31 059
Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 29 juni 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1.Inleiding1
2.EG-verdrag en vrij verkeer.2
3.Implementatie in nationale wetgeving2
4.Doel en reikwijdte nieuwe richtlijn2
5.Vijf kwalificatieniveaus2
6.Procedure bij tijdelijke en incidentele dienstverlening3
7.Overig3

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties. Dit wetsvoorstel zorgt voor een goede implementatie van de Europese richtlijn 2005/36/EG.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij ondersteunen de vereenvoudiging van het wettelijk kader rond erkende beroepskwalificaties vanuit de huidige drie richtlijnen naar één richtlijn. De leden betreuren het dat het zo lang heeft geduurd voordat dit wetsvoorstel, ter implementatie van een Europese richtlijn uit 2005, naar de Kamer is gezonden. Zij hebben aanvullend nog enkele vragen bij het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorstellen, van het advies van de Raad van State en nader rapport.

2. EG-verdrag en vrij verkeer

De leden van de VVD-fractie constateren dat een burger uit de Europese Unie (EU) zich vrij kan begeven binnen die EU en een burger met een erkende beroepskwalificatie kan zijn of haar diensten ook vrij uitoefenen binnen de EU. Hierbij is het niet noodzakelijk dat men erkenning van de betreffende beroepskwalificatie hoeft aan te vragen. Op welke wijze is het, in het licht van het vrije verkeer van personen en diensten, mogelijk om enige kwaliteitscontrole uit te voeren op een beroepskwalificatie waarvan geen erkenning is aangevraagd, zo vragen deze leden.

3. Implementatie in nationale wetgeving

De leden van de CDA-fractie zijn zich er van bewust dat er niet veel beleidsruimte bestaat als het gaat op de omzetting van Europese richtlijnen in nationale wetgeving. Toch willen deze leden van de regering weten of in dit wetsvoorstel extra elementen zijn opgenomen, waartoe de richtlijn ons niet verplicht. Kan de regering tevens aangeven waarom zij nu pas met het wetsvoorstel komt als de uiterste implementatie datum op 20 oktober 2007 ligt. Wordt deze datum nu niet gehaald, zo willen deze leden weten.

De leden van de PvdA-fractie vragen of implementatie nog mogelijk is binnen de gestelde tijd van twee jaar na aanname in het Europees Parlement in september 2005. Kan de regering toelichten waarom dit zo lang heeft geduurd?

4. Doel en reikwijdte nieuwe richtlijn

Personen die in het bezit zijn van een nationaliteit van een derde land kunnen geen beroep doen op deze richtlijn. Slechts in het geval van een langdurig verblijf in een EU-lidstaat kunnen zij in aanmerking komen voor de bepalingen van deze richtlijn. Het is aan de lidstaten zelf om te bepalen wat zij verstaan onder langdurig. De leden van de CDA-fractie vragen of dit niet tot fricties zal leiden, indien langdurig in Duitsland wordt verstaan als 20 jaar en in Nederland 5 jaar. Zij vragen of de regering duidelijk kan maken tot welke graad de familieleden van EU-burgers gebruik kunnen maken van dit wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat het wetsvoorstel bijdraagt aan een vereenvoudiging en aan een betere werking van het systeem voor erkende beroepskwalificaties. Kan de regering aangeven waaruit precies blijkt dat het systeem en de procedure van erkenning van beroepskwalificaties ook transparanter wordt voor belanghebbenden, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie zijn positief over het doel van de richtlijn om de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de lidstaten te vergemakkelijken, mits dat niet ten koste gaat van het Nederlandse onderwijs. Deze leden vragen de regering hoeveel ruimte diverse lidstaten hebben om extra eisen te stellen bovenop de richtlijn, wat deze toegang zou bemoeilijken.

5. Vijf kwalificatieniveaus

In de Europese richtlijn wordt nu een onderscheid naar vijf kwalificatieniveaus gemaakt, terwijl in de oude richtlijnen een onderscheid naar vier niveaus werd gemaakt. Kan de regering de leden van de CDA-fractie duidelijk maken wat de toegevoegde waarde van de vijfdeling is en welke de gevolgen zijn voor Nederland, zo vragen zij.

Ook de leden van de PvdA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel sprake is van vijf niveaus van beroepskwalificaties ten opzichte van vier in het huidige stelsel. De eerste twee niveaus betreffen een opdeling van de hogeronderwijskwalificaties in een niveau voor opleidingen tot en met vier jaar en een niveau voor opleidingen vanaf vier jaar. Kan de regering aangeven wat de meerwaarde hiervan is en wat precies het onderscheid is dat hier wordt gemaakt?

De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom er gekozen is voor vijf onderwijsniveaus waarvan er drie een omschrijving geven van het hoger onderwijs en slechts twee onderwijsniveaus lager dan hoger onderwijs. Komt de nadruk zo niet erg veel te liggen op de mobiliteit van mensen die (enig) hoger onderwijs hebben genoten, zo vragen deze leden.

6. Procedure bij tijdelijke en incidentele dienstverlening

De leden van de CDA-fractie vragen waarom onderscheid gemaakt wordt tussen burgers die zich permanent willen vestigen in een andere lidstaat en burgers die tijdelijk en incidenteel in een andere lidstaat hun diensten willen aanbieden. Is het niet van groot belang dat ook mensen die hier tijdelijk en incidenteel hun werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat hier voor goed opgeleid zijn, zo vragen deze leden. Zoals deze leden het wetsvoorstel lezen betekent het dat mensen die tijdelijk en incidenteel hun werkzaamheden in een andere lidstaat verrichten aan aanzienlijk minder eisen hoeven te voldoen. De richtlijn biedt de mogelijkheid om voorafgaande melding te eisen. Is de regering van zins om van deze mogelijkheid gebruik te maken, zo vragen zij.

In het voorstel wordt een onderscheid gemaakt tussen tijdelijk en langduriger verblijf in een ander land. De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat je voor een tijdelijk verblijf een minder stringent beleid voert. Zijn er voor tijdelijk verblijf voldoende kwaliteitswaarborgen? Hoe wordt beoordeeld dat de dienstverlener ook in eigen land aan de gestelde voorwaarden en gewenste kwaliteitsniveaus voldoet, zo vragen de bovengenoemde leden.

7. Overig

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nog eens duidelijk kan maken hoe deze richtlijn zich verhoudt tot de dienstenrichtlijn1. Kan de regering ook duidelijk maken welke gevolgen dit wetsvoorstel zal hebben voor het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG), zo vragen deze leden.

In het wetsvoorstel wordt een rol weggelegd voor beroepsverenigingen, mits zij op nationaal en Europees niveau representatief zijn. Zij kunnen gemeenschappelijke platforms opstellen. Hebben deze leden het goed begrepen dat dit alleen kan als deze zowel op nationaal als op Europees niveau representatief zijn?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het altijd een goede zaak is wanneer er overleg plaatsvindt met het veld. Er is voor de totstandkoming van dit wetsvoorstel overleg geweest met de Informatie Beheergroep (IB-groep), met de vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (COLO), Netherlands Universities Foundation For International Cooperation (Nuffic) en met het CIBG. Kan de regering een korte uiteenzetting geven van hetgeen is besproken met deze betrokkenen, zo vragen deze leden.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GL).

XNoot
1

Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

Naar boven