31 059
Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 september 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de considerans wordt «andere lidstaat of andere lidstaten» vervangen door: andere betrokken staat of andere betrokken staten.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van gereglementeerd beroep wordt «geplaatst op een door Onze minister bij ministeriële regeling vastgestelde lijst» vervangen door: genoemd in bijlage I van de richtlijn.

2. In de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar wordt onder 2° «lidstaat» vervangen door: een lidstaat.

C

In het opschrift van artikel 2 wordt «beroepsbeoefenaren» vervangen door: beroepsbeoefenaars.

D

In artikel 6, tweede lid, wordt na «twee jaar voltijds» ingevoegd: of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds.

E

In artikel 7, tweede lid, wordt «geplaatst op een door Onze minister bij ministeriële regeling vastgestelde lijst» vervangen door: genoemd in bijlage III van de richtlijn.

F

In artikel 9, onderdeel c, onder 2°, wordt «geplaatst op een door Onze minister bij ministeriële regeling vastgestelde lijst» vervangen door: genoemd in bijlage II van de richtlijn.

G

In artikel 13, eerste lid, onder a, wordt na «migrerende beroepsbeoefenaar» ingevoegd: alsmede, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 2°, van toepassing is, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, of, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°, van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229).

H

In artikel 23, derde lid, onder a, wordt na «dienstverrichter» ingevoegd: alsmede, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 2°, van toepassing is, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, of, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°, van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229).

I

In artikel 39 wordt «Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers» vervangen door: Wet beëdigde tolken en vertalers.

J

In Hoofdstuk 5 Wijziging andere wetten wordt na het opschrift ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, onder vernummering van artikel 42 tot artikel 42a, een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42

In de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen wordt in bijlage 2 onderdeel 3. Maritieme sector, onder a. Zeescheepvaart, als volgt gewijzigd:

1. Na de tekst onder het kopje «In Nederland» wordt ingevoegd:

In Roemenië

de opleiding voor

– stuurman in de zeevaart II/ 4 ST CW («timonier maritim»)

2. Onder het kopje «overeenkomende met de volgende opleidingen:» wordt na zinsnede «die elk ten minste twaalf weken theoretische opleidingen omvatten en met een examen worden afgesloten;» ingevoegd:

– In Roemenië

– voor stuurman in de zeevaart II/ 4 ST CW («timonier maritim»):

een persoon van 18 jaar of ouder die:

houder is van een passend bekwaamheidsattest van zeeman (middelbare zeevaartschool); gedurende een periode van 24 maanden als zeeman aan boord van zeeschepen op zee heeft gewerkt, waarvan ten minste 12 maanden tijdens de afgelopen vijf jaar; een erkende cursus voor bevordering tot het uitvoerend niveau heeft gevolgd (7 dagen); of

houder is van een passend bekwaamheidsattest van zeeman (middelbare zeevaartschool) en van een bekwaamheidsattest van radio-operator, technisch operator in de maritieme mobiele dienst; gedurende een periode van 24 maanden als zeeman en als radio-operator, technisch operator in de maritieme mobile dienst of GMDSS-GOC-operator op zee heeft gewerkt; een erkende cursus voor bevordering tot het uitvoerend niveau heeft gevolgd (7 dagen).

K

Artikel 42a (nieuw), onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt «Wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

L

In artikel 44 wordt na «erkenning van beroepskwalificaties» ingevoegd: (PbEU L 255).

M

In artikel 52 wordt voor onderdeel A onder verlettering van onderdeel A in onderdeel AB een onderdeel ingevoegd, luidende:

AA

In artikel 8, tweede lid, onderdeel a, komt «een EG-verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdeel c,» te luiden: een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

N

In artikel 53 wordt «Algemene wet EG-hoger-onderwijsdiploma’s» vervangen door: Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s.

O

Na artikel 53 wordt het opschrift «Hoofdstuk 6 Slotbepalingen» vervangen door: Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen.

P

Onder vernummering van de artikelen 54 tot en met 56 tot artikelen 55 tot en met 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 54 Overgangsrecht EG-verklaringen, aanvragen, bezwaarschriften en beroepen

1. Een EG-verklaring die is afgegeven op grond van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s of de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen geldt als een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 6 van deze wet.

2. Een toelating tot een gereglementeerd beroep op grond van artikel 7, tweede en derde lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen geldt als een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 6 van deze wet.

