31 037
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs

nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2008

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs van 13 februari jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 53), heb ik u toegezegd u schriftelijk te informeren over de aanbestedingsregels voor de inkoop van begeleiding door de mbo-instellingen. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

In het gewijzigde amendement van de leden Kraneveldt-Van der Veen en Biskop (Kamerstukken II 2007–2008, 31 037, nr. 11) wordt voorgesteld de gedwongen winkelnering van de ambulante begeleiding bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs af te schaffen. Dit impliceert dat de mbo-instellingen in het vervolg – in vrijheid – kunnen kiezen uit twee mogelijkheden om te voorzien in deskundige begeleiding van deelnemers met een handicap, te weten:

1. De mbo-instellingen kunnen deze begeleiding extern inkopen bij alle aanbieders die beschikken over deskundigheid op het gebied van begeleiding van deelnemers met een handicap

Op grond van de richtlijn (2004/18/EG) zijn alle mbo-instellingen aanbestedende dienst, omdat een mbo-instelling voldoet aan de in de richtlijn opgenomen definitie van publiekrechtelijke instelling, te weten:

– zij is opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang;

– bezit rechtspersoonlijkheid;

– haar activiteiten worden door de staat voor meer dan 50% gefinancierd.

Het inkopen van deskundigheid moet worden beschouwd als dienst, zodat de aanbestedingsregels van toepassing zijn. Er moet worden aanbesteed vanaf een bedrag van € 206 000 excl. BTW, gerekend over 48 maanden. Een mbo-instelling zal zelf moeten bepalen of de kosten van de inkoop van deskundigheid boven dit hierboven genoemde bedrag zullen uitkomen. In de praktijk is dit al snel het geval, want per jaar komt dit neer op een gemiddeld bedrag van ruim € 50 000. Het maakt niet uit dat de verstrekking van een leerlinggebonden budget aan de mbo-instelling gebaseerd is op individuele aanvragen. Het gaat om het totale bedrag dat aan begeleiding wordt uitgegeven. Voor het inkopen van deze deskundigheid geldt tevens dat een mbo-instelling zich niet aan de aanbesteding kan onttrekken door diensten i.c. de bedoelde deskundigheid te splitsen of een bijzondere systematiek te gebruiken voor de berekening van het totale bedrag dat de mbo-instelling wil inzetten voor de inkoop van deskundigheid.

Willen scholen voor (v)so hun huidige positie behouden ten aanzien van de ondersteuning van ROC’s, zullen zij ook mee moeten dingen naar de opdrachten die ROC’s aanbesteden. De administratie van (v)so scholen zal hierop goed ingericht moeten zijn. Wanneer uw Kamer besluit het amendement aan te nemen, zal ik zo spoedig mogelijk nagaan of de Wet op de expertisecentra aanpassing behoeft, zodat zeker is dat (v)so-scholen daadwerkelijk mee kunnen dingen. Zorgvuldigheidshalve pleit ik mede daarom er ook voor om een overgangsperiode van een jaar in te bouwen, zodat zowel ROC’s als (v)so-scholen zich op deze nieuwe situatie kunnen voorbereiden.

2. Zij kunnen er ook voor kiezen zelf deze ambulante begeleiding te verzorgen

In deze gevallen gelden de aanbestedingsregels, zoals hierboven beschreven, niet. Bij aanvaarding van het bovengenoemde amendement zullen naar verwachting de mbo-instellingen, althans voor een deel, voor deze mogelijkheid kiezen. Zoals ik tijdens de behandeling naar voren heb gebracht, blijkt uit de monitor dat de deskundigheid op het gebied van de handicaps binnen de mbo-instellingen nog niet voldoende is. Hierdoor bestaat het gevaar dat de kwaliteit van de begeleiding van de deelnemers met een handicap vooralsnog niet optimaal zal zijn. Tegelijkertijd bestaat er voor de overheid geen andere mogelijkheid dan (achteraf) via de Inspectie van het Onderwijs te constateren of de kwaliteit voldoende is.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J..M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven