nr. 4
NADER RAPPORT1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 15 mei 2007, aangeboden
aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 april
2003, nr. 03.001666, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 26 juni 2003, nr. W05.03.0140/III, bied ik
U hierbij, helaas met een forse vertraging, aan. De belangrijkste reden van
de vertraging is, dat de wetswijziging gedurende enige tijd door een positieve
tendens in de naleving van de 850 urennorm minder noodzakelijk leek. Inmiddels
heeft de inspectie een terugval geconstateerd in de mate waarin de norm door
de instellingen wordt nageleefd, zodat een betere wettelijke verankering van
de norm, zoals geregeld in het wetsvoorstel, gewenst is. Verder is het in
verband met verscherpt toezicht op de naleving van de norm gewenst, om de
wettelijke bepalingen over het verlies van het recht op studiefinanciering
of een tegemoetkoming in de schoolkosten bij niet-naleving van de norm te
schrappen. Ook dit wordt in het wetsvoorstel geregeld.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen.
1. De redactionele kanttekening van de Raad is verwerkt.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt enige wijzigingen aan te brengen
in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
2. In het opschrift en de considerans is tot uitdrukking gebracht
dat de urennorm in de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt opgenomen. Dit
houdt verband met het toegenomen belang van de overheveling van deze norm
uit de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten naar eerstgenoemde wet.
3. De toevoeging van begripsbepalingen voor voltijdse beroepsopleiding
en deeltijdse beroepsopleiding aan artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
is gewijzigd in een vervanging van deze begripsbepalingen. Dit is nodig, omdat
de Wet educatie en beroepsonderwijs inmiddels begripsbepalingen voor deze
beroepsopleidingen bevat.
4. De wijziging van artikel 7.2.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
is geschrapt, omdat een ingrijpende wijziging van de in dat artikel geregelde
landelijke kwalificatiestructuur wordt voorbereid en wijziging op onderdelen
voor een korte tussenperiode niet zinvol is. De inhoud van het wetsvoorstel
wordt door het schrappen van deze wijziging niet wezenlijk aangetast.
5. In de wijziging van artikel 7.2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
is tot uitdrukking gebracht dat alleen opleidingen in de beroepsopleidende
leerweg voltijds kunnen zijn. Voorts is nog eens duidelijk aangegeven dat
het aantal uren dat het onderwijsprogramma ten minste omvat ook daadwerkelijk
wordt verzorgd.
6. De wijziging van artikel 7.4.8, eerste lid, is op de volgende
onderdelen aangepast. Ook voor deeltijdse opleidingen moet in de onderwijs-
en examenregeling (OER) worden aangegeven uit welke activiteiten het instellingstijd
verzorgde onderwijsprogramma is opgebouwd en hoeveel uren dit programma in
elk studiejaar omvat. Verder hoeft in de OER niet meer te worden opgenomen
op welke wijze invulling wordt gegeven aan de norm van 1600 uren voor de studielast
van voltijdse opleidingen.
7. De wijziging van de begripsomschrijving van «beroepsonderwijs»
in de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten en de Les- en cursusgeldwet is aangepast. Verder zijn in de
twee eerstgenoemde wetten verwijzingen aangepast in verband met artikelleden
die zijn vervallen of vernummerd.
8. Er is een artikel toegevoegd ter afstemming met het op 26 oktober
2006 bij de Tweede Kamer ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder
meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve
lastenverlichting (DAL; Kamerstukken II 2006/07, 30 853).
9. Het tijdstip van inwerkingtreding is bepaald op de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Dit is mogelijk
omdat de Tijdelijke referendumwet met ingang van 1 januari 2005 is vervallen.
Verder is bepaald dat een deel van de wijzigingen zonodig terugwerkt tot en
met 1 augustus 2007, om te voorkomen dat deelnemers nadeel ondervinden
als een instelling in het jaar 2006–2007 de urennorm niet naleeft. De
desbetreffende wijzigingen hebben uitsluitend een begunstigende werking.
10. Het algemene deel van de memorie van toelichting is geactualiseerd.
11. Het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting is aangepast
aan de onder 1 tot en met 9 genoemde wijzigingen.
Ik moge U, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart