31 037
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, ter bevordering van de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs, de doorlopende leerlijn en de harmonisatie van onderwijswetgeving, wettelijke regels te stellen inzake leerlinggebonden financiering voor deelnemers met een handicap in het beroepsonderwijs op te nemen en dat daartoe de Wet educatie en beroepsonderwijs dient te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2.2.4a een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2. Leerlinggebonden financiering

Artikel 2.2.5. Reikwijdte

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. beroepsopleiding: een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a tot en met e;

b. deelnemer: de aan een instelling ingeschreven deelnemer die een beroepsopleiding volgt waarvoor het bevoegd gezag een in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma heeft vastgesteld dat, met inbegrip van de beroepspraktijkvorming, een omvang van tenminste 300 uren per volledig studiejaar heeft.

2. Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de artikelen 8a, eerste en tweede lid, 28b, zesde lid tot en met achtste lid, met uitzondering van het zesde lid, onder f, 28c, met uitzondering van het eerste lid, onder b, en het derde lid, 28d, 28e en 71a van de Wet op de expertisecentra van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

a. onder leerling wordt verstaan: deelnemer als bedoeld in het eerste lid, onder b;

b. onder ouders van een leerling wordt verstaan: een deelnemer of de ouders, voogden of verzorgers van een deelnemer;

c. onder een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs wordt verstaan: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, en een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9;

d. onder schooljaar wordt verstaan: studiejaar.

Artikel 2.2.6. Leerlinggebonden budget

1. Het bevoegd gezag van een instelling geeft aan Onze Minister een melding van een inschrijving van een deelnemer dan wel een melding van een deelnemer die reeds staat ingeschreven voor wie op basis van een beoordeling door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra, een leerlinggebonden budget voor een cluster als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, c of d, van de Wet op de expertisecentra beschikbaar is.

2. Onder beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een beoordeling als bedoeld in artikel 2.2.5, tweede lid, juncto artikel 28c, eerste lid, onder a van de Wet op de expertisecentra alsmede een beoordeling als bedoeld in artikel 28c, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra ten behoeve van een leerling in de zin van de Wet op het primair onderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs waarvan de duur van de indicatiestelling niet is verstreken.

3. Indien sprake is van een eerste inschrijving bij een instelling van een deelnemer voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is dan wel indien een dergelijk budget voor het eerst beschikbaar komt voor een deelnemer die al staat ingeschreven bij een instelling, wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de in het eerste lid bedoelde melding aan het bevoegd gezag ten behoeve van die deelnemer een leerlinggebonden budget verleend voor de duur of de resterende duur van de indicatiestelling tot een maximum van zeven jaren in het beroepsonderwijs.

4. Indien een deelnemer voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is binnen de instelling verandert van leerweg, opleiding of opleidingsniveau, als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede en derde lid, meldt het bevoegd gezag deze wijziging onverwijld aan Onze Minister. Met ingang van 1 augustus volgend op deze wijziging vervalt het oorspronkelijke leerlinggebonden budget en wordt een nieuw leerlinggebonden budget verleend voor de gewijzigde leerweg, de gewijzigde opleiding of het gewijzigde opleidingsniveau voor de duur of de resterende duur van de indicatiestelling totdat in totaal zeven jaren leerlinggebonden budget in het beroepsonderwijs voor de deelnemer is verstrekt.

5. Indien de deelnemer, nadat het derde lid is toegepast, beroepsonderwijs aan een andere instelling gaat volgen, wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de in het eerste lid bedoelde melding aan het bevoegd gezag voor de deelnemer een leerlinggebonden budget verleend voor de duur of de resterende duur van de indicatiestelling totdat in totaal zeven jaren leerlinggebonden budget in het beroepsonderwijs voor de deelnemer is verstrekt. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een deelnemer die zich na uitschrijving opnieuw bij een instelling inschrijft en voor wie nog niet in totaal zeven jaren leerlinggebonden budget in het beroepsonderwijs is verstrekt.

6. Indien de deelnemer de instelling verlaat of niet langer een beroepsopleiding volgt, vervalt het leerlinggebonden budget met ingang van de eerste dag van de maand na de datum van het uitschrijven van de deelnemer.

7. Het leerlinggebonden budget wordt berekend op een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze.

Artikel 2.2.7. Besteding leerlinggebonden budget

Bij de melding, bedoeld in artikel 2.2.6, eerste lid, geeft het bevoegd gezag tevens aan bij welke school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs het bij algemene maatregel van bestuur te bepalen deel van het leerlinggebonden budget wordt besteed. Op grond van deze melding kent Onze Minister onverminderd artikel 2.2.6, zesde lid, dat deel van het leerlinggebonden budget toe aan laatstbedoelde school.

Artikel 2.2.8. Handelingsplan

1. Het bevoegd gezag van een instelling waar een deelnemer is ingeschreven voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is, stelt in overeenstemming met de deelnemer of de ouders, voogden of verzorgers van de deelnemer voor elk studiejaar een handelingsplan op. Indien de inschrijving van de in de eerste volzin bedoelde deelnemer plaatsvindt op of na 1 augustus wordt het handelingsplan zo spoedig mogelijk doch uiterlijk een maand na die inschrijving opgesteld.

2. In het handelingsplan dat betrekking heeft op het laatste studiejaar van de periode gedurende welke voor de deelnemer een indicatie voor leerlinggebonden budget beschikbaar is, wordt aangegeven dat de voortzetting van de voorzieningen die voor de deelnemer zijn getroffen op basis van het leerlinggebonden budget, afhankelijk is van een nieuwe beoordeling door een commissie voor de indicatiestelling.

3. Het bevoegd gezag evalueert jaarlijks het handelingsplan met de deelnemer of de ouders, voogden of verzorgers van de deelnemer.

B

In artikel 2.5.5a, tweede lid, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma en worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

o. indien van toepassing het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, c en d, van de Wet op de expertisecentra, de begindatum van de periode waarvoor de deelnemer in aanmerking komt voor leerlinggebonden budget, als bedoeld in artikel 2.2.6, op basis van de beoordeling door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra, het registratienummer van het regionaal expertisecentrum dat de indicatiestelling heeft verricht en het registratienummer van de school bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra die de leerling begeleidt;

p. indien van toepassing de aanduiding visueel gehandicapte deelnemer en de instelling die deze deelnemer begeleidt; en

q. bekostigingsindicatie.

C

In hoofdstuk 12 wordt na artikel 12.3.49. een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL 4. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING

Artikel 12.4.1. Aanhangige beroepsprocedures LGF

Op geschillen die ingevolge de op 31 juli 2008 geldende voorschriften van de Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO aanhangig zijn gemaakt, blijft de op die dag geldende regeling van toepassing.

Artikel 12.4.2. Geldigheid indicatie LGF

Beoordelingen, afgegeven op grond van de artikelen 12 en 14 van de Subsidieregeling leerlinggebonden financiering MBO, die hebben geleid tot een indicatiestelling waarvan de duur nog niet is verstreken, gelden als een beoordeling die gemeld wordt door het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 2.2.6, eerste lid.

ARTIKEL II. BEPALING IN VERBAND MET INWERKINGTREDING VAN DE WET WEGNEMEN KNELPUNTEN LGF EN OPHEFFEN LANDELIJKE COMMISSIE TOEZICHT INDICATIESTELLING

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 februari 2007 bij de Tweede Kamer ingediende Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Kamerstukken II 2006/07, 30 956) tot wet wordt verheven en voor wat betreft het vervallen van artikel 28e van de Wet op de expertisecentra in werking treedt voor of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van deze wet in werking treedt, wordt in artikel 2.2.5, tweede lid, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel A, van deze wet «28d en 28e» vervangen door: en 28d.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 2008, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 2008, treedt zij, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, en werkt zij terug tot en met 1 augustus 2008.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Naar boven