31 031 XVI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2006

nr. 10
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2007

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 13 juni 2007 overleg gevoerd met minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de financiële verantwoording over het jaar 2006.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Sjerp

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Woensdag 13 juni 2007

16.00 uur

De voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Van Miltenburg, De Vries, Agema, Van Gerven, Vendrik, Van der Veen en Ouwehand,

en de heer Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en mevrouw Bussemaker, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aan de orde is de behandeling van:

het jaarverslag 2006 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (31031-XVI, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2006 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (31031-XVI, nr. 2);

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van uitgaven en van de ontvangsten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2006 (Slotwet) (31031-XVI, nr. 3);

de antwoorden op vragen over bovengenoemde stukken.

De voorzitter:

Hartelijk welkom. Wij volgen vandaag een nieuwe procedure. De commissie heeft aan de woordvoerder van het CDA, de heer De Vries, gevraagd om namens de commissie als rapporteur op te treden op de onderdelen kwaliteit en rechtmatigheid van het jaarverslag. Vervolgens krijgt de minister het woord om daarop te reageren. Daarna beginnen wij met de eerste termijn van de Kamer. Alle leden krijgen de gelegenheid voor een inbreng van maximaal drie minuten. Het is handig om ons te realiseren dat het interrumperen van collega's ten koste gaat van het debat met de bewindslieden.

De heerJan de Vries(CDA)

Mevrouw de voorzitter. Het is een voorrecht om namens de commissie iets te mogen zeggen over de kwaliteit van het jaarverslag en over de rechtmatigheidsaspecten, die ook door de Rekenkamer zijn benoemd.

In de VBTB-systematiek is het voor de Kamer van groot belang dat wij zowel in de begroting als in het jaarverslag kunnen zien wat wij met al die middelen en instrumenten gaan doen en wat het precies oplevert. Als commissie hebben wij met enige teleurstelling geconstateerd dat niet alleen in dit jaarverslag, maar ook in de begroting voor 2007 steeds minder zichtbaar is wat wij op verschillende beleidsvelden gaan doen. Die vraag wordt in onze ogen onvoldoende beantwoord. Als dat niet gebeurt, wordt ook niet uitgelegd waarom dat zo is. In de ogen van de commissie moet dat absoluut beter. Te veel wordt slechts een opsomming van activiteiten en instrumenten gegeven. Wij zouden graag zien dat dat verbetert. Op die manier kunnen wij als Kamer, maar kunnen ook de bewindslieden beter sturen op effectiviteit. Wij zouden graag zien dat in het jaarverslag over 2007, maar hopelijk ook al in de begroting voor 2008 die verbeteringen zichtbaar zijn. Er moet meer worden gewerkt met prestatie-indicatoren, die ook een antwoord moeten geven op de vraag naar de doelen die de regering graag wil bereiken. Wat ons betreft moeten die doelen meer effectgericht geformuleerd worden. Wij stellen ons daarbij voor dat die prestatie-indicatoren worden geformuleerd met duidelijke einddoelen voor het eind van deze kabinetsperiode, gekoppeld aan tussentijdse streef- en meetwaarden. Dat biedt de minister, maar ook de Kamer in haar controletaak de mogelijkheid om tussentijds te beoordelen of de uitvoering van beleid op schema ligt. Wij constateren dat nu soms wel prestatie-indicatoren zijn geformuleerd, maar dat het voor de Kamer erg lastig is om de tussentijdse voortgang te beoordelen. Het biedt de bewindslieden de kans om bij het opzetten van nieuw beleid en bij het formuleren van de nieuwe begroting verbeteringen aan te brengen, opdat wij jaarlijks het gesprek kunnen voeren over de voortgang in het behalen van de beleidsdoelstellingen.

Een tweede punt op de kwaliteit van het jaarverslag zijn de beleidsverschuivingen die tussentijds in de begroting plaatsvinden. Dat kan meerdere achtergronden hebben. Het kan zijn omdat de Kamer een amendement op de begroting heeft ingediend. Het kan ook zijn dat de tussentijdse beleidsverschuivingen door de bewindslieden worden voorgesteld. Wij zouden het zeer op prijs stellen als daarop in het jaarverslag wordt ingegaan. Amendementen die bij de begroting voor 2006 zijn ingediend, zien wij in het jaarverslag niet meer terug. Wij kunnen dus niet beoordelen of de amendementen conform de wens van de Kamer zijn uitgevoerd. Ik laat de vraag of ze effect hebben gehad, dan nog maar buiten beschouwing.

Een mooi voorbeeld is het amendement-Van der Sande/Verbeet inzake naschoolse opvang en sport. Het was voor de Kamer een belangrijk amendement. In het onderdeel "Sport" zien wij niet terug wat daarmee gebeurd is. Wij gaan er natuurlijk van uit dat het netjes is uitgevoerd, maar wij zouden dat graag goed kunnen controleren.

Daarmee kom ik op de rechtmatigheid. Een terugkerend discussiepunt van de voorgangers van de minister met de commissie is het subsidiebeheer. De Rekenkamer heeft de minister over 2006 een forse onvoldoende gegeven. Tegelijkertijd constateert de Rekenkamer dat er een verbeterplan is ingezet. Er zijn verschillende verbeteringen in gang gezet, terwijl andere verbeteringen nog op stapel staan. Als commissie hebben wij daar geen opmerkingen over te maken, maar wij maken ons er wel zorgen over in hoeverre deze verbeteracties zijn ingebed in de eigen organisatie. In hoeverre sturen de bewindslieden voldoende op de implementatie van de aanbevelingen? Het mag niet zo zijn dat wij bij het jaarverslag over 2007 opnieuw moeten concluderen dat de minister op dit onderdeel een onvoldoende behaalt. Het mag niet zo zijn dat opnieuw sprake is van een onvolkomenheid of zelfs een ernstige onvolkomenheid. De Kamer verwacht echt dat de minister dit punt serieus neemt, dat hij de implementatie inbedt in de organisatie, dat hij stuurt op de voortgang daarin. Wij geven de minister ook mee dat wij het noodzakelijk vinden dat hij niet alleen naar systemen, naar planning en controle kijkt, maar dat hij ook kijkt naar de cultuurverandering die er bij hoort.

Ik kom op het inkoop- en contractbeheer. Met de Rekenkamer vragen wij in hoeverre de minister werkt aan het wegnemen van de onduidelijkheid in het veld rond het aanbestedingsbeleid. Formeel kan het verbeterd zijn, maar blijkbaar is er bij de veldpartijen nog heel veel onduidelijkheid over. Hoe gaat de minister de partijen goed voorlichten?

De Rekenkamer constateert tot onze spijt dat bij drie van de twaalf specifieke uitkeringen een financiële verantwoording of een accountantsverklaring ontbreekt. Onze vraag is of voor die specifieke uitkeringen gezocht is naar een andere wijze van verantwoorden. Namens de commissie vraag ik de minister op welke wijze hij tot een verbetering wil komen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterKlink

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de rapporteur voor zijn heldere uiteenzetting. Het gaat vandaag om een verslag dat onder verantwoordelijkheid van mijn voorganger tot stand gekomen is, dat althans het beleid van mijn voorganger betreft. Ik ben erkentelijk voor veel wat erin staat en wat er in de afgelopen jaren is bereikt. De komende jaren zal het nieuwe kabinet nieuwe beleidsaccenten aanbrengen en het beleid een bepaalde richting uit sturen.

Er is gevraagd naar de kwaliteit van de geboden verantwoording. De beleidsdoelen zouden steeds minder zichtbaar zijn. Het zou slechts gaan om een opsomming van activiteiten. Er moeten voor de Kamer meer kansen zijn om de vinger te leggen bij het niet halen van beleidsdoelstellingen. Dat vergt in de eerste plaats dat je zichtbaar maakt wat je wilt bereiken. Anders kan die controle zich niet aftekenen. Er is gevraagd om meer prestatie-indicatoren aan de begroting voor 2008 toe te voegen, teneinde de komende jaren de vinger aan de pols te kunnen houden, niet alleen in termen van prestatie-indicatoren die tot 2011 gelden, maar ook tussentijds belegd met streefdoelen, zodat elk jaar beoordeeld kan worden in hoeverre wij op koers liggen. Ik kom daar in zekere zin graag aan tegemoet, maar niet dan nadat ik een kanttekening heb geplaatst bij het algemene beeld met betrekking tot de verantwoording van onze kant. Verder merk ik nog iets op over de tussentijdse streefdoelen.

De Rekenkamer toont zich behoorlijk tevreden over de stap voorwaarts die is gemaakt, in vergelijking met 2006. Kennelijk leveren de begroting over 2007, en de verantwoording over 2006 verbeteringen op. De Rekenkamer heeft inclusief toepassing van het comply-or-explainprincipe zelfs voor twee van de drie WWW-vragen een maximale score van 100% toegekend. Die verbeteringen zijn mede ingegeven door een herziene opzet van de begroting over 2008. De doelstellingen zijn geherformuleerd, en er zijn kennelijk nieuwe prestatie-indicatoren aan toegevoegd. Daarbij is de motie-Douma uit 2004/2005 zoveel mogelijk gevolgd, in die zin dat het echt moet gaan om uitkomsten. Er is kennelijk een proces op gang gezet dat wij willen, waarvan de Rekenkamer constateert dat er vooruitgang in zit. Ik zeg de heer De Vries gaarne toe dat ik erop zal letten dat in de begroting 2008 de daadwerkelijke prestatie-indicatoren zoveel mogelijk zullen worden gepreciseerd, zodanig dat er voldoende aanknopingspunten zijn om het beleid op te beoordelen. Ik zal daar de komende zomer nauwlettend op toezien.

Over de tussentijdse doelen het volgende. Op het moment dat je weet waar je vandaan komt, kun je tussentijds beoordelen in hoeverre er stappen in de goede richting zijn gezet. In die zin bieden de einddoelen voor 2011 wel wat aanknopingspunten om tussentijds een balans op te maken. Maar vragen hierover kun je voortdurend afdoen door te zeggen: "Het laatste jaar gaan wij een enorme klap maken, en vertrouwt u daar maar op." Zo wil ik het niet doen. Ik zeg graag toe dat wij ook de streefdoelen nauwlettend in het oog zullen houden wat de tussentijdse jaren betreft. Ik teken daar wel bij aan dat het soms gaat om beleidsinterventies waarvan het soms lang duurt voordat er resultaten zichtbaar zijn. Ik noem het terugdringen van obesitas, van rookgewoonten en/of alcoholgebruik. Het is heel lastig om daarvan te zeggen: dit instrument zal zich vertalen in een bepaalde reductie, waarop wij afrekenbaar zijn. Toch zeg ik toe dat ik voor de komende begroting nauwlettend erop zal toezien waar het lastig wordt om tussentijdse doelen te formuleren. Maar ik behoud mij de ruimte voor om ook in de begroting 2008 te melden, waar dat lastig is, aangezien sprake is van een resistente problematiek. Ik neem de opmerkingen graag mee en wil er zoveel mogelijk aan tegemoet komen. Waar dat lastig is, zal ik dat in de begroting preciseren.

Ik vind het punt van de amendementen eerlijk gezegd wel goed. Als je amendementen indient en je ziet dat niet terug in de verantwoording, kan dat zomaar achter de horizon verdwijnen. Ik neem dit punt dus gaarne serieus op, erop lettend dat de amendementen serieus zullen worden meegenomen. Ze zijn tenslotte niet alleen indicatief, maar ook maatgevend voor het beleid. Dan moeten wij die maatgevende amendement dus ook meenemen in onze verantwoording. Ik zeg dat gaarne toe.

Het departement is zich de afgelopen jaren zwaar bewust geweest van de tekortkomingen rond het subsidiebeheer. Daar is hard aan gewerkt, wat ook door deze commissie is geconstateerd. De regelgeving is aangepast, er is een subsidieplein gerealiseerd, en er is een intern expertisecentrum rondom de subsidies gerealiseerd. Wij hopen dat er een cultuuromslag komt. Onlangs is daarover een brief gestuurd. Het plan van aanpak op dit punt is vrijwel afgerond; de activiteiten zijn conform planning uitgevoerd. Er is een zichtbare vermindering van de onvolkomenheden in het subsidiebeheer opgetreden. Ik heb er vertrouwen in dat dit tot verbeteringen zal leiden. Heel veel verbeteringen vonden in het laatste stadium van het jaar plaats, reden waarom de Rekenkamer dat naar onze inschatting nog onvoldoende heeft kunnen meenemen. Ik zeg de Kamer toe dat wij volgend jaar geen enkele onvolkomenheid van de kant van de Rekenkamer op dit dossier te horen zullen krijgen. Kennelijk heeft dat de afgelopen jaren de volle aandacht gekregen, maar als er dan nog steeds onvolkomenheden zijn, is dat een extra aansporing om daarvoor vol te gaan.

VWS is sinds 2006 bezig om samen met het ministerie van BZK single information and single audit (SISA) voor specifieke uitkeringen in te voeren. SISA heeft ten doel, de verantwoordings- en controlelasten voor de gemeenten te verminderen. Dat gebeurt door per specifieke uitkering geen afzonderlijke verantwoordingsinformatie meer te eisen. Er moet een afzonderlijke accountantsverklaring komen, door aan te sluiten bij de reguliere jaarrekeningen van de gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen. Kennelijk zit er tussen kabinet en Rekenkamer wat licht over de benadering op dit punt. Dit is kennelijk een algemene, niet op VWS alleen slaande problematiek. Ik zeg de Kamer toe dat ik haar over de uitkomsten schriftelijk zal informeren.

De vraag over inkoop en contractbeheer zal ik schriftelijk beantwoorden.

De heerJan de Vries(CDA)

Voorzitter. Ook de Rekenkamer constateert verbeteringen in de kwaliteit van de jaarverslagen, maar ziet tegelijkertijd in de begroting 2007 een vermindering van het aantal doelen waarin expliciet wordt aangegeven, wat men ervoor gaat doen. De minister heeft duidelijk toegezegd dat te zullen verbeteren. Het punt van de tussentijdse streefwaarden is voor ons erg belangrijk. Het is goed dat de minister aangeeft dat zij die zoveel mogelijk proberen te formuleren, maar ook uitleggen wanneer dat onmogelijk is. Misschien kan dat niet alleen gebeuren bij de begroting, maar ook via beleidsnota's.

Wij zijn zeker tevreden met het voornemen van de beide bewindslieden om te bewerkstelligen dat het subsidiebeleid over 2007 geen onvolkomenheden meer zal kennen. Wij wachten met belangstelling nadere informatie daarover af.

MinisterKlink

Voorzitter. Een amendement is een tussentijds moment, waarop beleid wordt aangevuld of bijgebogen, en dat geldt ook voor beleidsnota's. Wij zullen daarop toezien, met de kanttekening dat wij zullen uitleggen wanneer dit buitengewoon lastig wordt.

De voorzitter:

Deze begroting gaat nog over jeugdzorg, waarvoor inmiddels een aparte minister is benoemd. Jeugdzorg kan aan de orde komen in twee AO's: op 27 juni en 4 juli.

De heerVan Gerven(SP)

Voorzitter. In het jaarverslag wordt onvoldoende weergegeven welke problemen er zijn geweest in 2006. Het is te weinig zelfkritisch en te veel een goednieuwsshow. Daar schiet niemand iets mee op. Ik noem als voorbeeld de Zorgverzekeringswet. Het is waar dat die wet niet heeft geleid tot chaos, wat ook staat in het jaarverslag. Onze fractie erkent dat ook. Maar voor individuele burgers en zorgverleners heeft die invoering wel degelijk tot grote problemen geleid. Onzekerheid bij Nederlanders over de grens, die maandenlang op formulieren moesten wachten en niet wisten of zij wel of niet verzekerd waren. Mensen die door administratieve problemen bij de zorgverzekeraars of dubbel of helemaal niet verzekerd waren, en huisartsen die maandenlang op declaraties moesten wachten. Het zou het ministerie gesierd hebben om ook deze berichten te vermelden in het jaarverslag.

De Rekenkamer was uiterst kritisch over de uitvoering van de zorgtoeslag. Ik weet dat dat een verantwoordelijkheid van Financiën is, maar de beleidsverantwoordelijkheid ligt bij het ministerie van VWS. Bij onze fractie zijn in 2006 heel veel meldingen binnengekomen van mensen die geen zorgtoeslag hebben gehad, en ze komen nog steeds binnen, vooral over de manier waarop de Belastingdienst omgaat met mensen die vragen, waarom zij nog geen zorgtoeslag hebben gehad. Ik geef een voorbeeld. Een gezin kreeg in 2006 normaal zorgtoeslag, maar in 2007 stopt dat ineens, terwijl dat wel is aangevraagd, en recht hadden op € 102 per maand. Diverse telefoontjes richting Belastingdienst mochten niet baten. Tot op heden hebben zij nog niets ontvangen, en deze week belden zij opnieuw om te vragen om een spoedbetaling. Maar de Belastingdienst gaat alleen over tot spoedbetaling wanneer bij de mensen in kwestie een deurwaarder op de stoep staat. Is de minister bereid, als beleidsmatig verantwoordelijke voor adequate uitvoering van die zorgtoeslag, er bij zijn collega op aan te dringen dat die problemen heel snel worden opgelost? Ook met betrekking tot de 60 mln. die te veel is verstrekt, gebeurt dit op een coulante wijze, zonder renteheffingen. Hoe wordt omgegaan met mensen die door de terugbetaling in de problemen kunnen komen?

2006 was het jaar waarin mijn collega Kant de voormalige staatssecretaris meerdere malen naar de Kamer heeft geroepen, omdat er klantenstops waren in de AWBZ, met name in de thuiszorg. 95 mln. moest erbij. Aan het eind van het jaar moest geld van de ene naar de andere regio worden overgeheveld. Het verbaast mij dan ook dat de regering in de beantwoording van de vragen over het jaarverslag stelt dat zij het met de NZa eens is dat er in 2006 geen sprake is geweest van problematische wachtlijsten in de AWBZ. Als in de zomer duizenden mensen geen toegang hebben gehad tot de thuiszorg die zij nodig hebben, is het toch een eufemisme om dat "problematisch" te noemen? Dat is toch gewoon onverantwoord? Ook op dat punt wordt volgens onze fractie in het jaarverslag te weinig verantwoording afgelegd.

De minister schrijft in zijn antwoorden op de feitelijke vragen dat hij onderzoekt hoe hij alternatieven voor dierproeven structureler in het kabinetsbeleid kan opnemen. Kan de minister al zeggen hoe hij dit voor ogen ziet?

Het is van belang dat in de toekomst reëel wordt begroot in de zorg. Dat zou een hoop onrust en discussie kunnen voorkomen en zou goed zijn voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid. Zijn de ramingen voor de komende jaren realistisch? Worden nieuwe tekorten voorzien? Kan de minister garanderen dat dit, wat er ook gebeurt, niet zal leiden tot uitkleding van het voorzieningenpakket? Ik hoop dat het kabinet niet de makkelijkste weg zal kiezen door allerlei taakstellingen op te leggen aan het veld. Is dat immers niet een verschuiving van problemen in plaats van een oplossing van problemen?

De heerJan de Vries(CDA)

Voorzitter. Nu spreek ik namens de CDA-fractie. Het jaar 2006 stond vooral in het teken van de implementatie van de Zorgverzekeringswet en de voorbereiding van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Beide trajecten hebben veel van alle betrokkenen gevraagd, ook van het departement van VWS. Gelukkig zien wij ook goede resultaten van al die inzet.

Over het financiële overzicht heb ik een paar opmerkingen, allereerst over de volumestijging. Die komt in de periode 2003-2006 uit op 2,1% in plaats van 1,7%, zoals begroot. Op zich is het zorgelijk dat de volumestijging weer groter is, maar tegelijkertijd moeten wij constateren dat dat nog altijd veel lager is dan in de daaraan voorafgaande periode. Toen gingen wij immers nog uit van een toename met 5%.

