31 066 Belastingdienst

Nr. 1395 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2024

Met deze Kamerbrief wordt uw Kamer geïnformeerd over een aantal actuele ontwikkelingen bij de Dienst Toeslagen.

Niet-gebruik toeslagen

Er zijn veel mensen die recht hebben op toeslagen, maar bewust of onbewust hier geen gebruik van maken. Dit brengt met zich mee dat een groep mensen niet de inkomensondersteuning krijgt waar zij wel recht op hebben en deze mogelijk wel nodig heeft. Uw Kamer vraagt hier met grote regelmaat aandacht voor, zo ook nog in het laatste Commissiedebat Toeslagen. Door middel van een integrale strategie op niet-gebruik wordt deze groep gestimuleerd een toeslag aan te vragen, dit door mensen actief te attenderen op mogelijk recht op toeslagen. De integrale strategie bestaat uit vier sporen: het aansluiten bij de brede publieksbenadering (waaronder pr-campagnes), doelgroep- en themagericht attenderen, het benutten van bestaande contactmomenten en het persoonlijk en gericht benaderen van individuen. Afgelopen jaren heeft Dienst Toeslagen conform dit laatste spoor geëxperimenteerd met het inzetten van attenderingsbrieven om het aanvragen van zorgtoeslag te bevorderen. Het streven is om dit jaar op grotere schaal een attenderingsactie op zorgtoeslag uit te voeren zodat mensen de mogelijkheid hebben om tot en met 1 september toeslagen over het voorgaande jaar aan te vragen.

Een dergelijke attenderingsactie wordt getoetst aan wet- en regelgeving met een DPIA (Data Protection Impact Assessment). Een DPIA is een instrument om daar waar persoonsgegevens worden verwerkt, de risico’s met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in kaart te brengen en te beoordelen in hoeverre de huidige maatregelen voldoen en welke aanvullende maatregelen genomen moeten worden om de risico’s zoveel mogelijk te verminderen. Zo blijkt uit het lopende DPIA proces voor deze attenderingsactie dat gegevens worden verwerkt die nodig zijn om het recht op zorgtoeslag te bepalen voor een relatief grote groep. Dit om de groep voor de attenderingsactie te kunnen identificeren.

Alles overziend wordt het belang van betaalbare zorg waarvan zorgtoeslag een belangrijk onderdeel is, dusdanig zwaarwegend geacht dat deze mensen worden geattendeerd. Gezien het belang voor eventueel toeslaggerechtigden en het voornemen om de actie jaarlijks te herhalen, wordt gekeken in hoeverre de bestaande wettelijke kaders voldoende ruimte bieden.

Indicatie Gericht behandelen voor de Huurtoeslag

Om toezicht te kunnen uitvoeren op de aanvragen van kinderopvang- en huurtoeslag is van 2013–2020 het Risicoclassificatiemodel (RCM) gebruikt. Het RCM is in juli 2020 definitief stilgelegd, dat heeft tot gevolg dat het toezicht op de huurtoeslag in de voorschotfase momenteel zeer beperkt is. Bij brief van 26 november 2021 bent u eerder geïnformeerd over de ontwikkeling om met het selectiemodel «Indicatie Gericht Behandelen voor de Huurtoeslag» (IGB-huur), met als doel weer risicogericht en meer preventief toezicht uit te voeren. Hierbij bent u ook geïnformeerd over de eerste pilot die hiermee heeft plaatsgevonden.1 In de Update Stand van Zakenbrief van 12 april 2024 is uw Kamer geïnformeerd over de tweede pilot van het IGB-huur die op korte termijn zou starten.2 Hierbij kan bevestigd worden dat de pilot half juni officieel van start gaat.