3. Een op de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangige aanvraag tot het verkrijgen van een EG-verklaring als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s of artikel 10 van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen geldt als een aanvraag tot het verlenen van erkenning van beroepskwalificaties overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze wet dan wel, ingeval de aanvraag ziet op tijdelijke en incidentele dienstverrichting, als een verklaring van een dienstverrichter als bedoeld in artikel 23 van deze wet.

4. Een op de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangig of tijdig in te dienen bezwaarschrift tegen een beslissing op grond van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s of de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen wordt overeenkomstig deze wet afgehandeld.

5. Op een op de datum van inwerkingtreding van deze wet ingesteld of tijdig in te stellen beroep tegen een beslissing op grond van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s of de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen blijft het recht zoals het gold voor die datum van toepassing, met dien verstande dat het beroep wordt geacht te zijn gericht tegen een beslissing van Onze minister die het aangaat.

Q

Artikel 56 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 56 Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel 42 terugwerkt tot en met 1 januari 2007.

Toelichting

Inleiding

Deze nota van wijziging strekt ertoe een aantal wijzigingen door te voeren in het wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Het gaat het om wijzigingen van technische of redactionele aard, een aanpassing in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (hierna: EU) per 1 januari 2007 en om de toevoeging van een bepaling van overgangsrecht. Voormelde aanpassingen zullen in het artikelsgewijze gedeelte worden toegelicht.

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de erkenning van beroepskwalificaties wordt in deze nota van wijziging aangeduid met «de richtlijn». De huidige Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s en de huidige Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen worden hierna gezamenlijk ook aangeduid met «de huidige Algemene wetten».

Artikelsgewijs

Onderdelen A, B, onder 2, C, I, K, L, N (considerans, artikelen 1, 2, 39, 42a, 44 en 53)

De wijzigingen van het wetsvoorstel die zijn opgenomen in bovengenoemde onderdelen zijn louter technisch of redactioneel van aard.

Onderdelen B, onder 1, E en F (artikelen 1, 7 en 9, bijlagen richtlijn)

Op grond van de artikelen 1, 7 en 9 van het wetsvoorstel worden bij ministeriële regeling enkele lijsten vastgesteld. Het betreft drie lijsten met de inhoud van drie bijlagen bij de richtlijn, die een uitgebreide en gedetailleerde opsomming bevatten van beroepsverenigingen en beroepsorganisaties, opleidingen met een bijzondere structuur, en gereglementeerd onderwijs en gereglementeerde opleidingen in de EU.

Deze bijlagen bij de richtlijn bevatten veel gedetailleerde gegevens die in de toekomst regelmatig aangepast kunnen worden aan de laatste stand van zaken. Gelet daarop is het bij nader inzien praktischer om in genoemde artikelen een rechtstreekse dynamische verwijzing naar die bijlagen op te nemen. Het voordeel van een dergelijke verwijzing is dat eventuele toekomstige wijzigingen in de bijlagen niet steeds via aanpassing van de ministeriële regelingen behoeven te worden verwerkt: toekomstige wijzigingen van de bijlagen werken dankzij de dynamische verwijzing automatisch door in de wet.

Onderdeel D (artikel 6, twee jaar voltijds)

Het directoraat-generaal Interne Markt en Diensten van de Europese Commissie heeft aangegeven dat met het in artikel 13 van de richtlijn gehanteerde begrip «twee jaar voltijds» moet worden gelijkgesteld een daaraan gelijkwaardige periode deeltijds. Artikel 6, tweede lid, van het wetsvoorstel wordt daarmee in overeenstemming gebracht.

Onderdelen G en H (artikelen 13 en 23, langdurig ingezetene, familielid)

In artikel 1 van het wetsvoorstel is in de definitie van «migrerende beroepsbeoefenaar» aangegeven welke categorieën personen onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen. Hiertoe behoren behalve (1) de onderdanen van lidstaten ook (2) de onderdanen van een derde land die houder zijn van een door een lidstaat van de EU afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 2003/109/EG, en (3) familieleden van een onderdaan als bedoeld onder (1), die onderdaan zijn van een derde land en die uit hoofde van richtlijn 2004/38/EG gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven.

Dit betekent dat de desbetreffende minister van de migrerende beroepsbeoefenaar niet alleen moet kunnen vragen een bewijs van diens nationaliteit te overleggen; in voorkomende gevallen zal de migrerende beroepsbeoefenaar ook moeten aantonen dat hij de status heeft van langdurig ingezetene of van familielid van een EU-onderdaan, zoals bedoeld in eerdergenoemde twee richtlijnen. Bij het opstellen van de artikelen 13, eerste lid, onder a, en 23 van het wetsvoorstel was hiermee abusievelijk nog geen rekening gehouden. Deze omissie wordt met de onderdelen G en H hersteld.

Onderdelen J en Q (artikelen 42 en 56, Roemeense opleiding)

Op 20 november 2006 heeft de Raad van de Europese Unie vastgesteld richtlijn 2006/100/EG tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vrije verkeer van personen, in verband met de toetreding tot de EU van de Republiek Bulgarije en Roemenië.

Deze richtlijn is op 1 januari 2007 in werking getreden en wijzigt onder andere bijlage C bij richtlijn 92/51/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48/EEG. In die bijlage bij richtlijn 92/51/EEG zijn met ingang van 1 januari 2007 de Roemeense opleidingen voor stuurman in de zeevaart opgenomen. Richtlijn 92/51/EEG is in Nederland geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Laatstgenoemde wet wordt bij inwerkingtreding van deze wet weliswaar ingetrokken, maar ook nadien blijft voor beroepen tegen beslissingen op grond van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties die wet als oud recht van toepassing (zie de toelichting bij onderdeel P). Het oude recht moet dan wel in overeenstemming met richtlijn 2006/100/EG zijn gebracht. Deze wijziging strekt hiertoe. Verder bepaalt artikel 56 dat de wijziging in werking treedt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007, de datum van toetreding van Roemenië tot de EU.

Onderdeel M (artikel 52, VWS)

Artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) moet worden aangepast, omdat dit onderdeel nog een verwijzing bevat naar een EG-verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder c, van de Wet BIG. In dat artikel werd voor de EG-verklaring verwezen naar de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s dan wel naar de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Met deze wijziging wordt nu ook in artikel 8 van de Wet BIG verwezen naar de erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Onderdeel O (opschrift hoofdstuk 6)

Deze wijziging is redactioneel van aard en houdt verband met het opnemen in het wetsvoorstel van een bepaling van overgangsrecht.

Onderdeel P (artikel 54, overgangsrecht)

Het voorgestelde artikel 54 regelt hoe op het moment van inwerkingtreding van de wet gehandeld moet worden ten aanzien van op basis van de huidige Algemene wetten afgegeven EG-verklaringen, aanhangige aanvragen, aanhangige of tijdig in te dienen bezwaarschriften en ingestelde of tijdig in te stellen beroepen. Uitgangspunt is dat de wet vanaf het tijdstip van inwerkingtreding onmiddellijke werking heeft. Met artikel 54 wordt beoogd de lasten voor alle betrokkenen tot het minimum te beperken en de rechtszekerheid en continuïteit zoveel mogelijk te garanderen. In het eerste en tweede lid wordt duidelijk gemaakt dat afgegeven EG-verklaringen en verleende toelatingen van kracht blijven onder de nieuwe wet door middel van omzetting naar het nieuwe recht, en in het derde lid dat met inwerkingtreding van dit wetsvoorstel aanvragen op grond van het oude recht eveneens worden omgezet naar het nieuwe recht. Het vierde lid bepaalt dat bezwaarschriften tegen beslissingen op grond van het oude recht volgens het nieuwe recht moeten worden afgehandeld.

Een andere wijze van inwerkingtreden dan onmiddellijke werking voor aanvragen en bezwaarschriften zou verlenging van de toepassing van de huidige Algemene wetten betekenen, hetgeen niet in overeenstemming zou zijn met de richtlijn.

In het vijfde lid is, in afwijking van het uitgangspunt van onmiddellijke werking van de nieuwe wet, ten aanzien van ten tijde van de huidige Algemene wetten ingestelde of tijdig in te stellen beroepen bepaald, dat deze worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van die wetten. Het ligt in de rede dat toetsing door de rechter van beslissingen die zijn genomen op grond van het oude recht ook plaatsvindt aan de hand van dat oude recht. Tevens volgt uit het vijfde lid dat de minister die het aangaat partij is bij een ingesteld beroep.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven