31 031 XV
Jaarverslag en slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2006

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Aangeboden 16 mei 2007

Gerealiseerde ontvangsten 2006 (€ 933,3 mln) naar artikel (in € 1 mln)

kst-31031-XV-1-1.gif

Gerealiseerde Uitgaven 2006 (€ 26 206,6 mln) naar artikel (in € 1 mln)

kst-31031-XV-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.ALGEMEEN5
1.Voorwoord5
2.Dechargeverlening6
3.Leeswijzer11
   
B.BELEIDSVERSLAG14
4.Beleidsprioriteiten14
5.Beleidsartikelen28
6.Niet-beleidsartikelen113
7.Bedrijfsvoeringsparagraaf124
   
C.JAARREKENING129
8.Verantwoordingsstaat SZW129
9.Saldibalans130
10.Paragraaf inzake baten-lastendiensten136
11.Topinkomens147
   
D.BIJLAGEN148
12.Bijlage 1: Toezichtsrelaties148
13.Bijlage 2: ZBO’s en RWT’s151
14.Bijlage 3: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer155
15.Bijlage 4: Subsidies158
16.Bijlage 5: Toezichthouders in het kader van de Pensioenwet160
   
E.NIET-VERPLICHTE BIJLAGEN163
17.Organogram163
18.Lijst van gebruikte afkortingen164
19.Trefwoordenregister167

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Met het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het jaar 2006 leg ik mede namens staatssecretaris Aboutaleb verantwoording af over de behaalde prestaties in relatie tot de inzet van middelen.

Deze verantwoording betreft prestaties die zijn gerealiseerd en middelen die zijn ingezet door onze ambtvoorgangers en in het kader van de doelstellingen zoals deze geformuleerd zijn door het kabinet Balkenende III. Daarom is onze verantwoording neutraal van toonzetting. In het beleidsverslag wordt volstaan met een bondige en feitelijke beschrijving van de belangrijkste resultaten in 2006.

Het onderdeel «beleidsprioriteiten» geeft de belangrijkste ontwikkelingen op de vijf beleidsprioriteiten van de vorige kabinetsperiode. Dit betreft de prioriteiten WAO, Re-integratie, Arbeidsparticipatie, Arbeid en Zorg en Vermindering administratieve lasten.

Ik stel vast dat de doelstellingen van vier beleidsprioriteiten zijn gehaald (WAO: instroom IVA maximaal 25 000; Re-integratie: 25% hoger uitstroompercentage van re-integratietraject naar werk; Arbeidsparticipatie: toename arbeidsparticipatie ouderen tot 40%; Reductie administratieve lasten: vermindering met 25%).

Bij de vijfde beleidsprioriteit behoort een beleidsdoelstelling die gerealiseerd dient te zijn in 2009. Daar valt nu nog geen oordeel over te geven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

2. DECHARGEVERLENING

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Dit verzoek heeft betrekking op het financieel beheer dat samenhangt met de uitvoering van de departementale begroting.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. De slotwet van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het jaar 2006/de slotwet van het Spaarfonds AOW over het jaar 2006; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.

  Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer metbetrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

  Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

3.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag 2006 van SZW bestaat uit vier onderdelen: «Algemeen», «Beleidsverslag», «Jaarrekening» en «Bijlagen».

Het onderdeel «Algemeen» omvat het voorwoord, het verzoek tot dechargeverlening en de leeswijzer.

Het «Beleidsverslag» is opgebouwd uit vier onderdelen:

1. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt van elk van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsagenda in de begroting 2006 de stand van zaken weergegeven. Met het lezen van deze paragraaf kan worden volstaan als de lezer snel een beeld van de prestaties van SZW in 2006 wil hebben.

2. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de financiële toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen realisatie en begroting.

3. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van afgesloten regelingen, de apparaatsuitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.

4. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het ministerie van SZW, de saldibalans en de bij deze onderdelen behorende financiële toelichtingen, en de paragraaf inzake baten-lastendiensten: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Als laatste bevat de jaarrekening het onderdeel Topinkomens.

Tot slot bevat het jaarverslag vijf bijlagen, te weten de bijlagen «Toezichtrelaties», «Zelfstandige bestuursorganen en rechtpersonen met een wettelijke taak», «Aanbevelingen Algemene Rekenkamer», «Subsidies» en «Toezichthouders in het kader van de pensioenwet».

3.2 Specifieke aandachtspunten

Nieuwe opzet begroting en jaarverslag

Ten opzichte van het jaarverslag 2005 hebben belangrijke aanpassingen plaatsgevonden. In de begroting 2006 zijn voor het eerst nieuwe formats gebruikt waardoor ieder beleidsartikel een uniforme opzet heeft gekregen. Hierdoor wijkt het SZW-jaarverslag 2006 qua presentatie en lengte aanzienlijk af van voorgaande jaarverslagen.

Accountantsverklaring, accountantscontrole

De financiële informatie is opgenomen in de jaarrekening en valt onder de reikwijdte van de accountantsverklaring. Dit geldt ook voor de financiële toelichting bij de budgettaire tabellen die in het beleidsverslag staan.

De niet-financiële informatie valt niet onder de reikwijdte van de accountantsverklaring, maar is wel onderdeel van de accountantscontrole.

De premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven vallen evenmin onder de reikwijdte van de accountantsverklaring maar vallen wel onder de accountantscontrole. De ZBO’s leggen verantwoording af over de rechtmatigheid van de premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven. Over de rechtmatigheid van die uitgaven wordt gerapporteerd in bijlage 2 (ZBO’s en RTW’s) van het jaarverslag.

Belastinguitgaven en ESF-middelen

De programma-uitgaven voor ESF-3 en EQUAL afkomstig van de Europese Commissie lopen buiten begrotingsverband en zijn dus niet in de verantwoordingsstaat terug te vinden. De verantwoording over de besteding van deze middelen is terug te vinden in beleidsartikel 23.

Gegevens oude jaren

In de jaarverantwoording worden ook gegevens gepresenteerd over oude jaren. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze gegevens kunnen afwijken van gegevens die in vorige jaarverantwoordingen werden gepresenteerd.

Niet opgenomen kengetallen en indicatoren

Enkele prestatie-indicatoren en kengetallen die in de begroting 2006 stonden zijn niet ingevuld in het jaarverslag. De belangrijkste kengetallen zijn de percentages werkende WAO/IVA/WGA-ers, het percentage werkende WAZ-ers, het percentage werkende WAJong-ers en de lopende uitkeringen per 100 verzekerden bij WAO/IVA/WGA en bij WAZ (artikel 31).

Nalevingsniveau Volksverzekeringen

In de beleidsartikelen 32 en 33 is de prestatie-indicator nalevingsniveau voor de AOW, ANW en AKW geoperationaliseerd. Het nalevingsniveau heeft betrekking op het niet-melden van samenwonen en verzwijging van inkomsten. Gebleken is dat de gehanteerde onderzoeksmethode grote onbetrouwbaarheidsmarges kent. Om deze reden zijn voor het jaar 2006 geen gegevens beschikbaar. In 2007 wordt bezien in hoeverre langs andere weg voldoende informatie kan worden verzameld. (brief d.d. 31 augustus 2006, Kamerstukken II, 2006/2007, 17 050, nr. 329).

Nalevingsniveau werknemersverzekeringen

In de beleidsartikelen 23, 30 en 31 worden de prestatie-indicatoren nalevingsniveau voor de werknemersverzekeringen en de WWB gepresenteerd. Hieraan zijn geen beleidsmatige conclusies te verbinden. Door een wijziging van het steekproefkader zijn de resultaten van de meting in 2006 niet direct vergelijkbaar met die van de metingen uit eerdere jaren. Alternatieven voor de meting van nalevingsniveau’s in de komende jaren worden onderzocht.

Bronvermelding

De financiële gegevens in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid zijn afkomstig uit de SZW-administratie (begrotingsuitgaven) en de jaarverslagen van de ZBO’s (premiegefinancierde uitgaven) en van de Belastingdienst (fiscale uitgaven). Bij de tabellen met de niet financiële beleidsinformatie (prestatieindicatoren en kengetallen) zijn steeds de specifieke bronnen vermeld.

Toezicht DNB

Bijlage 5 biedt een integraal overzicht van de toezichtstaak, de beleidsdoelen, de geleverde prestaties en de kosten van De Nederlandse Bank. Dit overzicht is opgenomen op verzoek van de Tweede Kamer (motie De Vries c.s., Kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 79). De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op pensioenfondsen en het materieel toezicht op pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars) door De Nederlandsche Bank. De overige toezichtstaken vallen onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. De Nederlandsche Bank maakt in zijn verantwoording geen onderscheid naar zijn activiteiten ten aanzien van verzekeraars. Daarmee is niet aan te geven welk deel van het toezicht op verzekeraars betrekking heeft op pensioenen. Om deze reden is de verantwoording van de activiteiten van De Nederlandsche Bank in dit jaarverslag identiek aan die in het Jaarverslag van de Minister van Financiën. Aan De Nederlandsche Bank is gevraagd de uitoefening van zijn taken ten behoeve van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid apart te verantwoorden.

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN

0. Algemeen

Het jaar 2006 was voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het jaar van de uitvoering. De hervormingagenda van het kabinet werd na onder andere de WWB in 2004 en de Wet Kinderopvang in 2005 afgerond, teneinde het stelsel van werk en inkomen meer activerend te maken. In 2006 is de WIA geïntroduceerd, die na een discussie van ruim 15 jaar in 2006 de WAO opvolgde. Een andere belangrijke stelselwijziging betreft de WW, waar de maximale uitkeringsduur per 1 oktober 2006 werd verlaagd van 5 jaar naar 3 jaar en 2 maanden.

Een tweede beleidsprioriteit uit de begroting 2006 is re-integratie. In 2006 heeft 46% van de re-integratietrajecten die in 2004 werden gestart geleid tot werk (voorlopig cijfer). Dit is meer dan in 2004, toen 26% van de instromers in 2002 na 24 maanden een baan had gevonden en 2005 toen dit percentage uit kwam op 38%.

Om de combinatie werk en privé te vergemakkelijken is er ook in 2006 weer extra geld geïnvesteerd in kinderopvang. In 2006 werd structureel € 200 mln. extra uitgetrokken en in 2007 worden nog verdere stappen gezet. De levensloopregeling kende in het eerste jaar van haar bestaan een wat aarzelende start. Eind 2006 deden slechts 5% van alle werknemers mee aan de regeling.

Een belangrijk doel van deze maatregelen is het verhogen van de arbeidsparticipatie. Deze is, mede vanwege de gunstige macro-economische ontwikkeling, in 2006 over de gehele linie toegenomen. De totale participatie steeg in één jaar tijd van 63,2% naar 64,5% en de participatie van vrouwen steeg van 54,1% naar 55,8%. Van de ouderen tussen 55 en 64 jaar had in 2006 41,7% een baan van 12 uur of meer, tegenover 39,7% in 2005.

Naast de bovengenoemde resultaten in de uitvoering werden in 2006 ook een aantal nieuwe wetsvoorstellen aangenomen. De in december aangenomen nieuwe Pensioenwet die ingaat per 2007 zorgt ervoor dat werknemers en gepensioneerden meer zekerheid krijgen dat hun pensioenfonds solide genoeg is om de pensioenen uit te betalen. De nieuwe Arbowet die in november werd aangenomen geeft sociale partners ruimte om het arbobeleid goed aan te laten sluiten op specifieke werksituaties in sectoren of bedrijven. Eveneens in november werd ingestemd met de vereenvoudiging van de arbeidstijdenwet. Er gaan minder regels gelden voor het maximale aantal uren dat iemand mag werken en voor nachtarbeid. Aparte regels voor overwerk worden afgeschaft. De wet gaat in op 1 april 2007.

Op Europees vlak hebben de lidstaten, waaronder Nederland, in 2006 hun eerste Voortgangsrapport van het Nationaal Hervormingsprogramma 2005–2008 (op het terrein van macro-, micro-economie en werkgelegenheid) en het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting 2006–2008 (over armoedebestrijding en bevordering van participatie, pensioenen en gezondheids- en langdurige zorg) ingediend. Verder is een akkoord bereikt over het globaliseringsfonds, waaruit activerende arbeidsmarktmaatregelen kunnen worden gefinancierd voor mensen die hun baan verloren ten gevolge van globalisering.

1. De economische situatie in 2006

Een sterk en breed gedragen herstel van de economische groei...

De economie beleefde in 2006 het meest gunstige jaar sinds het jaar 2000. Een conjunctureel herstel was ook wel voorzien, maar met een groei van 2,7% kwam deze hoger uit dan verwacht. Hoewel de export (+ 7,5%) ook dit jaar het belangrijkste aandeel aan de groei leverde, droegen ook de consumptie (+ 2,4%) en de investeringen (+ 6,1%) boven verwachting bij. De inflatie bleef met 1,1% beperkt en ook de contractlonen ontwikkelden zich gematigd. Tegelijkertijd groeide de arbeidsproductiviteit in 2006 met 1,8%. Dit alles droeg er toe bij dat de concurrentiepositie van Nederland in 2006 (licht) kon verbeteren ten opzichte van de concurrenten in het eurogebied. Dit is echter onvoldoende om de achterstand die de afgelopen jaren is opgelopen volledig goed te maken, waardoor ook voor de komende jaren een gematigde loonontwikkeling van belang blijft. In onderstaande figuur is neerwaartse revisie voor Nederland wel en Europa niet verwerkt, het beeld gaat dus nog schuiven obv CEP.

Figuur 1: Economische groei en arbeidskosten

Economische groei

kst-31031-XV-1-3.gif

Arbeidskosten pep in industrie (1998 = 100)

kst-31031-XV-1-4.gif

Bron: CBS en CPB.

... met ruimere bestedingsmogelijkheden ...

De koopkracht nam over het algemeen toe met 2,1% in 2006. Wel is er sprake van een grote spreiding als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet. Met name ouderen en gezinnen met kinderen gingen er in 2006 op vooruit.

... een aantrekkende arbeidsmarkt ...

Nederland heeft in 2006 weer sterk kunnen profiteren van de opgaande wereldconjunctuur. Na jaren van afname van de werkgelegenheid steeg deze in 2006 eindelijk weer. De werkloosheid is in de loop van het jaar veel sneller gedaald dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Daarbij viel wel op dat de afname naar het einde van het jaar toe in snelheid verminderde. Het aantal vacatures is fors toegenomen en de uitkeringsafhankelijkheid is over de hele linie gedaald. Inmiddels is ons land hard op weg om op arbeidsmarktterrein weer een van de best presterende landen van de Europese Unie te worden.

Figuur 2: Werkloosheid en werkgelegenheid, 2004–2006

Werkloosheid, seizoensgecorrigeerd (x 1000)

kst-31031-XV-1-5.gif

Werkgelegenheid (arbeidsvolume, jaren x 1000)

kst-31031-XV-1-6.gif

Bron: CBS en CPB.

en een gunstig toekomstperspectief voor de eerstvolgende jaren.

Het fundament dat in de jaren 2003–2006 is gelegd lijkt ook de komende jaren voor gunstige uitkomsten te zullen zorgen. De economie groeit dit en volgend jaar met 2¾%, de werkloosheid daalt naar verwachting tot 4¼% in 2008 en de werkgelegenheid blijft toenemen. Een wezenlijk risico is dat de toename van de vraag naar arbeid onvoldoende kan worden geaccommodeerd door een evenredige toename van het aanbod, met loonstijgingen als gevolg. Meer en meer uren werken blijft daarom ook een belangrijke opgave voor de komende jaren.

In tabel 4.1 zijn voor de meest relevante kerngegevens de prognoses van de begroting (MEV 2006) vergeleken met de uiteindelijke realisatie, conform CEP 2007.

Tabel 4.1: Kerngegevens 2006: verwachting versus realisatie
 MEV 2006CEP 2007
Economische groei (% BBP)2,7
Particuliere consumptie (%)12,1
Bruto investeringen bedrijven (%)7,0
Goederenuitvoer (%)78,2
Contractloon marktsector (%)2,0
Consumentenprijsindex (%)11,1
Werkgelegenheid in arbeidsjaren (% mutatie)11,5
Werkloosheid (% van de beroepsbevolking)5,5
Werkloosheid (in dzd. personen)475413
Arbeidsproductiviteitmarktsector (mutatie in %)1,8
EMU-saldo (% BBP)– 1,70,2

Bron: CPB.

1. Beleidsprioriteit WAO

Per 29 december 2005 is de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van kracht. Deze wet vervangt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (WAO). De invoering van de WIA is onderdeel van een serie maatregelen ter herziening van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Hierbij moet met name worden gedacht aan de invoering van de Wet verbetering poortwachter (Wvp) per 1-4-2002, de invoering van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 (Wet VLZ) per 1 januari 2004 en de aanscherping van de regels die de mate van arbeidsongeschiktheid bepalen per 1 oktober 2004. Deze maatregelen beogen het langdurig ziekteverzuim en de instroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen te beperken, de werkhervatting van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te bevorderen en volledig en duurzaam arbeidsongeschikten een adequate inkomenswaarborg te bieden.

In 2006 zijn de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 geëvalueerd. De evaluaties laten zien dat de effecten van de verschillende maatregelen elkaar versterken en hebben bijgedragen aan een lager ziekteverzuim en betere re-integratie. Dit heeft geleid tot een daling van het beroep de WAO/WIA. De evaluaties hebben een aantal aanbevelingen opgeleverd ter verbetering van de procesgang in de eerste twee ziektejaren en de informatievoorziening aan werkgevers en werknemers over hun rechten en plichten.

De in 2004 ingezette herbeoordelingsoperatie is in 2006 voortgezet met ruim 100 000 herbeoordelingen. In 2006 heeft UWV verschillende maatregelen getroffen om de zorgvuldigheid van de herbeoordelingen en de aansluiting met o.a. re-integratieondersteuning en de WW te verbeteren. In dit kader heeft UWV extra integratiebegeleiders aangesteld, de procesgang aangepast en de communicatie hierover verbeterd. Ter borging van een zorgvuldige uitvoering van de herbeoordelingen wordt de einddatum van de herbeoordelingen verschoven naar 1 april 2008.

Wat betreft de totale WIA instroom over 2006 valt op dat deze met bijna 20 000 toekenningen éénderde lager uitvalt dan verwacht. Van de personen met een WIA-uitkering ontvangt ongeveer een kwart een uitkering via de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en ongeveer driekwart een uitkering via de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).

In oktober 2006 is besloten de in het Najaarsakkoord 2004 gemaakte afspraken ten aanzien van de verhoging van de IVA-uitkering en de afschaffing van Pemba vervroegd uit te voeren. Dit gezien de beperkte instroom in de IVA en de cao-afspraken die de sociale partners op basis van het akkoord hebben gemaakt met betrekking tot de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren.

In 2006 is met de sociale partners intensief overlegd over het arbeidsomstandighedenbeleid. De in 2006 aanvaarde en op 1 januari 2007 in werking getreden herziening van de Arbeidsomstandighedenwet geeft werkgevers en werknemers meer mogelijkheden en verantwoordelijkheid op dit gebied. Een effectiever arbobeleid met meer draagvlak in de ondernemingen zal leiden tot een verbetering van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Naast een vermindering van regelgeving betekent deze herziening ook een reductie van administratieve lasten voor werkgevers van 99 mln op jaarbasis.

Een aantal arboconvenanten is in 2006 geëvalueerd; in de helft van de gevallen blijkt de doelstelling op de WAO-reductie te zijn gehaald. Daarnaast laten de eerste tussenresultaten van het programma Versterking Arbeidsveiligheid een vermindering zien van het aantal arbeidsongevallen. Verder zijn in 2006 een groot aantal organisaties gestart met de uitvoering van een actieplan in het kader van het programma Versterking Arbobeleid Stoffen.

Tabel beleidsprioriteiten
DoelstellingMaatregelenFinancieel kaderRealisatiemoment
WAO:Vermindering van de instroom van duurzaam volledig arbeidsongeschikte werknemers tot maximaal 25 000 per jaar.Verlenging loondoorbetaling per 1-1-2004 Beperking van aanvullingen op de verplichte loondoorbetaling in het eerste en tweede ziektejaar (afspraken uit sociaal akkoord 2004) Invoering Wetsvoorstel Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 29 december 2005. Herbeoordelingen arbeids- ongeschiktheidswetten van 1–10–2004 tot 1-7-2007. Versterking marktwerking en vraagsturing op terrein van arbeidsomstandigheden, verruiming en herordening van arbodienstverlening in 2005. Evaluatie Wet verbetering Poortwachteruiterlijk april 2006. Evaluatie Wet verlenging loondoorbetalingsverplichtin bij ziekte 2003 voor 1 januari 2007. Arboconvenanten (eerste en tweede fase) in samenspraak met sociale partners over o.a. voorkoming arbeidsrisico’s, beperking van ziekteverzuim en WAO-instroom in bedrijfstakken met een hoog arbeidsongeschiktheidsrisico. Programma’s versterking arbeidsveiligheid, versterking arbobeleid stoffen en nieuw productbeleid.Besparing als gevolg van de stelselherziening op uitkeringslasten en uitvoeringskosten ten opzichte van ongewijzigd beleid ten tijde van het HA oplopend tot € 680 miljoen in 2007De regering heeft de voorgenomen beleidsmaatregelen ingevoerd. De effecten van deze maatregelen op de instroom WIA worden gemonitord. De eerste realisatiecijfers zijn nog erg prematuur voor een vergelijking met de verwachtingen met betrekking tot het niveau van de WIA-instroom. De cijfers duiden wel op een lager aandeel IVA binnen de totale WIA instroom. De Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 zijn geëevalueerd. De verbeterpunten uit deze evaluaties worden opgepakt. N.a.v. het rapport 1e meting tussenevaluatie Wet maatwerk arbodienstverlening lopen gesprekken met contactpersonen arbodienst-verlening en centrale sociale partners. De tussenevaluatie met kabi- netsstandpunt vóór 1-4-2007 bij de Tweede Kamer. Aan de arboconvenanten en de programma’s versterking arbeidsveiligheid en versterking arbobeleid stoffenis uitvoering gegeven.

2. Re-integratie

25% doelstelling

Het kabinet wil langdurige werkloosheid voorkomen en bestrijden. Het kabinet wil dit doen door het bevorderen van de uitstroom naar werk van uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen door hen ondersteuning te bieden bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk.

Doel is dat in 2007 ten opzichte van 2004 een kwart meer mensen werk vindt binnen 24 maanden na de start van een re-integratietraject. Bij de nulmeting in 2004 (start traject in 2002) leidde 26% van de in 2002 gestarte re-integratietrajecten tot werk. In 2005 heeft 38% van de in 2003 gestarte trajecten tot werk geleid. De resultaten van de voorlopige tweemeting laten een stijging zien tot 46% Daarmee is de uitkeringsafhankelijkheid sneller en in grotere mate verminderd dan beoogd.

Re-integratie herbeoordeelden

In 2004 is UWV gestart met de herbeoordeling van arbeidsongeschikten. Eind 2006 zijn 230 000 herbeoordelingen verricht. De gehele herbeoordelingsoperatie zou zijn afgerond op 1 juli 2007, maar inmiddels is dit niet haalbaar gebleken. De einddatum is daarom in overleg met UWV verschoven naar 1 april 2008.

Met de herbeoordelingsoperatie wordt beoogd gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan te spreken op de mogelijkheden die zij hebben om weer aan de slag te gaan. Van circa een derde (37%) van alle mensen die zijn herbeoordeeld is de uitkering verlaagd of beëindigd. UWV biedt hen ondersteuning bij re-integratie. Bij herbeoordeelden die al werken richt de re-integratie zich in beginsel op urenuitbreiding of functiewijziging bij de eigen werkgever. Indien gewenst en indien nodig zet UWV voor deze groep gerichte re-integratieondersteuning op maat in. Herbeoordeelden die niet aansluitend aan de herbeoordeelden werkzaam zijn maken aanspraak op een re-integratietraject (regulier ingekocht of IRO). Daarnaast kunnen zij gebruik maken van re-integratie-instrumenten als no riskpolis, premiekorting, proefplaatsing en arbeidsplaatsvoorzieningen.

Om de plaatsingskansen van herbeoordeelden te bevorderen heeft het kabinet met sociale partners tijdens de werktop afspraken gemaakt over de re-integratie van herbeoordeelde gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Eén van de afspraken was de oprichting van de Stuurgroep Re-integratie. De Stuurgroep Re-integratie krijgt advies van de overleggroep «re-integratie na herbeoordeling».In deze overleggroep zitten naast het ministerie en de centrale organisaties van werkgevers en werknemers ook UWV, CWI, CWP, RWI en Boaborea. Tot de taken van de Stuurgroep behoren het initiëren van een beeldvormingscampagne, monitoring van de ondersteuning bij re-integratie door UWV en re-integratiebedrijven en het inventariseren – en zo mogelijk oplossen – van knelpunten bij re-integratie. Zo bleken herbeoordeelden vaak onbekend met de re-integratievisie van UWV of de mogelijkheid van een oriënterend arbeidsmarktgesprek voorafgaand aan de herbeoordeling. Om deze twee knelpunten op te lossen is de mogelijkheid gecreëerd om bezwaar aan te tekenen tegen een re-integratievisie en zijn bij UWV 100 fte re-integratiebegeleiders gestart.

Op 29 mei is de beeldvormingscampagne «Geknipt voor de juiste baan»gestart om de beeldvorming over gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers te verbeteren. De campagne bestaat uit een landelijk spoor met aandacht in landelijke media (tv, radio, kranten en tijdschriften) en een regionaal spoor waarbij vooral gewerkt wordt met regionale bijeenkomsten.

Over de arbeidsparticipatie en re-integratie van herbeoordeelden zijn de volgende gegevens beschikbaar. De kwartaalrapportages van UWV geven een beeld over werk en re-integratie op basis van de re-integratievisie die UWV in overleg met de cliënten opstelt als afronding van de herbeoordeling. De cijfers per ultimo het derde kwartaal 2006 bedragen:

• ruim een derde (36%) heeft werk op het moment van herbeoordeling. Van deze mensen benut 80% (bijna) volledig de resterende verdiencapaciteit;

• ongeveer een derde (33%) start na de herbeoordeling een re-integratietraject;

• ongeveer een derde (31%) heeft direct na de herbeoordeling (nog) geen werk of re-integratietraject. Het gaat hierbij om mensen die aangeven zelf in staat te zijn werk te zoeken, zich niet beschikbaar stellen voor werk, bezwaar of beroep aantekenen of om overige redenen.

Astri voert voor UWV het onderzoek «Herbeoordeeld..... en dan?» uit, waarin twee groepen WAO-ers waarvan de uitkering is beëindigd of verlaagd gedurende anderhalf jaar worden gevolgd. Uit dit onderzoek blijkt dat 11% van degenen die geen werk hebben op het moment van herbeoordeling 4 maanden na de herbeoordeling het werk heeft hervat. Na 8 maanden is dit percentage gestegen tot 20% en na 18 maanden tot 32%. De bevindingen van het onderzoek laten zien dat het saldo van werkenden en werkhervatters 8 maanden na herbeoordeling 51% bedraagt. Gelet op de duur van re-integratietrajecten, de meeste re-integratietrajecten zijn 8 maanden na de herbeoordeling nog niet afgerond, is de verwachting dat deze percentages nog verder zullen oplopen.

Re-integratiecoaches

In 2006 heeft UWV een start gemaakt met de implementatie van de re-integratiecoach. Met de re-integratiecoach heeft UWV de mogelijkheid om zijn cliënten te leren kennen, waardoor hij beter in staat is om re-integratie op maat in te zetten. Tevens heeft de cliënt met de re-integratiecoach gedurende zijn uitkeringssituatie één aanspreekpunt binnen het UWV. Een professionele diagnosestelling, gecombineerd met voordurende aandacht voor handhaving en persoonlijke begeleiding moet leiden tot een doelmatigere en effectievere inzet van re-integratiemiddelen.

Tabel beleidsprioriteiten
DoelstellingMaatregelenFinancieel kaderRealisatiemoment
Re-integratie:Toename van het percentage uitkeringsgerechtigden dat uitstroomt naar reguliere arbeid – na te hebben deelgenomen aan een re-integratietraject – met een kwart (ten opzichte van 2004).Invoeren Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 (on- der andere nieuwe budgette- ringssystematiek, vrij besteedbaar re-integratiebudget, betere afstemming rechten en plichten). Invoeren werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) per 29 de- cember 2005, als onderdeel van de nieuwe arbeidsonge- schiktheidsregeling (onder andere werken beter belonen dan niet-werken en meer werken beter belonen dan minder werken). Sturing op resultaat via prestatieafspraken met UWV over re-integratie WW’ers en arbeidsgehandicapten.Flexibel re-integratiebudget, € 1,6 miljardRe-integratiebudget UWV 0,3 miljardOnderdeel van het totaalbudget voor re-integratie (zie beleidsartikel 23).Realisatie uitstroomdoelstel- ling.De nulmeting in 2004 bedroeg 26%; de realisatie in 2005 was 38%. Het voorlopig cijfer voor 2006 komt uit op 46%. Hiermee is de doelstelling – stijging t.o.v. 2004 met een kwart – gerealiseerd.

3. Arbeidsparticipatie

Arbeidsparticipatie ouderen

In 2006 is doorgegaan met het bevorderen van een hogere arbeidsdeelname van ouderen (55–64 jaar). In 2006 is de netto-arbeidsparticipatie van ouderen (55–64 jaar) 41,7%. Dit betekent een versterkte voorzetting van de stijgende trend van 2005. De kabinetsdoelstelling van 40% voor 55 t/m 65-jarigen in 2007 is in 2006 reeds behaald. Maatregelen zijn ingezet om enerzijds vroegtijdig stoppen met werken te ontmoedigen, en anderzijds om de beeldvorming over ouderen te veranderen, inzetbaarheid te vergroten en re-integratiemogelijkheden voor 45-plussers te verbeteren. Recent ingezette maatregelen hebben aan deze verdere stijging bijgedragen:

• Per 1 januari 2006 is de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen vervallen. Overgangsrecht 55 jaar en ouder geldt voor VUT/prepensioen. De levensloopregeling is per 1 januari 2006 ingevoerd.

• De maximale duur van de WW is per 1 oktober bekort van 5 tot 3 jaar en 2 maanden.

• De stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid is voor 2006 toegespitst op duurzame inzetbaarheid.

• De «Regiegroep GrijsWerkt» heeft zich als aanjager van een cultuuromslag bij werkgevers en werknemers activiteiten gericht op onder meer bedrijfsleven, ondernemingsraden, regionale bijeenkomsten, campagne Senior Power, uitreiken Senior Power-prijs en nieuwsbrieven.

• In december 2006 is een «Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plus» van start gegaan.

Tabel beleidsprioriteiten
DoelstellingMaatregelenFinancieel kaderRealisatiemoment
Arbeidsparticipatie:Toename van de netto arbeidsparticipatie van ouderen(55–64 jaar) tot 40% in 2007.Afschaffen van de fiscale faciliëring voor VUT en prepensioen vanaf 2006 met uitzondering van lopende uitkeringen en van werknemers die per 1-1-2005 ouder zijn dan 55 jaar plus een aanvullend over- gangsregeling tot 2011. Herinvoering op 1 januari 2004 van de sollicitatieplicht voor werklozen van 57,5 jaar en ouder, en premievrijstelling bij in dienst nemen en in dienst houden van oudere werknemers. Invoering Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, in werking getreden op 1 mei 2004. Afschaffen van de vervolguitkeringWW. Invoering met terugwerkende kracht voor nieuwe instroom in de WW per 11-8-2003. Diverse maatregelen die voortvloeien uit het «kabinetsstand- punt stimuleren langer werken ouderen» (gepubliceerd in april 2004), waaronder een meerjarige voorlichtingscam- pagne ter bestrijding van vooroordelen over oudere werknemers en ter stimulering van langer doorwerken. De hervormingen WW beogen per 1 oktober 2006 een verkorting van de uitkeringsduur – in het bijzonder voor oudere werklozen – en de bevordering van werkloosheidspreventie en werkhervatting door werkgevers en werknemers. De aan- scherping van de wekeneis zal per 1 april 2006 ingevoerd worden.Extra opbrengst LB/IB van € 795 miljoen in 2006 en € 1 080 miljoen in 2007. Herinvoering sollicitatieplicht van 57,5 plussers in combinatie met de invoering van een premievrijstelling bij het in dienst houden en nemen van oudere werknemers leidt tot een besparing die oploopt naar structureel € 94 mln. De afschaffing van de vervolguitkeringWW levert een besparing tot € 530 mln structureel op. In totaal wordt voor «stimuleren langer werken ouderen» in 2006 en 2007 € 9,1 mln. gereserveerd. De hervorming leidt naar ver- wachting tot een volume-effect van 42000 uitkeringen en een budgettair effect van € 480 mln.In 2006 is een netto arbeidsparticipatiegerealiseerd van 41,7%Ten opzichte van 2005 (39,7%) is dit een verdere stijging met 2,1%. Hiermee is het streven van het kabinet naar een netto arbeidsparticipatie van 40% in 2007 in 2006 behaald.

4. Arbeid en Zorg

Levensloop

– Gedurende het gehele jaar 2006 is, in samenwerking met het ministerie van Financiën, voorlichting gegeven over de levensloopregeling, via onder andere de brochure «Levensloopregeling, spaar voor uw verlof» en de websites van beide ministeries.

– In het voor- en najaar zijn campagnes gevoerd waarin de voordelen van de levensloopregeling centraal stonden. Hierbij zijn is een breed scala aan media ingezet, waaronder radiospots.

– Bij de doelgroepen ouders met jonge kinderen en jongeren is specifiek aandacht besteed aan de ouderschapsverlofkorting

Kinderopvang

– In 2006 is de parlementaire behandeling afgerond van het – aanvankelijk als een zelfstandig wetsvoorstel vormgegeven en bij indiening van het Belastingplan 2007 daarin opgenomen – voornemen om per 1 januari 2007 de vergoeding van de eerste 1/3e van de kosten van kinderopvang door de Belastingdienst/Toeslagen te laten plaatsvinden en de kosten daarvan door werkgevers te laten dragen in de vorm van een heffing. Hiermee zijn ouders voor de vergoeding van dit deel van de kosten niet langer afhankelijk van in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer gemaakte afspraken, terwijl het verkrijgen van een vergoeding aanzienlijk is vereenvoudigd. Vanaf die datum is de kinderopvangtoeslag met name voor middenen hogere inkomen voor in totaal een bedrag van € 125 mln verhoogd om voor deze groepen de marginale druk als gevolg van het gebruik van kinderopvang te verkleinen en daarmee (verruiming van de) arbeidsparticipatie financieel aantrekkelijker te maken.

– Als gevolg van de motie-Van Aartsen/Bos krijgen basisscholen de taak om de aansluiting met de buitenschoolse opvang te regelen. De Eerste Kamer heeft op 7 november 2006 een voorstel voor wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang aangenomen. Met dit wetsvoorstel wordt het voor ouders gemakkelijker om een goede aansluiting tussen school en kinderopvang geregeld te krijgen.

Arbeid en zorg

– In 2006 hebben de inspanningen op dit beleidsterrein, waaronder het langdurend zorgverlof, zich geconcentreerd op de voorlichting, deels algemeen via internet (website Toptijd en website van het ministerie van SZW), deels specifiek gericht op werkgevers en (allochtone) werknemers.

Tabel beleidsprioriteiten
DoelstellingMaatregelenFinancieel kaderRealisatiemoment
Arbeid en zorg:Verkleinen van de groep werknemers die wel wil combine- ren, maar dat feitelijk (nog) niet doet met 25%Invoering Wet kinderopvang op 1 januari 2005 Invoering Levensloopregeling op 1 januari 2006 Invoering Wet langdurend zorgverlof op 1 juni 2005 Implementatie resultaten Stimuleringsmaatregel DagindelingExtra overheidsbijdragen in het nieuwe stelsel van kinderopvang vanaf 2005 (€ 100 mln), 2006 (in totaal € 200 mln waarvan € 130 mln voor de Wet kinderopvang) en 2007 (€ 125 mln) en invoering van verplichte werkgeversbijdrage (€ 529 mln in 2007, structureel € 586 mln). Intensivering van € 635 miljoen in 2006 en 730 miljoen in 2007 voor de Levensloopregeling.Realisatie van de doelstelling in 2009. In 2005 bedroeg het percentage werknemers dat arbeid en zorg wil combineren, maar dit nog niet doet 21%.

5. Reductie administratieve lasten

Het realiseren van de kabinetsdoelstelling van 25% administratieve lastenverlichting (AL) ultimo 2007 voor zowel bedrijven als burgers is op de beleidsterreinen van het ministerie van SZW in 2006 concreet in zicht.

De plannen voor administratieve lastenverlichting voor bedrijven tellen bij SZW op tot € 680 miljoen ultimo 2007. Dit komt neer op een vermindering van bijna 27%. Daarvan is eind 2006 € 534 miljoen, ofwel 21% gerealiseerd. Een belangrijke maatregel in 2006 is het inwerktreden van de tweede fase van de wet administratieve lastenverlichting en de vereenvoudiging in de sociale verzekeringen (WALVIS). Daarnaast leidt de beperking van de verwijtbaarheidstoets in het kader van de modernisering van de WW en het ontslagrecht per 1 oktober 2006 tot minder administratieve lasten.

Eind 2007 bedraagt de administratieve lastenvermindering voor burgers in uren – 24% en in out-of-pocket (uitgedrukt in euro) kosten – 35%. De toepassing van het beginsel van eenmalige uitvraag (digitaal klantdossier) draagt in belangrijke mate bij aan het behalen van deze doelstelling. Ook de polisadministratie speelt, mede als gevolg van het Inkomensbesluit, daarin een cruciale rol. In 2006 is nog slechts een beperkt deel van deze taakstelling gerealiseerd.

Tabel beleidsprioriteiten
DoelstellingMaatregelenFinancieel kaderRealisatiemoment
Vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven en burgers met een kwart op het terrein van SZW, onder andere via deregulering.November 2006 is een geactualiseerde voortgangsrapportage ingediend bij de Tweede Kamer (burgers).De administratieve lasten voor bedrijven op het terrein van SZW worden middels al bij de Tweede Kamer bekende actiepunten en voornemens teruggebracht van € 2 533 miljoen in 2002 tot maximaal € 1 853 miljoen in 2007. De toename van de AL vermindering in 2006 met bijna 6%-punt naar ruim 21% is een flinke stap richting de kwart reductie in 2007.Het realiseren van de doelstelling van 25% administratieve lastenverlichting (AL) is in de periode tot en met 2006 voor zowel bedrijven als burgers op de beleidsterreinen van het ministerie van SZW concreet in zicht gekomen. Voor bedrijven zal de administratieve lastenverlichting in 2007 naar verwachting 27% bedragen. De plannen voor administratieve lasten verlichting voor burgers tellen bij SZW inmiddels op tot bijna 24%.

6. Overige onderwerpen

Pensioenwet

Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. Belangrijke nieuwe elementen in de Pensioenwet zijn de informatieverplichtingen, de minimum toetredingsleeftijd, het financieel toetsingskader en de wettelijke verankering van afspraken over medezeggenschap en pension fund governance. De informatieverplichtingen dragen bij aan een grotere transparantie en pensioenbewustzijn bij deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De minimum toetredingsleeftijd en ook de beperking van de wacht- en drempeltijden dragen bij aan het bestrijden van de witte vlek. Het financieel toetsingskader stelt onder meer regels voor de hoogte van de buffers van pensioenfondsen en stelt een kostendekkende premie verplicht. Met de wettelijke verankering van de medezeggenschapsconvenant is de medezeggenschap van ouderen verbeterd en door de verankering van de pension fund governance code zijn verantwoording en intern toezicht versterkt. Pensioenen zijn primair een zaak van sociale partners. De rol van de overheid ligt vooral in het waarborgen van gemaakte afspraken. Met de Pensioenwet is die rol versterkt en dat zal bijdragen in een groter vertrouwen in het Nederlandse pensioenstelsel. Uit de parlementaire behandeling is gebleken dat de wet op een groot politiek en maatschappelijk draagvlak kan rekenen: de wet is met algemene stemmen respectievelijk zonder stemming aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer.

5. BELEIDSARTIKELEN

21 INKOMENSBELEID

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling.

Omschrijving

Om een zo gelijkmatig mogelijk gespreide inkomensontwikkeling over de verschillende inkomensgroepen te bereiken.

Om de financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren (beperken armoedeval)

Doelbereik

• De inkomensontwikkeling is positiever dan oorspronkelijk geraamd in de begroting voor 2006.

• De financiële prikkels om werk te aanvaarden zijn in 2006 licht verbeterd voor alleenstaanden en herintreders en licht verslechterd voor gezinnen met een bijstandsuitkering. De marginale drukcijfers zijn op sommige inkomenstrajecten iets gunstiger en op sommige inkomenstrajecten iets ongunstiger.

• De verschillen ten opzichte van de raming zijn marginaal.

• Er is altijd een spanning tussen de inkomensontwikkeling en de armoedeval. De gunstigere dan geraamde inkomensontwikkeling voor bijstandsgerechtigden leidt tot een beperktere financiële prikkel om werk te aanvaarden vanuit een bijstandsuitkering.

Succesfactoren

Het generieke inkomensbeeld is gunstiger dan geraamd door:

• de volgende beleidswijzigingen: niet verlagen van de zorgtoeslag ondanks de lager dan geraamde nominale premie, tegemoetkoming voor het MEP-tarief per aansluiting en de verhoging van de kinderkorting.

• de volgende externe factoren: een hogere contractloonstijging, een lagere nominale premie voor de Zorgverzekeringswet en lagere pensioenpremies.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 21.1: Begrotingsuitgaven artikel 21 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen714633705– 72
Uitgaven714633705– 72
        
Programmauitgaven
        
Apparaatsuitgaven714633705– 72
Personeel681608667– 59
Materieel332538– 13
        
Ontvangsten

Operationele doelstelling 1: Het bereiken van een zo gelijkmatig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling.

Doelbereik

De koopkracht is in 2006 over het algemeen met 2,1% toegenomen. De standaardgroepen zijn er in 2006 tussen de ¾% en de 6¼% op vooruitgegaan.

Het standaard koopkrachtbeeld is gunstiger dan oorspronkelijk geraamd door het nieuw ingezette beleid (zie hieronder) en door:

• Een opwaartse bijstelling van de contractloonstijging (2% in plaats van 1½%).

• Een lagere nominale premie voor de Zorgverzekeringswet (gemiddeld € 939 in plaats van € 1015).

• Lagere pensioenpremies.

Het ingezette beleid leidt tot een gunstigere inkomensontwikkeling voor sociale minima, ouderen en gezinnen met lagere tot middeninkomens. Bovenstaande externe factoren leiden juist tot een verbetering van de middeninkomens en hogere inkomens.

Naast de standaardkoopkrachteffecten wordt in bijlage 11 bij de begroting in kaart gebracht welke niet-standaardkoopkrachteffecten verwacht worden. De volgende effecten hebben zich niet voorgedaan:

• Personen met een auto van de zaak, hebben geen negatief koopkrachteffect ondervonden als gevolg van de heffing van premies werknemersverzekeringen over de bijtelling in verband met het privégebruik. Deze bijtelling is uitgezonderd voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

• De liberalisering van het huurbeleid is niet in 2006 ingevoerd. Hierdoor treden de geraamde extra inkomenseffecten niet op.

• De Wet maatschappelijke ondersteuning is pas op 1 januari 2007 in werking getreden. Hierdoor had de nieuwe eigen bijdragesystematiek nog geen effect in 2006.

Naar aanleiding van het nieuw ingezette beleid (zie hieronder) doen zich positieve niet-standaardkoopkrachteffecten voor bij bijstandsgerechtigden, nabestaanden en postactieve ambtenaren.

Instrumenten en activiteiten

Na de begroting is besloten tot de volgende nieuwe beleidsmaatregelen in 2006:

• Niet verlagen van zorgtoeslag.

• Tegemoetkoming van € 52 voor het MEP-tarief per aansluiting.

• Verhoging kinderkorting met € 122.

• Verhoging budget gemeentefonds ten behoeve van bijzondere bijstand.

• Introductie tegemoetkoming op de uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet.

• Afbouwregeling tegemoetkoming ziektekosten van postactieve ambtenaren kabinetssectoren.

• Intensivering schuldhulpverlening.

Indicatoren

In de tabel met koopkrachtcijfers is geen vergelijking gemaakt inclusief en exclusief het effect van de buitengewone uitgavenregeling voor de ziektekosten (BU/BTU), omdat deze vergelijking in het kader van de evaluatie van het inkomensbeleid niet relevant is. Deze was wel in de begroting opgenomen ter illustratie van het effect van de gewijzigde presentatie.

 Realisatie 2006 Raming 2006
(in procenten)  
Actieven:  
Alleenverdiener mk  
modaal¾
2*modaal
Tweeverdiener  
modaal + ½*modaal mk10
2*modaal + ½*modaal mk4
modaal + modaal zk½
2*modaal + modaal zk1¼
Alleenstaande  
WML1
modaal½
2*modaal¾0
Alleenstaande ouder  
WML¾
Modaal½
   
Inactieven  
Sociale minima  
paar mk1
alleenstaande0
alleenstaande ouder½
AOW (alleenstaand)  
sociaal minimum2
AOW +5 00032
AOW (paar zk)  
sociaal minimum2½
AOW+10 000

Bron: berekening SZW.

Operationele doelstelling 2: In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding (beperken armoedeval).

Doelbereik

Werkloosheidsval:

• Voor alleenstaanden zijn de financiële prikkels om werk te aanvaarden vanuit een bijstandsuitkering verbeterd in 2006 ten opzichte van 2005. Dit komt door het nieuwe zorgstelsel (tot 2006 betaalden werkende alleenstaanden een hogere ZFW-premie dan alleenstaanden met een bijstandsuitkering), de loonstijging, de lagere pensioenpremies en de hogere arbeidskorting.

• Voor gezinnen zijn de financiële prikkels om werk te aanvaarden vanuit een bijstandsuitkering iets verslechterd in 2006 ten opzichte van 2005. Dit komt door de verhoging van de algemene heffingskorting (uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders profiteren hier meer van dan werkenden) en de verhoging van de inkomensafhankelijke kinderkorting (dit komt doordat bijstandsgerechtigden de korting veelal uitbetaald krijgen, terwijl werkenden met een laag inkomen deze korting niet kunnen verzilveren doordat zij geen belasting betalen).

• De verschillen ten opzichte van de raming zijn marginaal. De financiële prikkels om werk te aanvaarden vanuit een bijstandsuitkering zijn licht verslechterd doordat personen met een bijstandsuitkering er meer op vooruit zijn gegaan dan werkenden. Dit komt door de verhoging van de bijzondere bijstand en de verhoging van de inkomensafhankelijke kinderkorting.

Herintredersval:

• De financiële prikkel om te gaan werken is in 2006 licht verbeterd voor herintreders ten opzichte van 2005. Dit komt door de hogere lonen, het nieuwe zorgstelsel en de verhoging van de inkomensafhankelijke kinderkorting (deze korting kan bij een laag gezinsinkomen niet volledig verzilverd worden, waardoor het financieel aantrekkelijk is als beide partners gaan werken).

• Het verschil ten opzichte van de raming is marginaal.

Marginale druk:

• De marginale drukcijfers zijn in 2006 op sommige inkomenstrajecten iets gunstiger en op sommige inkomenstrajecten iets ongunstiger dan in 2005. De verschuivingen komen met name door de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel waarbij de ziekenfondsgrens is komen te vervallen en door de invoering van de inkomensafhankelijke kinderkorting.

• Ten opzichte van de raming is de marginale druk iets verbeterd. De afwijkingen komen door de lagere pensioenpremies en de verhoging van de inkomensafhankelijke kinderkorting (deze heeft alleen effect voor mensen die belasting betalen en de hoogte wordt geleidelijk afgebouwd bij een hoger inkomen).

Instrumenten en activiteiten

Na de begroting is besloten tot de volgende nieuwe beleidsmaatregelen in 2006:

• Verhoging budget gemeentefonds ten behoeve van bijzondere bijstand.

• Verhoging kinderkorting met € 122.

Indicatoren

 Realisatie 2005Realisatie 2006Raming 20061
Werkloosheidsval2   
Alleenverdiener met kinderen– 1¼– 4– 3¾
Alleenstaande
Alleenstaande ouder– 7– 7½– 7¼
    
Herintredersval3   
Partner minimumloon1618¼18½
    
Marginale druk4   
Alleenverdiener met kinderen   
Minimumloon tot minimumplus69½60¾61¼
Minimumplus tot modaal707171¾
Modaal tot 2*modaal59¼52¾53¾
    
Tweeverdiener5   
Minimumloon+ ½* minimumloon tot ½ *minimumplus35¼35¾ 37¾ 
Minimumplus + ½*minimumplus tot ½ * modaal3839¾ 41½ 
Modaal + 1/2*modaal tot modaal504849

1 De raming voor 2006 is aangepast omdat in de oorspronkelijke raming de invoering van de zorverzekeringswet niet correct was verwerkt.

2 De procentuele mutatie in het besteedbaar inkomen bij het aanvaarden van een baan op het minimumloon vanuit een bijstandsuitkering. De cijfers zijn berekend inclusief het gemiddelde effect van gemeentelijke regelingen en huursubsidie.

3 Procentuele toename in het huishoudinkomen van een gezin waarbij één partner werkt tegen het minimumloon en de niet-verdienende partner een baan aanvaard met een inkomen op ½*minimumloon.

4 De marginale druk wordt per inkomenstraject geïllustreerd zodat de cijfers minder gevoelig zijn voor schokeffecten als een specifiek inkomensniveau wordt gepasseerd.

5 De marginale druk voor tweeverdieners wordt alleen berekend op het inkomenstraject van de minstverdienende partner. Het inkomen van de meestverdienende partner is constant verondersteld.

Bron: SZW.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van het inkomensbeleid doordat de gerealiseerde inkomensontwikkelingen in het jaarverslag worden samengevat in kengetallen. De resultaten hiervan staan in de tabellen bij operationele doelstelling 1 en 2.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekGeen    

22 ACTIVEREND ARBEIDSMARKTBELEID

Zorgdragen voor een toename van de netto arbeidsparticipatie.

Omschrijving

Bevorderen dat het aandeel werkenden in de leeftijdcategorie 15 tot en met 64 jaar (verder) toeneemt.

Doelbereik

Het kabinet heeft in 2006 verschillende beleidsmaatregelen getroffen om de arbeidsparticipatie verder te stimuleren. Hiervoor kan worden verwezen naar de operationele doelstellingen. Op de bereikte groei in arbeidsparticipatie en de dalende werkloosheid zal naast het kabinetsbeleid (met name de structurele hervormingen) ook de conjunctuur van invloed zijn geweest. Het relatieve belang van beide is echter niet vast te stellen. Ook samenwerking in de keten is van belang voor goede prestaties.

Succesfactoren

De economie heeft zich in 2006 gunstig ontwikkeld. Definitieve cijfers zijn nog niet beschikbaar, maar in de eerste drie kwartalen heeft de economische groei telkens tenminste 2,6% bedragen (ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2005). Daarmee staat nu al vast dat de economische groei in 2006 duidelijk boven die in 2005 zal liggen (was 1,5%).

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 22.1: Begrotingsuitgaven artikel 22 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen444 682435 721374 769413 509421 287361 32159 966
Uitgaven444 659443 532375 659411 477417 219362 82154 398
        
Programmauitgaven444 659443 532375 659389 972393 815341 82251 994
        
Operationele doelstelling 2
Duale trajecten
Operationele doelstelling 3       
Stimulering arbeidsparticipatie9 51813 9727 9459 87713 92819 806– 5 877
Primair proces  385794736506230
Voorlichting   3 2492 7731 0001 773
Operationele doelstelling 4       
Centra voor Werk en Inkomen421 179411 289358 874367 541367 778312 24455 534
BKWI13 96210 6718 4558 5118 6008 266334
Handhaving 7 600     
        
Apparaatsuitgaven21 50523 40420 9992 404
Personeel18 63619 69518 3811 314
Materieel2 8693 7092 6181 090
        
Ontvangsten33 0522874 64725 46414 60010 864

Toelichting:

Duale trajecten

Dit budget wordt verantwoord op de begroting van OCW.

Stimulering arbeidsparticipatie

In de begroting 2006 was € 19,8 mln. beschikbaar voor stimulering van de arbeidsparticipatie. Uiteindelijk is € 5,9 mln niet tot betaling gekomen. Dit betreft uitgaven voor de stimuleringsregeling leeftijdbewust beleid, no-risk pilots voor jongerenen activiteiten voor breed initiatief maatschappelijke binding. Deze activiteiten zijn in 2006 verplicht en grotendeels bevoorschot. In 2007 en latere jaren worden de verplichtingen uitgefinancierd.

Voorlichting

Uitgaven hebben betrekking op landelijk meerjaren communicatietraject in het kader van de Stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid. Bij 1e suppletore wet is dit budget opgehoogd.

Budget CWI

Het verschil tussen de begroting en realisatie CWI wordt verklaard doordat na het vaststellen van de begroting nog een aantal wijzigingen zijn aangebracht. Het betreft voor een bedrag van € 20,7 mln. een aanvulling op de uitvoering van het jaarplan. (Deze aanvulling wordt voor € 9 mln. gefinancierd uit de onderuitputting CWI 2005. SZW heeft ingestemd met deze aanvulling, mits de begroting CWI 2007 overeenkomt met het kader. Daarnaast is aan CWI voor de uitvoering van het Digitaal Klantdossier (€ 19,0 mln.), jongerenadviseurs (€ 8,0 mln.) en invoering van het GBA & BSN (€ 4,3 mln.) aanvullend budget toegekend. Tot slot is er nog loon- en prijsbijstelling toegekend (€ 6,6 mln.).

Ontvangsten

Het verschil tussen de begroting en de realisatie wordt verklaard door terugstorting van CWI aan SZW met betrekking tot resultaat CWI in 2005 en ESF-CV.

Tabel 22.2: Fiscale uitgavenartikel 22 (x €1 000) PM Tabel wordt medio maart door FEZ/BIE gevuld o.b.v. opgave MinFin.
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven1 245874614331119169– 50
        
Operationele doelstelling 2       
Heffingskorting voor toetreders10852
Afdrachtvermindering onderwijs w.v. WVA startkwalificatie61428041– 41
Afdrachtvermindering lage lonen985620404186
Afdrachtvermindering langdurig werklozen17113075391322– 9
        
Operationele doelstelling 3       
Arbeidskorting voor ouderen731021021041061060

Operationele doelstelling 1: Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten.

Doelbereik

De verbetering van de overheidsfinanciën bood ruimte voor lastenverlichting in 2006. Concrete maatregelen die tot een lagere wig hebben geleid zijn de verhoging van de arbeidskorting, de aanvullende combinatiekorting en de algemene heffingskorting. Verder zijn belastingtarieven voor de eerste en tweede schijf verlaagd. De wig is overigens niet alleen de resultante van overheidsbeleid, maar ook van afspraken van de sociale partners ten aanzien van de pensioenpremies.

Instrumenten en activiteiten

De inzet van het belasting- en premie-instrumentarium

• verhoging van de arbeidskorting met € 70 tot € 1357

• verhoging van de aanvullende combinatiekorting met € 219 tot € 608

• verhoging van de algemene heffingskorting met € 96 tot € 1990.

• Verlaging belastingtarieven voor de eerste (van 34,40 naar 34,15%) en tweede schijf (van 41,95 naar 41,45%).

Indicatoren

De loonkosten per eenheid product in de verwerkende industrie zijn in 2006 met 2,3% gedaald. Dit is een sterkere daling dan de streefwaarde in de begroting 2006 (– 2 %). De ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product is de resultante van de ontwikkeling van de loonsom per werknemer en de arbeidsproductiviteit. Vanwege de internationale vergelijkbaarheid worden de loonkosten per eenheid product in de verwerkende industrie gebruikt. De sector industrie is een onderdeel van de marktsector. De contractloonstijging in de marktsector is na de zeer lage stijging in 2005 aangetrokken tot 2% in 2006. De stijging van de loonsom per werknemer in de marktsector kwam daarentegen uit op 1,3%. De arbeidsproductiviteitsgroei in de marksector daalt na het sterke conjuncturele herstel maar blijft hoog (1,8%). Daardoor zijn de arbeidskosten per eenheid product in de marktsector in 2006 per saldo gedaald (0,5%). Dit duidt erop dat in de industrie sprake is van een relatief sterk voortgaande productiviteitsgroei.

Na een oploop van de wig in 2005 (tot 45%) is deze in 2006 gedaald (43,8%). Daarmee beweegt de wig richting de streefwaarde uit de begroting 2006.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Loonkosten per eenheid product (effectindicator)– 1,5%– 0,8%– 2,3%– 2%
Administratieve lasten door SZW veroorzaakt ten opzichte van 2002 (effectindicator)– 9,2%– 15,3%– 21,1%– 22,6%
Omvang van de wig inclusief werkgeverslasten naar inkomensniveau (prestatieindicator)44,6%45,0%43,8%42,5%

Bronnen: CPB Centraal Economisch Plan, Minfin Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Operationele doelstelling 2: Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie.

Doelbereik

Het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie is het afgelopen jaar licht gestegen met 0,1 procentpunt. Door de projecten in regio’s en sectoren die gesubsidieerd worden door de projectdirectie Leren & Werken zijn 7 223 extra duale trajecten en 4 098 extra EVC trajecten gerealiseerd.

Instrumenten en activiteiten

• Fiscale faciliteiten voor werkgevers (WVA onderwijs waaronder WVA startkwalificatie) als tegemoetkoming in de kosten van opleiden medewerkers

• Subsidies scholingsprojecten via Europees Sociaal Fonds

• Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken

Indicatoren

Het hebben van een startkwalificatie (Havo of MBO-2 niveau afgerond) wordt beschouwd als een belangrijke voorwaarde voor duurzame arbeidsparticipatie. Streven is dat in 2010 tenminste 80% van de beroepsbevolking van 25–64 jaar in het bezit is van een startkwalificatie. Om deze doelstelling te behalen is geraamd dat het aantal startkwalificaties jaarlijks met gemiddeld 50 000 zal moeten toenemen. Deze extra 50 000 is een gemiddelde streefwaarde en kan bereikt worden door enerzijds wijziging in de samenstelling van de beroepsbevolking en anderzijds door (postinitiële) scholing van personen in de beroepsbevolking.

 200420052006Realisatie gemiddeld 2004–2006Streven gemiddeld 2004–2006
Extra toename in de beroepsbevolking (25–65) met een startkwalificatie (bovenop de trendmatige ontwikkeling) (prestatieindicator)72 00072 00013 00052 00050 000
Aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking (25–65) met een startkwalificatie(prestatieindicator)76,1%77,2%77,3%

Bronnen: CBS, EBB kernprogramma (bewerking SZW)

Kengetallen

In 2006 zijn er 35 samenwerkingsverbanden tot stand gekomen. In deze netwerken spannen onderwijs, overheid en bedrijfsleven zich samen in om de plannen voor in totaal 20 000 extra EVC-trajecten en 15 000 extra duale trajecten te realiseren in 2007.

 200420052006
Extra EVC-trajecten4 098
Aantal duale trajecten7 223

Bron: SZW/OCW Jaarverslag Leren & Werken.

Operationele doelstelling 3: Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie belemmeren.

Doelbereik

Ouderen

De voortgaande stijging in de arbeidsparticipatie van ouderen (55 t/m 64 jaar) heeft zich in 2006 versterkt voortgezet. In 2006 is een netto arbeidsparticipatie gerealiseerd van 41,7%. Ten opzichte van 2005 (39,7%) is dit een verdere stijging met 2%. Het streven van het kabinet naar een netto arbeidsparticipatie van 40% in 2007 is in 2006 behaald.

Jeugdwerkloosheid

Doel is een jeugdwerkloosheid binnen de bandbreedte van 10–15 % en niet meer dan het dubbele van de totale werkloosheid. Met een werkloosheidspercentage van 11,4% blijft de werkloosheid onder de doelgroep jongeren van 15–22 jaar buiten het volledig dagonderwijs ruim binnen het gestelde maximum van 15%. Het ideaal van niet meer dan het dubbele van de totale werkloosheid is nog niet eerder zo dicht genaderd.

Etnische minderheden/vluchtelingen

In 2006 zijn in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding projecten gesubsidieerd die tot doel hebben de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt te verbeteren.

Allochtone vrouwen

Doel is om belemmeringen voor allochtone vrouwen bij arbeidsparticipatie weg te nemen. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling van 65% arbeidsdeelname door vrouwen in 2010.

Instrumenten en activiteiten

Etnische minderheden

• In 2006 is in het kader van het Breed Initiatief maatschappelijke Binding in 12 projecten specifieke aandacht besteed aan de problematiek van allochtone jongeren en vluchtelingen. Ruim 1000 jongeren zijn gecoacht en/of hebben een empowermenttraject doorlopen.

• Door VluchtelingenWerk Nederland zijn in het kader van het project «banenoffensief vluchtelingen» samen met UAF, Emplooi en CWI in 2006 670 vluchtelingen extra aan werk geholpen, onder wie 150 hoger opgeleiden.

Jeugdwerkloosheid

• De Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft samen met partners als CWI en MKB-Nederland op 12 december 2006 in totaal 40 039 extra jeugdbanen gerealiseerd. De primaire doelstelling van 40 000 extra jeugdbanen in de kabinetsperiode 2003–2007 is hiermee behaald.

• CWI heeft het budget van drempelslechting toegekend ten behoeve van extra jongerenadviseurs (165 extra fte). De bemiddeling van jongeren naar banen krijgt hiermee een extra impuls.

Ouderen

• Stimuleringsregeling: In 2006 zijn totaal 200 projecten gehonoreerd aan vooral werkgevers gericht op het verbeteren van duurzame inzetbaarheid van werknemers. In november 2006 is een landelijke werkconferentie gehouden om vooral werkgevers in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van goede voorbeelden.

• Landelijk meerjaren communicatietraject: In 2006 hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden: (regionale) bijeenkomsten, media, bedrijfsleven, ondernemingsraden, uitreiken senior Power-prijs en goede voorbeelden leeftijdsbewust beleid.

• Pilots mobiliteit: in 2006 is voortgegaan met de eind 2005 ingezette experimenten. Tijdens twee tussentijdse conferenties is de voortgang besproken. Begin 2007 vindt afronding van de pilots plaats.

• Re-integratie oudere werklozen: in oktober 2006 is een onderzoeksrapport naar goede voorbeelden van re-integratie van oudere werkzoekenden gepubliceerd.

Allochtone Vrouwen

• De Regiegroep «allochtone vrouwen en arbeid» (RAVA) is ingesteld voor 2 jaar, tot eind 2007 en bestaat uit CWI, UWV, FNV, VNG, SZW, werkgevers en de doelgroep zelf. Er is subsidie verleend aan 10 lokale projecten in het kader van allochtone vrouwen en arbeid.

Overig

• WAV; Tussen de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst zijn nieuwe afspraken gemaakt over het tegengaan van illegale arbeid. Verder is vanaf juni 2006 een flink aantal sectoren vrijgesteld van de arbeidsmarkttoets.

• Het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement (DIV) is in 2006 gesubsidieerd.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Netto-arbeidsparticipatievan etnische minderheden(effectindicator)46,5%46,9%46,7%Evenredig
Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar) (effectindicator)14,5%15,0%11,4%10–15%
Netto-participatiegraad ouderen (banen ≥ 12 uur) (effectindicator)39,2%39,7%41,7%>40%
Netto-participatiegraad vrouwen (effectindicator)53,6%54,1%55,8%59,8%
Percentage bezochte bedrijven met overtreding WAV (prestatieindicator)18,0%25,0%23%25%
Nalevingniveau WAV (effectindicator)81%85% (2008)

Bronnen: CBS, Statline; CBS, EBB kernprogramma; SZW/AI jaarverslag.

Operationele doelstelling 4: Verhogen van het aandeel ingeschrevenen bij de Centrale Organisatie Werk en Inkomen dat wordt bemiddeld naar werk.

Doelbereik

De meeste prestatie-indicatoren die betrekking hebben op deze doelstelling zijn bereikt. Zo is de preventiequote, die bijdraagt aan het voorkomen van een uitkering voor de WWB ruimschoots behaald. De preventiequote voor de WWB is net niet gehaald. De reden hiervoor is dat door de economische impuls veel minder mensen een beroep hoeven te doen op de diensten van CWI. Daarnaast zijn de mensen die wel een beroep doen op CWI vaak lastiger aan een baan te helpen.

Ook de uitstroomquote, die bijdraagt aan het uitstromen uit een uitkeringssituatie binnen 6 maanden is voor zowel de WW als de WWB ruimschoots gehaald.

In 2006 was de totale instroom bij CWI 505 000 personen. Van deze instroom (WW en WWB) zijn in heel 2006 weer 213 000 personen aan het werk gekomen. Het aandeel dat via CWI is bemiddeld naar werk is uitgekomen op 105 000. Hiervan is 61 000 direct via CWI bemiddeld en 44 000 via uitzendbureau’s met tussenkomst van CWI.

Instrumenten en activiteiten

• Preventiequote WW: in 2006 hebben meer dan 331.000 werkzoekenden zich gemeld voor een aanvraag WW. Door bemiddelingsactiviteiten hebben 65 000 werkzoekenden binnen de overdrachtstermijn van acht dagen na de eerste werkloosheidsdag uiteindelijk geen beroep hoeven te doen op de WW uitkering. Dit resulteert in een preventiequote WW van 19,6%

• Preventiequote WWB: in 2006 hebben ruim 148 000 werkzoekende zich gemeld voor een aanvraag WWB. Door activering hebben bijna 79 000 werkzoekenden geen beroep hoeven doen op de WWB uitkering. Dit resulteert in een preventiequote van 53,1%.

• Uitstroomquote WW: van ongeveer 252 000 aan UWV overgedragen werkzoekenden is bijna 164 000 werkzoekenden de uitkering binnen 6 maanden beëindigd. Dit levert een uitstroomquote van 64,8%.

• Uitstroomquote WWB: Van ruim 23 000 aan gemeenten overgedragen werkzoekenden is bijna 15 000 werkzoekenden de uitkering binnen zes maanden beëindigd. Dit levert een uitstroomquote van 63,4%.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Preventiequote WW(prestatieindicator)19,9%20,1%19,6%20%
Preventiequote WWB (prestatieindicator)46,5%48,0%53,1%46%
Uitstroomquote WW(prestatieindicator)59,1%59,3%64,8%52%
Uitstroomquote WWB (prestatieindicator)61,8%60,5%63,4%40%
Vervullingquote van vacatures (prestatieindicator)35,5%31,1%41,1%41%

Bronnen: CWI, Jaarverslag.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie SUWI-wet420062006Kamerstukken II, 2005/2006, 26 488, nr. 290

23 Re-integratie

Voorkomen van uitval uit arbeid en inschakeling in reguliere arbeid van hen die dat niet op eigen kracht kunnen.

Omschrijving

Om de uitkeringsafhankelijkheid te verminderen en te voorkomen.

Doelbereik

Doel is dat in 2007 ten opzichte van 2004 een kwart meer mensen werk vindt binnen 24 maanden na de start van een re-integratietraject. De stijging is hoger dan een kwart.

Succesfactoren

– Goede samenwerking met en tussen de uitvoerende instanties (gemeenten, CWI en UWV) en goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties.

– Realiseren van een sluitende aanpak voor (niet)uitkeringsgerechtigden (zowel volwassenen als jongeren): Belangrijk is dat iedere uitkeringsgerechtigde in beeld is bij de uitvoerders en dat degenen die niet op eigen kracht aan het werk kunnen komen, ondersteuning aangeboden krijgen bij hun weg naar werk.

– Optimale benutting van ESF en EQUAL programma’s: in 2006 zijn ESF-middelen ingezet tbv o.a. activerend arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden en arbeidsgehandicapten, preventie van arbeidsongeschiktheid en verzuim en scholing van werkenden (waarmee uitval uit arbeid voorkomen kan worden). Dankzij het EQUAL programma zijn innovatieve benaderingen in het activerend arbeidsmarkt beleid ontwikkeld, waarvan de resultaten worden verspreid.

– Optimale werking van de re-integratiemarkt: naar aanleiding van het Trendrapport 2006 is een evaluatie re-integratiemarkt naar de Tweede Kamer gezonden. In deze evaluatie wordt geconstateerd dat de re-integratiemarkt op hoofdlijnen werkt. Er is voldoende concurrentie, er zijn nauwelijks toetredingsdrempels en de resultaten zijn redelijk. Het Trendrapport 2006 stelt echter ook als voorlopig inzicht vast, dat er nog nauwelijks sprake kan zijn van een effect van de marktwerking op de effectiviteit van de re-integratiedienstverlening. Op de langere termijn is een optimale marktwerking evenwel een belangrijke voorwaarde voor een effectieve inzet van middelen, door lagere prijzen, meer uitstroom naar werk, meer klanttevredenheid.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 23.1: Begrotingsuitgaven artikel 23 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen3 635 299684 9933 449 2981 734 3131 676 4371 774 653– 98 216
Uitgaven2 202 1562 104 4881 987 1081 886 2951 732 5381 774 653– 42 115
        
Programmauitgaven2 182 3932 092 8881 979 6121 875 4451 721 2231 763 539– 42 316
        
Operationele doelstelling 1       
Flexibel re-integratiebudget1 958 2511 783 4651 631 4671 618 4711 630 7431 629 2701 473
Agenda voor de Toekomst99 586135 973144 55045 49214 75821 387– 6 629
RSP6 6516 0576 4806 5335 3567 865– 2 509
Stimuleringsregeling ID-banen11 31746 63573 0868 55835 801– 27 243
SZW cofinanciering Equal4 2426652 5894 856– 2 267
Praktijkscholing96 07879 80763 39860 0001 9325 076– 3 144
RWI/SVWW14 20721 98219 57414 32411 27016 281– 5 011
Re-integratieWajong38 40049 39443 32431 25831 760– 502
Re-integratieWajonguitvoeringskosten11 0006 1836 5772 9973 580
        
Overige programmauitgaven       
Handhaving201231231
Subsidies6 4883 75012 3517 1397 2467 385– 139
Voorlichting 3339649999
Onderzoek1 132804356228606861– 255
        
Apparaatsuitgaven19 76311 6007 49610 85011 31511 114201
Personeel2 7042 9782 96315
Materieel11215814315
Agentschap SZW19 76311 6007 4968 0348 1798 008171
        
Ontvangsten67 003201 493313 040102 770210 321146 63463 687
Tabel 23.2: Premiegefinancierde uitgaven artikel 23 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven776 600615 300493 709430 493623 058233 617389 441
        
Programmauitgaven776 600615 300493 709430 493623 058233 617389 441
Operationele doelstelling 1       
Re-integratieWAO/WIA/WAZ613 400535 100443 709349 676277 058207 87369 185
Re-integratieWW159 0000159 000
Re-integratieWAO/WIA/WAZ, uitvoeringskosten163 20080 20050 00080 817106 00022 31783 683
Re-integratieWWuitvoeringskosten81 000081 000
Nominaal000003 427– 3 427

Toelichting:

Agenda voor de Toekomst

Het verschil van € 6,6 mln. tussen de vastgestelde begroting van € 21,4 mln en de realisatie van € 14,8 mln. is veroorzaakt door lagere voorschotten dan aanvankelijk geraamd als gevolg van lagere realisaties van projectkosten.

RSP

Het verschil van € 2,5 mln. tussen de vastgestelde begroting van € 7,9 mln. en de realisatie van € 5,4 mln. is een gevolg van lagere declaraties van de RSP-bedrijven. Een aantal bedrijven heeft mogelijk minder gedeclareerd, omdat ze vooruitlopend op het afbouwen van de regeling minder mensen in dienst hadden.

Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-banen.

Het verschil van € 27,2 mln. tussen de realisatie van € 8,6 mln. en de vastgestelde begroting van € 35,8 mln. is veroorzaakt doordat er minder aanvragen voor de tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten zijn gedaan dan was verwacht. De middelen in 2006 waren bestemd voor de uitfinanciering van reeds toegekende subsidies voor het omzetten van ID-banen in reguliere banen en voor nieuwe leer-/werktrajecten voor zittende werknemers in ID- en WIW-banen met als doel dat laatstgenoemden doorstromen naar ongesubsidieerd werk. Er zijn voor de Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten uiteindelijk 1704 aanvragen ingediend. Hiervan zijn 1047 aanvragen door de aanvrager zelf ingetrokken of afgewezen.

SZW cofinanciering Equal

Dit budget wordt ingezet als subsidie voor EQUAL aanvragers buiten SZW die onvoldoende cofinanciering op kunnen brengen om EQUAL-subsidie aan te vragen. Van dit budget is € 2,3 mln. niet uitgegeven, omdat de uiteindelijke realisaties van de projecten geleid hebben tot een lagere subsidievaststelling en een project is doorgeschoven naar 2007.

Praktijkscholing

Het verschil van € 3,1 mln. tussen de realisatie van € 1,9 mln. en de vastgestelde begroting 2006 van € 5,1 mln. is als volgt te verklaren. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het door de ROC’s verkochte aantal scholingsuren. Aangezien de ROC ’s in 2005 minder scholingsuren hebben kunnen verkopen is de HVS subsidie overeenkomstig lager vastgesteld. Voorts waren er in 2006 geen middelen nodig voor nagekomen uitgaven in het kader de afwikkeling Stichting Centrum Vakopleiding. Beide ontwikkelingen hebben geleid tot onderuitputting van dit artikelonderdeel.

RWI/SVWW

Het verschil van € 5 mln. tussen de vastgestelde begroting van € 16,3 mln. en de realisatie van € 11,3 mln. wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere einddeclaraties; er is nl. nagenoeg geen bonus tot uitbetaling gekomen.

De bonus wordt niet uitbetaald als gedurende het project niet het van te voren beoogde aantal deelnemers is ingestroomd.

Re-integratie Wajong/WAO/WIA/WAZ

Begrotingsuitgaven

In 2006 is € 31,3 mln. besteed aan re-integratie Wajong. Dit is vrijwel gelijk aan de uitgaven in de vastgestelde begroting.

Premieuitgaven

De uitgaven aan re-integratie WAO/WIA/WAZ bedroegen in 2006 € 277 mln. Dit is een overschrijding met ca. € 69 mln. van het in de begroting opgenomen budget van € 208 mln. die wordt veroorzaakt door een toename in het gebruik van werknemersvoorzieningen als doventolken, een eenmalige wijziging in de betalingssystematiek van jobcoaches en een langzamere afbouw van de Rea-uitkeringen. De besteding van de middelen worden voor re-integratie Wajong en re-integratie WOA/WIA/WAZ tezamen inhoudelijk toegelicht in tabel 23.3.

Tabel 23.3: Uitgaven re-integratie Wajong/WAO/WIA/WAZ (x €1 mln)
 2003200420052006
Werkgeversvoorzieningen5221103
Werknemersvoorzieningen696984105
Inkoop trajecten inclusief scholing237221174127
Extra re-integratieWajong553
Overig21717712070
Uitgaven re-integratieWajong/WAO/WIA/WAZ575493393308

Bron: jaarverslag UWV (bewerking SZW).

Toelichting:

Ten behoeve van de re-integratie Wajong/WAO/WIA/WAZ is in 2006 € 308 mln. uitgegeven. Ten opzichte van 2005 is sprake van een afname van € 85 mln.

In de uitvoering is een toename van het gebruik van werknemersvoorzieningen gebleken. UWV noemt in dit verband een groot beroep op doventolken in de onderwijssfeer. Daarnaast is sprake van eenmalige toename in verband met de wijziging van de betalingssystematiek van jobcoaches.

De extra re-integratie Wajong is vooral aangewend om de re-integratie van Wajong-gerechtigden door middel van projecten en experimenten extra te bevorderen.

De uitgaven onder de post Overig vinden vooral plaats voor lopende gevallen no risk polis en de (afbouw van) de REA-uitkeringen.

Re-integratie WW

De middelen voor de re-integratie van WW-gerechtigden werden tot en met 2005 in het jaarverslag verantwoord in artikel 30 (Inkomensbescherming met activering). De re-integratiemiddelen worden vanaf de begroting 2007 in artikel 23 (Re-integratie) opgenomen. In 2006 is € 159 mln. uitgegeven aan re-integratie WW. Dat is een overschrijding met € 69 mln. van het in de begroting 2006 (in artikel 30) opgenomen budget van € 90 mln. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat het UWV de doelgroep voor re-integratie steeds beter weet te bereiken. Daarnaast zijn er meer individuele re-integratieovereenkomsten (IRO’s) ingezet dan verwacht. De IRO is in vergelijking met een regulier traject een relatief duur instrument. Tenslotte is gebleken dat trajecten uit voorgaande jaren in 2006 tot meer uitgaven hebben geleid dan eerder werd verwacht.

Uitvoeringskosten re-integratie Wajong/WAO/WIA/WAZ/WW

Begrotingsuitgaven:

De overschrijding met € 3,6 mln. van de uitvoeringskosten re-integratie Wajong is veroorzaakt door een hoger dan verwachte Wajong-instroom in 2006.

Premie-uitgaven:

De uitvoeringskosten voor re-integratie WAO/WIA/WAZ zijn € 83,7 mln. hoger dan was begroot. De stijging heeft een aantal oorzaken. In 2006 is een nieuwe methode gehanteerd voor de verdeling van de uitvoeringskosten over de fondsen. Bij het opstellen van de begroting 2006 was hier nog geen rekening mee gehouden. Daarnaast zijn de uitvoeringskosten voor de re-ïntegratie die gefinancierd worden uit de WAO met ingang van 2006 ten laste gebracht van de REA.

De uitvoeringskosten re-integratie WW bedragen € 81 mln. De begrote uitvoeringskosten maken onderdeel uit van de uitvoeringskosten WW van artikel 30.

Ontvangsten

Het verschil van € 63,7 mln. tussen de realisatie van € 210 mln en de vastgestelde begroting van € 146,6 mln wordt veroorzaakt door ontvangsten als gevolg van afwikkeling van oudere jaren van de Wiw, ontvangsten vanuit gereserveerde middelen voor ESF 1994–1999 die voor de afwikkeling daarvan niet meer nodig zijn, terugontvangsten van het W-deel en van de afwikkeling Agenda voor de Toekomst.

Operationele doelstelling 1: Het voorkomen van uitval uit arbeid en het toeleiden naar reguliere arbeid van hen die dat niet op eigen kracht kunnen door het bieden van re-integratievoorzieningen.

Doelbereik

Het streven is om iedereen in het eerste werkloosheidsjaar sluitend te ondersteunen. Dit streven is nog niet gerealiseerd.

Instrumenten en activiteiten

De volgende instrumenten zijn ingezet:

Instrumenten gericht op:

Uitvoerders

• Flexibel re-integratiebudget WWB (gemeenten)

• Subsidie Agenda voor de Toekomst (gemeenten)

• Bijdrage aan UWV

• Bijdrage aan RWI

• Bijdrage aan Agentschap SZW

• Subsidie voor praktijkscholing (HVS)

• Subsidie cofinanciering EQUAL

Werkgevers/uitkeringsgerechtigden/nuggers/werknemers:

• Subsidie re-integratie WAJONG

• Subsidie i.h.k.v. stimuleringsregeling ID-banen

• Regeling Schoonmaakdiensten Particulieren (RSP)

• Premiekorting/Subsidie aan werkgevers t.b.v. gedeeltelijk arbeidsgeschikten

• Stimuleringsregeling Vacatureregeling door Werklozen en met Werkloosheid bedreigde werknemers (SVWW)

Indicatoren

Sluitende Aanpak

Het doel van de Sluitende Aanpak als onderdeel van het re-integratiebeleid is om door het aanbieden van begeleiding naar werk de uitstroom uit de werkloosheid te bevorderen vóórdat voor volwassenen de grens van 12 maanden en voor jongeren de grens van 6 maanden werkloosheid is bereikt. Indien de uitvoerders verwachten dat een werkloze niet op eigen kracht binnen 12 maanden respectievelijk 6 maanden uit de werkloosheid uitstroomt, gaat de uitvoerder in het kader van dit beleid met de werkloze een bemiddelingsgesprek aan of biedt een re-integratietraject aan.

25%-doelstelling

Het kabinet wil de uitstroom naar werk bevorderen van uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen. Het doel daarbij is dat in 2007 een kwart meer mensen werk vindt binnen 24 maanden na de start van een re-integratietraject dan in 2004. De resultaten van de voorlopige tweemeting laten zien dat reeds in 2006 een stijging tot 46% bereikt is. De doelstelling voor 2007 lijkt ruimschoots gehaald te worden.

In deze cijfers worden plaatsingen met behulp van het re-integratieinstrument loonkostensubsidie (vanaf 2004 invoering WWB) gezien als uitstroom naar regulier werk. Plaatsing op de «oude» vorm van gesubsidieerde arbeid (vóór de invoering van de WWB) telt niet als uitstroom naar regulier werk. Overigens is het percentage plaatsingen met behulp van een loonkostensubsidie ten opzichte van het totaal aantal plaatsingen na het volgen van een traject gering. Als de loonkostensubsidie niet wordt meegeteld met het totaalcijfer in 2004 en 2005 dan dalen de beide totaalcijfers slechts met 1 procentpunt tot 25 respectievelijk 37%.

De doelstelling om in 2007 25% meer uitstroom – na het volgen van een traject – te realiseren, lijkt geen enkel probleem te zullen worden.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Sluitende aanpak:    
– Hiaatpercentage Volwassenen (12 maanden)Nb0
– Hiaatpercentage Jongeren (6 maanden)Nb0
     
25% doelstelling:    
– Percentage uitstroom naar regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratietraject Totaal (Jongeren en Volwassenen)26%38%46%

Bronnen: Sluitende Aanpak: CBS cijferonderzoek sluitende aanpak; UWV Rapportage Sluitende Aanpak (bewerking SZW). Hiaatpercentage is inclusief de van de arbeidsplicht ontheven bijstandsgerechtigden en inclusief verwijzingen op vacatures door het CWI.

25%-doelstelling: CBS uitstroom naar werk, UWV uitstroom naar werk; SZW uitstroom naar werk (bewerking SZW).

Als gevolg van verschillen in definitie of methode zijn alle percentages opgebouwd uit niet vergelijkbare cijfers over het gemeentelijke en het UWV-domein.

Kengetallen

Indien in de begroting kengetallen zijn opgenomen worden deze ook in het jaarverslag opgenomen en de gerealiseerde ontwikkeling toe voor zover dit niet is meegenomen bij het doelbereik.

 200420052006
Kengetallen 25%-doelstelling   
– Percentage duurzame uitstroom naar regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratietraject Totaal (Jongeren en Volwassenen)19%24%Nb1
    
Kengetallen UWV snelle start re-integratietrajecten:   
Snelle start WW25%42%Nb2
Snelle start AG83%85%723
    
Kengetallen UWV Handhaving   
Percentage sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratieAG8%29%26%
Percentage sancties op signalen onvoldoende inzet re-integratie WW14%38%28%

1 Dit is thans nog niet beschikbaar.

2 Dit kengetal kan niet meer geleverd worden, want de hieraan ten grondslag liggende gegevens worden niet meer geadministreerd.

3 Voorlopig cijfer.

Bronnen:

25%-doelstelling: CBS Uitstroom naar werk; UWV uitstroom naar werk (bewerking SZW).

Exclusief niet-uitkeringsgerechtigden. Als gevolg van verschillen in definitie of methode zijn alle percentages opgebouwd uit niet vergelijkbare cijfers over het gemeentelijke en het UWV-domein.

UWV: UWV jaarverslag.

Tabel 23.4 Trajecten, plaatsingen en uitgaven re-integratie
Jaar van instroomCohort gestarte trajecten (x 1 000)Actuele stand realisatie plaatsingen (x 1 000)middelen per jaar voor cohort gestarte trajecten (x €1 mln)Totale midde-len voor cohort gestarte trajec-ten (x €1 mln)
2003200420052006
AG       
200342136162265154
20043911626514141
2005337474895
20063112929
niet aan cohort-2003–2006 toegerekend8043188 
Totaal middelen AG141167156104 
WW       
20032910273415278
20045218467319138
200547146570135
20063522929
niet aan cohort-2003–2006 toegerekend251485 
Totaal middelen WW5294161125 
Gemeenten1      
200310524290297217164968
200410926329241184754
20059820303298601
200610017323323
niet aan cohort-2003–2006 toegerekend1 4931 005850660 
Totaal flexibel re-integratiebudget1 7831 6311 6111 629 

1 Door onvolledige beschikbaarheid van gegevens is aanvullend gebruik gemaakt van ramingen, die uiteraard met onzekerheden zijn omgeven. Financiële gegevens gemeenten zijn niet te splitsen naar uitkeringsgerechtigde en Nug/Anw-populatie.

Bron: CBS uitstroom naar werk; CBS statistiek re-integratie door gemeenten; SZW administratie (bewerking SZW).

Toelichting:

In Tabel 23.4 vindt een presentatie plaats van het aantal plaatsingen en de uitgaven per jaar (exclusief uitvoeringskosten) gerelateerd aan een cohort gestarte trajecten. Uit de tabel volgt dat in totaal door gemeenten € 968 mln. aan re-integratie is uitgegeven aan 105 000 trajecten die in 2003 zijn gestart. De optellingen in de uitgaven per jaar komen niet overeen met de respectievelijke uitgaven aan re-integratie, omdat de uitgaven aan trajecten die eerder zijn gestart dan 2003 hier niet worden gepresenteerd. Door onvolledige beschikbaarheid van gegevens is aanvullend gebruik gemaakt van ramingen, die uiteraard met onzekerheden zijn omgeven.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen 20062007 
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie SUWI, waaronder evaluatie RWI 20062006Kamerstukken II, 2005/2006, 26 448, nr. 290
 Evaluatie re-integratiemarkt 20062006Kamerstukken II, 2006/2007, 28 719, nr. 41

24 SOCIALE WERKVOORZIENING

Het bevorderen van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn.

Omschrijving

Het aanbieden van aangepaste arbeid aan personen uit de Wsw-doelgroep om hun arbeidsparticipatie te vergroten, welke tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Doelbereik

Het bereiken van de algemene doelstelling in 2006 wordt aan de hand van onderstaande indicatoren weergegeven.

De eerste indicator geeft het jaargemiddelde weer van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand als percentage van de totale doelgroep (werknemersbestand plus wachtlijst).

De tweede indicator toont de realisatie van Wsw-plaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend. Wsw-plaatsen worden uitgedrukt in standaardeenheden (SE’s). Een SE komt overeen met 1 fte van een Wsw-werknemer ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig of licht. Voor 1 fte van iemand ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig wordt 1.25 SE gerekend.

De derde indicator drukt de doelmatigheid uit. Om de inzichtelijkheid te vergroten is de vormgeving van deze indicator ten opzichte van die in de begroting aangepast. De aangepaste indicator geeft het aantal Wsw-plaatsen aan (uitgedrukt in SE’s), dat per miljoen euro aan toegekende subsidie is gerealiseerd. Omwille van de vergelijkbaarheid over de jaren is de indicator gecorrigeerd voor inflatie.

Uit tabel 24.1 blijkt dat:

• het aantal Wsw-plaatsen waarvoor subsidie is verstrekt, volledig is gerealiseerd;

• de uitvoering niet doelmatiger is geworden; niet meer Wsw-plaatsen zijn gerealiseerd dan waarvoor subsidie is verstrekt;

• de wachtlijst is toegenomen. De algemene doelstelling wordt derhalve in mindere mate behaald. De groei van de wachtlijst wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de nieuwe instroom in de Wsw groter is dan de uitstroom.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van het met behulp van subsidie:

• aanbieden van aangepaste arbeid aan personen uit de doelgroep

• aangepaste arbeid te laten bijdragen aan het behouden en bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep

Indicatoren

Tael 24.1: Indicatoren Algemene Doelstelling
 20042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Aantal personen in Wsw-werknemersbestand in relatie tot de totale doelgroep (effectindicator)88%88%89%86%1
Realisatie van Wsw-plaatsen in SE in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (prestatie-indicator)101%101%100%100%1
Aantal Wsw-plaatsen in SE dat per miljoen euro subsidie is gerealiseerd (doelmatigheidsindicator)40,841,140,940,9

Bronnen: Verslag Over De uitvoering, Voorlopige Volume Opgave, jaarlijkse toekenningen, SZW-administratie, Wsw-Monitor

1 Voorlopig cijfer.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 24.2: Begrotingsuitgaven (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen2 143 7152 247 8242 213 4862 227 4192 300 8492 445 229– 144 380
Uitgaven2 075 6872 151 3072 184 9302 222 4962 248 1842 226 57521 609
        
Programmauitgaven2 075 6872 151 3072 184 9302 221 8842 247 0812 225 55521 526
        
Operationele doelstelling 1       
Wet sociale werkvoorziening2 075 6872 151 3072 184 9302 221 8842 224 9812 207 25517 726
Uitvoeringskosten indicatie door CWI22 10018 3003 800
        
Apparaatsuitgaven6121 1031 02083
Personeel5851 02596362
Materieel27785721
        
Ontvangsten435 402458 934515 388459 693473 895417 65856 237

Toelichting:

Uitgaven Wsw

• In vergelijking met de stand van de ontwerpbegroting zijn de middelen voor de Wsw vanaf 2006 structureel met € 17 miljoen verhoogd als gevolg van de loonbijstelling.

Ontvangsten Wsw

• Terugontvangsten als gevolg van de vaststelling van de Wsw-subsidie over het subsidiejaar 2004 op de gronden «onderrealisatie Wsw-plaatsen» en «overschrijding van de geldigheidsduur van een (her)indicatiebesluit als gevolg van het te laat aanvragen van een herindicatie» (8 miljoen).

• Anticumulatiebaten: Voor Wsw-werknemers met recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering draagt UWV de vrijvallende uitkeringen af aan SZW (€ 465,3 miljoen). Naast de afdracht met betrekking tot 2006 (€ 437,8 miljoen) is in februari 2006 een extra ontvangst verkregen naar aanleiding van de vaststelling anticumulatiebaten WAO/WAZ 2003 (€ 27,5 miljoen).

Operationele doelstelling 1: Het realiseren van aangepaste arbeid voor Wsw-geïndiceerden

Doelbereik

Door een oplopende wachtlijst en een oplopende wachtduur wordt in mindere mate voldaan aan de doelstelling om voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid te realiseren.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Subsidie aan gemeenten/werkvoorzieningschappen voor het realiseren van Wsw-plaatsenWachtlijstaanpak conform motie Verburg c.s. (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200 XV, nr. 46)

• Intercollegiale ruil

Activiteiten:

• Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG

• Toekennen van subsidie aan gemeenten/werkvoorzieningschappen

• Toezien op de uitvoering

• Vaststellen van de subsidie

• Toezien op de uitvoering van de indicatiestelling door CWI

• Bijeenkomsten modernisering Wsw, o.a. over verbetering van de sturing en regie door gemeenten/werkvoorzieningschappen

Indicatoren

De gemiddelde wachtduur is in 2006 toegenomen tot 13,5 maanden (zie indicatoren). De toename van de wachtduur wordt voornamelijk veroorzaakt door de groei van de wachtlijst.

Tabel 24.3: Prestatie-indicator Operationele Doelstelling 1
 20042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Gemiddelde wachtduur in maanden (prestatie-indicator)1011,61213,51

Bronnen: Wsw-monitor, Research voor Beleid

1 Voorlopig cijfer

Kengetallen

Tabel 24.4: Kengetallen Operationele Doelstelling 1
 200420052006
Wachtlijst in personen (jaargemiddelde)10 70815 21917 4431
Werknemersbestand in personen (jaargemiddelde)97 37098 80598 8481
Totale doelgroep in personen (jaargemiddelde)108 078114 024116 2911
Werknemersbestand in SE (gemiddeld)89 64090 36590 1571
Toegekend aantal SE89 04289 81789 817

Bronnen: Wsw-monitor, Verslag Over De Uitvoering, Voorlopige Volume Opgave, jaarlijkse toekenningen, SZW-administratie.

1 Voorlopig cijfer

Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van Wsw-werknemers

Doelbereik

Door een groeiend aantal detacheringen en begeleid werkenplekken wordt in grotere mate voldaan aan de doelstelling om aangepaste arbeid in een zo regulier mogelijke omgeving te realiseren. Dit komt de arbeidsbekwaamheid van Wsw-werknemers ten goede.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Subsidie aan gemeenten/werkvoorzieningschappen voor Wsw-plaatsen

Activiteiten:

• Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG

• Toekennen van subsidie aan gemeenten/werkvoorzieningschappen

• Toezien op de uitvoering

• Vaststellen van de subsidie

• Toezien op de uitvoering van de indicatiestelling door CWI

• Bijeenkomsten modernisering Wsw

Indicatoren

23,1% van het aantal nieuwe plaatsingen vanaf de wachtlijst of vanuit een dienstbetrekking bestond uit een begeleidwerken plaats. Hiermee wordt de trend van 2005 voortgezet. Van het totale werknemersbestand bestaat 18,5%1 uit detacheringen. De toename wordt mogelijk veroorzaakt door de voorbereiding op de modernisering van de Wsw.

Tabel 24.5: Prestatie-indicator Operationele Doelstelling 2
 20042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Aantal nieuwe plaatsingen in begeleid werken t.o.v. totaal aantal nieuwe plaatsingen (prestatie-indicator)10%14%25%23,1%1

1 Voorlopig cijfer

Bronnen: WSW-monitor, Research voor Beleid.

Kengetallen

Tabel 24.6: Kengetallen Operationele Doelstelling 2
 200420052006
Instroom in begeleid werken6958001 2841
Eindstand begeleid werkers1 5752 0002 8411
Eindstand gedetacheerden14 47515 00018 2741

Bronnen: Wsw-monitor, Research voor Beleid.

1 Voorlopig cijfer

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichtinggeen    
      
Effecten onderzoek ex postgeen    
      
Overig evaluatieonderzoekOorzaken van regionale kostenverschillen bij de uitvoering van de WswOD1Mei 20062007 
 Resultaten eerste jaar indi- catiestelling Wsw door CWIADFebruari 20062006Kamerstukken II 2006/2007, 29 817, nr. 27

25 ARBEID EN ZORG

Bevorderen dat werknemers arbeid en zorg kunnen combineren.

Omschrijving

Om werknemers die arbeid en zorg willen combineren te faciliteren.

Doelbereik

• Het streven is dat in 2009 ten opzichte van 2005 de effectindicator met 25% is verlaagd tot 16%. Het cijfer voor 2005 (21%) komt uit de CBS-monitor arbeid en zorg 2005; dit betreft een nulmeting. De monitor is tweejaarlijks en vormt onderdeel van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Het volgende cijfer, over 2007,komt derhalve in 2008.

Succesfactoren

• Het bereiken van de doelstelling «bevorderen dat werknemers arbeid en zorg kunnen combineren» is mede afhankelijk van de toepassing van de Wet arbeid en zorg door de werkgevers, de mate waarin in CAO’s bovenwettelijke dan wel afwijkende afspraken gemaakt zijn over verlofregelingen en de levensloopregeling, en het gebruik van kinderopvang.

• Uit onderzoek over 2004 bleek dat van de onderzochte CAO’s 24% een of meerdere van de Wet arbeid en zorg afwijkende regelingen bevatte waarin minder werd geboden dan in de wet. Daarnaast kende 28% van de CAO’s een of meer bovenwettelijke regelingen, waarin meer geboden werd dan in de wet. In 25% van de CAO’s werden zowel bovenwettelijke als afwijkende regelingen aangetroffen.

• Uit de Najaarsrapportage cao-afspraken 2006 blijkt dat er in 81 van de 123 onderzochte CAO’s afspraken zijn gemaakt over een werkgeversbijdrage levensloop. Banken en verzekeraars en dochters van pensioenfondsen bieden een brede diversiteit aan levensloopproducten aan. Zij hebben hun levensloopproducten actief gepromoot.

• Kinderopvang is in 2006 toegankelijker geworden vergeleken met 2005 door een structurele intensivering van € 130 miljoen ten behoeve van met name de midden- en hogere inkomens.

• Voor wat betreft de vrijwillige werkgeversbijdragen aan de kinderopvang was het het streefcijfer dat in 2008 90% van de werkgevers een toereikende werkgeversbijdrage zou geven. In 2006 was dit percentage 60, zodat toen duidelijk was dat het streefcijfer niet zou worden gehaald. Besloten is toen een verplichte werkgeversbijdrage in te voeren. De wetswijziging met betrekking tot de verplichte werkgeversbijdrage is op 1 januari 2007 in werking getreden (Stb. 2006, 682).

• De kwaliteit van kinderopvang heeft een impuls gekregen met diverse projecten gericht op kwaliteitsverbetering op grond van de Subsidieregeling kinderopvang 2006 en door een gezamenlijk project kwaliteitsimpuls van BOinK, Branchevereniging en de MOgroep. Het toezicht op kwaliteit en de handhaving hiervan worden verder versterkt en geüniformeerd met behulp van twee projecten bij GGD Nederland en de VNG. Naar aanleiding van onderzoek door IWI van de stand van zaken eerstelijnstoezicht in 2005 is er een quick scan uitgevoerd naar de stand van zaken in 2006.

Indicatoren

Het aandeel werknemers (m/v) dat arbeid en zorg wil combineren maar dat feitelijk (nog) niet doet, op het totaal aantal werknemers (m/v) dat wil combineren (effectindicator)

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2009
Discrepantie tussen feitelijke en gewenste mate van combineren arbeid en zorg21%16% (– 25% tov 2005)

Bronnen: CBS, EBB Module – arbeid en zorg.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 25.1: Begrotingsuitgaven artikel 25 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen219 127174 589298 084676 681937 955922 98514 970
Uitgaven210 782218 058299 799681 670938 946922 98515 961
        
Programmauitgaven210 782218 058299 799680 250937 076921 02616 050
        
Operationele doelstelling 1       
Rijksbijdrage loopbaanonderbreking238373375126
Voorlichting437437
Operationele doelstelling 2       
KOA-regeling57 60457 94459 1314 9085 5255 525
Kinderopvang152 691157 463238 049673 292929 875919 78610 089
Primair proces1 16097725773533– 460
Voorlichting4558321 177718201517
Onderzoek249663435490448506– 58
        
Apparaatsuitgaven1 4201 8701 959– 89
Personeel1 3691 7551 757– 2
Materieel51115202– 87
        
Ontvangsten4210 08943 32271 1585 00066 158
Tabel 25.2: Budgettaire gevolgen van beleid: uitsplitsing van de kinderopvanguitgaven (x € 1 000)
 Realisatie 2006Vastgestelde Begroting 2006Verschil
Wet kinderopvang921 060911 3199 741
Subsidies kinderopvang7 0128 467– 1 455
RKB1 80301 803
Totaal929 875919 78610 089

Bij de Wet kinderopvang is de realisatie bijna € 10 mln hoger dan de raming. Dit is het saldo van enkele neerwaartse (uitstel van de invoering van de Wet inburgering -/- € 33 mln, overboeking van middelen voor tussenschoolse opvang naar OC&W -/- € 30 mln en een intertemporele verschuiving van middelen voor de motie Van Aartsen/Bos -/- € 35 mln) en opwaartse factoren (o.a. achterblijvende werkgeversbijdragen en prijsniveau voor in totaal € 55 mln, en de intensivering 2007 en invoering verplichte werkgeversbijdrage vanaf 2007 van in totaal € 53 mln).

De onderuitputting op de subsidies kinderopvang is het gevolg van lagere kosten voor enige projecten dan verwacht en enkele projecten die zijn doorgeschoven naar 2007.

De uitgaven bij de afgesloten kinderopvangregelingen KOA en RKB van ruim € 5,5 mln resp. € 1,8 mln houden verband met de afwikkeling van verplichtingen van deze regelingen t/m het jaar 2004. Hiervoor was bij Voorjaarsnota 2006 een bedrag van € 5 mln resp. € 1,3 mln begroot.

De ontvangsten kinderopvang zijn aanzienlijk hoger uitgevallen dan geraamd doordat de afwikkeling van de afgesloten kinderopvangregelingen aanzienlijk hogere terugontvangsten kenden dan verwacht (KOA € 12,6 mln, RUK € 17,7 mln) en doordat op de Wet kinderopvang € 38 mln aan terugontvangsten zijn geboekt waarmee bij de begrotingsraming geen rekening is gehouden.

Tabel 25.3: Premiegefinancierde uitgaven artikel 25 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven878 000817 760800 000905 215– 105 215
        
Programmauitgaven878 000817 760800 000905 215– 105 215
Operationele doelstelling 1       
Zwangerschaps- en bevallingsverlof uitkeringslasten855 000795 760788 000872 350– 84 350
Zwangerschaps- en bevallingsverlof uitvoeringskosten23 00022 00012 00020 0798 079
Nominaal0012 786– 12 786

Toelichting:

De lagere uitgaven voor de WAZO worden verklaard doordat de realisaties voor het volume en de gemiddelde daguitkering lager uitvallen dan geraamd.

Tabel 25.4: Fiscale uitgaven artikel 25 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Operationele doelstelling 1       
Afdrachtkorting ouderschapsverlof34 0004200046 00051 00052 00033 00019 000
Levensloopregeling760 000
w.v spaarfaciliteit690 000
w.v. ouderschapsverlofkorting70 000
        
Operationele doelstelling 2       
Afdrachtvermindering kinderopvang137 000162000234 000
Aftrekpost uitgaven voor kinderopvang135 000123 000152000

Bron: Belastingdienst

Toelichting:

Voor de spaarfaciliteit is geen realisatie beschikbaar omdat de kosten van de spaarfaciliteit onder de primaire heffingsstructuur vallen en derhalve niet afzonderlijk worden onderscheiden in de belastingraming. Realisaties voor de ouderschapsverlofkorting komen eind 2007 beschikbaar na verwerking van de aangiften 2006.

Operationele doelstelling 1: Zorgdragen voor een adequaat stelsel van verlofarrangementen

Doelbereik

• Het streven is dat in 2009 ten opzichte van 2005 de effectindicator met 25% is verlaagd tot 34%. Het cijfer voor 2005 (45%) komt uit de CBS-monitor arbeid en zorg 2005; dit betreft een nulmeting. De monitor is tweejaarlijks en vormt onderdeel van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Het volgende cijfer, over 2007, komt derhalve in 2008.

Instrumenten en activiteiten

• Wet arbeid en zorg: In 2006 is over de verlofregelingen uit de Wet arbeid en zorg voorlichting gegeven via de websites van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en via de site van «Toptijd». Daarnaast was er sprake van een vrij publiciteitstraject gericht op (allochtone) werknemers en werkgevers (via huis-aan-huis-bladen).

• Levensloopregeling: Voorlichten over de levensloopregeling, waaronder ook het gebruik van de ouderschapsverlofkorting.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2009
Het aandeel werknemers (m/v) dat behoefte heeft aan verlof, maar dit (nog) niet gebruikt, op het totaal aantal werknemers (m/v) met behoefte aan verlof (effectindicator)45%34% (– 25% tov 2005)

Bronnen: CBS, EBB-Module Arbeid en Zorg

Kengetallen

Realisatiegegevens voor ouderschapsverlof over het jaar 2006 komen medio 2007 beschikbaar. Voor de regeling financiering loopbaanonderbreking zijn geen gegevens voor het jaar 2006 opgenomen omdat deze regeling per 2006 is beëindigd. Realisatiegegevens voor het aantal ontvangers van de ouderschapsverlofkorting over het jaar 2006 komen eind 2007 beschikbaar.

 200420052006
Zwangerschaps- en Bevallingsverlofuitkering   
Aantal toekenningen werknemers (*1000)131116
Aantal toekenningen zelfstandigen (*1000)510
Adoptieverlofuitkering   
Aantal werknemers met uitkering (*1000)1,51,31,4
    
Ouderschapsverlof   
Aantal werknemers met (betaald en onbetaald) ouderschapsverlof(*1000)7180
Uitkeringen financiering loopbaanonderbreking   
Aantal gebruikers (*1000)0,20,0
Uitkeringslasten (* € 1000)22038
Levensloopregeling   
totaal aantal deelnemers aan de spaarfaciliteit (*1000)344
totaal aantal ontvangers van de ouderschapsverlofkorting (*1000)

Bronnen: UWV, Jaarverslag 2006; CBS, EBB module – arbeid en zorg; CBS, EBB module – levensloop; CBS, Statline.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen voor een stelsel van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang

Doelbereik

De prestatieindicatoren zijn geformuleerd voor 2008. Omdat het aantal werknemers met een volwaardige werkgeversbijdrage is achtergebleven bij de doelstelling is besloten tot invoering van een verplichte werkgeversbijdrage in 2007; de prestatieindicator hier is vervallen vanaf 2007. Het aantal huishoudens met formele kinderopvang in 2005 is gelijk of hoger dan in 2004.

Instrumenten en activiteiten

• Instrumenten en activiteiten uit de begroting 2006

  Uitstel van de invoering van de Wet Inburgering van 2006 naar 1 januari 2007. De reikwijdte van de Wet kinderopvang zou met de invoering van de Wet Inburgering zijn uitgebreid, zodat vanaf dat moment ook oudkomers (naast alleen de nieuwkomers) kinderopvangtoeslag zouden krijgen. Doordat de Wet Inburgering pas per 1 januari 2007 in werking is getreden (Stb. 2006, 625), is de reikwijdte van de Wet kinderopvang op dit onderdeel dus niet in 2006 vergroot, maar pas vanaf 1 januari 2007.

• In het kader van de Subsidieregeling kinderopvang 2006 (Stcrt. 2007, 22) is aan 32 projecten subsidie verleend voor een bedrag van in totaal € 6 miljoen. In het kader van de intensivering 2006 is het budget verhoogd. De belangrijkste thema’s voor 2006 waren de bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang (11 projecten) en de bevordering van samenwerking van kinderopvangvoorzieningen met andere jeugdvoorzieningen (10 projecten).

• Op 1 januari 2007 is de Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt (Stb. 2006, 647) in werking getreden die voor grensarbeiders met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 de aanspraken op kinderopvangtoeslag regelt en een wettelijke grondslag geeft voor een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure.

• In 2006 is uitgebreide voorlichting gegeven over de Wet kinderopvang, onder andere via brochures, vlugschriften, tijdschriften en websites en via radio, televisie.

• Het Jaarverslag 2005 Wet kinderopvang is aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2006/2007, 28 447, nr. 137)

• Motie-Van Aartsen/Bos. De wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang is op 7 november 2006 door de Eerste Kamer aangenomen (Stb. 2006, 590).

Aanvulling op in begroting genoemde instrumenten/activiteiten:

• Intensivering van de kinderopvangtoeslagen met € 130 mln in 2006 ten behoeve van met name de midden- en hogere inkomens (Stb. 2005, 627).

• Vanaf 2007 is er een verdere intensivering met € 125 mln voor het eerste kind. Als gevolg van de voorschotsystematiek van de AWIR wordt de toeslag voor januari 2007 in december 2006 uitbetaald. (Stb. 2006, 716)

• Op grond van een onderzoek waaruit bleek dat de mate waarin werkgevers een toereikende bijdrage geven in de kosten van kinderopvang achterbleef bij de doelstelling, is een wetsvoorstel ingediend tot invoering van een verplichte werkgeversbijdrage. Vanaf 1 januari 2007 zijn werkende ouders verzekerd van een inkomensonafhankelijke bijdrage in de eerste 1/3e van de kosten van kinderopvang (Stb. 2006, 682).

Indicatoren

Het aandeel werknemers met een werkgeversbijdrage was in 2006 64,7%. Dit is lager dan de realisaties over 2004 en 2005, omdat in deze laatste niet was verdisconteerd of deze bijdrage ook volwaardig was (beschikbaar voor alle vormen van kinderopvang voor kinderen tot en met de basisschoolleeftijd en een vergoeding van ten minste 1/6e van de kosten van kinderopvang).

De metingen van het aantal huishoudens dat gebruik maakt van formele kinderopvang zijn voor 2004 en 2005 als gevolg van verschillende meetmethoden lastig vergelijkbaar. De gegevens over 2004 zijn schattingen afkomstig uit een steekproefonderzoek naar het feitelijke gebruik van kinderopvang, terwijl de gegevens voor 2005 realisatiecijfers zijn, afkomstig uit de administratie van de Belastingdienst en betrekking hebben op het ontvangen van een kinderopvangtoeslag. In het laatste gegeven zijn daardoor onder andere niet de huishoudens opgenomen die vanwege de hoogte van hun inkomen geen kinderopvangtoeslag ontvingen (naar schatting ruim 10 000 huishoudens) en om huishoudens met kinderopvang op sociaal-medische indicatie die hun tegemoetkoming geheel van de gemeente ontvangen (naar schatting circa 6000 tot 7000 huishoudens). Realisaties voor 2006 kunnen pas eind 2007 worden geleverd na verwerking van de fiscale aangiften over 2006.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Percentage werknemers met een werkgeversbijdrage (effectindicator)66,169,164,7
Het aantal huishoudens dat gebruik maakt van formele kinderopvang(effectindicator)227 000252000
Het aandeel huishoudens met een inkomen tot € 45 000 binnen het aantal huishoudens met formele kinderopvang(effectindicator)111 000105 000

Bronnen: SZW-administratie; RvB, onderzoek werkgeversbijdragen kinderopvang; Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW.

Kengetallen

Gegevens over het aantal kinderopvangplaatsen worden met het van kracht worden van de wet kinderopvang niet meer verzameld.

 200420052006
Soort opvang (aantal plaatsen * 1000)   
Hele dagopvang124
Buitenschoolse opvang74
Gastouderopvang8
Totaal207

1 Bron: RvB, onderzoek «Het aanbod van Kinderopvang».

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingArbeid en ZorgAD20052006Kamerstukken II, 2006/2007, 30 800, nr. 3
Effecten onderzoek ex post     
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie RKBOD2005Februari 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 28 447, nr. 127
 Gevolgen Wet kinderopvang voor gebruikersOD22004Februari 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 28 447, nr. 128
 Meting kinderopvangwerkgeversbijdrage 2006OD22006Juni 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 28 447, nr. 131
 Evaluatie doelgroepensystematiekOD22006Juli 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 28 447, nr. 133
 Verslag van de werking van de Wet kinderopvang over het jaar 2005OD22006September 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 28 447, nr. 137

26 OVERLEGSTRUCTUREN, COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENVORMING EN MEDEZEGGENSCHAP

Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen.

Omschrijving

Om een bijdrage te leveren aan evenwichtige arbeidsverhoudingen via zelfregulering door sociale partners op hun domein en via afstemming en coördinatie van overheidsbeleid en het beleid van sociale partners op sociaal en sociaal-economisch terrein.

Doelbereik

De algemene doelstelling is in 2006 behaald.

Succesfactoren

Sociale partners hebben in 2006, net als in voorafgaande jaren, veel belang gehecht aan collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en aan medezeggenschap.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 26.1: Begrotingsuitgaven artikel 26 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen2923 6443 5304 131– 601
Uitgaven2923 6333 4774 177– 700
        
Programmauitgaven292288242699– 457
Operationele doelstelling 1       
Voorlichting(WMW)353– 353
Subsidies292288242346– 104
        
Apparaatsuitgaven3 3453 2353 478– 243
Personeel3 2383 1283 254– 126
Materieel107107224– 117
        
Ontvangsten

Toelichting:

Het voor de voorlichting WMW begrote bedrag is niet besteed i.v.m. intrekking van de WMW.

Operationele doelstelling 1: Het bevorderen van zelfregulering door sociale partners

Doelbereik

In 2006 heeft zelfregulering door sociale partners plaatsgevonden.

Instrumenten en activiteiten

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

Op 23 mei 2006 heeft het kabinet de Tweede Kamer het kabinetstandpunt Toekomst PBO aangeboden. Het kabinetstandpunt is erop gericht het huidige PBO-stelsel verder te moderniseren en te democratiseren onder andere door het opstellen van een Code goed bestuur voor de schappen en door een aantal wetswijzigingen aan te brengen in de huidige Wet op de bedrijfsorganisatie. Op 7 september 2006 en op 26 september 2006 is over dit standpunt met de TK overleg gevoerd. Het kabinetstandpunt wordt uitgewerkt in een wetsvoorstel tot wijziging van de Wbo, die gepland staat voor 2007.

Medezeggenschap

• Bij intrekking van het wetsvoorstel Wet medezeggenschap werknemers heeft het kabinet toegezegd de Tweede Kamer in de loop van 2006 een discussienota aan te bieden over een toekomstbestendig medezeggenschapsstelsel. Om aan deze toezegging tegemoet te komen is een onderzoek uitgevoerd. Het rapport, «Vier scenario’s voor de toekomst van de medezeggenschap», is op 19 september aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II 2004/2005, 29 818 en 29 945, nr. 29).

• In het eerste kwartaal van 2006 is het ambassadeursnetwerk ORakel van start gegaan. Het ambassadeursnetwerk bestaat uit tien bestuurders die collega-bestuurders uit verschillende ondernemingen desgewenst van advies voorzien over de omgang met de ondernemingsraad. Het project wordt in 2007 afgesloten met een conferentie.

• Op 1 september 2006 is de wet-Harrewijn in werking getreden. SZW heeft alle bestuurders en alle voorzitters van ondernemingsraden van ondernemingen met meer dan 100 werknemers hierover geïnformeerd.

• Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het Statuut van een Europese Coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers wetsvoorstel is op 18 augustus 2006 in werking getreden. Hiermee is richtlijn 2003/72/EG tijdig geïmplementeerd.

CAO en AVV

• In 2006 is uitvoering gegeven aan de wijziging van het dispensatiebeleid. In maart is daartoe een voorstel voorgelegd aan de Stichting van de Arbeid (Niet-dossierstuk 2005–2006, szw0600222, Tweede Kamer). De regels voor dispensatie van avv zijn gewijzigd bij besluiten van 20 november 2006. Het nieuwe dispensatiebeleid treedt vanaf 1 januari 2007 in werking en wordt in 2009 geëvalueerd. Met deze wijziging zijn heldere regels neergelegd voor de aanvraag van dispensatie van avv en de te volgen procedure.

Kengetallen

• De kengetallen geven informatie over de mate van het gebruik van het aangeboden instrumentarium door sociale partners;

• De – tijdelijk – afgenomen aantallen aangemelde CAO’s en CAO-werknemers hangen samen met de noodzaak van verwerking van ingrijpende nieuwe wetgeving (o.a. vut/prepensioen/levensloop, nieuw zorgverzekeringsstelsel, WIA, kinderopvang, loondoorbetaling bij ziekte) in nieuwe CAO-afspraken;

• Meting van de naleving medezeggenschap vindt om de drie jaar plaats.

 200420052006
Collectieve arbeidsvoorwaardenvorming   
Aantal aangemelde bedrijfstak-CAO’s195176140
Aantal direct gebonden werknemers4 650 0004 856 0003 867 000
Aantal door AVV gebonden werknemers686 000662 500433 000
Aantal aangemelde ondernemings-CAO’s564572398
Aantal gebonden werknemers716 000648 000514 500
Totaal aantal aangemelde CAO’s759748538
Totaal aantal werknemers onder CAO’s6 052 0006 166 0004 814 000
Naleving medezeggenschap   
Percentage OR-plichtige ondernemingen met OR76

Bronnen: Cao-gegevens: SZW Najaarsrapportage CAO-afspraken 2006 (Kamerstukken II, 2006/2007, 30 800 XV, nr. 61) en eerdere jaren. Vanwege een correctie wijken enkele deelcijfers af van de gegevens in de begroting 2006. Door afronding kan de totaaltelling afwijken van de som van onderliggende gegevens.

OR-cijfers: Research voor Beleid Onderzoek naleving WOR 2005 (Kamerstukken II, 2005/2006, 27 610, nr. 4).

Operationele doelstelling 2: Afstemmen en onderling coördineren van overheidsbeleid en het beleid van sociale partners.

Doelbereik

Afstemming en onderlinge coördinatie van overheidsbeleid en het beleid van sociale partners heeft in 2006 plaatsgevonden.

Instrumenten en activiteiten

• Ook in 2006 hebben kabinet en sociale partners vele contacten gehad over de hoofdlijnen van beleid.

• In het Voorjaarsoverleg op 9 maart 2006 (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 300 XV, nr. 95) is uitgebreid stilgestaan bij met name:

– het concept-kabinetsstandpunt ten behoeve van de Europese Voorjaarstop, in het bijzonder de voortgang van de vernieuwde Lissabonstrategie;

– de koopkrachtontwikkeling in 2006. Als uitvloeisel van de afspraken uit het Voorjaarsoverleg heeft hierover nog herhaaldelijk technisch overleg plaatsgevonden met de Stichting van de Arbeid en ouderenbonden.

• Op 13 december is door kabinet en Stichting van de Arbeid teruggeblikt op de afspraken die zijn gemaakt op de zogenoemde Werktop d.d. 1 december 2005. Geconstateerd is dat de in de Werktop gemaakte afspraken zijn nagekomen. Er is onder andere veel in gang gezet en versneld op het terrein van scholing en praktijkleren (Kamerstukken II, 2006/2007, 29 544, nr. 85).

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekGeen    

27 REGULERING VAN INDIVIDUELE ARBEIDSRELATIES

Bescherming van werknemers binnen een arbeidsrelatie onder waarborging van voldoende flexibiliteit voor de werkgever.

Omschrijving

Om werknemers een basisniveau van bescherming te bieden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid van sociale partners.

Doelbereik

In 2006 zijn diverse wetten en regelgeving opgesteld en ingevoerd. Daarnaast zijn beleidsplannen en onderzoeken aan de Tweede Kamer gestuurd. Dit heeft bijgedragen aan het zorgdragen voor de ontwikkeling en het onderhoud van het beleid en de regelgeving op het gebied van gelijke behandeling bij de arbeid, arbeidsrecht en arbeids- en rusttijden en voor het bevorderen van de naleving hiervan.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt onder meer af van de mate waarin sociale partners hun eigen verantwoordelijkheid nemen voor zelfregulering. Door wetgeving en regelgeving te beperken tot hoofdlijnen en in overleg met sociale partners op te stellen en ook eigen verantwoordelijkheid te stimuleren wordt draagvlak voor deze nieuwe wet- en regelgeving gewaarborgd.