In het Budgettair Kader Zorg worden de uitgaven meerdere malen bijgesteld. Opvallend zijn de grote aanpassingen die nog plaatsvinden na de tweede suppletoire begroting. Vooral als gevolg van de tegenvallers – bij de huisartsen, het toenemend gebruik van de AWBZ en pgb's enzovoorts – is met name na de tweede suppletoire begrotingswet nog een enorme uitgavenstijging te zien. Worden die uitgavenstijgingen systematisch onderschat? Kan zo'n grote afwijking worden voorkomen door beter en zorgvuldiger te begroten?

Dan nog een paar beleidsonderdelen, allereerst de wachttijden in de zorg. Het is een belangrijk onderdeel van ons beleid om die wachttijden zoveel mogelijk te verminderen. Voor de "cure" hebben wij de wachttijden goed in beeld. Wij zien dat de wachttijden voor de dagbehandeling langzaam afnemen, maar bij de klinische opname zien wij na een eerdere afname weer een toename; ik verwijs naar bladzijde 17 van het jaarverslag. Kunnen de bewindslieden dat verklaren? Is er een relatie met de budgettaire ontwikkeling? Ook het budget voor de klinische opname neemt immers af. Heeft dat tot gevolg gehad dat de wachttijden zijn toegenomen?

Over preventie en gezondheid is zojuist al even gesproken. Namens mijn fractie vraag ik in ieder geval om ook in het toekomstige beleid meer samenhang in het beleid en het beleidsinstrumentarium te realiseren. Nu zien wij een sterke versnippering en een ongerichte inzet van subsidies.

Innovatie is van belang. "Sneller en beter" en al die andere projecten hebben onze steun, maar hoe bevorderen de bewindslieden dat instellingen zelf hun verantwoordelijkheid voor innovatie kunnen en willen nemen?

Op het punt van de ICT worden miljoenen geïnvesteerd in het epd (elektronisch patiëntendossier) en het EKD (elektronisch kinddossier). Dat zijn grote, complexe operaties. Wij hebben vorige week in de pers gezien dat ICT-operaties in de overheidssector niet altijd even succesvol zijn. Hoe gaan deze bewindslieden realiseren dat dat voor de operaties binnen VWS wel het geval is, zodat de ICT-operaties beheersbaar zijn in kosten, maar ook effectief in hun uitkomsten?

De arbeidsproductiviteit in de sector wordt steeds belangrijker. Daar sturen de bewindslieden ook op. Dat zien wij bijvoorbeeld in de laatste brief van de staatssecretaris over de zorg voor ouderen, maar hoe worden de daarbij behorende doelstellingen bepaald, welke startpositie hoort daarbij en hoe wordt de arbeidsproductiviteit in de sector samen met de sector bepaald?

De rechtspositie van cliënten en patiënten is nog niet goed geregeld, evenals de financiële ondersteuning. Daar komen wij hopelijk nog uitgebreider over te spreken. Samen met collega Verbeet heeft de CDA-fractie een amendement ingediend op de begroting voor 2006 om een eenmalige projectsubsidie aan het Landelijk Overleg Cliëntenraden mogelijk te maken. Daar zien wij in het jaarverslag niets van terug. Wij mogen hopen dat dat budget uiteindelijk bij de cliëntenraden terecht is gekomen, maar wij hopen dat dit wel de prioriteit en de aandacht van de bewindslieden heeft.

De voorzitter:

Ik geef het voorzitterschap even over aan de heer De Vries, zodat ik zelf het woord kan voeren.

MevrouwVan Miltenburg(VVD)

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij onderschrijft weliswaar dat het belangrijk is dat in het jaarverslag de meetbare effecten duidelijk moeten zijn, maar ik ben wel een beetje teleurgesteld dat hij dat niet al te duidelijk wil aangeven. Ik wil graag dat hij daar nader op ingaat, want wat is de doelstelling van een jaarverslag als je de effecten van het beleid – dus niet alleen de cijfermatige gegevens – niet in kaart wilt brengen? Waarom heb je dat geld er dan aan uitgegeven?

Ik heb de minister horen zeggen dat hij bereid is om de effecten van aangenomen amendementen en moties te verwerken in het jaarverslag. Ik had daar al een discussie over met de griffier. Daarom vraag ik de minister of hij inderdaad heeft gezegd dat hij ook de effecten van de moties wil gaan benoemen.

Het is opvallend dat het Budgettair Kader Zorg weer is overschreden. Gedurende het jaar 2006 is het zelfs toegenomen met 529 mln. Deze overschrijding wordt toegeschreven aan de huisartsen, het AWBZ-convenant en de pgb's. Wat gaat de minister doen om deze overschrijding volgend jaar te voorkomen? Kan hij aangeven hoe die raming tot stand is gekomen? Zijn dat politiek wenselijke ramingen en kun je dus altijd een overschrijding verwachten? Of is er daadwerkelijk iets aan de hand wat deze overschrijding dit jaar verklaart, zodat er volgend jaar niet weer een overschrijding komt?

De heerVendrik(GroenLinks)

Suggereert u dat voorgaande kabinetten – de heer Hoogervorst en zo – politiek hebben geraamd met de zorg? Is dat de suggestie die wij hier moeten horen?

MevrouwVan Miltenburg(VVD)

U hebt mij een vraag aan de minister horen stellen. Als u daar een suggestie in hebt gehoord, is dat aan u.

Ik kom terug op de toeschrijving van de overschrijding. Een van de redenen zou zijn dat het convenant met de AWBZ-sectoren heeft geleid tot overschrijdingen. Dat is heel opmerkelijk, want ik herinner mij heel goed dat het convenant juist is gesloten om overschrijding in de toekomst te voorkomen. Er waren afspraken gemaakt, er werd wat extra's gegeven voor bijvoorbeeld ICT en in ruil daarvoor zouden de convenantpartners, alle koepels uit de AWBZ, heel erg hun best doen om ervoor te zorgen dat er geen overschrijdingen meer zouden komen. Het is een beetje lastig, maar de voorganger van de staatssecretaris heeft vorig jaar beloofd dat er een evaluatie zou komen van het convenant. Die evaluatie heeft niet plaatsgevonden. Ik vraag de staatssecretaris om die evaluatie alsnog uit te voeren. Daarin zou moeten staan of de doelstellingen gehaald zijn en of een analyse van het proces kan worden gegeven.

Ook op het punt van het terugdringen van de administratieve lasten zijn doelstellingen in de begroting opgenomen. In de periode 2002-2007 zou dat 25% zijn. In het verslag is de toelichting kwalitatief. De VVD-fractie heeft hiervan in voorgaande jaren een groot punt gemaakt. In een overleg over dit jaarverslag zei de minister vorig jaar dat de grote klap in 2006 te verwachten zou zijn. Wij willen dus graag weten of de bewindspersonen vinden dat die kwalitatieve en kwantitatieve doelstelling daadwerkelijk is gehaald.

Er is een sterke toename van het aantal pgb's. De overschrijding wordt daaraan toegeschreven. Wij horen erg veel signalen vanuit het veld dat aanbieders mensen actief wijzen op de mogelijkheid van het aanvragen van een pgb. Wij maken ons zorgen over de keuzevrijheid die patiënten daar nog bij hebben, want aanbieders doen dat pas als zij zelf geen productie meer hebben. In de prestatie-indicator wordt daar geen waarde aan toegekend, want als mensen dat willen, moeten zij dat krijgen. Als het geen effect heeft voor de aanbieders en als de toename van het aantal pgb's dus niet leidt tot vermindering van de begrote budgetten bij de instellingen, is het heel interessant voor de instellingen om mensen te verwijzen naar de pgb-mogelijkheid om hen vervolgens alsnog binnen te halen. Ik wil daar graag een reactie op, omdat dat ook dit jaar weer speelt.

Het laatste punt betreft het extra bedrag van 80 mln. voor de zorgzwaarte van de verpleeghuizen. Destijds is dat op die manier weggeschreven, maar de doelstelling was absoluut meer zorg voor bepaalde groepen mensen in verpleeghuizen én meer personeel. Ik hoor van zorgkantoren dat het niet mogelijk is om te controleren op meer zorg, maar dat zij sterk de indruk hebben dat die niet geleverd is. Meer personeel is er ook niet. Wat leren de bewindspersonen van deze fout – het geld is immers wel uitgegeven – voor hun eigen plannen om volgend jaar te komen tot meer personeel en meer zorg in de verpleeghuizen?

De heerJan de Vries(CDA)

Ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Van Miltenburg.

De heerVan der Veen(PvdA)

Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor de uitvoerige beantwoording door de bewindslieden. Ik dank de minister ook voor de zojuist gegeven antwoorden op de vragen van de commissie.

Ik begin met een aantal opmerkingen naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer Vooropname 2007, dat eind vorig jaar is verschenen. Daarin staan een paar behartigenswaardige dingen. Er wordt geconstateerd dat de overheid op dit moment beleid op beleid stapelt, zonder dat de effecten van het bestaande beleid helder zijn. Specifiek voor VWS geldt dat men over onvoldoende juiste informatie beschikt om geleverde prestaties te beoordelen. Verder constateert men dat niet altijd helder is waar de verantwoordelijkheid van de minister eindigt en waar die van de lagere overheden of van het veld begint. Dat is een serieuze constatering. In eerdere debatten hebben wij al naar voren gebracht dat de verantwoordelijkheidsverdeling ook verderop in de gezondheidszorg niet helder is.

In het rapport van de Rekenkamer wordt ook aangegeven dat het ministerie en de minister van VWS op zich een betere afstemming in de zorg willen, maar dat dat vaak heel lastig in meetbare doelen te vertalen is en dat de minister en het ministerie de actuele informatie missen. Daardoor krijgen zij bijvoorbeeld de ontwikkeling van ketenzorg weinig effectief van de grond.

Een laatste belangrijkste constatering in het rapport van de Rekenkamer is dat zorgverleners vinden dat tegenstrijdige signalen worden afgegeven: aan de ene kant is er de wens tot samenwerken en aan de andere kant is er de concurrentie. Op al deze punten hoor ik graag de visie van de minister. Hoe kan daar in de komende periode aan gewerkt worden?

Ik ga nu kort in op de punten die in het afgelopen jaar hebben gespeeld. Eerder is al geconstateerd dat de invoering van de Zorgverzekeringswet goed gelopen is. In het jaarverslag mis ik het onderscheid tussen de burger als patiënt en de burger als consument. De patiënt let vooral op kwaliteit. In de beantwoording vind ik weinig terug van de ontwikkelingen op het punt van inkoop op basis van kwaliteit. Dat zou juist de kern van het nieuwe stelsel moeten zijn. Ik ben helemaal wat onrustig geworden door de antwoorden op vraag 27: op termijn kán de activiteit op het punt van de zorginkoop een indicatie van concurrentie zijn. Met andere woorden: in de antwoorden op vraag 27 wordt aarzelend gedaan over datgene wat in het stelsel verwacht wordt, namelijk de dominantie van inkoop op basis van kwaliteit.

Dan de premievaststelling. Vorig jaar is ongeveer voor 1 mld. zodanig met geld gemanoeuvreerd dat de premie € 100 lager is vastgesteld dan nodig was: ongeveer 400 mln. doordat het opleidingsfonds uit de premieberekening is gehaald en ongeveer 500 mln. doordat de zorgverzekeraars daar hun eigen reserves in gestopt hebben. Wat betekent dit voor de premieontwikkeling in het komende jaar?

In het jaarverslag wordt terecht ingegaan op de verschillende onderzoeken naar de kwaliteit. Wij vinden de constateringen en aanbevelingen in het jaarverslag erg matig. Een indicatie daarvan is de zinsnede over "het afnemen van het risico op onverantwoorde zorg" in de verpleeghuiszorg. Dat is ongeveer de constatering. Dat klinkt niet erg ambitieus, maar daar zullen wij waarschijnlijk op een ander moment op terugkomen.

In het antwoord op vraag 58 wordt aangegeven dat het veld zelf de kwaliteitsdoelstellingen vaststelt. Wat blijft er over voor de overheid, in dit geval de minister, als het veld zelf de kwaliteitsdoelstellingen vaststelt?

Een zin in het antwoord op vraag 62 verdient wat mij betreft nog enige uitleg, namelijk: "Via de eisen van het epd zijn EKD en EMD dus op elkaar afgestemd." Op zichzelf was ik daar heel vrolijk over, maar ik kon het niet direct vatten.

Wij moeten af van de convenanten over de financiën, want die hebben weinig opgeleverd.

Het jaarverslag gaat over de gezondheidszorg, maar in het hele jaarverslag is niets terug te vinden over de motivatie van de hulpverleners. De hulpverleners laten in toenemende mate weten dat zij zich gedemotiveerd voelen door de huidige ontwikkelingen. Wij zouden graag zien dat in de komende periode meer nadruk werd gelegd op de motivatie van de hulpverleners. Uiteindelijk gaat het daar om.

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter. Dit overleg is eigenlijk het hoogtepunt van het jaar. Gaandeweg het jaar worden er nieuwe plannen gemaakt. Als er problemen in de samenleving worden geconstateerd, wordt er al gauw een zak met geld op tafel gezet. Nu is het het moment om te kijken of wij ook waar voor ons geld hebben gehad.

De motie-Douma, van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording, waarin wordt uitgesproken dat de doelen toegespitst moeten worden op concrete uitkomsten, is mij uit het hart gegrepen. Wij zien dat er nog altijd grote problemen zijn met het subsidiebeleid van VWS. Opnieuw zijn door de Algemene Rekenkamer ernstige onvolkomenheden geconstateerd. VWS heeft onder andere de wet- en regelgeving vereenvoudigd om het subsidiebeheer op orde te brengen. De administratieve lasten voor ministerie en subsidieontvangers zijn verminderd. Dat klinkt wel goed, maar heeft natuurlijk niets te maken met het op orde brengen van het subsidiebeheer. Dat doe je door effectief te controleren wat er daadwerkelijk met je geld is gebeurd. Je moet dan subsidies zonder concrete doelstellingen en zonder uitkomsten schrappen. Bovenal dien je de cultuur in je organisatie te verbeteren. Het handelen van VWS in dezen is het allerlaatste wat van een betrouwbare overheid verwacht mag worden.

De Algemene Rekenkamer noemde in de rapporten over 2006 meer dan eens de noodzaak van een cultuurverandering. Ook in de stukken van de auditdienst VWS, het FES en het audit committee wordt gewezen op de rol die de cultuur speelt bij het oplossen van onvolkomenheden in het subsidiebeheer. De vraag die rijst is wat met die cultuur wordt bedoeld. De Algemene Rekenkamer deed een verkennend onderzoek naar de cultuuraspecten in het subsidiebeheer. Een en ander wordt nogal bedekt verwoord, maar is toch buitengewoon interessant. Ik citeer:

"Ook in situaties waarin het ministerie afwijkt van de wet- en regelgeving is het geven van een motivatie nog een verbeterpunt."

"Ook op het terrein van het personeelsbeleid zijn maatregelen van belang: werving, selectie, sanctionering ongewenst gedrag. Een aandachtspunt vormt de regie op alle maatregelen die de cultuur van het ministerie kunnen beïnvloeden."

Wat betekent dit nu concreet? Hebben organisaties geld dat zij hebben gekregen voor A uitgegeven aan B? Hebben bepaalde organisaties voorrang gekregen op andere, terwijl zij later een subsidieaanvraag indienden? Zijn de gestelde doelen bereikt? Werd door het ministerie subsidie niet teruggevraagd terwijl dat wel de bedoeling was geweest? Kan de minister voorbeelden geven van de te verbeteren cultuur? Is hij met mij van mening dat er diepgravend onderzoek moet worden gedaan naar de subsidiedossiers in 2007?

De heerVendrik(GroenLinks)

Voorzitter. In aanvulling op hetgeen Jan de Vries zo-even naar voren heeft gebracht, maak ik een paar opmerkingen over het VBTB-gehalte van de begroting. Ik wil de bewindslieden ruim baan geven om een veel korter jaarverslag te maken, met behoud van kwaliteit. Volgens mij is dat ook heel goed voor de geluksbeleving van ambtelijke zijde. Het biedt de kans om een sterker geprofileerd jaarverslag te maken. Misschien mag ik de bewindslieden een motie, die toevallig van mijn hand is, aanbieden, namelijk de motie die ik in 2002, toen VBTB nog jong was, heb ingediend. Dit soort debatten wordt pas echt interessant, zinvol en sterk als wij van de bewindslieden vernemen welke conclusies zij zelf trekken uit de bevindingen over het jaar waarover zij verslag doen. Ik heb bij meer departementen gemerkt dat dit moeizaam of niet gebeurt. In plaats daarvan wordt volstaan met een beschrijving van het beleid. Dat weten wij over het algemeen redelijk goed. Ik begrijp dat dit voor de volledigheid soms prettig is, maar het is niet mijn grootste interesse. In een jaarverslag wil ik graag, vooral op de hoofdpunten van het beleid, lezen wat de bewindslieden er zelf van hebben geleerd, wat zij anders gaan doen en welke conclusies zij trekken. Ik zou het buitengewoon op prijs stellen als wij die ruil konden maken. Het mag van mij veel korter, maar laat die heldere informatie in ieder geval in het jaarverslag te lezen zijn.

Ik maak nu even gebruik van de pikanterie dat hier nieuwe beleidslieden zitten die oud beleid verdedigen. De ontwikkeling van het budget voor de zorg is in de politiek al jaren een gevoelige kwestie. Onder Paars II zijn de uitgaven voor de zorg buitengewoon hard gestegen. De angst was toen dat zij helemaal de pan uit zouden rijzen. Dat is niet gebeurd. Welke conclusie trekt het departement daar uit voor de komende jaren? Was er ten tijde van Paars II vooral sprake van een inhaalvraag? Gaan wij voor de komende jaren, maar ook voor de langere termijn uit van een veel meer beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven? Of is juist het tegenovergestelde van wat Van der Veen bedoelt waar en zijn de convenanten extreem succesvol geweest? Wellicht moeten wij constateren dat daarmee behoorlijk wat druk op de zaak is gezet. Ik ben benieuwd naar de beleidsmatige conclusie. Wat hebben de bewindslieden geleerd van de budgettaire ontwikkeling van de afgelopen jaren? Begroot was 1,7 mld. per jaar. De realisatie was 2,1 mld. per jaar. Daar valt nog net mee te leven. Zelfs bij Financiën doen ze dat wel. Wat betekent dit voor de komende jaren?

De overschrijding in 2006 was niet groot ten opzichte van het totale budgettaire kader voor de zorg, maar zij was er wel. Het was een kleine 600 mln. Lees ik de onderliggende verklarende factoren, dan moet ik constateren dat meer dan de helft structureel van aard is. Klopt dat ook? Het huidige kabinet is door het vorige kabinet voor de komende jaren opgezadeld met een probleem van 300 mln. à 400 mln. dat uitgroeit naar een bepaald bedrag in 2011. Hoeveel is dat? Ik verneem daar nu graag iets meer over. Anders komt het straks terug bij de voorjaarsnota, maar dit lijkt mij een adequater overleg daarvoor.

Met alle politieke verschillen van mening over nut en noodzaak van de Zorgverzekeringswet, of dat privaatrechtelijk nu zo'n verstandig model was enzovoorts – wij hadden daar krachtige opvattingen over, maar niet de meerderheid – wil ik bij de nieuwe bewindslieden, de nieuwe minister voorop, één ding aan de orde stellen. Wij hebben in de vele, vele debatten met zowel de heer Hoogervorst alsook de staatssecretaris van Financiën – meestal de heer Wijn, maar in de laatste fase deed minister Zalm het erbij – de positie betrokken dat je over veel van mening mag verschillen, maar dat je in principe bewindslieden op hun woord moet geloven als zij zeggen dat iets uitvoeringstechnisch haalbaar is. Ik constateer nu dat wij na een halfjaar Zorgverzekeringswet wel zeven of acht keer met vooral de bewindslieden van Financiën hebben gesproken over de uitvoeringsaspecten van de Zorgverzekeringswet, vooral het fiscaal-technische deel. Gisteren is dat weer gebeurd en waarschijnlijk gebeurt het volgende week weer. Gisteren was er gesodemieter over de vraag in hoeverre de inkomensafhankelijke premie terug te vragen is. Ik vind dat een zeer zwaar minpunt van de prestatie in 2006. Wij hebben de beleidsinformatie die ons op het gebied van uitvoering is verstrekt kennelijk niet kunnen vertrouwen. Dat is een zwaar oordeel.

De verantwoording in het jaarverslag over onverzekerden en over de prestaties in de jeugdzorg is zwaar achterhaald door de feiten. Ik zou een officiële correctie daarvan wensen. De passage in het jaarverslag over de arbeidsproductiviteit maakt een buitengewoon grote mate van verlegenheid zichtbaar. Men weet namelijk niet precies wat doelstelling, effect of prestatie is. Dat is een soort black box. Dit is een cruciaal onderdeel van het beleid, dat het volgend jaar veel sterker verantwoord moet worden, hoe lastig dat vraagstuk ook is.

MevrouwOuwehand(PvdD)

Voorzitter. De Partij voor de Dieren is in het jaarverslag en het antwoord van de minister op aanvullende vragen over het jaarverslag, gecombineerd met vigerende wetgeving en uitspraken van het kabinet, een aantal tegenstrijdigheden tegengekomen. Het zal niet verbazen dat het gaat over proefdieren en alternatieven voor dierproeven.

In 2006 zijn er 610.000 dieren gebruikt. In de Wet op de dierproeven is expliciet geformuleerd dat vermindering van het aantal dierproeven en stimulering van alternatieven een opdracht voor de overheid is. In het jaarverslag lezen wij echter dat een streefcijfer van 600.000 proefdieren per jaar nog steeds acceptabel wordt geacht door het kabinet. Dat vinden wij vreemd. Hoe kan de minister dat verantwoorden, in relatie tot zijn antwoord op een van onze vragen naar aanleiding van het jaarverslag, namelijk dat hij de mogelijkheden onderzoekt om alternatieven voor dierproeven structureler in het kabinetsbeleid op te nemen? De SP heeft daar ook al vragen over gesteld. Het is een prachtig initiatief, dat wij steunen, maar wij zouden graag een concretere invulling zien.

Wij maken ons daarbij zorgen over de financiering. In hetzelfde antwoord geeft de minister aan dat hij niet van plan is het budget voor de ontwikkeling en implementatie van alternatieven te verhogen, terwijl wij weten dat een budget van 10 mln. om waardevolle, zinvolle en veel belovende onderzoeken naar ontwikkeling en implementatie van alternatieven te honoreren nog aan de sobere kant is. Op dit moment wordt nog geen tiende van dat bedrag uitgegeven. Wil de minister, ten eerste, zijn streven tot het verminderen van het aantal dierproeven bijstellen? Wil hij daar, ten tweede, de nodige financiën tegenover zetten?

Ik wijs nog expliciet op de toezegging van de minister van 12 april om de Kamer binnen afzienbare tijd te informeren over de beleidsontwikkeling van de alternatieven voor dierproeven. Wanneer komt die brief? Kan die worden voorzien van een financieel kader?

De vergadering wordt van 17.01 uur tot 17.10 uur geschorst.

MinisterKlink

Mevrouw de voorzitter. In hoeverre is het verslag te weinig zelfkritisch, met name rond de majeure veranderingen die zich hebben voorgedaan met de Zorgverzekeringswet? De heer Van Gerven heeft een aantal voorbeelden gegeven: de onzekerheid bij de Nederlanders in het buitenland, de problemen rond de zorgtoeslag, administratieve thema's bij de huisartsen, de onverzekerden en de wanbetalers. Deze punten zijn wel steeds meegenomen in de rapportages rond de Zorgverzekeringswet. Dat neemt niet weg dat ik het eigenlijk wel met de heer Van Gerven eens ben. Als je met een jaarverslag komt waarin het allemaal nog eens wordt samengevat, als je in feite terugblikt op een jaar, dan moet je niet weglopen voor dingen die niet goed gelopen zijn. Dan moet je voldoende zelfkritisch vermogen hebben om met enige distantie te kijken naar dingen die niet goed gelopen zijn en dat niet alleen in voortgangsrapportages neerleggen. Ik wil in de toekomst dat zelfkritisch vermogen erin houden. Dat wordt ook gemotiveerd door de mate waarin je in je begroting jezelf bepaalde doelen oplegt. Dan moet je jezelf namelijk wel aan je doelen spiegelen.

Het punt van de zorgtoeslag is toch echt een zaak van de staatssecretaris van Financiën, hoezeer ik ook verantwoordelijk voor het beleid ben. Dat neemt niet weg dat ik hem met enige nadruk aanspoor om de problemen bij de Belastingdienst zo snel mogelijk op te lossen; in de afgelopen maanden heb ik dat verschillende malen gedaan, ook in persoonlijke contacten. Mensen hebben er gewoon hartstikke veel last van, maar het zit in de portefeuille van de staatssecretaris van Financiën. Mijn verantwoordelijkheid interpreteer ik voornamelijk als aansporen en voortdurend wijzen op de problemen.

Hoe reëel zijn de ramingen voor de komende periode? Hoe hard zijn de overschrijdingen? Stel dat de overschrijdingen meevallen. Moeten wij dan met de ramingen een pas op de plaats maken, te meer omdat er soms taakstellingen uit voortvloeien? Het CPB heeft in juni 2006 een middellangetermijnverkenning gemaakt voor de periode 2008-2011. De zorguitgavenraming maakt daar altijd deel van uit. Voor de komende periode komt de raming neer op een volumegroei van ongeveer 2,7% en een nominale groei van 2,8%. Het CPB werkt op dit moment aan een actualisatie van de ramingen. Het zal ook goed bezien in hoeverre de geschatte volumina toereikend zijn. Persoonlijk wil ik nog wel eens naar de prijsontwikkeling kijken. De parameters moeten ook door mij kritisch worden bezien. Op basis daarvan wordt namelijk een raming gemaakt van de zorguitgaven. Als de feitelijke ontwikkelingen bij de ramingen die het kabinet zich ten doel stelt achterblijven, moet je bekijken wat je er vervolgens aan wilt doen. Anders gaat het veel te veel op de koopkracht en de premieontwikkeling drukken. Ook uit macroperspectief bezien hebben wij daarvoor een verantwoordelijkheid. In hoeverre zijn de overschrijdingen van de afgelopen periode zo structureel, dat er ook door het kabinet serieus naar gekeken moet worden om het eventueel via een taakstelling terug te draaien? Op deze vraag kom ik straks nog even terug.

De heerVan Gerven(SP)

Ik heb gezegd dat taakstellingen wel eens averechts kunnen werken. De minister sluit dat ook niet uit, zo begrijp ik.

MinisterKlink

Ik sluit dat zeker niet uit. Wij zullen binnen de kaders van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) moeten blijven. Deze kaders zijn mede opgesteld op basis van de CPB-raming die ik zo-even noemde. Ze zijn indicatief en in feite maatgevend voor het ministerie en voor de ontwikkeling van de kosten in het veld. Bij de begroting kom ik terug op de manier waarop wij daarmee verantwoord zullen omgaan.

De heer De Vries heeft gewezen op omvangrijke uitgavenstijgingen en mutaties in de BKZ-uitgaven na het verschijnen van de tweede suppletoire wet. Het is eigen aan de zorguitgaven en aan de ramingen en afrekeningen daarbij. De cijfers van de tweede suppletoire wet gelden voor het eerste deel van het jaar. Daarbij bevat de wet een schatting van de komende cijfers. Die uitkomsten staan simpelweg nog lang niet vast. Een verschil van 145 mln. is veel, maar gerelateerd aan de totale zorguitgaven van 44 mld. gaat het om 0,33%. Ook ik heb af en toe naar die cijfers gekeken en daarbij gedacht: mijn hemel, in zo'n korte periode zo'n overschrijding van de ramingen! Het is vaak heel lastig om daarop te sturen. Het sturen vindt dan ook vaak plaats nadat de feiten zich al een aantal jaren voordoen.

Het budget gaat naar beneden en de wachtlijsten lopen op. In hoeverre is hierbij sprake van een onderlinge relatie? Wij kennen het boter-bij-de-vissysteem: het budget wordt naar boven of beneden bijgesteld al naar gelang de zorgvraag en de zorgproductie. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de productie volgend is op het budget. Het is eerder andersom: op het moment dat er minder zorgvraag is, is er minder budget nodig. In de laatste rapportage van de NZa is te zien dat het aantal opnamen en de budgettaire vergoeding daarvoor vanaf 2004 na een daling in 2005 in 2007 weer zijn gestegen.

Ik heb al gezegd dat ik graag tussenstreefwaarden wil noemen, tenzij ik daar gemotiveerd van kan afwijken, gegeven het feit dat er langetermijndoelstellingen mee gemoeid zijn en dat er niet direct een een-op-eenrelatie is tussen het ingezette instrument en datgene wat gerealiseerd kan worden.

Er is gevraagd naar ICT in relatie tot het epd. Hier ligt een van de kerndoelstellingen voor de komende periode. Via ICT-impulsen moeten wij daadwerkelijk werken aan een verhoging van de arbeidsproductiviteit, omdat ik mij grote zorgen maak over de spanning op de arbeidsmarkt. Die spanning begint zich al te vertakken in de sfeer van de zorg. Als wij niet met man en macht werken aan ICT-impulsen en aan een verbetering van de arbeidsproductiviteit, die uiteindelijk tot uitdrukking dient te komen in meer doen met meer mensen, dan krijgen wij de komende jaren gewoon grote problemen. Daar zit meteen een indicator voor datgene wat je met arbeidsproductiviteit wilt. Wij moeten voorkomen dat de handen aan het bed gaan ontbreken. In 2001 was dat een belangrijke oorzaak voor het groeien van de wachtlijsten. Op dit moment wordt met de NVZ, met de orde en met andere partijen verkend in hoeverre hiervoor geld uitgetrokken kan worden. Wij willen dat graag met een programma gaan beleggen. Daarvoor zullen wij de nodige middelen uittrekken. In de begroting zal ik erop terugkomen, ook met doelstellingen en tussentijdse streefwaarden. Wat de ICT en het epd betreft heb ik een parallellie met de hogesnelheidslijn aangereikt gekregen. Een uitrol van het epd is te faseren en tussentijds te evalueren. Dat doen wij op dit moment aan de hand van pilots.

Mevrouw Van Miltenburg heeft het goed verstaan. Ik wil ook meetbare effecten, voor zover amendementen, moties en beleidsbrieven met prestatie-indicatoren kunnen worden belegd. Als tussentijdse streefwaarden echt instrumenteel kunnen zijn voor het toetsen van het mogelijke bereik, zal ik ze zeker formuleren.

Volgens de definitie van het kabinet zijn de administratieve lasten in 2006 netto gedaald met ongeveer 631 mln. Dat komt onder meer door de verplichting tot declareren uit de regelgeving te schrappen. Dat heeft te maken met het verkeer tussen de zorgverzekeraar en de zorgverzekerde. Nu gaan de declaraties rechtstreeks van de zorginstellingen naar de zorgverzekeraar. In 2007 heeft dat geleid tot een nettoreductie van 127 mln. Procentueel gezien heeft het ministerie van VWS in de vorige kabinetsperiode de administratieve lasten met 23% kunnen terugdringen. Dan zitten wij dicht in de buurt bij de rijksbrede doelstelling van 25%. Een gedetailleerd overzicht van de toe- en afnames is te vinden in de voortgangsrapportage van het ministerie van Financiën, die de resultaten van de administratieve lasten coördineert.

De heerJan de Vries(CDA)

Is dit niet juist iets wat ook in het jaarverslag had thuisgehoord?

MinisterKlink

Als ik deze cijfers hier kan memoreren, zouden die ook in de verantwoording meegenomen moeten zijn. Ik teken daarbij aan dat de cijfers op zichzelf een indicatie zijn voor de vermindering van de administratieve lasten in termen van financiën. De beleefde werkelijkheid is vaak echter anders. Met name de staatssecretaris is bezig met die belevingswereld. Hoe kunnen wij ook die beleving kantelen? Bureaucratievermindering, zowel financieel als qua beleving, is een van de speerpunten voor de komende jaren.

De heer Van der Veen heeft gesproken over het stapelen van beleid op beleid, en over onvoldoende informatie over geleverde prestaties. Ik hoop al duidelijk te hebben gemaakt dat wij de prestatie-indicatoren in de gaten houden. De Rekenkamer gaf aan dat daar progressie in zit aan de kant van VWS, en de heer De Vries gaf al aan dat daar in 2007 een kleine dip was te zien. Wij zullen er nauwlettend op toezien dat die verantwoording op basis van indicatoren gebeurt.

Op de vragen over ketenzorg kom ik nog schriftelijk terug, met name op de vraag in hoeverre daarvoor nog indicatoren kunnen worden ontwikkeld. Dat speelt tegen de achtergrond van ons streven om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Hetzelfde geldt voor de positie van de consument. In de loop van de zomer komen wij met een brief, waarin dit speerpunt nader wordt belegd, zowel in termen van rechtspositie als in termen van de patiënten- en ouderenorganisaties, en de middelen die wij daarvoor willen vrijmaken.

De heerVan der Veen(PvdA)

Deelt de minister in zijn algemeenheid de mening van de Rekenkamer dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en veld onduidelijk is?

MinisterKlink

In zijn algemeenheid is de overheid verantwoordelijk, wat zeker geldt voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. Maar je bent mede afhankelijk van wat het veld doet. Dat neemt niet weg dat de overheid kan worden aangesproken op het feit dat de zorg financieel bereikbaar is, dat zij geografisch bereikbaar is, en dat de kwaliteit toereikend is. Op het moment dat je de zorg deel laat uitmaken van het toezicht, heeft de overheid de kwaliteitscriteria van een bepaalde status voorzien, en ben je gehouden daarop toe te zien. Maar dat is vaak een wisselwerking tussen wat aan verantwoorde zorg wordt geboden, en wat wordt gewenst. De overheid is natuurlijk geen medische instantie die weet welke kwaliteit toereikend is. Maar je kunt er wel voor zorgen dat dat in onafhankelijkheid wordt vastgesteld, en dat dat wordt meegenomen door de inspectie. De vier door mij genoemde punten zijn voor mij maatgevend als het gaat om de rol van de overheid.

De overheid is vervolgens verantwoordelijk voor het inzichtelijk maken van die kwaliteit. Zij moet ervoor zorgen dat in het veld prestatie-indicatoren worden ontwikkeld, zodanig dat het stelsel inhoudt dat de zorgverzekeraar en de patiënt via de inzichtelijkheid van kwaliteit en prijs weten hoe een en ander werkt. Daar moeten wij de komende jaren hard aan werken, dat is één van onze missies voor de komende jaren.

Er is gevraagd in hoeverre de premie is gedrukt om een mooi beeld te laten ontstaan. Daarbij werd onder andere gerefereerd aan het opleidingsfonds, dat wij structureel buiten de premieontwikkeling laten. Er is dus geen opzetje geweest. Het is evident dat de zorgverzekeraars reserves hebben gestopt in de premies, teneinde een marktpositie te krijgen. Het CPB heeft daarop gewezen. Dit zal uiteindelijk invloed hebben op de ontwikkeling van de premie, want de reserves zullen waarschijnlijk moeten worden aangevuld. Ik hoop dat het zorgstelsel zich zo zal ontwikkelen, dat het uiteindelijk van de zorginkoop vandaan moeten komen. Dan pas functioneert het zoals het uiteindelijk is bedoeld. Hopelijk zal zich dat de komende jaren voltrekken, en zullen wij langs die lijn een gematigde premieontwikkeling zich zien voltrekken.

In hoeverre moet het veld de kwaliteitsdoelstellingen zelf vaststellen? Ik vind het erg belangrijk dat de overheid een aanjaagfunctie heeft. Het feit dat de Kamer mij hierop aanspreekt, geeft aan dat daar een verantwoordelijkheid van de overheid ligt. Partijen hebben daarvan gisteren een eerste proeve laten zien, en daarin vind ik de rol van de overheid terug. De ontwikkeling is aan de partijen in het veld, waarmee men met man en macht bezig is. Een zekere kritische distantie over de toereikendheid en de ambitie daarvan is noodzakelijk. Als ik dat al niet zou vinden, zou de Kamer dat wel vinden, en mij daarop terecht aanspreken.

Ik kom toe aan de vragen en opmerkingen van mevrouw Agema. Zij vraagt om een aantal voorbeelden. Ik ben blij dat er verbetering zit in het subsidiebeheer, maar kennelijk dienen er nog slagen te worden gemaakt. Ik wil hier graag schriftelijk op terugkomen. Ik onderstreep dat de richting waarin dit zich beweegt goed is. De Rekenkamer heeft bij haar bevindingen met name het eerste deel van 2006 meegenomen. Van de kant van de auditdienst is vooral aangegeven dat er eind 2006 een behoorlijke progressie was te zien. Ik heb net toegezegd dat wij ervoor zullen zorgen dat de Rekenkamer daar volgend jaar geen kanttekeningen meer bij kan maken.

MevrouwAgema(PVV)

Kunt u voorbeelden geven van de cultuur die veranderd dient te worden?

MinisterKlink

Daarbij moet u niet denken aan onrechtmatig omgaan met subsidies. Die cultuuromslag heeft naar alle waarschijnlijkheid vooral te maken met het precies omgaan met het opstellen van regels en voorwaarden voor subsidies, en met het controleren op rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen. Ik noem het Fonds PGO en de criteria voor de subsidieverstrekking. De vraag is gesteld, in hoeverre de farmaceutische industrie oneigenlijke beïnvloeding van sommige patiëntenorganisaties heeft toegepast. Anderhalve week geleden hadden wij de HIV-vereniging, waar allerlei vragen speelden rondom seksueel verkeer van seropositieven. Dat zijn allemaal punten die voor mij een indicatie zijn van het feit dat wij eens stevig naar de subsidievoorwaarden moeten kijken, en nauwlettend in de gaten moeten houden dat subsidies rechtmatig en doelmatig worden verstrekt.

Ik neem de suggestie over VBTB mee. Het spiegelen ten opzichte van wat je hebt beoogd, vind ik prima. Ik zal aandacht besteden aan de motie op dit punt. In onze startbrief hebben wij aangegeven waar de prioriteiten voor de komende jaren liggen: patiëntveiligheid, kwaliteit, arbeidsmarkt en bureaucratiebestrijding. Het zou mij een lief ding waard zijn om die vier punten mee te nemen in een volgend jaarverslag, om te zien in hoeverre daarop is gescoord.

De 1,4 mld. overschrijding die wij aantroffen is structureel, zodat daarvoor een structurele oplossing moet worden gevonden. Wij komen daarop in de Miljoenennota terug, waarbij wordt bekeken in hoeverre dat een taakstelling wordt voor het veld. Het CPB raamt dat een en ander vooral te maken heeft met demografische en technologische ontwikkelingen. Wij moeten goed kijken naar de parameters onder de voorspellingen, iets wat het CPB moet doen. De NVZ wil kijken naar de volumecomponent, en mijn ministerie wil de prijscomponent eens goed bekijken. Hoe kan die 2,8% zo afwijken van het gemiddelde inflatietempo? Er moet bestuurlijke rust op dit front ontstaan.

Wat de onverzekerden betreft, zijn de gegevens in het jaarverslag inmiddels achterhaald door de feiten. Dat heeft vooral met een nieuwe becijferingsmethodiek van het CBS te maken. Daar zit geen slordige verantwoording achter.

De cijfers over het gebruik van dierproeven in 2006 zijn nog niet bekend; zij fluctueren kennelijk per jaar. De algemene trend was dalend. In het jaaroverzicht van Zodoende 2006 zal de VWA nader rapporteren over de in 2006 verrichte dierproeven. Voor ons is van belang dat vermindering van dierproeven niet direct leidt tot een effect over de grenzen heen. Wij zorgen ervoor dat de doelstellingen haalbaar zijn, en niet tot weglekeffecten leiden. Ik sta heel positief tegenover het uittrekken van geld voor onderzoek, om te zien in hoeverre wij in de toekomst proefdieren minder nodig zullen hebben. ZonMw is met zo'n onderzoek bezig. Het geld daarvoor is verhoogd naar € 900.000 per jaar. Wij bekijken in hoeverre wij dierproeven structureel kunnen verminderen. Daar zal in de begroting op worden teruggekomen.

