nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen in verband met de formalisering
van een onderdeel van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rechterlijke Macht
1/1/2005–31/7/2007;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 37, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 6:1, eerste en tweede lid, van de Wet
arbeid en zorg behoudt de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in
opleiding over de uren waarop hem ouderschapsverlof wordt verleend 75 procent
van zijn bezoldiging, verminderd met de ouderschapsverlofkorting waarop over
die uren op grond van artikel 8.14b van de Wet inkomstenbelasting 2001 maximaal
recht kan bestaan. Indien hem een ouderschapsverlofkorting is toegekend, wordt
aan de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding op zijn
aanvraag tevens een bedrag toegekend ter grootte van het verschil tussen de
maximale ouderschapsverlofkorting, bedoeld in de eerste volzin, en de hem
toegekende ouderschapsverlofkorting. De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding dient de aanvraag, bedoeld in de tweede volzin, in
binnen zes maanden nadat de ouderschapsverlofkorting is toegekend.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,