31 064
Oprichting stichting voor Nederland als centrum voor financiële dienstverlening

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 augustus 2007

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 5 juli 2007 overleg gevoerd met minister Bos van Financiën over:

– de oprichting van een stichting voor Nederland als centrum voor financiële dienstverlening (Holland Financial Centre) (31 064).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Weekers (VVD) stelt voorop dat de VVD de gedachte aan een Holland Financial Centre van hart ondersteunt. Wel vraagt hij zich af waarom is gekozen voor de rechtsvorm van een stichting en waarom de overheid zo nauw betrokken moet zijn bij de oprichting ervan. Bovendien zit de AFM (Autoriteit Financiële Markten) in het dagelijks bestuur en de Nederlandsche Bank in het algemeen bestuur. Het kabinet geeft aan dat de overheid grotendeels om symbolische redenen aan de stichting deelneemt en daarom niet kan zeggen wat de concrete doelstelling van de stichting is. Waarom vraagt het de Kamer dan om in te stemmen met de oprichting van de stichting? Misschien is het zuiverder als de overheid niet formeel aan de oprichting van de stichting deelneemt. Ambtenaren van de verschillende departementen kunnen dan toch wel hun expertise in het overlegplatform inbrengen. Zelf ziet hij als eventuele doelstellingen het promoten van Nederland als financieel centrum en het creëren van randvoorwaarden waaronder de financiële markt kan bloeien. De heer Docters van Leeuwen noemde als speerpunten het pensioenbeheer en de derivaten. Als de stichting niet kan meewerken aan het creëren van randvoorwaarden, vindt de heer Weekers dat een gemiste kans.

Hoewel de minister eerst aangeeft dat de kosten voor het Rijk nihil zijn, stelt hij later dat het instrument van de subsidie zou kunnen worden gebruikt. Voorts wordt enerzijds gesproken over een symbolische waarde, maar anderzijds over een afstemmingsrelatie, hetgeen duidt op een veel nauwere betrokkenheid. De heer Weekers maakt een vergelijking met de adviesfunctie van de Stichting van de Arbeid.

De heer Irrgang (SP) kan zich goed voorstellen dat het doel van de stichting is Nederland als financieel centrum te promoten, maar niet dat de overheid deelneemt in een belangenorgaan dat straks gaat ijveren voor beleidswijzigingen. Misschien moeten de statuten op dat punt worden aangescherpt.

Onderschrijft de minister dat er een zekere urgentie is in verband met de mogelijke overname van ABN-AMRO?

De heer Vendrik (GroenLinks) deelt de nieuwsgierigheid naar de governance van de stichting en de precieze betrokkenheid van de overheid. In de statuten staat dat de stichting initiatieven neemt en andere werkzaamheden verricht die voor de doelstelling nuttig of nodig kunnen zijn, in de ruimste zin van het woord. Dat kan dus ook lobbyen zijn. Daarbij kunnen kwesties aan de orde komen die de positie van de minister op juridisch, administratief en fiscaal vlak raken. Bevordering van een duurzame economie lijkt hem een mooi doel voor een vergelijkbare stichting.

De heer Tang (PvdA) vindt de doelstelling van de stichting vaag. Hij ontwaart in de antwoorden op de door de commissie gestelde vragen enkele tegenstrijdigheden, over de betrokkenheid van de overheid en de taken van de stichting. Het vestigingsklimaat wordt doorslaggevend genoemd voor de positie van de financiële sector. Hij vraagt zich af of de stichting niet een lobbyclub zal worden. Hij las ook dat de stichting een mogelijkheid biedt om gezamenlijk te zoeken naar nieuwe niches in de markt, een activiteit die bedrijven uitstekend zelf kunnen uitvoeren.

De heer Tang begrijpt wel dat de ministeries op afstand blijven, maar hij begrijpt niet dat de toezichthouders AFM en de Nederlandsche Bank dat niet doen. Zij doneren ook aan de stichting.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA) kan zich vinden in de oprichting van een Holland Financial Centre. Enkele malen wordt gesteld dat de overheid financieel niet participeert, maar ook dat voor een financiële relatie zou kunnen ontstaan het instrument van de subsidie wordt gebruikt.

Uit de conceptstatuten blijkt dat een forum wordt gecreëerd om te overleggen hoe Nederland het best op de kaart kan worden gezet. Er wordt dus gelobbyd. De heer De Nerée tot Babberich vraagt zich af wat dan de rol van de overheid daarin is. Hij heeft er geen bezwaar tegen als de stichting gaat proberen het departement te bewerken, want de overheid wordt van alle kanten aangesproken. Ook in andere sectoren wordt veel gelobbyd. Hij kan zich goed voorstellen dat de stichting bij het departement meldt dat bepaalde regelgeving belemmerend werkt voor de financiële sector. Hij vraagt zich af waar de grenzen liggen. De stichting kan adviezen uitbrengen aan wie dan ook, zonder dat iemand daaraan gebonden is. Als de aanwezigheid van de overheid in de stichting belemmerend is voor bepaald lobbywerk, kan de overheid er misschien beter niet in gaan zitten.