MevrouwOuwehand(PvdD)

Wanneer komt de brief die de minister heeft toegezegd over de ontwikkeling van alternatieven, en zal die worden voorzien van een financieel plan? Die € 900.000 is volgens het veld te weinig om de doelstellingen te bereiken.

MinisterKlink

Ik zal dat zo spoedig mogelijk schriftelijk laten weten.

StaatssecretarisBussemaker

Voorzitter. De minister heeft bijna alle algemene vragen al beantwoord. Ik beperk mij dus tot een aantal vragen die specifiek op mijn beleidsterreinen zijn gesteld.

Allereerst de vraag van de heer Van Gerven over de AWBZ en de klantenstops in de thuiszorg. Wat in het jaarverslag staat, is gebaseerd op het rapport dat de NZa in december 2006 heeft uitgebracht. Daarin stond dat in 2006 geen problematische wachtlijsten zijn ontstaan. Daarvoor zijn in 2006 extra middelen uitgetrokken, namelijk 95 mln. Dat bedrag is toegevoegd aan de AWBZ-contracteerruimte. Bij nacalculatie van 2006 is een bedrag van 104 mln. toegekend aan zorgaanbieders die niet-gecontracteerde zorg hebben geleverd om problematische wachtlijsten te voorkomen. Het is mogelijk dat de heer Van Gerven zo goed geïnformeerd was dat hij al geïnformeerd was over dreigende problematische wachtlijsten, maar uit de cijfers van de NZa – dat zijn dus niet de cijfers van mijzelf of van het ministerie – is gebleken dat er geen wachtlijsten waren en dat die 104 mln. uiteindelijk door herschikking, ook binnen de contracteerruimte, beschikbaar is gekomen. Omdat de Kamer in 2006 en 2007 regelmatig is geïnformeerd over dit onderwerp, is de uiteindelijk in het jaarverslag opgenomen passage inderdaad kort. De uitgebreide informatieverschaffing had immers al plaatsgevonden.

Mevrouw Van Miltenburg heeft een aantal vragen gesteld over de AWBZ, allereerst over het convenant. Wat is het nut van het convenant als er toch overschrijdingen zijn? Was het convenant niet juist bedoeld om die overschrijdingen te vermijden? Ja, daar was het convenant voor bedoeld, maar de overschrijding is vooral veroorzaakt doordat een groter beroep op de zorg is gedaan dan was verwacht. Door het afsluiten van het convenant is de uitgavenontwikkeling lager uitgevallen dan in de periode voor 2004. Anders gezegd: zonder convenant was de toename waarschijnlijk nog groter geweest. In het convenant is afgesproken dat de doelmatigheid in de AWBZ jaarlijks zou toenemen met 1,25%. De zorginstellingen moeten dan voor het geld dat in 2005 is uitgegeven, 1,25% meer mensen met zorg helpen ten opzichte van 2004. Dat laat onverlet dat de volumestijging van het aantal mensen in de zorg tot een overschrijding in 2006 heeft geleid, maar zonder het convenant zou de overschrijding bij dezelfde zorgvraag groter zijn geweest.

Het convenant loopt af. Mevrouw Van Miltenburg vroeg naar de evaluatie. Ik zeg haar toe dat ik bij de nieuwe beleidsvoornemens zal terugblikken op het convenant en dat ik daarbij zal aangeven hoe wij de afspraken voor de komende jaren vorm willen geven.

De voorzitter:

Ik vind dat u een mooi antwoord geeft – de vraag naar zorg is groter geworden – maar onderdeel van het convenant was ook dat voor hetzelfde geld meer zorg geleverd zou worden. Dat zou in het eerste jaar wat minder zijn, maar in de jaren waarin het convenant zou gelden, zou dat oplopen tot een substantiële hoeveelheid meer zorg. Als u gaat terugblikken op het convenant – ik vind het overigens jammer dat u die terugblik opneemt in de begroting, want ik zou dat graag in een aparte brief willen – zou ik dus graag willen dat u daarbij ook aangeeft of de toegenomen vraag nog groter is dan de vraag die was voorzien in de begroting.

StaatssecretarisBussemaker

Even voor de duidelijkheid: ik heb niet gezegd dat ik die terugblik ga opnemen in de begroting, maar wel bij de nieuwe beleidsvoornemens. Ik moet nog even nagaan wat de juiste manier is om dat te doen, maar de afspraak in het convenant was wel dat de zorginstellingen voor het geld dat zij kregen, 1,25% meer mensen aan zorg zouden moeten helpen dan in 2004. Hetzelfde geldt in 2006 ten opzichte van 2005.

Mevrouw Van Miltenburg heeft ook een vraag gesteld over de 80 mln. in de AWBZ en de productieafspraken die daarbij gemaakt zijn. Dat is voor 2006 inderdaad ingevuld in prestatieafspraken. Ik moet zeggen dat ik geen signalen heb dat die afspraken niet geëffectueerd zijn. Mevrouw Van Miltenburg vroeg welke les ik daaruit heb getrokken. Natuurlijk is de les altijd dat je, als je geld geeft, heel duidelijk moet afspreken waar dat geld terecht moet komen. In de brief die de Kamer vorige week van mij heeft gekregen over verzorgings- en verpleeghuizen, heb ik heel nadrukkelijk aangegeven dat, als daar meer mensen komen, dat moet leiden tot een aantoonbaar hoger aantal zorguren. Dat sluit volgens mij heel goed aan bij de ambities en de doelstellingen die de minister heeft geformuleerd voor het gehele VWS-terrein.

Mevrouw Van Miltenburg heeft ook een vraag gesteld over de pgb's. De vraag naar pgb's is in 2006 inderdaad sneller toegenomen dan geraamd. Die vraag zal ook in 2007 fors toenemen. In de maanden februari en maart 2007 is het aantal budgethouders al van 65.000 naar 70.000 toegenomen. Ik heb de Kamer in het debat van vorige week over de voortgangsrapportage er al op gewezen dat wij het subsidieplafond hebben verhoogd om daaraan tegemoet te komen. De vraag is nu waar die snelle toename van de vraag naar pgb's vandaan komt. Met mevrouw Van Miltenburg deel ik de zorg dat een toename van het aantal pgb's niet tot eenzelfde afname van de zorg in natura heeft geleid. Ik krijg verschillende signalen over waar de toename van de groei in de pgb's vandaan komt. Ik krijg ook het al door mevrouw Van Miltenburg aangegeven signaal: aanbieders die tegen de contracteerruimte aan zitten, zeggen tegen burgers dat zij maar een pgb moeten nemen zonder die burger goed genoeg voor te lichten en dus een bewuste keuze te laten maken om wel of niet van een pgb gebruik te maken. Ik krijg ook signalen dat het te maken heeft met een toename in specifieke gezondheidsklachten, bijvoorbeeld autisme, een ziekte waarbij een pgb goed van dienst kan zijn. Er zijn ook andere signalen. De fracties van de PvdA en het CDA hebben schriftelijke vragen gesteld over sociale diensten die tegen mensen zouden zeggen: vraagt u maar een pgb aan, want dan hebt u geen sollicitatieplicht meer. Het is evident dat ik dat een zeer onwenselijke ontwikkeling vind.

Kortom: er moet uitgezocht worden waar die toename van het aantal pgb's precies vandaan komt. Dat wordt op dit moment ook uitgezocht. Naar aanleiding daarvan zal ik verdere beslissingen nemen, want ik hecht zeer aan het pgb, omdat dat wat mij betreft het model voor de toekomst is. Juist daarom wil ik er alles aan doen om ervoor te zorgen dat het pgb niet oneigenlijk gebruikt gaat worden.

Tot slot de vraag over arbeidsproductiviteit en arbeidsmarktbeleid. Daar heeft de minister al het een en ander over gezegd. Ik denk dat het meten van de arbeidsproductiviteit en het verhogen daarvan buitengewoon belangrijk zijn. Wij hebben bij de proloogbrief al aangekondigd dat wij met een aparte brief over het arbeidsmarktbeleid zouden komen. Het lijkt mij goed om daarin het vertrekpunt goed te definiëren, zodat de Kamer de komende jaren kan bijhouden wat wij op dat terrein, ook als het gaat om de arbeidsproductiviteit, wel of niet bereiken.

De voorzitter:

Wij hebben nog tien minuten, want dan moet de staatssecretaris weg. Ik stel dus voor om alleen nog eventuele moties in te dienen. Verder heeft iedereen één minuutje om kort nog iets te zeggen.

De heerVan Gerven(SP)

Voorzitter. Mijn eerste opmerking betreft de perceptie van de uitvoering van de AWBZ, met name in de thuiszorg. Wij hebben in de zomer heel veel signalen gekregen van mensen die geen zorg hadden ontvangen. Wat wij te horen krijgen en wat uiteindelijk in een NZa-rapport komt, zijn dus kennelijk twee werelden.

Er wordt hier heel nadrukkelijk gesproken over productiviteitsverbetering en dat soort zaken, maar wij moeten niet uit het oog verliezen dat wij praten over zorg en het helpen van mensen. Daarbij is productiviteitsverhoging slechts zeer beperkt haalbaar. Ik zou de suggestie willen meegeven om daar niet te veel van te verwachten, omdat dat slechts zeer beperkt zal werken.

De heerJan de Vries(CDA)

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden hartelijk voor de heldere en duidelijke beantwoording. Ik ben ervan overtuigd dat dit leidt tot verbeteringen in de nog in voorbereiding zijnde begroting voor 2008.

Ik had één punt vergeten, namelijk de taakstelling van de afgelopen jaren op het punt van de personeelsreductie op het departement van VWS. De kabinetten-Balkenende I tot en met III hadden daar duidelijke taakstellingen voor. Ik zie in het jaarverslag niet terug of die taakstelling bereikt is. Ik vind dat op zich een heel interessant gegeven, ook als uitgangspositie voor de nieuwe taakstelling die het nieuwe kabinet heeft neergelegd. Als dat niet mondeling kan, zou ik de bewindslieden willen vragen om de Kamer daar nog schriftelijk over te informeren.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan mijzelf. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging dat zij nog terugkomt op het convenant. Ik hoop dat dat in een aparte brief gebeurt.

De staatssecretaris geeft aan dat een onderzoek zal worden uitgevoerd naar de ontwikkelingen ten aanzien van het persoonsgebonden budget. Ik verzoek haar om ook de resultaten van dat onderzoek aan de Kamer te geven, want ook ik ben er heel nieuwsgierig naar wat er precies speelt. Het pgb moet vooral een keuze zijn en geen dwang.

De heerVan der Veen(PvdA)

Voorzitter. Ik kom even terug op de onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en zorgveld. Er zijn convenanten en kwaliteitscriteria aan de orde geweest. Elke keer is het een worsteling wie over wat gaat. Wie neemt het initiatief en wie kan sancties uitdelen? Ik ben ervan overtuigd dat wij daar later op terugkomen.

Aan het slot van mijn betoog heb ik gevraagd het verslag wat toegankelijker te maken voor degenen om wie het gaat, de hulpverleners in de zorg. Ik kan mij voorstellen dat meer aandacht wordt besteed aan de consequenties voor patiënten en hulpverleners.

Ik dank beide bewindslieden ten slotte voor de beantwoording van de vragen. Ik heb er met een meer dan gemiddeld plezier naar geluisterd.

MevrouwAgema(PVV)

Voorzitter. Ik ben blij met de door de minister toegezegde brief. Ik heb nog gevraagd om een diepgaand onderzoek naar de subsidiedossiers, juist omdat uit de wijze waarop de subsidieverstrekking plaatsvindt de cultuur spreekt. Zegt de minister dat nu ook toe of niet?

De heerVendrik(GroenLinks)

Mevrouw de voorzitter. Ik heb nu al zin in het jaarverslag van volgend jaar. Tot mijn plezier hoor ik van de minister en de staatssecretaris dat zij graag zichzelf de spiegel voorhouden. Dan zijn precieze en nauwkeurige doelstellingen van belang, ook al is een thema niet rechtstreeks beïnvloedbaar door rijksbeleid of zelfs beleidsresistent. Als iets beleidsresistent is, moet je volgens mij trouwens ophouden en het beleid opheffen. Wij hoopten met VBTB scherpte in het begrotingsbeleid in te bouwen.

In eerste termijn sprak ik al over de gang van zaken rond de Zorgverzekeringswet, de zorgtoeslag enzovoorts. Ik zie even af van de departementale verantwoordelijkheden die in het geding zijn, maar mij ligt zwaar op de maag dat op weg naar het jaar 2006 en tijdens dat jaar werd gezegd dat de uitvoering helemaal geen probleem zou zijn. Daar horen ook de taakstellingen van de ambtenaren uit 2003 waar de heer De Vries het over had bij. Wij hebben de bewindslieden vertrouwd. Wij meenden te kunnen uitgaan van de waarheidsgetrouwheid van de uitvoeringsinformatie over zo'n groot project. Ik moet nu constateren dat wij – ik zeg het maar even hard – voorgelogen zijn.

MevrouwOuwehand(PvdD)

Kennelijk ben ik de enige die nog een motie heeft.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vermindering van dierproeven en stimulering van alternatieven een opdracht is die in de Wet op de dierproeven is geformuleerd;

constaterende dat in het VWS-jaarverslag 2006 de langetermijndoelstelling voor het gebruik van het aantal proefdieren is gesteld op 600.000 dieren per jaar;

overwegende dat dit een minimale daling betreft ten opzichte van het aantal dieren dat in 2005 nog is gebruikt;

verzoekt de regering, een ambitieuzer streven ten aanzien van de daling van het aantal proefdieren te formuleren en de Kamer hierover te informeren middels de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (31031-XVI).

MevrouwOuwehand(PvdD)

Ik had ook een motie voorbereid over de brief waar de minister nog mee komt, met het verzoek om daar een financieel plan onder te leggen. Ik heb inmiddels begrepen dat de financiële aspecten in de brief worden meegenomen, dus ik laat de motie achterwege.

De voorzitter:

Kan de minister direct antwoorden?

MinisterKlink

Wilt u het woord aan de staatssecretaris geven, zodat zij meteen weg kan?

StaatssecretarisBussemaker

Voorzitter. De vraag van de SP over de AWBZ en de thuiszorg is mijns inziens terug te voeren op het verschil tussen de micro- en de macrowereld. Uit de macrocijfers over 2006 bleek niet dat er problemen waren met het budget voor de thuiszorg.

Een verhoging van de arbeidsproductiviteit in de zorg zal maar beperkt haalbaar zijn, zeker in de langdurige zorg. Ik ken de discussies over de wet van Baumol heel goed. Een stijging van de arbeidsproductiviteit is echter haalbaar, door het aantal concrete zorguren te laten toenemen. Nu besteden verzorgers en verpleegkundigen maar 50% tot 55% aan effectieve zorg, omdat zij daarnaast papieren moeten invullen en andere dingen moeten doen. Daar is dan een wereld te winnen. Dat geldt overigens ook voor de inzet van domotica, waardoor mensen veel langer zelfstandig kunnen blijven wonen.

Ik zal de Kamer een brief doen toekomen over de resultaten van het onderzoek naar de persoonsgebonden budgetten. Dat is niet een grootschalig onderzoek. Ik kan wel direct conclusies verbinden aan de gegevens die het oplevert. Zodra ik de stand van zaken heb opgemaakt, krijgt de Kamer de brief.

De voorzitter:

De staatssecretaris mag bij hoge uitzondering het overleg iets eerder verlaten.

StaatssecretarisBussemaker

U vindt het misschien geen goede reden, maar ik moet naar de wedstrijd van Jong Oranje, in Groningen.

De voorzitter:

Ga maar gauw, en veel plezier vanavond!

MinisterKlink

Ook ik ben van de wet van Baumol op de hoogte. Ik noem echter als voorbeeld de medicatieveiligheid. Als wij die via het epd weten te realiseren, wordt de werklast verminderd, er nog van afgezien dat de patiënt er natuurlijk baat bij heeft.

Lange tijd is beweerd dat de innovatie in de zorg tot hogere zorgkosten zou leiden. Het is zelfs een van de parameters waarom het CPB de prijsontwikkeling zo hoog inraamt. Ondertussen verschijnen er studies, ook van het CPB, waarin die veronderstelling toch van stevige vraagtekens wordt voorzien. Ik wil in het ICT-programma waarnaar wij streven niet lukraak allerlei initiatieven gaan subsidiëren, maar vrij gericht het geld dat wij op dit moment bijeen proberen te brengen, besteden aan verbetering van de arbeidsproductiviteit. Mijn grote zorg is dat wij anders een ontzettend groot probleem krijgen: te weinig handen aan het bed. Dan lopen de wachtlijsten op, hetgeen weer loonopdrijvende effecten heeft. Dan zitten wij straks behalve met een wachtlijstenprobleem ook met een financieel probleem. Dat moeten wij voor zien te blijven. Het zal een hell of a job zijn, maar het moet echt.

Ondertussen proberen wij wel wat betreft het aantal personeelsleden van de departementen een doorbraak te realiseren, ook al lijkt dat onderwerp beleidsresistent. Dat is nodig om invulling te geven aan de taakstelling in het regeerakkoord. De Kamer zal er binnenkort van horen. Ik ben er vrij optimistisch over in die zin dat wij echt een slag zullen maken conform de doelstellingen die wij onszelf hebben gesteld.

Ik ben het eens met de heer Van der Veen dat eens goed moet worden gekeken naar de verantwoordelijkheid en de instrumenten van de overheid. In het debat over de medicijnen hebben wij het er ook al over gehad dat een convenant toch iets anders werkt dan wet- en regelgeving. Ik ben van harte bereid daar de komende jaren bij begrotingsbehandelingen goed naar te kijken.

Ik heb zo-even begrepen dat het toegankelijker maken van de begroting en de verantwoording voor de patiënten en cliënten een van de doelstellingen voor het volgend jaar is. Die was er al voordat ik dit uitsprak. Ik sluit mij aan bij een ambitie die kennelijk al langer op het departement leefde.

Het diepgravende onderzoek dat mevrouw Agema wil, lijkt mij nu ook weer niet nodig. Wij zien dat de ontwikkelingen rond de subsidieverlening de goede kant op gaan. Wij hopen het volgend jaar aan de maatstaven van de Algemene Rekenkamer te kunnen voldoen.

Ik zal in de komende begroting steven naar een concentratie van onze indicatoren en doelstellingen, teneinde hier volgend jaar een vruchtbaar debat te hebben over de vraag waar wij staan. De opmerking van de heer Vendrik over beleidsresistentie klopt als een bus. Toch lijkt af en toe in wat beleidsresistent lijkt voor de rijksoverheid een versnelling te brengen te zijn.

Ik neem de motie van mevrouw Ouwehand graag mee in de brief die ik de Kamer zo snel mogelijk zal toezenden. Ik weet nu gewoon niet in hoeverre een ambitieuzere doelstelling realistisch is. Alleen al uit dien hoofde ontraad ik de motie.

Ik moet een opmerking van mijzelf uit de eerste termijn nog corrigeren. Ik had het over een overschrijding met 1,4 mld. Dat is rond 1 mld.

De voorzitter:

De volgende toezeggingen zijn gedaan:

Als er amendementen enzovoorts worden aangenomen, komt er een concrete actie voor de Kamer, in de vorm van een brief waarin staat op welke manier die worden verwerkt en welke prestaties verwacht mogen worden.

De minister zal de Kamer zo spoedig mogelijk per brief nader informeren over specifieke uitkeringen, het inkoop-, contracteer- en subsidiebeheer.

Medio de zomer ontvangt de Kamer een brief over de rechtspositie van patiënten- en cliëntenraden.

De Kamer wordt op korte termijn schriftelijk geïnformeerd over specifieke vragen inzake dierproeven, zoals de termijnen waarop toezeggingen worden uitgevoerd, een beleidsplan en de financiering ter zake. De minister komt daarin ook terug op de motie van mevrouw Ouwehand.

De staatssecretaris heeft een brief toegezegd over het onderzoek naar de persoonsgebonden budgetten.

Sluiting 18.06 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill'ard (PvdA), Jonker (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

Naar boven