31 031 XVI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2006

nr. 7
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2007

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Waarom is de subsidie over 2005 voor de Stichting Fonds PGO lager vastgesteld?

Op grond van de subsidieregeling volksgezondheid en de subsidieregeling welzijnsbeleid zijn in 2005 aan de stichting Fonds PGO financiële middelen verstrekt. Indien gelden niet zijn besteed aan doeleinden waarvoor ze zijn verstrekt, kennen beide regelingen bepalingen op grond waarvan reserveringen kunnen worden gemaakt. Dit tot een maximum van 10% van het totaal verstrekte bedrag in een jaar. De subsidievaststelling over 2005 aan het Fonds is lager, omdat rekening is gehouden met de gevormde reserves in 2005. Het bedrag boven de maximale reserve van 10% is teruggevorderd in 2006.

2

De ontvangsten voor de ouderbijdrage Jeugdzorg zijn toegenomen. Is deze te verklaren door gewijzigd (kabinets)beleid? Ziet de regering ook voor 2007 een toename?

Er heeft geen wijziging van het (kabinets)beleid plaatsgevonden.

De ontvangsten voor de ouderbijdrage Jeugdzorg hebben betrekking op de afdracht van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Het LBIO draagt vier maal per jaar de geïnde ouderbijdrage af aan VWS. Bij de 2e SW is abusievelijk de ontvangstenraming met € 2,3 mln naar beneden bijgesteld (tot het niveau van twee afdrachten). Bij de Slotwet is de ontvangstenraming met € 2,3 mln naar boven bijgesteld (weer tot het niveau van vier afdrachten).

De regering ziet hiermee geen toename voor 2007.

3

Waarom is de oprichting van de Stichting Elektronisch Kinddossier Nederland niet afzonderlijk aan de Kamer voorgelegd? Heeft de regering ook alternatieve rechtsvormen en partners overwogen?

Op 26 juli 2006 is door de Vereniging ActiZ en de Vereniging GGD Nederland de stichting Elektronisch Kinddossier opgericht. Doel van deze stichting is het realiseren van een gemeenschappelijk registratiesysteem voor alle JGZ-organisaties. De stichting is opgericht door partijen te weten GGD Nederland en ActiZ. VWS is geen partij bij de oprichting van deze stichting. De Tweede Kamer is op 21 april 2006 (TK 2005–2006, 29 284, nr. 19) door de staatsecretaris over de stand van zaken met betrekking tot de invoering van het elektronisch kinddossier in de jeugdgezondheidszorg geïnformeerd.

In tegenstelling tot het Elektronisch Patiëntendossier en de Verwijsindex risicojongeren is de verdere uitvoering niet door VWS zelf ter hand genomen, maar aan het veld overgelaten via o.a. deze stichting.

4

Waarom zijn minder projecten in het kader van farmaco-ketenontwikkeling gehonoreerd dan verwacht? Welke projecten zijn niet doorgegaan?

Op mijn uitnodiging aan het veld om projectvoorstellen in te dienen, is met enthousiasme gereageerd. In één maand tijd heb ik 83 projectvoorstellen ontvangen. Er was een bedrag beschikbaar van € 1,5 mln om dit programma uit te voeren. Er is geen kwantitatieve doelstelling aan dit programma gekoppeld in de zin van concreet gehonoreerde projecten. In het jaarverslag wordt geconstateerd dat er minder projecten gehonoreerd zijn dan dat op basis van de gereserveerde middelen mogelijk was. De ingediende projecten moesten voldoen aan een vijftal criteria, waaronder instemming door de zorgverzekeraar. Daarnaast zijn de projecten inhoudelijk op hun kwaliteit en beoogde projectresultaten beoordeeld door een expertgroep.

Veel van de ingediende voorstellen voldeden niet aan de gestelde criteria of bleken van onvoldoende kwaliteit. Dit beoordelingsproces heeft uiteindelijk geresulteerd in 26 projecten met een looptijd van twee jaar om de beoogde ketenontwikkeling te initiëren op een specifiek terrein. Deze projecten worden gedurende hun looptijd begeleid door Stichting DGV. Het Nivel zal het resultaat van het programma farmacoketen-ontwikkeling, zowel aanpak als bereikte resultaten van de projecten, evalueren.

5

Is er in 2007 voldoende financiële ruimte voor de (vertraagde) indicatieoverheveling van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) naar het Bureau Jeugdzorg (BJZ) en het stroomlijnen van het zorgaanbod licht verstandelijk gehandicapten?

Bij brief van 22 juni 2006 inzake indicatiestelling LVG-jeugd is aan de Tweede Kamer gemeld dat overheveling van de indicatiestelling LVG-jeugd van CIZ naar BJZ, niet in 2007 zal plaatsvinden. In het verlengde daarvan geldt hetzelfde voor het stroomlijnen van het LVG-zorgaanbod.

6

Is de toename van indicatiestellingen voor de regeling «Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapten kinderen» structureel en wat zijn hiervan de budgettaire consequenties?

De kosten zijn afhankelijk van het aantal aanvragen. Voor VWS zijn er budgettaire consequenties voor de indicatiestellingskosten die in 2006 ongeveer € 500 000,– hoger waren. Afhankelijk van het aantal aanvragen zal in 2007 de kosten van indicatiestelling circa € 3 miljoen gaan bedragen. De overige kosten (uitvoering, uitkering) worden betaald door SZW.

7

Waarom bleek de uitbreiding van het programma voor kwaliteitsverbetertrajecten en verbeteringen van de onderzoeksinfrastructuur voor mensen met een verstandelijke beperking niet noodzakelijk? Acht de regering dit wenselijk?

Het ZonMw-programma «Onderzoek voor mensen met een verstandelijke beperking» is eind september 2006 met voorinschrijvingen gestart. Een eerste selectie van 8 subsidieverzoeken heeft in het voorjaar 2007 plaatsgevonden. Begin juni heeft de definitieve selectie van 3 voorstellen plaatsgevonden door de programmacommissie van ZonMw. Begin juli 2007 zal deze selectie bekend worden en kunnen de onderzoekers van start.

Een uitbreiding van het programma is voor nu nog niet aan de orde. De onderzoeken binnen het programma moeten nog van start gaan.

De Staatssecretaris ziet geen reden om dit programma uit te breiden.

8

In 2006 is €1,8 miljoen minder uitgegeven aan donorregistratie dan was begroot. Had dit geld op een andere wijze uitgegeven kunnen worden om het aantal donoren te vergroten? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?

De middelen die in 2006 niet besteed zijn aan registratieactiviteiten kwamen op korte termijn en laat in het jaar beschikbaar en waren incidenteel van aard. Een aantal jaren geleden is met extra financiële inzet op korte termijn een postercampagne uitgevoerd om de registratiebereidheid te vergroten. Dit leverde echter weinig extra geregistreerden op. Het voorbereiden en uitvoeren van een goede effectieve campagne of andere activiteiten rond donorwerving kosten meer tijd dan de tijd die nog beschikbaar was. Overigens is het beter om hier te spreken van geregistreerden dan van donoren.

9

Zijn de extra stageplaatsen in de ouderenzorg ook daadwerkelijk gebruikt? Verwacht de regering dat deze plaatsen structureel uit de premiemiddelen zullen worden gefinancierd?

Gegevens over stagiaires in de verpleging en verzorging in 2006 zijn op dit moment nog niet centraal beschikbaar. De regering kan daarom de gevraagde informatie over daadwerkelijk gebruik niet leveren. Wij willen deze zomer met de sociale partners overleggen over stageplaatsen en extra middelen daarvoor. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat financiering daarvan via de premiemiddelen loopt.

10

Waarom zijn stageplaatsen in de ouderenzorg gefinancierd uit premiemiddelen en niet betaald met het daarvoor geraamde bedrag van € 8 miljoen in de begroting? Hoeveel is uitgegeven aan stageplaatsen in de ouderenzorg?

In 2005 heeft de staatssecretaris van VWS afspraken gemaakt met de brancheorganisaties VGN, GGZ-N, Z-Org, Arcares en BTN, waarover de Voorzitter van de Tweede Kamer per brief van 29 september 2005, kenmerk DBO/adv-2621655 is geïnformeerd. Bij de afspraken over extra middelen voor stageplaatsen is voor de langdurige GGZ en de gehandicaptenzorg een aparte regeling afgesproken. Voor de Verpleging en verzorging is op verzoek van Arcares afgesproken dat de financiering loopt via de premiegefinancierde bekostiging van de instellingen.

Gegevens over stagiaires in de verpleging en verzorging in 2006 zijn op dit moment nog niet centraal beschikbaar. De regering kan daarom de gevraagde informatie over daadwerkelijk gebruik niet leveren.

11

Waarom zijn minder mentorprojecten van start gegaan, waardoor € 1,7 miljoen is vrijgevallen? Was er geen behoefte aan mentorprojecten? Wat gebeurt er met dit geld?

De subsidie is bedoeld om initiatieven voor de oprichting van regionale stichtingen mentorschap en een landelijk netwerk van dergelijke stichtingen te stimuleren. Het kost tijd en energie om draagvlak voor dergelijke stichtingen te organiseren, dat nodig is om de vraag naar mentoren en een aanbod van vrijwilligers bij elkaar te brengen. Betrokken organisaties en mijn voorgangster zijn er van uitgegaan dat het aantal initiatieven geleidelijk zou toenemen en dat pas na 3 tot 5 jaar een landelijk dekkend netwerk zou kunnen ontstaan. Het niet uitgegeven geld is teruggevloeid naar de algemene middelen.

12

Welke onderzoeken in het kader van de stelselherziening zijn niet of niet volledig afgerond en wat is hiervan de oorzaak? Wanneer worden de resultaten van deze onderzoeken nu verwacht?

Het voorgenomen onderzoek naar de achtergrondkenmerken van de wanbetalers heeft nog niet plaatsgevonden. Aan de zorgverzekeraars is gevraagd om bestanden van wanbetalers aan te leveren. Deze bestanden waren nog niet volledig waardoor het onderzoek nog niet heeft kunnen plaatsvinden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat de bestanden van de wanbetalers nader analyseren.

13

Welke inkomsten bij het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) staan tegenover de extra uitgaven?

Het betreft hier inkomsten verkregen voor opdrachten van departementen, overheidsinstanties en de Europese commissie voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. De extra inkomsten hiervan bedragen € 2,6 mln.

14

Waaruit bestaan de extra uitgaven van € 2,4 miljoen van het SCP, voor verkochte onderzoeken en overige diensten aan derden?

Het SCP voert geen projecten uit voor niet-overheidsinstanties of commerciële partijen.

De extra uitgaven bestaan uit de volgende kostencomponenten:

– inhuur projectmedewerkers voor extern gefinancierde projecten € 0,5 miljoen.

– opdrachten aan derden voor dataverzameling € 1,4 miljoen.

– uitbesteding wetenschappelijk onderzoek € 0,3 miljoen.

– overige informatie, automatisering en ondersteunende diensten € 0,2 miljoen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Azough (GL), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA) en Ortega-Martijn (CU).

Naar boven