IGB-huur betreft een selectiemodel voor het toezicht op de huurtoeslag, waarbij de onderliggende indicatoren zich richten op dat deel van de populatie waar toezicht nodig lijkt. Het model heeft tot doel die posten te selecteren die (mogelijk) fouten bevatten. Deze aanvragen worden vervolgens aangeboden voor handmatige behandeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de behandeling minimale administratieve lasten voor mensen met zich meebrengt en er rekening wordt gehouden met de menselijke maat, dit alles passend binnen de wettelijke kaders.

Met de tweede pilot wordt de effectiviteit van het model getoetst. In de pilot wordt daarnaast ook data verzameld om de ontwikkeling van de IAMA (Impact Assessment voor Mensenrechten bij de inzet van Algoritmes) en DPIA (Data Protection Impact Assessment) definitief te kunnen afronden. De uitkomsten moeten duidelijk maken welke aanpassingen van het model nodig zijn voordat het als regulier handhavingsinstrument kan worden ingezet. Er zal een tussentijdse evaluatie van de pilot plaatsvinden om het risico op potentiële selectiebias zo snel mogelijk te kunnen detecteren. Daarvoor zijn de aselecte steekproeven die naast selectie door het model worden gehanteerd ook van belang. Het is ook mogelijk dat uit de steekproeven nog nieuwe indicatoren geïdentificeerd worden die in het model opgenomen kunnen worden. Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer nader geïnformeerd zodra het model definitief in gebruik wordt genomen en welke afwegingen hieraan ten grondslag hebben gelegen.

Kwijtschelding toeslagschulden in het kader van tegemoetkomingsbeleid MSNP

Bij brief van 23 april 20243 is uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het tegemoetkomingsbeleid voor mensen die in een bepaalde periode ten onrechte zijn afgewezen voor een minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP). Toeslaggerechtigden van wie in de periode van 1 januari 2014 tot 1 april 2021 een MSNP-verzoek onterecht is afgewezen wordt compensatie geboden en, als zij die na een onterechte afwijzing nimmer meer tot een schuldhulpverleningstraject zijn toegelaten worden hun nog bestaande schulden opgelost. De uitwerking van dit tegemoetkomingsbeleid wordt vastgelegd in het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling («Wetsvoorstel») dat in september zal worden ingediend en met een verwachte inwerkingtreding van 1 januari 2025.

Voor de groep mensen die na een onterechte afwijzing nooit meer is toegelaten tot een MSNP of wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een aanbod gedaan om deze mensen sneller te helpen. In dat kader zal vooruitlopend op het Wetsvoorstel voor de Belastingdienst de Uitvoeringregeling Invorderingswet 1990 worden gewijzigd, zodat de Belastingdienst per 1 juli 2024 de openstaande belastingschulden kan kwijtschelden. Toeslagen wil daar graag bij aansluiten. Omdat voor toeslagschulden een wettelijke grondslag voor kwijtschelding ontbreekt, is met de brief van 23 april 2024 toegezegd om vooruitlopend op wetgeving toeslagschulden per 1 juli 2024 kwijt te gaan schelden op basis van een beleidsbesluit, en om contouren van het beleidsbesluit tijdig met uw Kamer te delen. Thans treft u daartoe het concept besluit kwijtschelding toeslagschulden in het kader van tegemoetkomingsbeleid MSNP («Besluit») bij deze brief aan. In het Besluit wordt wat betreft doelgroep en voorwaarden aangesloten bij het Wetsvoorstel. Het Besluit creëert een grondslag dat per 1 juli 2024 de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst, belasting- en toeslagschulden van de doelgroep onder voorwaarden ambtshalve kwijt kunnen schelden.

Om ambtshalve kwijtschelding van de openstaande schulden van de getroffen toeslaggerechtigden mogelijk te maken, ben ik voornemens dit besluit vooruitlopend op het Wetsvoorstel te nemen. Met daarbij inachtneming van het Afwegingskader beleidsbesluit vooruitlopen op wetgeving4. Ik weeg daarin mee dat dit besluit in het voordeel van en van groot belang is voor een kleine groep mensen die naar verwachting al geruime tijd met problematische schulden kampen. dat dit besluit toekomst gericht is en recht doet aan het streven van de Dienst Toeslagen om oog te hebben voor de menselijke maat. Door dit Besluit vooruitlopend op het Wetsvoorstel te nemen kunnen aan de getroffen toeslaggerechtigden, bij wie later nimmer een MSNP tot stand is gekomen en die ook niet zijn toegelaten tot de WSNP, al eerder dan 1 januari 2025 herstel worden geboden. Het verlenen van kwijtschelding zal resulteren in een lagere schuldenlast en daarmee wordt mogelijk een stuk onrust bij de betreffende toeslaggerechtigde weggenomen.

Op basis van het Besluit wordt (samengevat) kwijtschelding verleend voor het op 1 juli 2024 openstaande bedrag aan Dienst Toeslagen dat bestaat uit (i) terugvordering(en), (ii) de met terugvordering(en) samenhangende rente en kosten en (iii) eventuele met terugvordering(en) samenhangende opgelegde bestuurlijke boete. Kwijtschelding wordt verleend aan de belanghebbende door wie in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2021 een verzoek om medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gedaan en dat verzoek door de Belastingdienst onderscheidenlijk Dienst Toeslagen onterecht is afgewezen. Geen kwijtschelding wordt verleend indien de afwijzing het gevolg is geweest van een opgelegde vergrijpboete of een strafrechtelijke veroordeling of gerelateerde omstandigheden genoemd in het Besluit. Ook wordt geen kwijtschelding verleend indien reeds een tegemoetkoming respectievelijk compensatie als bedoeld in de Wet hersteloperatie toeslagen is toegekend. De echtgenoot of geregistreerde partner van de toeslaggerechtigde komt onder voorwaarden in aanmerking voor kwijtschelding.

Zoals hierboven al vermeld treft u als bijlage bij deze brief het concept Besluit kwijtschelding toeslagschulden in het kader van tegemoetkomingsbeleid MSNP. Indien uw Kamer hierover nog vragen en/of opmerking heeft dan verneem ik die graag op zeer korte termijn. De planning is erop gericht om de inwerkingtreding van het Besluit op 1 juli 2024 te kunnen realiseren.

Invordering na UHT

In voorgaande voortgangsrapportages Hersteloperatie Toeslagen is uw Kamer geïnformeerd over de pauzering van openstaande vorderingen bij Dienst Toeslagen en de Belastingdienst. Door te zorgen dat mensen hun teveel ontvangen toeslagen spoedig terugbetalen wordt voorkomen dat de reguliere vorderingen verder oplopen. Daarom is het van belang dat de invordering zo snel als mogelijk wordt hervat voor ouders en toeslagpartners die het primaire proces bij UHT hebben doorlopen.Ouders die het UHT-proces hebben afgerond blijken alweer vrij snel vorderingen op te bouwen. Dat kan leiden tot nieuwe problemen, hetgeen onwenselijk is. Gemeenten worden daarom gevraagd om hier op individueel niveau aandacht aan te besteden. Daarnaast worden ouders met openstaande vorderingen, waarvan vermoed wordt dat zij zich in een financieel kwetsbare positie bevinden, door het Serviceteam van UHT gebeld. Wanneer de ouder aangeeft hier behoefte aan te hebben, wordt proactief hulp geboden, zoals doorverwijzen naar de gemeente, naar persoonlijke begeleiding of hulp bij aanvragen van een persoonlijke betalingsregeling. Ouders die naar (eigen) verwachting moeite krijgen met terugbetalen, worden gewezen op de mogelijkheden van gerichte en passende ondersteuning en persoonlijke betalingsregelingen. Uit de eerste ervaringen blijkt dat verre weg de meeste ouders persoonlijk contact waarderen.