Daar waar eigen verantwoordelijkheid niet adequaat wordt opgepakt of onvoldoende recht doet aan de doelstelling worden handhavingsinstrumenten om de naleving te bevorderen dan wel af te dwingen ingevoerd, zoals bij de Arbeidstijdenwet en binnenkort bij de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 27.1: Begrotingsuitgaven artikel 27 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen2 7312 8972 629268
Uitgaven2 6232 9312 629302
        
Programmauitgaven430724438286
        
Operationele doelstelling 1       
Subsidies430724438286
        
Apparaatsuitgaven2 1932 2072 19116
Personeel2 0662 0121 96844
Materieel127195223– 28
        
Ontvangsten316921 800– 1 108

Toelichting

De programmauitgaven voor 2006 zijn hoger dan begroot door een subsidie voor het Europees Jaar van de gelijke kansen voor iedereen (2007). Bij 1e suppletore begroting is hiervoor een bedrag toegevoegd. Het begrote bedrag betrof uitsluitend de jaarlijkse subsidie aan het Expertisecentrum LEEFtijd.

Operationele doelstelling 1: Bevordering van gelijke kansen op (toegang tot) de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep

Doelbereik

• De ongecorrigeerde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen in het bedrijfsleven zijn licht gedaald van 23% in 2000 en 22% in 2002, naar 21% in 2004. Het gecorrigeerde beloningsverschil is gelijk gebleven op 7%.

• Mede door de inwerkingtreding van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd in 2004 is het aantal klachten bij de Commissie gelijke behandeling over de grond leeftijd sterk gestegen.

Instrumenten en activiteiten

• De herziene Tweede richtlijn (gelijke behandeling m/v) is geïmplementeerd in de Wgb m/v. Het wetsvoorstel ter implementatie is in november 2006 in werking getreden.

• De door de Minister van SZW ingestelde werkgroep «Gelijke beloning, dat werkt» heeft activiteiten verricht gericht op het tegengaan van ongelijke beloning in strijd met de wet. De zesde voortgangsbrief gelijke beloning is aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2006/2007, 27 099, nr. 16).

• De evaluatie van de Wet op de medische keuringen is eind 2006 afgerond en wordt naar verwachting in het voorjaar van 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden.

• Tijdens de werktop tussen kabinet en sociale partners op 1 december 2005 is onder andere afgesproken dat de Stichting van de Arbeid een aanbeveling zal opstellen ten behoeve van CAO-partijen en bedrijven over het in bedrijven te voeren minderhedenbeleid en tot het tegengaan van discriminatie. Deze afspraak is uitgevoerd. Op 20 januari 2006 heeft de Stichting de aanbeveling «Samen werken op de vloer» tot stand gebracht. Tevens heeft de Stichting haar verklaring «gelijke behandeling op de arbeidsmarkt» op 20 januari 2006 geactualiseerd.

• Als vervolg op de werktop in december 2005 wordt in overleg met onder andere sociale partners en Commissie gelijke behandeling een landelijke discriminatiemonitor arbeidsmarkt (gericht op de gronden ras, nationaliteit en godsdienst) tot stand gebracht. Deze is 15 december 2006 van start gegaan.

• In opdracht van SZW heeft het Expertisecentrum Leeftijd activiteiten verricht gericht op het tegengaan van ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid, waaronder het uitvoeren van het project Vacatures voor alle leeftijden (VAL 2).

Indicatoren

Onderzoek naar beloningsverschillen vindt elke twee jaar plaats. Het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn is 2004. De rapportage over 2006 vindt naar verwachting plaats eind 2008. De presentatie in de tabel wijkt af van eerdere publicaties, de streefwaarden voor 2006 zijn daarop aangepast.

 20022004Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Gecorrigeerde beloningsverschillen    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven (effectindicator)7%7%6%
Verschil man-vrouw overheid (effectindicator)4%4%3,5%
     
Ongecorrigeerde beloningsverschillen    
Verschil man-vrouw bedrijfsleven (effectindicator)22%21%20%
Verschil man-vrouw overheid (effectindicator)14%14%13%

Bronnen: SZW, de Arbeidsmarktpositie van werknemers

Kengetallen

 200420052006
Commissie gelijke behandeling   
Aantal oordelen op terrein van de arbeid204194228
– geslacht37%22%18%
– leeftijd9%38%42%
– handicap8%12%8%
– overig46%28%32%
Totaal100%100%100%
    
Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen   
Klachten171619
Vragen139143158
Totaal156159177

Bronnen: jaarverslag 2004, jaarverslag 2005 en gegevens uit voorlopig jaarverslag 2006 van Commissie gelijke behandeling; jaarverslag 2004, jaarverslag 2005 en gegevens uit voorlopig jaarverslag 2006 van Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst

Doelbereik

Met de maatregelen aangekondigd in het kabinetsstandpunt WW en ontslagrecht wordt een versoepeling bereikt van het ontslagrecht en de ontslagpraktijk.

Instrumenten en activiteiten

• Op 1 maart 2006 is voor de bepaling van de ontslagkeuze het lifo-beginsel vervangen door het afspiegelingsbeginsel. Deze maatregel leidt ertoe dat – bij bedrijfseconomische ontslagen – niet langer steeds de laatst binnengekomen werknemer als eerste weer voor ontslag in aanmerking komt (veelal jongeren en herintreders). Ontslagen zullen meer gelijkmatig worden gespreid over de verschillende leeftijdscategorieën. De maatregel is mede bedoeld als stimulans voor werknemers om te blijven investeren in kennis en vaardigheden. (Staatscourant 2006, nr. 168)

• Eveneens op 1 maart 2006 is met een wijziging van het Ontslagbesluit geregeld dat de bedrijfseconomische noodzaak van een collectief ontslag niet behoeft te worden getoetst als werkgever en vakbonden daarover overeenstemming hebben. Dit voorstel is vooral bedoeld om doublures te voorkomen. Bij een collectief ontslag dienen werknemersverenigingen reeds te worden geraadpleegd. Daarbij zijn uiteraard ook noodzaak en omvang van het aantal te vervallen arbeidsplaatsen aan de orde. (Staatscourant 2006, nr. 169)

• Vanaf 1 maart 2006 wordt extra voorlichting gegeven over ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid en over wijziging van de arbeidsovereenkomst bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid om onnodige (CWI-)procedures tegen te gaan. Als na de periode van twee jaar van loondoorbetaling bij ziekte blijkt dat een werknemer (naar het oordeel van het UWV) arbeidsongeschikt is en niet kan worden verwacht dat deze binnen afzienbare termijn weer bij de werkgever aan de slag kan, ligt het niet in de rede dat voor de werknemer een ontslagvergunning wordt gevraagd. Partijen kunnen immers de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigen. Als na twee jaar blijkt dat een werknemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en nog bij de werkgever werkzaam kan blijven voor een minder aantal uren of voor het verrichten van andere dan de oorspronkelijke werkzaamheden, dan kan de arbeidsovereenkomst in onderling overleg worden aangepast en is evenmin een vergunning vereist.

• Vanaf 1 oktober 2006 is door de inwerkingtreding van de Wet wijziging WW-stelsel een beperking van de verwijtbaarheidstoets WW van kracht om pro forma-procedures bij CWI en kantonrechter tegen te gaan. De maatregel leidt ertoe dat arbeidsovereenkomsten vaker met wederzijds goedvinden zullen worden beëindigd (waarvoor geen toestemming nodig is van CWI of kantonrechter) zonder dat er voor de werknemer het gevaar bestaat, dat hij zijn aanspraak op WW-uitkering verliest. (Staatscourant 2006, nr. 243)

• In het kader van het advies over het sociaal-economisch beleid op middellange termijn (MLT) had de SER het voornemen ook advies uit te brengen over de inrichting van het ontslagstelsel en de (hoogte van de) ontslagvergoedingen. Uiteindelijk heeft de SER op 11 december 2006 geconcludeerd dat het niet mogelijk is om tot een gemeenschappelijke opvatting over de inrichting van het ontslagstelsel en de (hoogte van de) ontslagvergoedingen te komen. De SER is wel voornemens om na de totstandkoming van een nieuw kabinet te bezien of en, zo ja, hoe dit dossier kan worden afgerond, al dan niet naar aanleiding van een nieuwe adviesaanvraag. In verband hiermee zijn van de zijde van het kabinet in 2006 op het ontslagdossier geen verdere activiteiten ontplooid.

Kengetallen

 200420052006
Ontslagen   
Aantal ontslagaanvragen CWI90 25374 63448 610
Waarvan via collectieve aanvraag (percentages)15%16%14%
Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken72 01167 60854 123
Totaal aantal aanvragen en verzoeken162 264142 242102 823
    
Aanvragen WTV (werktijdverkorting)   
Aantal aanvragen347191207
Aantal toegewezen18586130

Bronnen: CWI, jaarverslag 2006; SZW, WTV-rapportage 2006

Operationele doelstelling 3: Zorgdragen voor een adequaat normstelsel voor arbeids- en rusttijden

Doelbereik

Het normstelsel van arbeids- en rusttijden, vastgelegd in de Arbeidstijdenwet, is verregaand vereenvoudigd.

Instrumenten en activiteiten

• De parlementaire behandeling van de voorstellen tot vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet is afgerond. Door de beperking van de wettelijke regels tot hetgeen nodig is voor de bescherming van de werknemer ontstaan voor de sociale partners grotere mogelijkheden de arbeids- en rusttijden zelf nader in te vullen. De aangepaste wetgeving is op 1 januari 2007 in werking getreden.

• Vereenvoudiging van afgeleide regelgeving (Arbeidstijdenbesluit, Arbeidstijdenbesluit vervoer, Nadere regelgeving kinderarbeid) is in gang gezet.

• Voorlichtingscampagne rondom de nieuwe wetgeving is voorbereid.

• Overeenstemming in de Europese Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid over aanpassing van de Europese arbeidstijdenrichtlijn in verband met aanwezigheidsdiensten is niet bereikt.

Kengetallen

Omdat met het oog op de vereenvoudigde Arbeidstijdenwet geen ATW-onderzoek meer wordt uitgevoerd, zijn geen geactualiseerde kengetallen beschikbaar.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie besluit aanstel- lingskeuringen 2004voorjaar 2007 
      
 Evaluatie algemene wet gelijke behandeling (voortouw BZK) 2005december 2006Kamerstukken II, 2007/2008, 28 481, nr. 4
      
 Evaluatie Flexwet 20062007 
      
 Evaluatie Wet op de Medische keuringen (voortouw VWS) 2006voorjaar 2007 

28 PENSIOENBELEID

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen.

Omschrijving

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken over aanvullend pensioen en om een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

Doelbereik

Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 413) op 1 januari 2007 wordt voor werknemers en gepensioneerden meer zekerheid bereikt over de (toekomstige) uitbetaling van hun pensioen. Daartoe worden eisen gesteld aan de omvang van het eigen vermogen van de pensioenfondsen. Ook hebben pensioendeelnemers een wettelijk recht op goede voorlichting over hun pensioen. Verder mogen pensioenregelingen geen toetredingsleeftijd hanteren van hoger dan 21 jaar. Tenslotte is in de wet opgenomen dat pensioenfondsen moeten voldoen aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals die tussen de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties is overeengekomen.

Succesfactoren

• De gunstige economische ontwikkelingen droegen bij aan een verdere verbetering van de vermogenspositie van pensioenfondsen. De gemiddelde pensioenpremie in 2006 lag op een lager niveau dan in voorgaande jaren. De indexatie van pensioenopbouw en pensioenuitkeringen kon echter nog niet bij alle pensioenfondsen volledig worden toegekend.

• De overeenstemming tussen de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties over de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur is een belangrijke stimulans op weg naar een transparant beheer en bestuur van de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen. Op 13 december 2006 werd een intentieverklaring getekend tussen sociale partners en ouderenorganisaties, gericht op verbetering van de deskundigheid van leden van besturen, deelnemersraden en toezichtorganen van pensioenuitvoerders.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 28.1: Begrotingsuitgaven artikel 28 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen98361 8081 48360 325
Uitgaven98334 0081 48332 525
        
Programmauitgaven32 50032 500
Tijdelijke Regeling Pensioenverevening bij scheiding32 50032 500
        
Apparaatsuitgaven9831 5081 48325
Personeel9481 4091 35158
Materieel3599132– 33
        
Ontvangsten

Toelichting:

Er is uitvoering gegeven aan een motie van de Tweede Kamer voor het treffen van een regeling voor een groep mensen, die gescheiden is voor 27 november 1981 en geen gebruik kan maken van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (motie Mosterd en Verbeet van 21 september 2006, Kamerstukken II, 2006/2007, 30 413, nr. 69): de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening Stscrt. 13 december 2006, nr. 243/pagina 33). Op grond van deze regeling kunnen ongehuwde pensioengerechtigden, die aan de voorwaarden van de regeling voldoen, in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van 4500 euro. De helft van het geraamde budgettaire beslag van de regeling, € 32,5 mln, is ten laste gebracht van 2006. De tijdelijke regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Operationele doelstelling 1: Vergroten van het bereik van aanvullende pensioenen

Doelbereik

• De huidige statistieken geven geen goed inzicht in het aantal personen dat geen aanvullend pensioen opbouwen. Pas met het opnieuw in kaart brengen van de witte vlek op pensioengebied kunnen meer definitieve uitspraken over het vergroten van het bereik van aanvullende pensioenen worden gedaan. Dit onderzoek zal in 2007 worden uitgevoerd.

Instrumenten en activiteiten

• De mede door SZW gesubsidieerde Pensioenkijker.nl heeft in 2006 een campagne gevoerd over pensioen bij het wisselen van baan. Verder biedt de Pensioenkijker.nl actuele informatie over pensioenen en wat te doen bij belangrijke life-events als overlijden, trouwen, scheiden en arbeidsongeschiktheid. De inspanningen van de Pensioenkijker.nl werden beloond met de Gouden Megafoon voor het bevorderen van de transparantie van de pensioenmarkt

• In de Pensioenwet is een minimumtoetredingsleeftijd van 21 jaar opgenomen. Tevens is het wettelijk mogelijk gemaakt dat zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) tot maximaal 10 jaar kunnen voortgaan met pensioenopbouw bij een pensioenfonds.

• De invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling heeft geleid tot wijzigingen van pensioenregelingen. Die zullen mogelijk hebben geleid tot enige vergroting van het bereik van aanvullend pensioen daar waar de franchise substantieel is verlaagd.

Indicatoren

Het percentage werknemers tussen de 25 en 65 jaar dat uitgesloten wordt van deelname in een pensioenregeling van de werkgever zal worden gemeten in het onderzoek naar de aard en omvang van de witte vlek op pensioengebeid per eind 2006. Dit onderzoek zal in de loop van 2007 worden uitgevoerd en de resultaten daarvan zullen aan de Kamer worden gemeld.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Percentage werknemers tussen 25 en 65 jaar dat uitgesloten wordt van een pensioenregeling van de werkgever (effectindicator)nog niet bekend3,5%

Kengetallen

In de toetredingsleeftijd van pensioenregelingen is weinig verandering opgetreden. Wel is het aantal deelnemers aan regelingen met een toetredingsleeftijd > 25 jaar gestegen. Dit is een gevolg van de wet VPL. Een aantal fondsen heeft hierdoor bestaande pensioenregelingen gesplitst in een regeling voor werknemers geboren voor 1950 en een regeling voor werknemers die nà deze datum zijn geboren. De regeling voor de eerste groep kent in dat geval een hoge toetredingsleeftijd.

 200420052006
Toetredingsleeftijd bij pensioenregelingen   
Aandeel actieve deelnemers (%)   
<= 25 jaar42%44%43%
> 25 jaar0%0%2%
Onbekend58%56%55%

Bron: Pensioenmonitor, DNB.

Operationele doelstelling 2: Verbeteren van de houdbaarheid van het stelsel van aanvullende pensioenen

Doelbereik

• Nagenoeg alle pensioenregelingen zijn aangepast als gevolg van de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling. Vervroegd uittreden wordt fiscaal niet langer gefaciliteerd. Door optimaal gebruik te maken van de fiscale arrangementen voor de opbouw van ouderdomspensioen (verlaging franchise en verhoging opbouwpercentage) blijft vervroegd uittreden voor het 65e jaar wel mogelijk, maar op een later moment dan voorheen. De verwachting is dat de gemiddelde uittredeleeftijd in de pensioenregeling met een tot anderhalf jaar zal stijgen. Omdat werknemers langer zullen blijven werken is het draagvlak voor de financiering van het pensioenstelsel vergroot en daarmee de houdbaarheid beter gegarandeerd.

• Ook is in veel regelingen de mogelijkheid tot deeltijdpensioen gerealiseerd. Dat maakt ook dat mensen langer doorwerken en daarmee langer premie blijven bijdragen.

• Een aantal pensioenfondsen heeft in 2006 hun bedrijfsvoering al ingericht volgens de richtlijnen van het Financieel Toetsingskader. Daarmee is het toezicht meer afgestemd op de marktontwikkelingen en konden de risico’s beter worden beheerst.

• De inspanningen in het veld om te voldoen aan de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur heeft een positief effect op de kwaliteit van de uitvoering van pensioenregelingen en daarmee op het draagvlak voor het stelsel.

Instrumenten en activiteiten

• De Pensioen- en Spaarfondsenwet 1952 is op 1 januari 2007 vervangen door de Pensioenwet.

• Het materieel en prudentieel toezicht wordt uitgeoefend door De Nederlandsche Bank, die daarover separaat rapporteert.

Kengetallen

De ontwikkeling van eindloonregeling naar middelloonregeling heeft zich licht voortgezet. Het aandeel deelnemers met een beschikbare premieregeling neemt toe (in deelnemers: van 2,3% in 2004 naar 3,6%).

 200420052006
Type regeling bij pensioenregelingen   
Aandeel actieve deelnemers (%)   
– Eindloon12%11%10%
– Middelloon73%74%76%
– Beschikbare premie2%3%4%
– Overig13%12%10%

Bron: Pensioenmonitor, DNB.

Operationele doelstelling 3: Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Doelbereik

Uit de evaluatie van het Convenant ter bevordering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen in 2005 blijkt dat aanzienlijk minder dan 65% van de pensioenfondsen op een juiste wijze uitvoering gaf aan de aanbevelingen van het convenant.

Instrumenten en activiteiten

• In 2006 is de stap gemaakt de discussie over medezeggenschap van gepensioneerden te verbinden met die over de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Op verzoek van sociale partners en de ouderenorganisaties zijn de principes voor goed pensioenfondsbestuur en de afspraken over medezeggenschap van gepensioneerden wettelijk verankerd in de Pensioenwet. In 2008 zal opnieuw worden geëvalueerd.

• Door een groot aantal partijen in het veld is op initiatief van het CSO, daartoe ondersteund door een projectsubsidie van SZW, een start gemaakt met een coördinerend overleg gericht op de verbetering van de kwaliteit van het bestuur van pensioenfondsen. Aan de orde is afstemming over het profiel van en daaraan gekoppelde opleidingen voor bestuursleden, toezichthouders en medezeggenschappers bij pensioenfondsen. De coördinatierol wordt thans ingevuld door de SER.

• In de Pensioenwet is de verplichting aan pensioenfondsen opgenomen een pensioenregister op te richten. Zo’n register moet werknemers inzicht bieden in de stand van hun pensioenopbouw. Pensioenuitvoerders en SVB werken aan een pensioenregister. Sinds 1 januari 2007 wordt door pensioenuitvoerders gebruik gemaakt van een uniform pensioenoverzicht, een belangrijke bouwsteen voor het register;

Indicatoren

Het streefgetal is niet gehaald. Minder dan 65% van de pensioenfondsen voldeed aan het vereiste van een evenredige vertegenwoordiging van gepensioneerden in bestuur of deelnemersraad. Deze teleurstellende uitslag heeft een aanjagend effect gehad op de inspanningen van partijen om tot nadere afspraken te komen over de principes voor goed pensioenfondsbestuur.

 Streefwaarde 2005Realisatie 2005Realisatie 2006
Percentage pensioenfondsen met meer dan 250 deelnemers met een (evenredige) vertegenwoordiging van gepensioneerden in bestuur/deelnemersraad (effectindicator)65%40%niet bekend

Bronnen: Tussenevaluatie medezeggenschap gepensioneerden Een onderzoek in opdracht van Pensioencommissie SER, Den Haag, oktober 2005.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie Vrijstellingsbesluit Wet BpfOD1oktober 2005april 2006Kamerstukken II, 2005/2006, 27 073, nr. 23
 Evaluatie Wet verevening pensioenrechtenOD22006eerste helft 2007Kamerstukken II, 2004/2005, 29 481, nr. 13, pagina 1

29 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN, ARBOZORG EN VERZUIM

Bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en goede ARBO-zorg.