Er was een zorgvuldige procedure afgesproken, maar tot zijn irritatie las de heer De Nerée tot Babberich in het Financieel Dagblad van 3 juli dat de stichting volgende week van start gaat. Hij heeft er geen bezwaar tegen als de overheid wordt gevraagd deel te nemen, om de stichting enig cachet te geven, maar dan past het de voorzitter van zo’n stichting terughoudendheid in acht te nemen. Dat kan die voorzitter misschien eens onder de aandacht worden gebracht.

Antwoord van de minister

De minister betoogt dat de voor de Nederlandse economie heel belangrijke financiële dienstverlening onder druk staat. Er is een ingewikkeld internationaal spel gaande, met heftige concurrentie. Naar zijn mening is het verstandig om in te gaan op het initiatief van de sector om iedereen die een bijdrage kan leveren aan het sterk houden van de sector rond de tafel te krijgen, maar niet om een lobbyorganisatie te maken. Als dat gebeurt, stapt hij er meteen uit. Als hij een brief van de stichting krijgt met het verzoek om een wet of een regeling te wijzigen, is er kennelijk iets mis. De crux is voor hem dat de overheid haar onafhankelijke positie ten opzichte van belangenbehartigers en belanghebbenden kan bewaren. Hij wil wel bijdragen aan een positief beeld van Nederland als vestigingsland voor bedrijven die gericht zijn op financiële dienstverlening. De situatie rond ABN-AMRO is een voorbeeld dat zoiets nodig kan zijn. Dat in de stichting de discussie over alle belemmeringen voor de financiële sector voluit plaatsvindt, is iets anders dan dat de stichting zich richt tot de overheid. Leden van de stichting zijn lobbyclubs, die zelf zich tot de overheid kunnen richten met concrete verzoeken. De stichting kan adviezen uitbrengen, zonder dat iemand daaraan gebonden is.

De minister wijst erop dat de financiële centra waarmee Nederland concurreert, Londen, Parijs, Dublin, New York, dit soort instituten hebben, met deelname door de overheid. Voor de sector is belangrijk dat zij kan laten zien dat haar doelstellingen worden gesteund door de overheid. Hij beschouwt het debat van vandaag als een krachtige aanmoediging om de komende maand nauwlettend te volgen hoe de stichting de kans om tot ontwikkeling te komen waarmaakt. Hij wil vermijden dat, alleen omdat een directere toegang tot de overheid is gecreëerd, er allerlei verzoeken komen, om geld of anderszins, of dat een verstrengeling van belangen plaatsvindt, terwijl andere sectoren zo’n toegang niet hebben. Hij acht het echter nuttig als de partijen als gedeeld belanghebbenden zich naar buiten presenteren voor een sterke financiële sector in Nederland. Hij wil het belang van promotie niet onderschatten.

In de zomer zal de minister de commissie een brief sturen waarin de inzet van de ministeries in de stichting wordt geëxpliciteerd. Hij heeft dan ook de gelegenheid gehad daarover met de andere partijen in de stichting van gedachten te wisselen. Statutair is al geregeld dat de vertegenwoordiger van het ministerie in de stichting niet meestemt.

De minister zal geen subsidie geven. De zin daarover in de brief met antwoorden was slechts bedoeld om aan te geven dat een financiële relatie met een stichting alleen via een subsidie kan bestaan.

De stichting is naar het oordeel van de minister niet het enige initiatief om een bepaalde doelstelling te bevorderen waaraan de overheid deelneemt. Hij wijst op het Innovatieplatform. Minister Cramer zou deel kunnen uitmaken van een stichting met bedrijven die zich op het gebied van duurzaamheid profileren, om het belang dat zij aan die sector hecht te demonstreren.

De vorm van een stichting lijkt de minister in het onderhavige geval de meest geëigende vorm die het Burgerlijk Wetboek biedt. Hij zal met de AFM en de Nederlandsche Bank spreken over hun relatie met de stichting.

Nadere gedachtewisseling

De heer Weekers (VVD) zou het een gemiste kans vinden als de stichting zich voornamelijk op promotie richtte, want hij wenst dat zij ook een denktankfunctie heeft. Hij suggereert om zo nodig in adviezen in een voetnoot te melden dat de overheid niet gebonden is.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA) pleit ook voor duidelijkheid omtrent de adviezen van de stichting. Hij ziet liever niet dat er een wetsvoorstel komt.

De heer Tang (PvdA) vraagt of de minister bereid is AFM en Nederlandsche Bank zo nodig te vragen uit de stichting te treden.

De minister heeft al toegezegd dat hij zich met AFM en Nederlandsche Bank zal verstaan. Daarbij komt de vraag aan de orde of die organisaties niet op dezelfde manier aan de stichting moeten deelnemen als de rijksoverheid. Hij zal zich over de uitkomsten van dat gesprek verantwoorden tegenover de Kamer.

De voorzitter stelt vast dat de commissie een wetsvoorstel niet nodig vindt.

Toezegging

De minister stuurt de commissie een brief waarin de inzet van de ministeries in de stichting wordt geëxpliciteerd en de uitkomsten van een gesprek over de posities van AFM en Nederlandsche Bank worden gemeld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Jules Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Anker (ChristenUnie), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Spekman (PvdA).

Naar boven