Helaas is ook gebleken dat een grote groep gedupeerde ouders tijdens de pauzering vorderingen heeft betaald die in aanmerking kwamen voor kwijtschelding. Gedupeerde ouders hebben recht op restitutie voor schulden die voor 1 januari 2021 zijn ontstaan en later in aanmerking kwamen voor kwijtschelding. Het is derhalve niet wenselijk om voor gedupeerde ouders de invordering weer op te starten, terwijl zij ook recht hebben op restitutie voor één of meerdere onverschuldigde betalingen. Dat wordt zo spoedig mogelijk recht gezet. Eerst wordt uitgezocht om hoeveel gedupeerden het gaat, wat de omvang van de onverschuldigde betalingen is en hoe lang ouders hebben doorbetaald. Hierdoor kan de bredere opstart van de invorderingen voor gedupeerde ouders een vertraging oplopen. Zodra bekend is bij welke ouders onverschuldigde betalingen hebben plaatsgevonden, kan bij de andere gedupeerde ouders de invordering wel worden opgestart. Voor personen met gepauzeerde schulden die niet gedupeerd zijn, gaat de opstart door conform de eerder gecommuniceerde planning. In de volgende voortgangsrapportage wordt u nader geïnformeerd over de opstart voor gedupeerde ouders.

Hoogleraar Toeslagen

In het commissiedebat Toeslagen van 17 april jl. is toegezegd aan het lid Idsinga om uit te zoeken of er een hoogleraar is die Toeslagen in diens portefeuille heeft en hierover met OCW in gesprek te gaan.5 Er is inmiddels met OCW gesproken over dit vraagstuk.

Het is van belang te benadrukken dat het benoemen van hoogleraren een aangelegenheid is van universiteiten. Ministeries hebben geen inspraak op deze benoemingen. Wel kunnen ministeries (in)direct een leerstoel financieren. Een lijst van deze leerstoelen wordt bijgehouden door Universiteiten van Nederland.6 Ten aanzien van leerstoelen bestaat er beleid om de onafhankelijkheid en wetenschappelijke integriteit van dergelijke constructies te waarborgen. Hier zijn door het lid Omtzigt eerder vragen over gesteld ten aanzien van de leerstoelen die door de Belastingdienst zijn gefinancierd.7

Er zijn verschillende hoogleraren die het onderwerp Toeslagen indirect in de portefeuille hebben. Het gaat hierbij om onderwerpen die variëren van Sociale Zekerheidsrecht tot aan de psychologische effecten die mensen ondervinden als gevolg van inkomensafhankelijke regelingen (doenlijkheid van het stelsel). Deze werkwijze is logisch omdat het een multidisciplinaire aanpak vanuit verschillende specialismen betreft (onder andere bestuursrecht, privacy, psychologie, statistiek en algoritmen, fiscaliteit). De toegevoegde waarde zit dan niet in een specifieke leerstoel maar in de samenwerking op het terrein van Toeslagen tussen verschillende disciplines. In dat licht wordt bij verschillende onderzoeken en beleidsevaluaties gebruik gemaakt van externe validatie via een begeleidingscommissie waarin hoogleraren met deze verschillende specialismen zijn vertegenwoordigd.

Tenslotte

Tenslotte kan ik uw Kamer melden dat de toezegging uit het commissiedebat van 17 april 2024 om een overzicht te geven van de stand van zaken bij de invorderingsstrategie8 is afgedaan in de brief inzake de versnelling van de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen van 26 april 2024.9

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries


X Noot
1

Kamerstukken II, 2021/22, 31 066, nr. 923 (IGB-Huur stond destijds nog bekend als het «Behandelkeuzemodel»).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/24, 31 066, nr. 1372.

X Noot
3

Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1376.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/24, 31 066, nr. 1329

X Noot
5

TZ202404–124.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3513.

X Noot
8

TZ202404–126.

X Noot
9

Kamerstukken II, 2023/24, 31 066, nr. 1380.

Naar boven