. Ik weet dat die voortkwam uit het tegengaan van ontwijkingsmogelijkheden. Intussen is de werkelijkheid wel veranderd. Wij weten veel meer van belastingplichtigen. In aanvulling op andere suggesties: misschien kan het ministerie ook kijken hoe andere landen dit weten op te lossen. Zij hebben blijkbaar wel een goed werkende vermogensbelasting weten te creëren. Waarom werkt het in Nederland dan niet goed? Ik vraag dus om een vergelijking. Wat kunnen wij op dit punt leren van het buitenland?
Staatssecretaris Weekers: Ik zou dit thema toch even willen parkeren bij de discussie over de bevindingen van de commissie-Van Dijkhuizen. Overigens lijkt de forfaitaire rendementsheffing in box 3 qua materiële uitwerking een beetje op een vermogensbelasting. Het is het niet, maar het lijkt er wel erg veel op. Als je dit zou vervangen door een vermogensbelasting, schat ik zomaar in dat je op een percentage van 1,2 uitkomt. Door andere landen wordt er toch met enige jaloezie gekeken naar ons systeem van box 3 simpelweg vanwege het feit dat het voor de uitvoering gemakkelijk is en het leidt tot een constante stroom van belasting op vermogen. Bij de feitelijke rendementen heb je niet alleen te maken met de constructiegevoeligheid en de mogelijkheid tot het ontgaan van die belasting, maar ook met buitengewoon grote fluctuaties. Het gaat namelijk mee ademen met de conjunctuur. In het huidige scenario waarbij gestuurd wordt op saldo zal het ertoe leiden dat we tussentijds extra belastingmaatregelen zouden moeten treffen. Alles afwegende, zou ik de lust om het systeem te veranderen dan ook graag willen temperen. Zoals gezegd, wil ik dit punt graag parkeren bij de discussie rondom de commissie-Van Dijkhuizen omdat ik weet dat zij hierop ook zal ingaan. De commissie kennende, ben ik er ook van overtuigd dat zij die discussie wil baseren op de gegevens die voorhanden zijn. Voor zover ik via de Belastingdienst beschik over geaggregeerde gegevens, zullen die ook ten dienste staan van de commissie-Van Dijkhuizen.
Er zijn vragen gesteld over de WOZ en de serviceflats. De problematiek ken ik, evenals de voorbeelden. Ik zal binnenkort met de Waarderingskamer praten over dit fenomeen, want de WOZ-waardering is er juist voor bedoeld dat we een solide basisadministratie hebben met betrekking tot de economische waarde van woningen. Als de feitelijke economische waarde van serviceflats veel lager is dan de WOZ-waardering, dan is er ergens iets niet goed in het systeem. Dus ik zal met de Waarderingskamer kijken hoe dit in de toekomst kan worden opgelost, maar daarmee heb ik nog geen oplossing voor vandaag. Ik ben dan ook graag bereid toe te zeggen om het per 1 januari 2012 vervallen beleidsbesluit dat een afslag pleegt op die WOZ-waardering voor serviceflats en dat rekening houdt met die specifieke omstandigheden, te verlengen. Ik snap de roep om een tegenbewijsregeling, maar de Kamer kan zich voorstellen dat dit leidt tot ongelofelijk veel extra werk en discussie bij de Belastingdienst, zodat ik daar niet al te snel toe wil overgaan. Wel vind ik dat het probleem moet worden opgelost.
Gevraagd is verder wanneer ik zal komen met een nadere reactie op de winstbox. Dat zal uiterlijk met Prinsjesdag zijn. Ik ben ver met het onderzoek. Elke grote belastingherziening die je met gesloten beurzen moet doorvoeren, leidt tot plussen en minnen en kan zelfs leiden tot behoorlijke plussen en behoorlijke minnen. Dat zal ik dus echt heel goed in beeld moeten hebben, zeker in deze slechte economische tijd. Bovendien wijs ik erop dat op dit hele terrein een besparing van 500 miljoen moet worden gerealiseerd. Dat noopt mij ertoe om nog eens extra zorgvuldig naar die winstbox te kijken. De voordelen van zo'n winstbox moeten qua economische ratio echt opwegen tegen de nadelen. Ik heb het Centraal Planbureau gevraagd om de economische effecten van de winstbox in kaart te brengen. Dat heeft mij inmiddels aangegeven dat de resultaten nog enige tijd op zich laten wachten. Die zal ik niet voor de zomer krijgen. Dus dat betekent dat ik niet voor de zomer met een goede brief naar de Kamer kan komen maar dat ik dat voor Prinsjesdag hoop te doen.
De heer Bashir heeft verder gevraagd naar mijn reactie op een specifieke kwestie rond een ondernemer. Het voorbeeld van juli 2011 staat mij niet tot in detail meer voor de geest. Als Kamerleden mij dossiers aanreiken, geef ik die door aan de Belastingdienst en mensen op mijn ministerie met het verzoek daar in te duiken. Ik neem aan dat de Kamer beseft dat ik niet kan terugkoppelen over individuele dossiers en dat ik daarbij ook niet persoonlijk kan interveniëren; het staat mij niet vrij om in persoonlijke belastingdossiers van mensen te gaan sleutelen. Echter, als Kamerleden mij iets aanreiken en ik dat aan de Belastingdienst doorgeef, zal dat uitermate serieus van boven tot onder worden bekeken.
De heer Bashir heeft zojuist nog iets aangereikt en dat zal op dezelfde manier worden behandeld, dus goed.
De heer Bashir (SP): Ik reik de staatssecretaris regelmatig zaken aan. Ik deed dat ook bij de vorige staatssecretaris maar bij hem kreeg ik altijd een terugkoppeling in de zin dat ik te horen kreeg of het was opgelost of opgepakt. In dit specifieke geval gaat het om btw-teruggave. Is de staatssecretaris bereid er vandaag nog voor te zorgen dat deze zaak opgelost wordt? Deze man zit namelijk in financiële problemen terwijl het desbetreffende bedrag nog op de rekening van de Belastingdienst staat.
Staatssecretaris Weekers: Ik kan hier niet vandaag zeggen dat een zaak die mijn mensen inhoudelijk nog niet kennen, vandaag wordt opgelost en dat die burger geld krijgt. Dat kan ik natuurlijk niet doen. Het is ook een heel rare vraag. Als iemand zich dan bij de heer Bashir meldt, zou die een voorkeursbehandeling krijgen bij de Belastingdienst. Dan heb ik morgen een nieuw debat met de Kamer. Als Kamerleden mij knelpunten aanreiken – de heer Omtzigt heeft bijvoorbeeld gewezen op de dwangarbeiders – dan worden die echt buitengewoon serieus bekeken. Als aan de hand daarvan blijkt dat een probleem structureel is, zal ik ook als staatssecretaris actie ondernemen. In ieder geval zal ik vragen om de heer Bashir een signaal te geven of dit opgelost kan worden of dat hij wellicht door betrokkene op het verkeerde been is gezet. De heer Bashir krijg in ieder geval een terugkoppeling via mijn mensen.
De heer Bashir (SP): Ik ben blij dat de zaken die ik aanreik geen voorkeursbehandeling krijgen, want anders word ik straks helemaal bestookt met mailtjes. Het gaat mij er echter wel om dat de staatssecretaris uit de zaken die ik aanreik lering trekt. Mensen melden zich namelijk pas bij mij nadat ze bij de Belastingdienst geweest zijn. Dat moet de staatssecretaris toch vooral als een signaal zien.
Staatssecretaris Weekers: De staatssecretaris is altijd blij met signalen om problemen op te lossen en ervoor te zorgen dat het beter gaat.
Verder zijn vragen gesteld over de btw-carrouselfraude. In mijn bestuurlijke reactie staat dat ik de aanbevelingen van de Rekenkamer ter zake heb omarmd.
Het punt van het aandeelhoudersregister wordt voortvarend opgepakt door de collega van Justitie. De heer Groot heeft daarover in het verleden nog een initiatiefnota geschreven. Op 19 december heeft de Kamer een brief gekregen van de collega van Justitie, mede namens mij. Gisterenavond in het plenaire debat heb ik de heer Klaver aangegeven dat er hoogstwaarschijnlijk deze week nog een nieuwe brief van de minister van Justitie komt, ook mede namens mij, waarin wordt aangegeven dat de Kamer van Koophandel dat aandeelhoudersregister gaat beheren. Dat dit punt wordt opgelost, is mij ook een lief ding waard omdat het de Belastingdienst en de FIOD ook in staat stelt veel effectiever en efficiënter een aantal zaken op te sporen.
De heer Bashir heeft gevraagd of met betrekking tot het tegengaan van btw-fraude een intracommunautair btw-tarief van 15% niet de oplossing kan zijn. Nee, dat is het niet, want die 15% kan men fictief in rekening brengen. Vervolgens kan men dan aftrek claimen, terwijl het door een ander niet afgedragen wordt, zodat we met een vergelijkbare strop voor de schatkist zitten. Wel is van belang dat dit thema intensief wordt opgepakt, niet alleen qua aandacht maar ook in de Europese Unie. Ik heb zeer recent een verleggingsregeling ingevoerd voor mobieltjes en tablets, omdat daarbij sprake was van een nieuw fenomeen waarin btw-carrousels werden opgezet. Ik heb uiteindelijk heel lang moeten wachten op Europese goedkeuring hiervoor. Die goedkeurig is afgelopen maand in de Ecofin gegeven. Binnen diezelfde Ecofin zijn wij op voorstel van de Commissie ook bezig om te zorgen dat er een snellereactiemechanisme komt, zodat we niet negen maanden behoeven te wachten op goedkeuring maar dat het eerder een kwestie is van een aantal weken. Als we bepaalde fenomenen zien, moeten we wat mij betreft ook snel en adequaat kunnen ingrijpen. Helaas is nog niet elke collega in de Ecofin hiervan overtuigd. Dus dat snellereactiemechanisme is er nog niet. Het voorzitterschap heeft dit thema verdaagd naar juni. Ik heb mij voorgenomen om in het kader van de gesprekken die ik in de marge voer van de eurogroep, met enkele collega's hierover informeel van gedachten te wisselen om na te gaan of ik ze alsnog over de streep kan trekken.
De heer Bashir heeft gewezen op een constructie met een cv in Illinois. Constructies waarbij Nederlandse winstbelasting wordt ontdoken, zullen we zeker aanpakken. Ik zal hier dus zeker in duiken. Als het gaat om een Nederlandse onderneming met Nederlandse aandeelhouders zie ik overigens niet zozeer de voordelen van een transparant lichaam elders. Dan zal men eigenlijk die aandeelhouder in bijvoorbeeld de VS moeten hebben, wil men een voordeel hebben met betrekking tot dit soort constructies.
De heer Klaver heeft aandacht gevraagd voor de postbusfirma's. Hiervoor verwijs ik naar het SEO-onderzoek dat hopelijk eind deze maand of begin volgende maand afkomt en waarop ik vervolgens een kabinetsreactie zal geven.
Ten aanzien van de ontwikkelingslanden gaan we doen wat de heer Klaver gevraagd heeft. Nieuwe verdragen worden getoetst aan ons fiscaal verdragsbeleid waarbij het meer gestoeld is op het VN-verdrag en niet meer zozeer op het OESO-verdrag en waarbij er ook meer rekening wordt gehouden met wensen rondom bronbelasting en antimisbruikbepalingen. Daarnaast heb ik met collega Ploumen afgesproken dat we een aantal bestaande belastingverdragen tegen het licht houden om na te gaan hoe ze passen binnen het fiscaal verdragsbeleid dat we hebben gemoderniseerd en hoe het zit met verdragen die andere landen hebben gesloten met deze ontwikkelingslanden. Waar ik niet toe bereid ben is om voordelen op te geven wanneer een aantal andere Europese landen die voordelen in hun verdrag ook hebben met het desbetreffende ontwikkelingsland. Daar zou niemand iets mee opschieten. Als evenwel sprake is van een situatie waarin een ontwikkelingsland belastingopbrengsten mist als gevolg van een verouderd verdrag met Nederland, ben ik bereid om dat aan te passen en om actief de gesprekken daarover aan te gaan.
Dan de tax rulings. Ik voel er niets voor om een brief te publiceren met de namen van degenen die zekerheid vooraf hebben gevraagd. Je begint dan namelijk met de ruling en de volgende stap is dan de Advance Pricing Agreements, het horizontaal toezicht et cetera en uiteindelijk wordt dan wellicht gevraagd wie in Nederland hypotheekrente opvoert als aftrekpost of wie een toeslag krijgt. Dat is een lijn die we niet moeten overschrijden. Ik ga niets publiceren over belastingplichtigen, aangezien dat herleidbaar is tot personen. Voor zover er afspraken worden gemaakt, kunt u ervan uitgaan dat dit allemaal binnen de wet- en regelgeving valt. Ook ik heb de CFO van Starbucks van de week op televisie horen zeggen dat hij zijn ruling niet mag publiceren van de Belastingdienst. Welnu, het is echt grote flauwekul wat die mijnheer daar beweerde. De Kamer kan hem hier uitnodigen en hem vragen om inzage en vervolgens staat het hem vrij om dat op tafel te leggen. Mij staat het echter niet vrij om het op tafel te leggen.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb de staatssecretaris in mijn eerste termijn gevraagd wat zijn einddoel is met betrekking tot de Europese, de internationale aanpak. Wat wil hij uiteindelijk realiseren binnen Europa? Is hij bijvoorbeeld bereid zijn veto op te geven als het gaat om de belastingwetgeving?
Wat betreft de rulings heb ik niet gevraagd of hij alles bekend wil maken. Ik heb alleen gevraagd welke bedrijven überhaupt gebruikmaken van dit rulinginstrument. Waar het gaat om alle andere verzoeken waarover hij het heeft en de precedentwerking die dit zou hebben, geldt volgens mij dat de staatsecretaris en de Kamer daar zelf bij zijn. Op dat punt zal ik overigens met een motie komen.
Daarnaast heb ik de staatssecretaris gevraagd of hij bereid is om een brief te richten aan het Engelse parlement waarin hij het standpunt dat hij zojuist aan de Kamer heeft meegedeeld, namelijk dat Starbucks de desbetreffende informatie gewoon mag delen, kenbaar maakt aan de Engelse onderzoekscommissie.
Staatssecretaris Weekers: Dat laatste lijkt mij geen probleem. Ik heb het hier openbaar gezegd. Dus we kunnen het uit het verslag halen en opsturen, maar ik kan ook een briefje sturen waarin staat dat mij die opmerking heeft verbaasd. Daar wordt namelijk gedaan alsof we iets te verbergen hebben en we iemand een zwijgplicht opleggen. Niets is minder waar.
Mijn inzet in OESO-verband is er op gericht om mismatches weg te nemen. De Kamer heeft er eerder ook naar gevraagd. Ik noem als voorbeeld rentes die op bepaalde plekken twee keer worden afgetrokken terwijl er ergens anders geen bijtelling plaatsvindt. Zo zijn er tal van mismatches. Ik ben van oordeel dat bij mismatches tussen systemen we multilateraal tot een oplossing moeten zien te komen. Zo participeren we actief in het Base Erosion and Profit Shifting-project van de OESO. We hebben daar ook een medewerker gedetacheerd. Dus op onze kosten wordt er actief meegewerkt door Financiën. Ik reis zelf in mei een dagje op en neer naar Parijs om met de trekker van dit project van de OESO, de tax director, te spreken. Ik wil hier wel benadrukken dat ik echt vind dat dit in multilateraal verband moet worden opgelost. Ik zou er namelijk niet voor voelen als wij een aantal zaken veranderen waar andere landen vervolgens van profiteren en de tax planning via een ander land gaat lopen. Dan geldt: al te goed is buurmans gek. Wel is het van belang mismatches proberen weg te werken.
De heer Klaver (GroenLinks): Dit is bekend. De staatssecretaris geeft aan hoe hij hier procesmatig in staat. Mijn vraag aan hem is of hij vóór mei, dus voordat hij naar Parijs afreist om over dit onderwerp te spreken, de Kamer wat meer inzicht kan geven in zijn einddoel waar het gaat om die internationale aanpak. Wat is zijn inzet? Moet er meer coördinatie komen op het gebied van belastingen? Willen we dat landen hun vetorecht hiervoor opgeven? Moet er een common tax base komen? Er zijn heel veel opties en ik zou graag de visie van de staatssecretaris hierop vernemen voordat hij naar Parijs afreist om over dit onderwerp te spreken.
Staatssecretaris Weekers: Dat wat u concreet vraagt met betrekking tot de maand mei kan ik niet toezeggen, simpelweg vanwege het feit dat gedurende het onderzoek dat BEPS-project vertrouwelijk is. Het uiteindelijke rapport is wel openbaar en dat kan ik volledig voorzien van mijn commentaren. Wij zetten er in elk geval op in dat er naar oplossingen wordt gezocht die uiteindelijk ook juridisch bindend zijn. Je schiet er niets mee op als het vage aanbevelingen zijn waarbij het ene land ze wel volgt en het andere niet.
De heer Klaver (GroenLinks): Mijn punt is niet dat ik nu al inzicht wil in het project. Mijn vraag is wat de inzet van de staatssecretaris in dezen is. Wat is het einddoel dat hij voor ogen heeft ten aanzien van de internationale samenwerking die hij voorstaat? Ik vind dat belangrijk om te weten. In de Kamer zijn we vaak verdeeld over dit onderwerp, maar het feit dat deze kwestie internationaal aangepakt moet worden is iets waar we het eigenlijk wel over eens zijn. Dus ik vraag naar de inzet van de staatssecretaris en niet naar een stand van zaken binnen de OECD. Volgens mij kan hij de Kamer daar gewoon over informeren, zodat we er ook met elkaar over van gedachten kunnen wisselen.
Staatssecretaris Weekers: Ik vrees dat als ik hier een aparte brief over ga sturen, we in herhaling vervallen. In januari heb ik hierover al een heel uitgebreide brief naar de Kamer gestuurd. Vervolgens heb ik aangegeven dat er met betrekking tot de postbussen een SEO-onderzoek komt. Nadat het desbetreffende rapport een maand ter consultatie heeft gelegen, zal ik dat voorzien van een kabinetsreactie. Ook heb ik aangegeven dat ik in OESO-verband actief zal participeren. Het is ook op last van de G20 dat de OESO dit doet. Ik stel mij voor dat als er daadwerkelijk iets over te melden valt, ik dan de Kamer nader informeer. Het is overigens geen formele vergadering in mei. Ik wil daar gewoon mijn persoonlijke betrokkenheid aangeven, in de zin dat ik dit niet alleen ambtelijk wil afdoen maar dat ik mij hierover ook met de tax director zelf wil verstaan.
De heer Klaver (GroenLinks): De link die wordt gelegd met de brief die komt na het SEO-onderzoek vind ik op zichzelf prima. Ik zou dan wel graag willen dat de staatssecretaris in die brief ook expliciet ingaat op de doelen die hij voor ogen heeft bij genoemde internationale aanpak. Wat wil hij graag tot stand brengen binnen de Europese Unie en de OECD? Ik heb het voorbeeld genoemd van een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting.
Staatssecretaris Weekers: Ik zal kijken wat ik in die brief kan meenemen, maar van een aantal zaken weet de heer Klaver best wel wat mijn inzet is. Mijn inzet is niet om tot een Europese vennootschapsbelasting te komen; ik wil mismatches wegnemen. Ik zal zien of ik er in de brief naar aanleiding van het SEO-onderzoek wat meer inhoudelijke duiding aan kan geven.
De heer Koolmees (D66): Ik moet de heer Klaver toch bijvallen. De kabinetsreactie op het SEO-onderzoek gaat onder andere in op de vraag of Nederland wel of niet een belastingparadijs is. Ik neem aan dat daarin ook een beleidslijn wordt uitgezet over hoe de Nederlandse overheid daarmee omgaat, waar de risico's zitten en waar eventueel extra beleid nodig is en hoe het kabinet zich in internationaal verband gaat opstellen in dezen. Ik vind het verzoek van de heer Klaver heel terecht om in de kabinetsreactie op het SEO-onderzoek aan te geven wat de Nederlandse overheid wil gaan doen op dit terrein. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?
Staatssecretaris Weekers: Ik heb verwezen naar mijn brief van januari. Die was uitvoerig over wat mijn inzet is. Vervolgens heb ik gezegd dat ik in de brief naar aanleiding van het SEO-onderzoek zo nodig de resterende kwesties die de heer Klaver noemt, wil adresseren. Als de Kamer dat dan nog onvoldoende duidelijk zou vinden, kunnen we daar wat mij betreft alsdan een debat over voeren.
De heer Koolmees (D66): Ik wil niet flauw doen, maar het is volgens mij normaal beleid dat een kabinetsreactie vergezeld gaat van een beleidsagenda waarin het kabinet aangeeft wat het wel wil bereiken. Zeker als het om een internationaal onderwerp gaat waar ook mijn fractie van vindt dat het internationaal moet worden aangepakt, is het normaal dat het kabinet aangeeft welke doelen bereikt moeten gaan worden en welke piketpalen het wil slaan. Gisterenavond hebben we gesproken over Cyprus. Vooraf was duidelijk welke vijf hoofdlijnen het Nederlandse kabinet hanteert ten aanzien van Cyprus. Ik kan mij voorstellen dat die vijf hoofdlijnen ook in genoemde brief terugkomen.
Staatssecretaris Weekers: Volgens mij is het een herhaling van zetten. Ik heb een- en andermaal aangegeven dat ik misbruik wil tegengaan en dat ik mismatches tussen de systemen wil wegnemen. Ook wil ik dat de belastingdiensten veel meer met elkaar gaan samenwerken. Wij doen dit op onderdelen al met bijvoorbeeld de Britten. Het is van belang dat de diensten elkaars kwalificaties overnemen. Dus dat alles is mijn inzet, maar dan wel in multilateraal verband.
Het fietsgebruik kan mijns inziens heel goed gestimuleerd worden vanuit de kilometervergoeding van € 0,19. Er kunnen arrangementen worden gerealiseerd waarbij de werkgever de aankoop van een fiets voorfinanciert. Daar ben ik in de schriftelijke behandeling van een eerder belastingplan al uitvoerig op ingegaan.
De kwestie rond de piloten is een van de zaken die aan de orde kunnen komen bij de behandeling van het belastingverdrag met Duitsland. Als ik het goed heb, ligt het desbetreffende wetsvoorstel nu bij de Raad van State en, naar ik hoop, zal het snel naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Dan kunnen dit soort thema's allemaal geadresseerd worden.
De heer Koolmees heeft nog een vraag gesteld over de gang van zaken rond de assurantiebelasting. Ik kan hem zeggen dat dit heel goed is verlopen. Er zijn eigenlijk geen anticipatie-effecten opgetreden. Door de maatregelen die we hebben getroffen in het kader van het Belastingplan, zal het dit jaar wat meer opleveren dan in de raming is opgenomen. Het is overigens wel eenmalig; ik zie de heer Omtzigt namelijk al gretig kijken.
Verder is gevraagd naar de stand van zaken omtrent de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag. Over het jaar 2009 heeft 95% nu een definitieve toekenning ontvangen en voor 2010 is dat 74%. Over het jaar 2011 heeft inmiddels 34% een definitieve toekenning ontvangen.
Conform het plan van aanpak van de minister van EZ is het doel 200.000 elektrische en semi-elektrische auto's in 2020 te hebben. Die doelstelling staat nog steeds. In genoemd plan van aanpak is ook aangegeven hoe dat doel bereikt wordt.
Dan de auto met chauffeur voor documenten. Dat is een apart fenomeen. Hoofdregel is dat er geen aparte ritten worden uitgevoerd voor documenten. Alleen heel incidenteel kan dat als de rit al is ingepland en het ook praktisch is. Dus het is geen beleid om een koeriersdienst voor documenten binnen de Belastingdienst te hebben.
De grenseffectenrapportage waarom de heer Omtzigt en mevrouw Schouten hebben gevraagd, heb ik reeds toegezegd.
De heer Omtzigt heeft gesproken over de voormalige Duitse militaire pensioenen en SS'ers. De informatie die we krijgen van de Deutsche Rentenversicherung betreft alleen de Duitse wettelijke pensioenen. Hoe het precies zit met deze groep ga ik uitzoeken. Zo nodig zal ik mij verstaan of laten verstaan met de Duitse collega. Dit thema pak ik in ieder geval op en ik kom daar op terug. Het kan namelijk niet zo zijn dat de door de heer Omtzigt aangeduide groep belastingheffing ontgaat.
De heer Omtzigt (CDA): Ik ben blij dat de staatssecretaris dit oppakt. Ik zou dan wel graag snel, binnen een week of drie, de brief willen hebben over wat er precies aan de hand is. We hebben namelijk ook nog vragen liggen over de claimuitkeringen van Joodse slachtoffers die wel fors moeten betalen voor de vervolgingsuitkering, terwijl het erop lijkt dat de SS'ers helemaal niets behoeven te betalen. Ook al is het heel lang geleden, er zit wat mij betreft behoorlijk wat urgentie achter. Indien de staatssecretaris wil, kan ik hem er een heel dossier van overhandigen, want ik heb dit zeer grondig uitgezocht. Dus mijn verzoek is om binnen drie weken terug te koppelen wat er aan de hand is.
Staatssecretaris Weekers: Ik zeg dat graag toe.
Mevrouw Schouten heeft een vraag gesteld over het beklemd vermogen. Ik heb reeds een onderzoek ter zake toegezegd met het vaste voornemen om de resultaten ervan nog voor de zomer naar de Kamer te sturen. Heel specifiek is in dit kader gevraagd naar de rol van verzekeraars in relatie tot de eigen woning. Dat betreft ook de discussie die in de memorie van toelichting was geadresseerd. Ik heb hierop op dit moment geen concreet antwoord. Ik zal de stand van zaken hieromtrent laten opvragen om na te gaan of er daadwerkelijk knelpunten op dit punt zijn en of die onvoldoende adequaat worden opgepakt. Verzekeraars hadden mij vorig jaar toegezegd dat indien er knelpunten zijn, zij die praktisch zullen oppakken. Als mevrouw Schouten of de heer Groot er voorbeelden van heeft dat dit onvoldoende wordt gedaan, dan hoor ik die graag en zal ik dat opnemen met de verzekeraars.
Dan de vraag hoe ik aankijk tegen fictieve schenkingen aan kinderen. Het is legaal om te schenken en het is ook legaal om een schenking schuldig te blijven. Echter, wat je mag schenken per jaar, is gelimiteerd. Tot een bepaalde leeftijd mag er eenmalig een groot bedrag worden geschonken ter aflossing van de schuld op het eigen huis. Dan heeft de fiscus er uiteindelijk ook voordeel van omdat er minder beroep wordt gedaan op de hypotheekrenteaftrek. Verder zijn de bedragen jaarlijks toch behoorlijk gelimiteerd. Dus ik zie vooralsnog geen aanleiding om hier heel specifiek actie op te ondernemen, tenzij ik kennis zou krijgen van heel rare constructies.
Mevrouw Schouten heeft verder gevraagd welke criteria met betrekking tot anbi's worden gehanteerd. Het criterium of iets een algemeen nut beogende instelling is, is een paar jaar geleden, ten tijde van het kabinet-Balkenende IV, door de wetgever zeer fors aangescherpt. Er is toen een nieuwe erf- en schenkbelasting doorgevoerd, waarbij het criterium op 90% is gesteld. Vervolgens is de Belastingdienst het per categorie gaan bekijken en is ze specifieke anbi's gaan uitvragen of men inderdaad aan dat 90%-criterium voldoet. Dus het kan zijn dat er anbi's zijn geweest die de eerste paar jaar die controle van de Belastingdienst zijn ontsprongen, omdat ze niet in het vizier waren en dat ze nu wel vragen krijgen.
Het punt van het overstappen van sociaal-ethisch beleggen naar groen beleggen heb ik eerder al onder de aandacht gebracht van de NVB. Gelet op het feit dat mevrouw Schouten het nu opnieuw opbrengt, zijn er kennelijk in de praktijk problemen. Als zij er heel specifieke signalen over heeft dan ontvang ik die graag zodat ik ze bij de desbetreffende bank dan wel bij de NVB kan neerleggen. Ik zal het thema in ieder geval bij hen adresseren.
Vervolgens heeft mevrouw Schouten een vraag gesteld over de woning op het binnenvaartschip. Over dit fenomeen heb ik zelf niet een nadrukkelijk besluit genomen omdat ik daar nu voor het eerst van hoor. Als een nieuwe woning wordt gecreëerd op een boot, dan valt dat niet onder het thema renovatie van woningen. Wat betreft nieuw te realiseren woningen biedt het Europees recht mij geen mogelijkheid om dat onder het verlaagd btw-tarief te brengen. Als op een binnenvaartschip een gedeelte is bestemd voor de vracht en een bepaald gedeelte al jarenlang als woning fungeert, dan mag ik aannemen dat dit ook niet echt als eigen woning wordt gekwalificeerd. Ik neem aan dat er ook geen onroerendzaakbelasting over wordt betaald. Dat schip vaart namelijk. Ook neem ik aan dat er geen overdrachtsbelasting over wordt betaald. Ik vind dan ook dat heel goed bekeken moet worden of er echt sprake is van een bestaande woning die moet worden gerenoveerd. Daarvoor heb ik de zaak zo ruim mogelijk uitgelegd. Zo is de ook de tuin erbij inbegrepen en is er geen gemiezemuis over een tuinhekje. Dus ik heb de wens van de Kamer op dit punt maximaal geïnterpreteerd. Als dit er niet onder valt, zal er waarschijnlijk ook geen mogelijkheid zijn om het er wel onder te laten vallen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik vind dat toch wel een heel algemeen antwoord. Ik wil toch wel precies weten wat dan de bezwaren zijn. Het besluit is al eerder genomen, terwijl de definiëring deze week op de website van Financiën is gepubliceerd, waaruit blijkt dat het er niet onder valt. Welnu, het gaat niet om nieuwe woningen, maar om renovatie en onderhoud van bestaande woningen, waarbij het lage btw-tarief geldt. Dus ik wil graag een nadere onderbouwing van de staatssecretaris waarom het in dit geval niet geldt. Ik vind dat hij er zich nu wel erg gemakkelijk van af maakt.
Staatssecretaris Weekers: Het is geenszins mijn bedoeling om er gemakkelijk van af te komen. Ik heb inmiddels het precieze ambtelijk antwoord voor mij, dat ik bij dezen zal voorlezen: een binnenvaartschip is een roerende zaak die eenvoudig te verplaatsen is en in hoofdzaak geen woning is, dit in tegenstelling tot de woonboot, die niet eenvoudig te verplaatsen is en die in hoofdzaak wel bestemd is als particuliere woning. Daarom hebben we, in tegenstelling tot de regeling van een paar jaar geleden, de woonboot er wel onder gebracht.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dit suggereert alsof het geen woning is. Ik adviseer de staatssecretaris om dan toch eens op een binnenvaartschip te gaan kijken, want dat is gewoon het hoofdverblijf van die mensen. Een woonboot is ook een roerende zaak. Ik zie het onderscheid niet. Ik zal mij dan ook beraden of wij dit op een andere manier via de Kamer kunnen regelen.
Staatssecretaris Weekers: Het staat mevrouw Schouten vrij om via de Kamer van alles te regelen maar de Europese wetgeving merkt het niet aan als woning. Die vrijheid heb ik dus gewoon niet. Ten aanzien van een woonboot is het een ander verhaal. Er zijn ook mensen die wonen in een caravan. Die wordt ook niet gezien als particuliere woning. Ik begrijp dat het voor binnenvaartschippers jammer is dat ze niet van deze aantrekkelijke regeling gebruik kunnen maken, maar datzelfde geldt voor de zaken die door de heer Klein zijn aangemerkt en die niet vallen onder het begrip «particuliere woningen» en dus ook niet vallen onder het verlaagde btw-tarief. De Europese richtlijn geeft vrij precies aan wat onder het verlaagde tarief valt. Dan gaat het over renovatie en herstel van particuliere woningen.
Mevrouw Schouten heeft ook nog een vraag gesteld over de steunstichtingen. Mij zijn geen knelpunter ter zake bekend en mij is ook niet bekend dat er veel beperkingen gelden. De vraag is in hoeverre er gebruik van gemaakt wordt, maar ik ben gaarne bereid de partijen waarmee we destijds de regeling hebben ontworpen, te laten raadplegen teneinde na te gaan of zij knelpunten tegenkomen en wat hun ervaringen zijn, zodat we dit fenomeen goed onder de aandacht kunnen brengen.
Voorzitter. Ik meen hiermee alle vragen te hebben beantwoord.
De voorzitter: Gelet op het ver gevorderde tijdstip stel ik vast dat het niet echt zinvol meer is om een tweede termijn te houden. Ik kijk even naar de leden of er nog vragen zijn blijven liggen.
De heer Koolmees (D66): Volgens mij heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over de loketstichting die periodieke giften verzamelt.
De heer Omtzigt (CDA): Als ik de staatssecretaris goed heb begrepen, gaat de grenseffectenrapportage over alcohol en tabak. Mijn vraag is of daar ook de rode diesel bij kan worden betrokken.
Met betrekking tot Mongolië hadden we de vraag gesteld of de uitgewisselde ambtelijke nota's en de briefwisselingen naar de Kamer gestuurd kunnen worden. Er blijken verschillende verhalen te zijn en ik zou het daarom prettig vinden om hierin wat meer inzicht te hebben.
De heer Bashir (SP): Ik had een vraag gesteld over het laten doen van aangiften door derden.
De heer Groot (PvdA): De staatssecretaris heeft met betrekking tot het onderzoek naar internationale belastingverdragen en de inspanningen van de OESO op dat punt gezegd dat hij kiest voor een multilaterale inzet. Ik zou op voorhand echter niet willen uitsluiten dat ook onder ogen moet worden gezien wat Nederland zelf kan doen om eventuele misstanden aan te pakken. Mijn vraag is of hij dat ook wil meenemen in zijn brief hierover.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Omtzigt over de rode diesel.
Met betrekking tot het omzetten van het sociaal-ethisch en cultureel beleggen naar het groen beleggen was mijn vraag niet zozeer of er knelpunten zijn. In de brief van de NVB constateer ik dat er kosten worden gerekend of dat uitstappen niet altijd mogelijk is. Dat is echter niet in lijn met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan over de warme overdracht naar het groen beleggen.
Staatssecretaris Weekers: Laat ik met dat laatste beginnen. Dat overstappen is uiteindelijk een kwestie van de aanbieder zelf. Ik heb al wel eerder aangegeven bereid te zijn om met de banken te bespreken of ze die overstap wel zo gemakkelijk mogelijk maken. Als een fiscale faciliteit vervalt en je ergens geld in hebt zitten, zou je dat wellicht graag willen verplaatsen naar een fonds, waarbij het prettig zou zijn als banken daar niet al te moeilijk over doen. Wat betreft het feit dat ze zelf kosten maken wanneer er van het ene naar het andere fonds moet worden overgestapt en ze die kosten ook in rekening brengen: ik heb nooit toegezegd dat dit kosteloos moet gebeuren. Dat kan ik ook niet toezeggen. Ik kan toch moeilijk toezeggen dat banken aan hun klanten een cadeautje moeten geven en dat ze die kosten maar voor eigen rekening moeten nemen? Als die kosten niet bovenmatig zijn, zie ik voor mijzelf geen taak weggelegd. Als mevrouw Schouten aan de hand van voorbeelden signalen heeft dat banken er echt bovenmatige kosten voor in rekening brengen die niet samenhangen met hun daadwerkelijke kosten, waardoor het de facto onmogelijk is voor mensen om over te stappen, dan wil ik dat thema opnieuw met die banken bespreken.
De heer Omtzigt en mevrouw Schouten hebben gevraagd of ik de grenseffecten voor rode diesel in beeld kan brengen. Nee, dat gaat mij echt niet lukken. Bovendien zie ik er geen meerwaarde in. Naar aanleiding van vragen van de heer Dijkgraaf ben ik er al op ingegaan. Wat betreft die rode diesel waren er al verschillen in fiscale behandeling tussen België en Nederland, die een kwartje beliepen. Daar is nu nog wat bovenop gekomen, maar het is minder dan verdubbeld. Er bestaat ook niet het voornemen om in de sfeer van rode diesel nadere maatregelen te treffen. Ten aanzien van tabaks-, alcohol- en dieselaccijnzen bestaan dergelijke voornemens wel. In dat licht heb ik gezegd dat ik de vraag van de Kamer begrijp om de effecten van de vorige verhoging in beeld te brengen, in de zin dat inzicht daarin nodig kan zijn bij de beoordeling om de volgende stap te kunnen zetten. Vandaar dat ik mijn toezegging aldus heb afgebakend.
De heer Omtzigt heeft verder gevraagd naar de correspondenties met Mongolië. Welnu, die vallen onder de vertrouwelijkheid. Op correspondentie tussen regeringen en tussen regeringen en de Europese Commissie rust vertrouwelijkheid. Ik ben wel bereid na te gaan in hoeverre ik tegemoet kan komen aan de wens van de Kamer om meer informatie. Wellicht kunnen bepaalde stukken vertrouwelijk ter inzage worden gelegd. Ik heb in ieder geval zelf helemaal niets te verbergen. Laat dat helder zijn. Brieven die ik heb gestuurd naar mijn collega kan de heer Omtzigt sowieso krijgen, want daar heb ik niets in te verbergen. Wat betreft hetgeen de collega naar mij heeft gestuurd, zal ik moeten bezien of het mij vrijstaat dat openbaar te maken. Tussen de memoranda die worden uitgewisseld, zitten natuurlijk ook onderhandelingsstukken. Als ik het ten aanzien van het ene land doe, moet ik dat ook doen ten aanzien van het andere land. Dat kan dan nog wel eens de nodige consequenties hebben voor je onderhandelingspositie. Dus ik kan hier niet zomaar toezeggen dat ik die stukken verstrek.
Dan de aangifte door derden. De hulp bij aangifte, de huba, krijgt nog steeds een machtigingscode. Dus wanneer mensen naar bijvoorbeeld ouderenbonden of vakbonden gaan, kan via de machtigingscode nog steeds hun aangifte worden ingediend. Voor particulieren geldt dat tegenwoordig een machtigingscode moet worden gevraagd. Op de website van de Belastingdienst kan via DigiD heel gemakkelijk zo'n code worden aangevraagd en dan wordt die binnen vijf dagen opgestuurd. Ook is het mogelijk dat gebruikgemaakt wordt van de DigiD van degene wiens aangifte het betreft. Als bijvoorbeeld mijnheer Bashir mevrouw Neppérus helpt met haar aangifte en mevrouw Neppérus er naast zit, kunnen ze samen de DigiD van mevrouw Neppérus gebruiken om de aangifte in te dienen. Dus volgens mij hoeft daarmee in de praktijk geen probleem te bestaan.
Mevrouw Neppérus (VVD): Als je het voor bijvoorbeeld een familielid doet, krijg je dan ook de informatie die reeds is ingevuld? Kan dat, als je eerst je aangifte hebt gedaan en daarna de aangifte van die ander wilt doen? Ik vond dat namelijk niet erg overzichtelijk toen ik er zelf mee bezig was.
Staatssecretaris Weekers: Ik zie de grote specialist rechts van mij instemmend knikken. Je kunt de gegevens dus ook downloaden.
Dan kom ik op de loketstichtingen. Door de Belastingdienst is het standpunt daarover bepaald en ook in brieven uitgedragen, voor het laatst op 15 november 2012. Het standpunt luidt aldus: een gift aan een loketinstelling is niet aftrekbaar als elk jaar een andere instelling of natuurlijk persoon bevoordeeld kan blijken te zijn. Wanneer het gaat om zo'n loketinstelling kun je ook totaal niet meer achterhalen waar de gift naartoe gaat. Ik zou zeggen: een gift aan een specifieke anbi. Ik ben ook van plan ervoor te zorgen dat een en ander straks goed te volgen is door aan anbi's een uniek nummer te koppelen, zodat je in elk geval fraude en misbruik effectiever kunt aanpakken. Overigens, de regelingen voor vrijgevigheid als zodanig staan recht overeind en dat houden we ook zo.
Tegen de heer Groot kan ik nog zeggen dat ik inzet op een multilaterale aanpak van mismatches. Mocht uit het SEO-onderzoek naar de trusts et cetera – ik heb ook al aangegeven dingen te laten uitzoeken ten aanzien van de handhaving – blijken dat er sprake is van misstanden, dan zal ik die altijd aanpakken. Als ik onwenselijke constructies zie, kom ik in het Belastingplan met voorstellen om die aan te pakken. Als de Belastingdienst via fraus legis dergelijke zaken kan aanpakken, gebeurt dat uiteraard ook. Wat wij zien aan misstanden en ongewenst gebruik pakken we hetzij in de praktijk hetzij via anticonstructiewetgeving aan. Echter, waar het gaat om mismatches tussen systemen kies ik voor de multilaterale aanpak. Volgens mij zitten de heer Groot en ik daarmee in hoofdzaak op dezelfde lijn.
De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik zou bij dezen een VAO willen aanvragen waarin ik een aantal dingen aan de orde wil stellen.
De voorzitter: We zullen het VAO aanvragen met als eerste spreker het lid Van Vliet.
Hiermee zijn we gekomen aan het eind van dit algemeen overleg. Ik dank iedereen voor de aandacht en graag tot een volgende keer.
Sluiting 13.30 uur
Volledige Agenda
1. Belastingdienst
Kamerstuk 31 066-154 – Brief regering d.d. 29-01-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Aanbieding 11e halfjaarsrapportage Belastingdienst december 2012
Kamerstuk 33 000-IXB-30 – Brief regering d.d. 29-08-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Antwoorden op vragen van de commissie inzake voortgang moties Omtzigt en Van Vliet met betrekking tot Duitse Rente en dwangarbeid
Kamerstuk 31 311-91 – Brief regering d.d. 17-09-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Eenduidige definitie van zelfstandige zonder personeel (zzp’er)
Kamerstuk 31 066-148 – Brief regering d.d. 25-10-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers (VVD) – Reactie op deze brief van de Nationale ombudsman inzake de verrekening van toeslagen door de Belastingdienst/Toeslagen
Kamerstuk 31 066-147 – Brief regering d.d. 26-10-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers (VVD) – Reactie n.a.v. het verzoek Omtzigt m.b.t. de afhandeling van de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag
Kamerstuk 31 066-149 – Brief regering d.d. 10-12-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Versterken toezicht en invordering Belastingdienst
Kamerstuk 31 066-151 – Brief regering d.d. 18-12-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. (31 066, nr. 144) over halvering van het handhavings- en invorderingstekort
Kamerstuk 31 066-155 – Brief regering d.d. 11-03-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Aangiftecampagne 2012 en de resultaten van de steekproef Particulieren 2010
2. Diverse fiscale onderwerpen
Kamerstuk 33 400-IX-4 – Brief regering d.d. 18-09-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Fiscale toezeggingen
Kamerstuk 31 880-6 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 21-09-2012
president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling – Aanbieding van het rapport «Intracommunautaire btw-fraude; Terugblik»
Kamerstuk 33 402-9 – Brief regering d.d. 22-10-2012
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers (VVD) – Evaluatie werkkostenregeling
Kamerstuk 33 402-53 – Brief regering d.d. 21-03-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Antwoorden op vragen van de commissie over de werkkostenregeling
Noot:
Let op: bij het verslag van het schriftelijk overleg is tevens de verkenning van de werkkostenregeling gevoegd (Aan het werk met de werkkostenregeling. Verkenning, verbetering van en vergroten draagvlak voor werkkostenregeling).
Kamerstuk 33 402-54 – Brief regering d.d. 26-03-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Aanbieding verkenning inzake werkkostenregeling
Kamerstuk 33 402-51 – Brief regering d.d. 07-03-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Werkkostenregeling
2013Z01626 – Brief regering d.d. 29-01-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Afschrift van de reactie op de brief van Actal over de btw-ontheffing voor commissarissen
Kamerstuk 33 402-50 – Brief regering d.d. 15-02-2013
staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers – Fiscale toezegging rode diesel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31066-170.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.