31 055
Toezicht op mededinging door de NMA

24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 december 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 8 november 2007 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– het rapport van de Algemene Rekenkamer over toezicht op de mededinging door de NMa (31 055, nr. 2);

– de vragen en antwoorden op het rapport van de Algemene Rekenkamer over toezicht op de mededinging door de NMa (31 055, nr. 4);

– de opzet van een onderzoek naar de effecten van marktwerkingbeleid (24 036, nr. 337). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Ten Hoopen (CDA) is verheugd dat de minister stevige en gedurfde voorstellen heeft gedaan. Echter, het alles-in-één-handstelsel moet doorbroken worden. De rechtsbescherming van bedrijven schiet tekort, doordat de NMa verantwoordelijk is voor opsporing, vervolging, de bezwaarfase en de sanctionering. Hoge boetes moeten niet door de NMa, maar door de rechter worden opgelegd. Hij vraagt de minister de motie-Ten Hoopen/Aptroot alsnog uit te voeren. De NMa moet zich minder op het middenen kleinbedrijf (mkb) en meer op de multinationals richten. Vooral aan de postmarkt, waarin TNT nog zeer dominant is, moet prioriteit worden gegeven. Door de boetes die de NMa, de DTe en de OPTA kunnen opleggen, te verhogen van 10 naar 20% van de omzet van ondernemingen, wordt de preventie verscherpt. De NMa zou een voorbeeld kunnen nemen aan de wijze waarop eurocommissaris mevrouw Kroes leiding geeft aan mededingingsbeleid in Europa.

Gebleken is dat overheden met belastinggeld bedrijven oneerlijk kunnen beconcurreren. Het wetsvoorstel Markt en Overheid moet duidelijke spelregels bevatten en moet nog in 2007 worden ingediend. Niet de NMa maar de regering en het parlement moeten verantwoordelijk worden voor het mededingingsbeleid. De richtsnoeren van de NMa moeten vervangen worden door algemene maatregelen van bestuur en beleidsregels.

Mevrouw Vos (PvdA) vindt dat de NMa sterk en onafhankelijk moet zijn. Bij de efficiëntie van de NMa zet zij vraagtekens. De NMa zou haar personeel meer moeten inzetten voor eigen onderzoek en speurwerk. Als voorbeeld haalt zij een mogelijke kartelzaak bij de aanbesteding van brandverzekeringspolissen door 88 gemeenten aan. Verzekeraars reageerden aanvankelijk positief, maar weigerden in tweede instantie offerte uit te brengen. Bij vergelijkbare offertes was eerder een besparing voor de overheid van 26 tot 71% behaald. Als hier sprake was van kartelafspraken, kost dat de belastingbetaler veel geld. In dit licht hoopt zij dat de raad van bestuur de aanbeveling om meer te investeren in eigen marktanalyses snel omzet in daden.

De NMa heeft de doorlooptijd van zaken gesteld op 90% in 365 dagen, maar in de praktijk wordt slechts 50% binnen die termijn gehaald. Deze interne norm moet worden omgezet in beleid, om het gat tussen de 50 en 90% zo snel mogelijk te overbruggen. Ook de destijds door minister Brinkhorst toezegde compensatieregeling voor klokkenluiders moet er zo snel mogelijk komen.

Mevrouw Vos vindt dat de NMa fusies en overnames scherper moet toetsen op de gevolgen voor de machtsposities van ondernemingen. De minister moet regels stellen voor deze remedies ook al betekent dit inperking van de vrijheid van de NMa om zelf regels te stellen. Er wordt veel capaciteit ingezet voor concentratiecontrole, maar van de voorgenomen fusies mag slechts 1% geen doorgang vinden. Voor 99% van de gemelde en onderzochte fusies wordt dus tegen hoge kosten onnodig veel werk verricht. Bekijk eens hoe het Office of Fair Trading in Engeland het doet. Waarom wordt het systeem van vrijwillige melding met een toets achteraf niet overwogen? Bedrijven weten heel goed wat wel of geen geoorloofde fusie is. Sinds 1998 zijn door de NMa slechts twee fusies tegengehouden, maar ondertussen ontstaan stilzwijgend steeds meer kartels. De NMa staat machteloos. De minister moet problematische oligopolies en stilzwijgende kartels in kaart brengen en alle overheidsbeleid benutten om marktwerking te bevorderen. Ook moet zij onderzoek doen naar ex ante regulering zoals in de Telecommunicatiewet.

Voor de individuele consument is het volgens mevrouw Vos erg lastig om bij civiele schadeclaims compensatie te krijgen. Overwogen zou kunnen worden de bewijslast om te keren als consumenten een schadeclaim indienen als gevolg van een door de rechter vastgesteld kartel of misbruik van economische machtspositie. De minister moet niet wachten op Europese initiatieven, maar zelf het initiatief nemen. Hoe staat het met het vorig jaar aangenomen amendement-Ten Hoopen/Heemskerk inzake collectieve claim?

De opzet voor het onderzoek naar marktwerking laat zien dat niet alleen wordt gekeken naar de macro-economische effecten van marktwerking, maar ook naar de gevolgen voor de burger als consument en belastingbetaler, naar de borging van publieke belangen en de gevolgen voor werknemersbelangen in termen van arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid. De keuze voor de sectoren vindt mevrouw Vos evenwichtig. Zij bepleit ook het effect op het sturingsvermogen van de overheid, vooral bij privatisering en verzelfstandiging, in het onderzoek op te nemen. Bij de objectiviteit van de externe commissie zet zij vraagtekens. Ten minste twee van de vier commissieleden hebben heel duidelijke opvattingen over marktwerking en privatisering. Is al begonnen met het onderzoek, respectievelijk is het haalbaar het onderzoek aan het eind van dit jaar afgerond te hebben? Wat doet de minister als uit het onderzoek blijkt dat bepaalde privatiseringen of operaties niet goed hebben uitgepakt?

De heer Aptroot (VVD) wil dat de NMa meer gebruik gaat maken van eigen marktanalyses. De prioriteitstelling die de NMa hanteert, is voor de buitenwereld onduidelijk. Bedrijven of consumenten die de NMa berichten over een vermoeden dat sprake is van een kartel, krijgen als reactie te horen dat onderzoek naar aanleiding van de klacht geen prioriteit heeft. Hij wil dat klachtensignalen uit de markt serieus worden genomen en dat afwijzingen tot het doen van onderzoek worden gemotiveerd. Het jaarverslag van de NMa moet, eventueel vertrouwelijk, een overzicht geven van signalen uit de markt en wat ermee is gedaan.

De heer Aptroot is het niet eens met de NMa en de minister om richtlijnen voor alternatieve handhaving niet te publiceren. Het argument dat publicatie ervan de indruk kan wekken dat ondernemingen dan recht hebben op alternatieve handhaving, deelt hij niet. Zonder verdere procedure kan geen sprake zijn van een schikking, een aanwijzing of overeenstemming. Hij vraagt de minister ervoor zorg te dragen dat de door de NMa gehanteerde criteria met ingang van volgend jaar worden gepubliceerd.

Instemmend reageert de heer Aptroot op de brief van de minister over de opzet van het onderzoek naar de effecten van het marktwerkingsbeleid van de afgelopen jaren. Hij is blij met de externe onafhankelijke commissie. De bevindingen van deze commissie moeten onverkort en ongewijzigd aan de Kamer worden voorgelegd.

De wet Markt en Overheid moet uiterlijk in de eerste helft van 2008 van kracht worden. Kamerleden krijgen continu klachten over het gedrag van gemeenten en Rijk, die hun unieke positie als overheid misbruiken om met belastinggeld tegen lagere tarieven werk van private ondernemingen doen. De heer Aptroot vraagt de minister in dit overleg duidelijk te maken dat zij het wat dit betreft volstrekt oneens is met haar collega van Binnenlandse Zaken en dat zij haar duidelijk zal maken dat in dit soort zaken Economische Zaken het beleid bepaalt.

De heer Aptroot herinnert eraan dat met minister Brinkhorst destijds al uitgebreid is gesproken over de positie van klokkenluiders. Omdat totstandkoming van wetgeving dienaangaande ingewikkeld is, vraagt hij de minister met een hoofdlijnennotitie te komen, waarin wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn en welke daarvan nader uitgewerkt zullen worden. Hij wil hierover in de eerste helft van 2008 nader met de minister spreken om uiteindelijk tot een klokkenluidersregeling te komen.

Mevrouw Gesthuizen (SP) ziet de noodzaak van het bestaan van een NMa in, ook al had zij liever niet gezien dat deze op afstand werd gezet door er een zelfstandig bestuursorgaan van te maken. Instanties zoals NMa, maar ook OPTA en AFM, zijn essentieel om negatieve marktwerking te corrigeren. Voorwaarde is wel dat deze organisaties juridisch en financieel voldoende potentie hebben. Zij is het dan ook oneens met de voorgenomen bezuiniging. Wel signaleert zij dat de NMa te weinig toetsbare doelen stelt en dat de samenwerking met de AFM te summier is. Hoe denkt de NMa betere en eigen marktanalyses te kunnen opstellen, terwijl hiervoor minder geld beschikbaar is?

Het kabinet verwacht dat de opbrengsten van een hightrust boetebeleid zullen oplopen van 25 mln. extra in 2008 tot 100 mln. extra in 2011, terwijl er minder gecontroleerd wordt en er meer op de markt wordt vertrouwd. Mevrouw Gesthuizen vraagt of dit betekent dat de boetes fors worden verhoogd en zo ja, hoe hoog de boetes dan worden. Zij wil een overzicht van de risicogroepen die meer worden gecontroleerd en een motivatie waarom juist voor die branches is gekozen. Deelt de minister het vertrouwen van de NMa dat, bij concentratie van toezicht op bepaalde risicogroepen, bedrijven in branches waar minder gecontroleerd wordt en die zich eerder schuldig hebben gemaakt aan marktmisbruik, niet zullen terugvallen in oude, kwalijke gewoontes?

Mevrouw Gesthuizen signaleert dat door de invoering van marktwerking in de zorg de onwenselijke situatie is ontstaan dat zorgverzekeraars zowel bij het aanbieden van verzekeringen als bij het inkopen van zorg zeer veel macht hebben. Apotheken, huisartsen en fysiotherapeuten worden gedwongen te onderhandelen met de zorgverzekeraars over de vergoedingen. De NMa verbiedt samenwerking, omdat dit zou leiden tot prijsafspraken. Handhaving door de NMa is niet langer in het belang van de consument, maar berust op een dogmatische handelswijze. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij het verlopen van de vrijstellingsregeling voor de detailhandel. Zij is bereid met de initiatiefnemers nog eens te kijken naar de bagatelregeling. Wellicht zijn er meer mogelijkheden in de wet in te bouwen om het voor zelfstandigen mogelijk te maken om samen op te treden.

Door het ernstige tekort aan eigen analyses lijkt de NMa voor informatie te zijn aangewezen op klachten en tips van bedrijfsleven en burgers. In welke gevallen gaat de NMa over tot actie en welke selectiecriteria gelden dan? Wat wordt gedaan met klachten of tips die niet worden behandeld en met zaken, waarnaar wel onderzoek is gedaan, maar waarvoor voorlopig onvoldoende bewijs lijkt te zijn? Is de geheimhouding een belemmering voor de transparantie? De positie van klokkenluiders in Nederland is hachelijk. Deelt de minister de mening dat bescherming van klokkenluiders van groot belang is voor het functioneren van de NMa? Wat vindt zij van een fonds, waaruit kredieten kunnen worden verstrekt aan klokkenluiders om de hoge kosten van juridische procedures te betalen?

Mevrouw Gesthuizen signaleert dat ondanks de aangenomen motie-Heemskerk/Ten Hoopen nog niets is gedaan aan verbetering van de mogelijkheden van consumenten voor het eisen van schadevergoeding na een overtreding op de Mededingingswet. Zij wil dat de minister hiertoe op korte termijn actie onderneemt en ook op de Europese conferentie in Lissabon pleit voor een initiatief op dit punt.

Vraagtekens zet mevrouw Gesthuizen bij de samenstelling van de externe commissie die de onafhankelijkheid bij de uitvoering van het onderzoek naar marktwerking moet waarborgen. De commissieleden zijn zulke fans van marktwerking dat zij vreest dat bij de introductie van marktwerking in de publieke sector onvoldoende wordt gelet op de belangen van werknemers. Zij vraagt de minister snel met een onderzoeksopdracht te komen omdat de onderzoeksresultaten al begin 2008 binnen moeten zijn. Volgens haar is het niet mogelijk om uitvoering van het onderzoek parallel te laten lopen aan ontwikkeling van de marktleertoets en de markteffectentoets.

Antwoord van de minister

De minister stelt dat uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de NMa haar wettelijke taken goed uitvoert en dat de NMa niet inefficiënt opereert. Prioritering is noodzakelijk en met kansloze zaken moet niet worden gestart. Voor prioritering in individuele zaken kan zij geen aanwijzing geven omdat daarmee de onafhankelijkheid van de NMa in het geding zou komen. Het prioriteitsbeleid is getoetst en erkend door de rechter. Zij vindt echter wel dat een genomen prioriteitsbesluit nader zou moeten worden gemotiveerd. Zij zal hierover contact opnemen met de NMa. Hoewel de doorlooptijden van zaken niet lang zijn in vergelijking met die in andere landen, verdienen zij wel aandacht in algemene zin. Concrete aanbevelingen voor beheersing van doorlooptijden en integriteitsrisico’s worden opgevolgd. De transparantie kan worden verbeterd, maar dat mag niet ten koste van de opsporing gaan. In het kader van transparantie zal met de NMa worden besproken hoe tegemoet kan worden gekomen aan de wens van de Kamer om de normen voor doorlooptijden te publiceren. Zij tekent daarbij aan dat er altijd uitzonderingen zullen blijven, die meer tijd vergen dan de gestelde norm.

De uitgangspunten voor alternatieve handhaving zijn terug te vinden in het jaarverslag van 2005 van de NMa. De NMa kan sinds 1 oktober het in de nieuwe Mededingingswet uitgewerkte toezeggingsbesluit inzetten dat alternatieve handhaving kan vervangen. Omdat het op heel beperkte schaal wordt toegepast, vraagt de minister zich af of daarvoor nu al richtsnoeren ontwikkeld moeten worden. Wellicht is het goed, de criteria voor alternatieve handhaving op de website van de NMa te vermelden met daarbij de aantekening dat aan de publicatie geen enkel recht kan worden ontleend. Zij zal in een later stadium aangeven hoe dit gestalte zal krijgen. Bij een volgende bespreking van het functioneren van de NMa kan bekeken worden hoe dat heeft uitgepakt en of het noodzakelijk is aanvullende maatregelen te treffen.

Als een aantal klachten over een bepaalde sector binnenkomt, kan dat voor de NMa een reden zijn voor een marktanalyse. De minister is het eens met de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dat de NMa het instrument «eigen marktanalyse» structureler zou moeten inzetten. De capaciteit is echter niet onbeperkt en zelfs al zou de capaciteit worden opgehoogd, dan nog blijft die beperkt. Niet alle sectoren kunnen worden doorgelicht. De NMa heeft recent eigen marktanalyses uitgevoerd bij de monitor financiële markten, de schoolboekenmarkt en onderzoeken van de DTe. De marktanalyse kan materiaal opleveren als basis voor verder onderzoek. Voor het nemen van een sanctiebesluit zijn klachten en aanvullende bewijzen nodig.

Met de dienstopdracht aan het Kenniscentrum Ordeningsvraagstukken (KCOV) van het directoraat-generaal Economische Politiek heeft de minister invulling willen geven aan de motie-Ten Hoopen over marktwerking en de markteffectentoets (24 036, nr. 334). De motie-Crone over de marktleertoets (24 036, nr. 335) wordt door zijn ambtenaren van het directoraat-generaal Economische Politiek uitgevoerd. De uitkomst van het onderzoek en alles wat daarmee samenhangt wordt eind 2007/begin 2008 verwacht. Onafhankelijke wetenschappers met relevante wetenschappelijke en maatschappelijke ervaring met vraagstukken op het gebied van de verhouding tussen markt en overheid, kijken mee. Zij geven een oordeel en op een aantal punten waarschijnlijk ook een advies. Voor de inhoud van het rapport dragen zij geen eindverantwoordelijkheid. De minister zal het rapport en de daarop gebaseerde beleidsreactie zo spoedig mogelijk naar de Kamer sturen. Er komt eerst een onderzoek naar de effecten van het marktwerkingsbeleid, waaruit lessen voortvloeien (een marktleertoets), en vervolgens een markteffectentoets. Het belang van de werknemers is een onderdeel van het rapport. Als de Kamer iemand aan de externe commissie wil toevoegen, verwacht zij daartoe een voorstel van de Kamer. Deze persoon zit dan in de commissie op voordracht van de Kamer en niet namens de Kamer. De minister betreurt het uitgesproken wantrouwen over de onderzoeksopzet. De twee eerdergenoemde moties zijn leidend geweest voor de dienstopdracht. Zij is niet bereid de Kamer te informeren over de exacte opzet van het onderzoek.

Binnen de termijnen en in lijn met het Europees concentratietoezicht, toetst de NMa meldingsplichtige concentraties boven een bepaalde omvang op de negatieve effecten voor de concurrentie. Op voorwaarde van bepaalde remedies, zoals het afstoten van bepaalde bedrijfsonderdelen of delen van het klantenbestand, kan de NMa een fusie goedkeuren. Dit is niet tijdelijk omdat de remedies, die zijn gericht op de kern van een geconstateerd mededingingsprobleem, leiden tot structurele veranderingen van de markt. De NMa verduidelijkt in haar richtsnoeren hoe zij haar wettelijke bevoegdheid met betrekking tot remedies toepast. Daarbij wordt aangesloten bij het beleid van de Europese Commissie. De minister ziet geen reden om de vrijheid van de NMa in te perken door zelf regels te gaan stellen. Voor het opleggen van regels voor remedies door de minister zou bovendien de Mededingingswet gewijzigd moeten worden. Een systeem van vrijwillige melding van fusies met een toets achteraf is niet efficiënter en vergt niet minder toezichtcapaciteit dan het systeem met verplichte melding vooraf. Omdat nu geanticipeerd wordt op de concentratietoets, vindt 20% van de voorgenomen fusies niet of in gewijzigde vorm plaats. Omdat partijen bij een bepaalde omzetdrempel verplicht zijn fusies te melden, is opsporing niet nodig en hoeft de capaciteit van de NMa alleen maar ingezet te worden bij fusies met mogelijke negatieve gevolgen voor de concurrentie. Als achteraf blijkt dat een fusie niet had mogen plaatsvinden, moet deze worden ontbonden, wat leidt tot enorme kosten voor de gefuseerde partijen.

De NMa, die beschikt over een aantal instrumenten om problematische oligopolies op de Nederlandse markt te bestrijden, richt zich op verzoek van de Kamer in 2007 vooral op de oligopolistische markten. De minister zal de NMa er nogmaals op wijzen dat dit punt in het jaarverslag over 2007 uitdrukkelijk aan de orde moet komen.

De boete voor het niet melden van een fusie is verhoogd van € 22 500 naar € 450 000. Deze verhoging is een gevolg van één van de moties van de huidige staatssecretaris uit 2004. Het effect van deze verhoging is positief, want er zijn geen nieuwe zaken bekend waarin niet wordt meegewerkt. Bij de verdere invulling van de rijksbrede boetetaakstelling zal bekeken worden wat de mogelijkheden zijn om de boetes, die NMa, DTe en OPTA kunnen opleggen, te verdubbelen. In het coalitieakkoord is de hightrust benadering opgenomen. Dit betekent dat de rijksbrede boeteopbrengsten worden verhoogd. Er zijn minder middelen om overtredingen op te sporen in gevallen waar de risico’s beperkt zijn, maar er wordt harder opgetreden als de wet toch wordt overtreden. Samen met de minister van Financiën wordt bekeken hoe de boetetaakstelling over de departementen kan worden verdeeld en hoe de hogere boeteopbrengsten het best kunnen worden bereikt. De minister heeft overigens niet de illusie dat deze uitwerking ertoe zal leiden dat er helemaal geen boetes meer hoeven te worden uitgedeeld. De NMa kiest in haar eigen jaaragenda aan welke sectoren extra aandacht wordt besteed. Dit betekent niet dat andere sectoren buiten beeld blijven. De NMa is toezichthouder op alle ondernemingen. In de NMa-agenda 2007/2008 staat een overzicht van de risicogroepen.

Nederland is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de Europese aanpak om de positie van gedupeerden bij schadeprocedures te verbeteren. De minister is huiverig om los van die Europese initiatieven wet- en regelgeving aan te passen, omdat het risico bestaat dat die aanpassing teruggedraaid moet worden. De verwachting is dat de Commissie in februari 2008 de nadere uitwerking van voorstellen presenteert. Op basis daarvan kan gekeken worden of voor Nederland nog aanvullende zaken geregeld moeten worden. De Nederlandse rechter heeft op basis van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nu al de mogelijkheid om de bewijslast om te draaien als de redelijkheid en de billijkheid dat naar zijn mening vereisen. Daarnaast geldt dat, naarmate het bewijs voor een overtreding concreter is, om een zwaardere motivering gevraagd kan worden van de onderneming die de overtreding betwist.

De minister beaamt dat het wetsvoorstel Markt en Overheid te lang op zich laat wachten. Het is een ingewikkeld proces, omdat alle overheden erbij betrokken zijn. Zij is van plan, het voorstel voor het eind van dit jaar in de ministerraad te bespreken, zodat het in 2008 aan de Kamer kan worden gezonden. Over de zaak betreffende pasfoto’s krijgt de Kamer morgen een brief van de minister van Binnenlandse Zaken. Regering en parlement zijn verantwoordelijk voor het mededingingsbeleid. Bij het aanpassen van de Mededingingswet zijn beleidsmatige keuzes gemaakt en de bevoegdheid van de NMa is vastgelegd in die wet. De NMa dient de wet binnen het wettelijke kader toe te passen in individuele gevallen. Om aan de markt duidelijk te maken hoe de wet in individuele gevallen wordt toegepast, worden richtsnoeren opgesteld. Richtsnoeren bevatten dus geen beleid. Zij ziet geen aanleiding om dat te veranderen.

De minister bevestigt dat klokkenluiders zich in een lastige positie bevinden. Door de ministeries van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt bezien wat op dit gebied mogelijk is. Het ministerie van Economische Zaken is er wel bij betrokken, maar heeft niet het voortouw. In ieder geval moet er iets gebeuren. Blijkt dit niet mogelijk te zijn, dan moet dit worden gemotiveerd. Het gaat haar te ver om positief te reageren op het idee van een klokkenluidersfonds. Zij zal beide opmerkingen meenemen in het overleg.

Nadere gedachtewisseling

De heer Ten Hoopen (CDA) vraagt de minister in kaart te brengen waarom het Britse systeem van vrijwillige melding met een toets achteraf zo succesvol is. Gaat zij de oligopolistische markten in kaart brengen? Zij neemt het voorstel voor een verdubbeling van boetes over, maar bij de effectuering daarvan , komt de vraag boven of die door de rechter moeten worden opgelegd. Het alles-in-één-handstelsel komt dan weer om de hoek kijken. Bij schadeclaims moet het door de NMa geleverde bewijs één op één gebruikt kunnen worden door degene die de schadeclaim indient. Dat voorkomt veel problemen. De NMa is uitvoeringsorganisatie. De minister is niet verantwoordelijk voor de beslissing in individuele gevallen, maar wel voor het beleid. Nu maakt de NMa in feite beleid en dat is de verkeerde route. Hetzelfde geldt voor de clementieregeling.

Mevrouw Vos (PvdA) is benieuwd naar de effecten van de remedies die worden voorgesteld om bijvoorbeeld fusieconcentraties te verzachten. Vindt de NMa dat dit instrument voldoet? Zij bepleit daaraan aandacht te besteden. Nederland heeft in het burgerlijk procesrecht eigen handelingsvrijheid zonder dat daarover met Europa overlegd moet worden. Zij vraagt de minister hierop in het kader van de behandeling van civiele schadeclaims te reageren.

De heer Aptroot (VVD) stelt zich op het standpunt dat het alles-in-één-handstelsel bij een bepaalde zwaarte van overtreding en sanctie moet worden doorbroken. Dan is behandeling door de rechter de aangewezen weg. Hij constateert dat de bagatelregeling bespreekbaar is bij een meerderheid van de Kamer. In het kader van de Mededingingswet was er geen Kamermeerderheid voor het voorstel om naast een bedrag ook een bepaald marktaandeel op te nemen. Hij vraagt de minister met een voorstel te komen.

Mevrouw Gesthuizen (SP) blijft bij haar kritiek op het functioneren van de NMa. Er valt nog genoeg te verbeteren. Het stelt haar teleur dat de minister geen onderzoeksopzet wil geven. Blijkbaar is er ook bij haar sprake van wantrouwen en onderschatting.

De minister antwoordt dat alleen het Verenigd Koninkrijk het systeem kent van vrijwillige melding met een toets achteraf. Toch worden voorgenomen fusies daar vaak vooraf gemeld omdat bedrijven vrezen een fusie later te moeten terugdraaien. Andere Europese landen en de Europese commissie nemen het Engelse systeem niet over, omdat zij vinden dat het op een andere manier effectiever en efficiënter kan. Met het Nederlandse systeem worden de problemen vooraf in kaart gebracht. Bedrijven blijken niet terug te vallen in kwalijke gewoontes. Als ze dat wel doen, worden ze aan de kaak gesteld. In de afgelopen periode zijn verschillende fusiemeldingen aangepast, waardoor het fusievoornemen al in de meldingsfase kon worden goedgekeurd en het niet nodig was de vergunningfase te doorlopen. De remedies leiden dus tot efficiëntere oplossingen.

Zij heeft niet toegezegd dat er een apart onderzoek komt naar oligopolies. Op verzoek van de Kamer zal de NMa zich in 2007 onder meer richten op oligopolies. In 2008 worden die markten opnieuw onder de loep genomen. Zij zal opnieuw contact opnemen met de NMa om de opdracht nog een keer te bevestigen. De informatie hierover in het jaarverslag van de NMa, kan worden gebruikt in de discussie met de Kamer.

Het is niet de bedoeling om verhoogde boetes niet meer door de NMa, maar door de rechter te laten opleggen. Er zijn voldoende doeltreffendemogelijkheden om sancties op te leggen aan ondernemingen. De minister is wel van plan om samen met de minister van Justitie de bestuursrechtelijke handhaving van de Mededingingswet aan te vullen met een nader uit te werken mogelijkheid van strafrechtelijke sanctionering. Daarvan kan eventueel een aanvullende werking uitgaan bij het sanctioneren van natuurlijke personen.

De minister zal de Kamer een overzicht van de richtsnoeren van de NMa sturen. Daaruit blijkt dat geen sprake is van beleid maar van uitvoering, vooral bedoeld om de markt duidelijk te maken op welke manier de uitvoering gestalte krijgt. De Rekenkamer oordeelt dat de NMa niet buiten haar boekje is gegaan. Op basis van de jaarverslagen van de NMa kan de Algemene Rekenkamer dit ook in de toekomst blijven beoordelen.

Als het bewijs geleverd is, moet dit gebruikt kunnen worden bij schadeclaims. De minister zegt toe dit onderwerp verder te bespreken en de Kamer te informeren over het resultaat ervan. De vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens kan een behoorlijk obstakel zijn bij een zogenaamde super complaint. Het wordt dan voor de NMa een stuk lastiger om informatie boven tafel te krijgen en dan is het effect averechts. Er zijn al mogelijkheden om gezamenlijk een advocaat in te schakelen en er is een mogelijkheid via de Wet Collectieve Afhandeling Massaschade. Het lijkt de minister goed om bestaande mogelijkheden te benutten en te bekijken of eventueel een barrière ontstaat. De werking van de bagatelregeling is wettelijk vastgelegd. Als gevolg van de wijziging van de Mededingingswet zijn sinds 1 oktober 2007 de mogelijkheden voor samenwerking van bijvoorbeeld zelfstandige apothekers uitgebreid. Dit is bovenop de bagatelvrijstelling, die daarvoor al gold. Collectief onderhandelen is toegestaan aan niet-concurrenten die in verschillende geografische gebieden werkzaam zijn. Zij ziet geen aanleiding voor aanvullende wijzigingen en wil eerst bezien hoe de al doorgevoerde wijziging in de praktijk uitpakt.

De minister gaat er van uit dat de vragen, die mevrouw Kant afgelopen dinsdag heeft gesteld, met de inbreng van vandaag zijn afgehandeld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven