31 060
Burgerinitiatief «Stop fout vlees»

nr. 1
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2007

Op 26 april jl. heeft de kamer ingestemd met het in behandeling nemen van het burgerinitiatief van Milieudefensie en Jongeren Milieu Actief (cv. 144992, bijgevoegd). De behandeling is in handen gesteld van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de procedurevergaderingen van 15 en 29 mei 2007 heeft de commissie aanvullend aan het verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (30 865, nr. 26) voor de behandeling onderstaand traject vastgesteld. De afronding van het behandeling wordt met dit traject in oktober verwacht i.p.v. voor het zomerreces.

– een startgesprek met Milieudefensie en Jongeren Milieu Actief (JMA) op 23 mei 2007;

– daarna wordt een onderzoeksopdracht geformuleerd voor het Centraal Planbureau (CPB) en Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en voorgelegd aan de Kamer;

– kort na het zomerreces wordt o.b.v. de onderzoeksresultaten een nieuw gesprek met Milieudefensie en JMA gepland, gevolgd door een rondetafelgesprek c.q. hoorzitting;

– streven is een afrondend plenair debat uiterlijk begin oktober 2007.

De Kamer wordt verzocht in te stemmen met het behandeltraject.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

BIJLAGE

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ter attentie van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Amsterdam/Den Haag, 13 februari 2007

Geachte leden van de Tweede Kamer,

Met deze brief en de bijbeborende bijlagen dienen we een burgerinitiatief in. Milieudefensie en haar jongerenorganisatie ATA hebben enige maanden terug het voortouw genomen voor dit burgerinitiatief onder de noemer «Stop Fout Vlees».

We zijn zeer verguld dat inmiddels maar liefst 106 975 burgers hebben aangegeven dit burgerinitiatief te ondersteunen. De hiertoe ingevulde formulieren zijn gelijktijdig met deze brief ingediend bij de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. We hebben nagetrokken of van deze ondertekende verklaringen er voldoende in overeenstemming zijn met de vormvereisten die daarvoor door u zijn vastgelegd. Daartoe zijn 67 561 formulieren (63%) door ons gecontroleerd, de uitkomsten zijn geëxtrapoleerd naar het totale aantal. Op grond daarvan kan geconcludeerd worden dat circa 3 100 ondertekenaars jonger dan 18 jaar zijn, waardoor hun verklaringen formeel niet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Daarnaast zijn ongeveer 3 700 ondersteuningsverklaringen ongeldig omdat niet alle vereiste persoonsgegevens zijn ingevuld (meestal ontbreekt de geboortedatum). Deze cijfers wijzen uit dat met zo’n honderdduizendentweehonderd geldige ondersteuningsverklaringen ruimschoots aan de randvoorwaarde van tenminste 40 000 mede-indieners is voldaan.

De personen die dit burgerinitiatief ondersteunen hebben hiertoe het volgende verzoek aan u ondertekend (en tevens de vereiste persoonsgegevens verstrekt): «Maak een einde aan de bioindustrie. Ik verzoek u te kiezen voor een veehouderij zonder dierenleed, zonder milieuschade en zonder massale import van veevoersoja die ten koste van mensen en natuur in ontwikkelingslanden is geproduceerd. Ik onderteken het burgerinitiatief Stop Fout Vlees».

Het is belangrijk om te beseffen dat het voorgestelde alternatief de gesignaleerde problemen op het vlak van dierenleed, milieuschade en nadelen voor ontwikkelingslanden in samenhang dient op te lossen. De opsomming is dus cumulatief, het burgerinitiatief heeft niet tot doel slechts een of twee van de deze problemen (deels) op te lossen. Hoewel bepaalde aspecten van de intensieve veehouderij de afgelopen jaren wel door het parlement zijn besproken (zoals de kosten die met dierziekten gepaard gaan, dierenwelzijn en het mestbeleid) heeft géén besluitvorming plaatsgevonden over de bio-industrie met de integrale insteek die juist eigen is aan het burgerinitiatief «Stop Fout Vlees». Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de kwesties die spelen bij de productie van het veevoer, dierenwelzijnvraagstukken én de gevolgen voor het milieu nu op een omvattende wijze worden beschouwd en in samenhang worden opgelost.

Ons voorstel behelst een zorgvuldige en gefaseerde omschakeling van de veehouderij. In overleg met de griffie is afgesproken dat we in deze brief een beknopte uitwerking weergeven, vanwege de formele fase van de behandeling. In het vervolgtraject van de behandeling van dit burgerinitiatief zullen we bepaalde punten graag nader onderbouwen en toelichting, bijvoorbeeld ten behoeve van de inhoudelijke behandeling door de veste kamercommissie voor LNV en/of VROM.

Onze systeembenadering: omschakeling van bulk naar kwaliteit

De Nederlandse bio-industrie kenmerkt zicht door het massaal houden van landbouwhuisdieren in grotendeels van de buitenlucht afgesloten stallen. Op jaarbasis worden in ons land ruwweg 450 miljoen dieren op deze manier gehouden. Hierbij gaat het meestal om varkens en kippen. Ook de Nederlandse melkkoeien staan echter steeds vaker het hele jaar binnen, inmiddels ruim 15%.

Door de massale huisvesting van dieren in gesloten stallen is de veehouderij niet langer grondgebonden. De dieren komen niet meer buiten, verreweg het meeste voer moet van elders worden aangevoerd en er is in de omgeving te weinig grond beschikbaar om de enorme hoeveelheid mest op een verantwoorde wijze af te kunnen zetten.

De bio-industrie produceert vooral voor de export, zo’n 70 tot 80% van het vlees wordt uitgevoerd. Daarbij richt de Nederlandse veehouderij zich voornamelijk tot de onderkant van de internationale markt. Het is van groot belang om af te stappen van de dwang om zoveel mogelijk zo goedkoop mogelijk te produceren. Wie blijft pleiten voor concurrentie op prijs kiest feitelijk voor produceren ten koste van dierenwelzijn, milieukwaliteit en natuur die moet wijken voor de sojaplantages. Tegelijkertijd is juist deze bulkproductie een bedreiging voor de boerenstand. Steeds meer familiebedrijven zullen het moeten afleggen door de harde concurrentieslag aan de onderkant van de internationale markt. Landen als Thailand en Brazilië leggen zich meer en meer toe op vleesexport. Nederland zal het steeds meer afleggen tegen deze landen. Zo becijferde onderzoeksinstituut LEI dat de productie van een kilo kippenvlees in Nederland 3,75 euro kost, terwijl dit in Brazilië voor slechts 1,60 euro wordt geproduceerd.

Een omschakeling naar duurzame kwaliteitsproductie met een hoge toegevoegde waarde zou wel eens de enige redding van de traditionele boerderij kunnen zijn. Doorgaan met schaalvergroting is dat in ieder geval niet. Waren er in 1980 nog ruim 50 000 boerenbedrijven waar kippen en varkens werden gehouden, nu resten daarvan nog maar 11 000. Een omschakeling naar kwaliteitsproductie biedt het familiebedrijf een beter toekomstperspectief. Op die manier wordt immers ingespeeld op de toenemende vraag in Noordwest-Europa naar hoogwaardige en diervriendelijke producten.

Duurzaamheid vereist omvattende benadering

Door de beoogde daling van het productievolume wordt het mogelijk dierenwelzijn, milieukwaliteit én natuurgebieden in ontwikkelingslanden beter te beschermen. De veehouderij wordt gebaseerd op een grondgebonden karakter. Varkens, kippen en koeien krijgen weer vrije uitloop. Dieren kunnen dan hun natuurlijk gedrag ontwikkelen, de buitenlucht en het weer ervaren, wroeten in de grond. De stressfactoren zullen hierdoor aanzienlijk verminderen, waardoor van het kappen van snavels en het couperen van staarten en oren kan worden afgezien.

Het mestoverschot heeft de afgelopen decennia bijgedragen aan de verzuring en vermesting van het milieu. Dit gaat gepaard met vervuiling van lucht, bodem en water. De bio-industrie is hierdoor een van de hoofdoorzaken van de ernstige achteruitgang van de Nederlandse biodiversiteit. De Milieubalans 2006 van het Milieu en Natuur Planbureau geeft aan dat een forse beleidsverandering inderdaad nodig is voor het halen van de gestelde nationale en Europese milieudoelen. Met een inkrimping van de veestapel ten opzichte van 2001 met 50% kan worden volstaan aan de in het NMP4 vastgestelde beleidsdoelen. De hoeveelheid mest en daarmee de emissies van ammoniak, nitraat en fosfaat zullen uiteraard evenredig afnemen met de reductie van de veestapel.

De huidige bio-industrie veroorzaakt niet alleen in eigen land veel milieuvervuiling en dierenleed. Door haar enorme behoefte aan veevoer legt zij een groot beslag op het landbouwareaal in het buitenland, met grote gevolgen voor de natuurlijke rijkdom. De grootschalige import van soja voor veevoer uit Latijns-Amerika speelt hierbij een grote rol. De aanleg van sojaplantages is een van de belangrijkste oorzaken van ontbossing in het Amazonegebied. De voerbehoefte van de Nederlandse veestapel legt een beslag om meer dan één miljoen hectare, waarvan 82% gelegen in Brazilië en Argentinië. Hierdoor verdwijnt ginds unieke natuur. Bovendien zijn bij het aanleggen van de grootschalige sojaplantages schendingen van mensenrechten aan de orde van de dag. Doordat de soja die door bio-industrie gebruikt wordt direct bijdraagt aan de ontbossing in Latijns-Amerika wordt het door Nederland ondertekende Biodiversiteitsverdrag geschonden.

De oplossing bestaat óók op dit vlak uit een verschuiving van bulk naar kwaliteit. Door de afname van de veestapel neemt de behoefte aan de massale importen af. Verder zijn Europese akkerbouwers zeer wel in staat om eiwithoudende voedergewassen te verbouwen. In plaats van braaklegging te financieren kunnen subsidiestromen beter zo ingezet worden dat verbouw van deze substitutiegewassen voor akkerbouwers lonend wordt. Als er nog gebruik gemaakt moet worden van soja-importen zal dit aanzienlijk minder grootschalig zijn. Tegelijkertijd kunnen deze importen gebonden worden aan heldere sociale en ecologisch criteria, gebaseerd op internationale verdragen.

Benadrukt moet worden dat de ernstige problemen van de intensieve veehouderij niet geïsoleerd zijn op te lossen. De door de samenleving zo gewaardeerde verbetering van het dierenwelzijn kan bijvoorbeeld niet op een bevredigend niveau gerealiseerd worden met de huidige aantallen dieren.

Door forse investeringen in ammoniakwassers kunnen de emissies weliswaar afnemen. Tegelijkertijd is dit een end-of-the-pipe benadering. De dieren moeten binnen blijven en de schadelijke soja-importen worden ongemoeid gelaten. Dergelijke eenzijdige maatregelen hebben niets met duurzaamheid te maken, daarvoor is een omvattende benadering nodig.

Benutten beleidsruimte

De omschakeling van veehouderij die met het burgerinitiatief «Stop Fout Vlees» beoogd wordt, zal zorgvuldig uitgevoerd moeten worden. Dit voorstel wil vastleggen dat op middellange termijn een omschakeling van bulk naar kwaliteitsproductie moet zijn gerealiseerd. Dit gaat uiteraard gepaard met een significante afname van de veestapel, in het belang van dierenwelzijn, milieukwaliteit én natuurgebieden in ontwikkelingslanden. Om Herman Wijffels te citeren: «In echt duurzame landbouwsystemen hebben de stofstromen een gesloten karakter. In mijn visie zal er een einde komen aan de enorme invoer van veevoedergrondstoffen waarvan wij de emissies in het Nederlandse milieu dumpen. De enorme consequenties moeten wij voor lief nemen: een sterke krimp van het aantal varkens en kippen en de mengvoerindustrie» (Rathenau Instituut, Den Haag 2001).

Veehouders moeten bij deze omschakeling voldoende ondersteund worden ten einde een gezonde, toekomstgerichte bedrijfsvoering te realiseren. Een systeem van premies en heffingen fungeert hierbij als vliegwiel. Werkelijk duurzame productie verdient méér steun, het verborgen prijskaartje van vervuilende productie zal juist aan de producent doorberekend moeten worden. Flankerend beleid met betrekking tot dierenwelzijn, milieunormen en plattelandsontwikkeling zal dit proces moeten versterken. Voor een deel heeft Nederland nu al de beleidsruimte om Europese en nationale geldstromen binnen de landbouwsector zo in te zetten dat bij de veehouderij kwaliteitsproductie meer centraal komt te staan en beter aangesloten wordt bij wat de samenleving van de sector verwacht.

Afsluitend herhalen we dat we met het oog op de komende inhoudelijke behandeling van dit massaal gesteunde burgerinitiatief in een latere fase graag nog nadere informatie aanleveren. We zien uit naar de inhoudelijke dialoog!

Met vriendelijke groet en hoogachting,

Wouter van Eck

geboren 7-5-1965 te Ulft

Opaalstraat 208

6534 XP Nijmegen

Linda IJmker

geboren 8-8-1978 te Hoogeveen

Narcissenstraat 16

6707 HK Wageningen

Contactgegevens:

Postbus 19199, 1000 GD Amsterdam

020-5507300

Bijlagen: 106 975 ondersteuningsverklaringen

Naar boven