Omschrijving

Om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te beperken.

Om bij te dragen aan arbeidsproductiviteit en groei van ondernemingen

Om incidenten met een maatschappelijk ontwrichtend karakter te voorkomen

Doelbereik

Het verzuim en de WAO/WIA-instroom zijn door de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter (Wvp) en het flankerend beleid in de periode 2002 – 2005 substantieel verminderd (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 150, nr. 1). Het verzuim is volgens het CBS gedaald tot 4% in 2004 en heeft zich gestabiliseerd in 2005. De daling van het ziekteverzuim heeft als effect dat ook de instroom in de WAO/WIA sterk is verminderd. Het evaluatieonderzoek Wvp signaleert als effect ook dalende kosten voor bedrijven.

Het aantal incidenten met een (potentieel) maatschappelijk ontwrichtend karakter is op een vergelijkbaar (laag) niveau met de afgelopen jaren.

Succesfactoren

Uit het evaluatieonderzoek Wvp blijkt dat werkgevers en werknemers in toenemende mate meer verantwoordelijkheid nemen voor een tijdige aanpak van verzuim en vroegtijdige re-integratie. Gesignaleerd wordt dat met name de inspanningen door werkgevers en bedrijfsartsen toegenomen zijn. De in 2006 aanvaarde herziening van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) geeft de sociale partners meer verantwoordelijkheden op dit gebied.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 29.1: Begrotingsuitgaven artikel 29 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen25 39947 75545 830103 50285 57292 428– 6 856
Uitgaven22 81740 63944 02393 08893 75592 4281 327
        
Programmauitgaven22 81740 63944 02342 33742 93245 549– 2 617
        
Operationele doelstelling 1       
Handhaving223388251675675
Primair proces2 2872 9343 1543 5172 657860
Subsidies5 4575 11410 40112 61912 403216
Voorlichting1 0371 037
Onderzoek1 8541 8372 5862 0811 328753
Operationele doelstelling 2       
Arboconvenanten20 29520 15723 26616 89913 45321 575– 8 122
Primair proces53115799
Subsidies2 5229 7418 3638 0749 1697 5861 583
Voorlichting125505583222222
Onderzoek7951 085232150150
        
Apparaatsuitgaven50 75150 82346 8793 944
Personeel43 86842 42040 8941 526
Materieel6 8838 4035 9852 418
        
Ontvangsten4 9796 1156 7987 0933 8865 084– 1 198

Toelichting:

De realisatie van de Arboconvenanten is achtergebleven bij de begroting door het lager uitvallen van de gerealiseerde kosten bij afrekeningen waardoor de openstaande verplichting niet (volledig) wordt benut, het verlengen van convenanten en het niet-tijdig indienen van eindafrekeningen.

Operationele doelstelling 1: Beperken van de arbeidsrisico’s waaraan werknemers zijn blootgesteld.

Doelbereik

De indicatoren geven aan dat de arbeidsrisico’s waaraan werknemers worden blootgesteld op onderdelen afnemen.

Instrumenten en activiteiten

• Wet- en regelgeving: De gewijzigde Arbowet en de het eveneens gewijzigde Arbobesluit en de Arboregeling zijn op 1 januari 2007 inwerking getreden. Hiermee wordt de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid gerealiseerd. Tevens blijft alleen bij zwaarwegende redenen nationale regelgeving gehandhaafd. Deze wijzigingen houden niet alleen een vermindering van de regelgeving in, maar ook een vermindering van de administratieve lasten voor werkgevers van ca 100 miljoen euro op jaarbasis.

• Door middel van het programma Versterking Arbeidsveiligheid worden goede praktijken ontwikkeld en uitgevoerd voor het versterken van de veiligheidscultuur en het vergroten van het veiligheidsbewustzijn binnen bedrijven. In 21 trajecten is men volop aan de slag, en worden de eerste resultaten zichtbaar, zoals spectaculaire toename in het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en dalende ongevallencijfers. Tevens wordt gewerkt aan een risicobeheerssysteem dat inzicht geeft in de risico’s en de meest effectieve beschermingsmaatregelen. Een eerste versie van het systeem wordt in de praktijk getest.

• Via het Programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) stimuleert en faciliteert SZW het MKB om de blootstelling van werknemers aan stoffen te beheersen. In 2006 is gestart met de uitvoering van 24 actieplannen. Hiermee is de doelstelling van het programma VASt ruimschoots gehaald. De betrokken sectoren tellen meer dan 150 000 bedrijven met gezamenlijk meer dan 1 miljoen werkenden, waarvan meer dan 600 000 worden blootgesteld aan stoffen. In totaal nemen 64 (branche)organisaties aan het programma deel.

• Subsidieregeling SPA: Stimuleren van ontwikkeling van nieuwe of sterk verbeterde arbeidsmiddelen. De doelstelling voor 2006, te weten het subsidiëren van14 projecten, is gehaald. In 2006 zijn in totaal 15 projecten gesubsidieerd. Per project bedraagt het maximale subsidiebedrag € 95 000.

• Subsidieregeling FARBO: Stimuleren van aanschaf en gebruik van innovatieve, arbovriendelijke arbeidsmiddelen. Het subsidiebudget voor 2006 bedraagt € 4,5 miljoen. Gemiddeld is per product een subsidiebedrag van € 5 000 uitgekeerd.

• De Arbeidsinspectie voert in de sectoren met de grootste arbo-risico’s inspectieprojecten uit om de Arbowet daar te handhaven waar de kans op misstanden het hoogst is. Tevens worden klachten van werknemers over hun arbeidsomstandigheden behandeld en worden onderzoeken naar aanleiding van arbeidsongevallen gedaan.

Indicatoren

• In de NEA zijn voor de meting van het percentage werknemers dat wordt blootgesteld aan schadelijk geluid de categorieën «heel vaak» en «regelmatig» samengevoegd. Voorheen werd uitsluitend het percentage aangegeven dat «heel vaak» scoorde. De streefwaarde 2006 is gebaseerd op deze oude categorie-indeling.

• In de arboconvenanten is m.b.t. het deel van de werkenden dat regelmatig kracht moet zetten tijdens het werk als prestatie-indicator een afname van 30% vastgelegd. Het deel van de werkenden dat regelmatig kracht moet zetten tijdens het werk is echter al enige jaren stabiel rond de 22%. Hoewel we op dit moment voor kracht zetten geen neerwaartse tendens zien kan niet geconcludeerd worden dat in praktijk geen vooruitgang is geboekt ten aanzien van blootstelling aan kracht zetten. Maatregelen die de afgelopen jaren genomen zijn, kunnen er toe geleid hebben dat werknemers wel nog kracht moeten zetten, maar dat de hoeveelheid kracht die gezet moet worden is afgenomen. Zo blijkt uit de monitor van het Arboconvenant Gehandicaptenzorg dat de reductie van blootstelling aan fysieke belasting 17% à 20% bedraagt.

• De Arbeidsinspectie heeft in 2006 relatief veel pilot-projecten uitgevoerd voor de brochure-aanpak. In deze aanpak worden branches door middel van brochures van te voren ingelicht over risico’s in de branche en daarop te treffen maatregelen en waar de AI bij controle op zal letten. Vanuit de meer preventieve doelstelling van deze projecten is er relatief weinig noodzaak tot handhaving. Hierdoor is de realisatie van de indicator «Percentage door AI bezochte bedrijven waar wordt gehandhaafd» lager uitgekomen dan de streefwaarde.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Percentage werknemers blootgesteld aan schadelijk geluid (effectindicator)113% (5%)10,1% (5%)9,3%(2,3%)
Percentage werknemers dat regelmatig kracht moet zetten (effectindicator)23%24,8%24%15,4%
Aantal afspraken met branches; versterking arbeidsveiligheid (prestatieindicator)6212120
Percentage door AI bezochte bedrijven waar wordt gehandhaafd (prestatieindicator)50%56%51%55%

Bronnen:

NEA 2006, Rapportage Arboconvenanten, versterking arbeidsveiligheid en versterking arbeidsomstandighedenbeled stoffen (Kamerstukken II, 2005/2006, 25 883, nr. 83); Arbeidsinspectie

1 Weegegeven is de som van het aantal werknemers dat «heel vaak» en «regelmatig» blootgesteld is aan schadelijk geluid. Tussen haakjes staat het aantal werknemers dat uitsluitend «heel vaak» wordt blootgesteld.

Kengetallen

De risicogroepen blijven door de jaren heen redelijk stabiel. In de periode 2000–2004 is het aantal arbeidsongevallen met letsel en verzuim gedaald met 17%. In dezelfde periode is het aantal arbeidsongevallen met ziekenhuisopname gedaald met 22% en het aantal arbeidsongevallen met dodelijke afloop met 29%. De risicogroepen blijven door de jaren heen redelijk stabiel.

 200420052006
Aantal verzuimongevallen85 00086 0001
Aantal doden door arbeidsongevallen83751
Ongevallen met letsel en verzuim (aantal per 100 000 werknemers)1 1001 1001

Bron: Enquete beroepsbevolking CBS, Arbeidsinspectie.

1 Cijfers 2006 komen medio 2007 beschikbaar.

Farbo-producten met (gedeeltelijk) positief advies van de Arbeidsinspectie
Fiscale regeling11 600Fiscale regeling vervangen door subsidieregeling
Subsidieregeling20002000

Bron: Arbeidsinspectie.

Operationele doelstelling 2: Beperken ziekteverzuim en instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen ten gevolge van arbeid.

Doelbereik

Naast de Wvp zijn de laatste jaren ook andere instrumenten en activiteiten ingezet ter preventie van verzuim die effect hebben op de daling van het verzuim en de instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen. De effectiviteit van maatregelen wordt vergroot door de inzet van een mix van regelgeving en flankerende instrumenten die gericht zijn op dezelfde doelstelling. Een aantal instrumenten en activiteiten staat hieronder weergegeven.

Instrumenten en activiteiten

• Faciliteren van voortgaande digitalisering van branchespecifieke RI&E’s die via internet vrij toegankelijk zijn:

• De ontwikkeling van digitale rie-instrumenten is gecontinueerd. Van de in ontwikkeling genomen instrumenten zijn er intussen 5 gereed, de overige 4 komen in februari 2007 beschikbaar.

• Het beleid gericht op aanjagen van de erkenning van rie-instrumenten is voortgezet. Inmiddels zijn 93 erkende branche rie-instrumenten beschikbaar op www.rie.nl.

• Ontwikkelen van ARBO informatiepakketten voor het MKB.

• Het afgelopen jaar is de digitale gids «Ketenbenadering preventie en verzuim» ontwikkeld en opwww.arbo.mkb.nlgeplaatst. De informatie op deze website geactualiseerd, onder meer met informatie over de nieuwe Arbowet. Tenslotte is verder gewerkt aan verbetering vanwww.arbo.nl, ook ten behoeve van werknemers.

• In totaal zijn 69 arboconvenanten afgesloten, waarmee 3,7 miljoen werknemers, zo’n 53% van de werkzame beroepsbevolking, onder een arboconvenant vallen. In de arboconvenanten worden maatregelen genomen om het ziekteverzuim en het aantal arbeidsongeschikten te verminderen. De partijen slagen er doorgaans is om de afgesproken reductie van het ziekteverzuim of de WAO-instroom te realiseren. In 2006 hebben 19 arboconvenanten het einde van de looptijd bereikt; in de daaraan voorafgaande jaren liepen 20 trajecten af.

• De Commissie Het Werkend Perspectief (CWP) heeft ook in 2006 activiteiten ondernomen om o.a. de beeldvorming van arbeidsgehandicapten te verbeteren. Eind 2005 is de Stichting Werkgeversforum opgericht dat werkgeversgerichte activiteiten gaat overnemen van de CWP. Bij het Werkgeversforum zijn nu ca. 50 leden aangesloten.

• Voorlichtingsactiviteiten van SZW, UWV, CWP en werkgevers- en werknemersorganisaties zijn in 2006 gecombineerd in een gezamenlijke beeldvormingscampagne gericht op werken van gedeeltelijk arbeidsgeschikten.

Indicatoren

• De risicoinventarisatie&evaluatie (RI&E) betreft een verplichting voor nagenoeg alle werkgevers: een basis voor de systematische aanpak van arbeidsomstandigheden en verzuim. Na wijziging van de steekproef- en waarnemingswijze bleek in 2004 dat bij veel meer bedrijven het RI&E-document ontbrak dan eerder werd waargenomen. Voor de begroting 2007 is daarom een nieuw streefcijfer ontwikkeld (54% in 2007). Hierbij moet worden opgemerkt dat de achterstand vooral zeer kleine bedrijven betreft. In 2006 is vrijwel 90% van de werknemers werkzaam bij een bedrijf dat over een RI&E-document beschikt.

• De effectindicator «aandeel arbeidsgehandicapten dat nog aanpassing in het werk noodzakelijk acht» is in de periode 2004–2005 gestabiliseerd op 16% zoals blijkt uit de monitor Arbeidsgehandicapten 2005 (Kamerstukken II, 2006/2007, 29 461, nr. 23). In de begroting 2006 is geen cijfer voor deze effectindicator opgenomen omdat in de periode 2006–2007 overgestapt wordt op een andere wijze van monitoringsonderzoek.

 200420052006Streven 2006
RI&E’s beschikbaar bij bedrijven (effectindicator)50,5%47,5%194%
Aandeel werkzame arbeidsgehandicapten dat nog aanpassingen in het werk noodzakelijk acht (effectindicator)16%16%– 

Bron: AI monitor, NEA 2006

1 Het exacte cijfer voor 2006 komt naar verwachting beschikbaar medio 2007. Het verschil tussen de streefwaarde 2006 en de realisatiecijfers 2004/2005 komt voort uit een wijziging in de AI monitor waarop deze cijfers zijn gebaseerd. Dit is nader toegelicht in de Arbobalans 2005. Bij het vaststellen van (de streefwaarden voor) de begroting 2006 is met deze wijziging geen rekening gehouden. In de begroting 2007 zijn aangepaste streefwaarden opgenomen.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie wet verbetering poortwachterOD20052005Kamerstukken II, 2005/2006, 30 510, nr. 1.
 Eindevaluatie ArboconvenantenOD20062007KamerstukkenII, 2005/2006, 25 883, nr. 77

30 INKOMENSBESCHERMING MET ACTIVERING

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies.

Omschrijving

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies en hen in beginsel een inspanningsverplichting om betaalde arbeid te verkrijgen op te leggen.

Doelbereik

Personen slagen er weer meer in zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien. Dit blijkt uit de vermindering van het volume uitkeringsgerechtigden bij zowel WWB als WW. Het aantal WWB uitkeringen daalde van gemiddeld 336 duizend in 2005 naar gemiddeld 317 duizend in 2006. Het volume WW (in aantal uitkeringsjaren) daalde van 277 duizend in 2005 naar 237 duizend in 2006.

Diverse bestaande en nieuwe activiteiten op het gebied van handhaving en naleving hebben bijgedragen aan het voorkomen van onterechte verstrekking van uitkeringen. Het aantal fraudeonderzoeken is toegenomen en daarmee ook het opgespoorde fraudebedrag.

Voor de realisatie van de beleidsprioriteit om de re-integratie te versterken, wordt verwezen naar artikel 23.

Succesfactoren

Het behalen van deze doelstelling is mogelijk gemaakt doordat:

• De kwaliteit en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving is verbeterd door de afspraken met VNG en Tweede Kamer over het vaststellingsmoment van de verdeling van het macrobudget voor het I-deel WWB en vergroting van de transparantie door verbetering van de informatiestructuur.

• De effectiviteit van de uitvoering van de wetten door gemeenten en het UWV is verbeterd door de aanpassingen in 2006 van de budgetteringssystematiek WWB, door sturing op resultaat via prestatieafspraken met UWV en door activiteiten ter versterking van de samenwerking van gemeenten en ketenpartners CWI en UWV in de SUWI-keten.

• De hoogte van het nalevingsniveau van wet- en regelgeving door de uitkeringsgerechtigden is bevorderd door de uitvoering van het SZW-handhavingsprogramma 2003–2006, door meer fraudeonderzoeken, handhaving van grensoverschrijdende bijstandsfraude, additionele projecten ter verbetering van de handhaving, kwaliteitsverbetering van de uitvoering door middel van bestuurlijke afspraken en het toezicht op gemeenten en de Stimuleringsregeling Hoogwaardig Handhaven. Bij de WW vertoont het aantal fraudeconstateringen en overtredingen een daling.

Indicatoren

In de begroting zijn geen indicatoren opgenomen bij de algemene doelstelling.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 30.1: Begrotingsuitgaven artikel 30 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen4 533 6373 437 53410 145 3864 803 9084 438 1174 803 188– 365 071
Uitgaven4 379 0514 624 1605 175 9425 018 3014 620 8094 740 404– 119 595
        
Programmauitgaven4 379 0514 624 1605 175 9425 014 5824 614 3494 733 457– 119 108
        
Operationele doelstelling 1       
WWB4 298 6834 225 3484 616 1464 564 5704 190 0944 313 111123 017
IOAW219 400191 023201 782173 306214 313– 41 007
IOAZ39 80036 72834 54339 48742 938– 3 451
Bijstandzelfstandigen38 60063 75388 10288 89766 63422 263
Bijstandbuitenland2 6002 3492 1011 9412 600– 659
Overig185 41927 73329 9629 20620 756
Handhaving18 66335 25213 85617 47717 51514 7802 735
Subsidies9709891193400
Voorlichting117251110584584
Operationele doelstelling 3       
WWIK uitkeringslasten53 78455 13559 36357 03240 82339 3941 429
WWIK uitvoeringskosten5 5074 751756
Operationele doelstelling 4       
BIA uitkeringslasten6 6006 5766 2305 9414 8745 618– 744
BIA uitvoeringskosten35134370567222920029
Operationele doelstelling 5       
TRI uitkeringslasten11 40517 96018 500– 540
TRI uitvoeringskosten3 0803 1701 4121 758
        
Apparaatsuitgaven3 7196 4606 947– 487
Personeel3 5966 1936 672– 479
Materieel123267275– 8
        
Ontvangsten32 14372 87044 23145 50488 00888 008

Toelichting op de tabel budgettaire gevolgen van beleid: financiële informatie

WWB

De onderuitputting van circa € 123 miljoen bij de WWB ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is veroorzaakt door een lager beroep op de bijstand. Dit kwam tot uitdrukking in lagere realisatiecijfers over 2005 en een gunstigere ontwikkeling van de werkloosheid dan aanvankelijk door het Centraal Planbureau was geraamd. De ontwikkeling van de WWB uitgaven kan niet los worden gezien van de wet zelf. Voor 2006 bedroeg het geraamde effect van de WWB op de bijstandsuitgaven door gemeenten € 50 miljoen (cumulatief € 250 miljoen).

IOAW/IOAZ

De IOAW en IOAZ laten een onderbesteding van € 44 miljoen zien. Dit is het gevolg van de dalende volumeontwikkeling.

Bijstand zelfstandigen

De realisatie op het BBZ is € 22 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van in 2006 gedane nabetalingen als gevolg van aanvullende uitkeringen en vaststellingen. Op macroniveau sluit de bevoorschotting aan op de werkelijke kosten. Niettemin kregen op microniveau sommige gemeenten te veel of te weinig.

Bijstand overig (waaronder Armoede en «sociale uitsluiting»)

De overschrijding van € 21 miljoen is vooral veroorzaakt door de inwerkingtreding van de Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening. Deze regeling vloeit voort uit een amendement van de PvdA om € 25 miljoen beschikbaar te stellen voor schuldhulpverlening. Uit dit budget worden onder meer beleidsactiviteiten op het gebied van armoede en problematische schulden (preventie, budgetbegeleiding, nazorg) voor rijk en gemeenten gefinancierd. Daarnaast spelen de lasten van aanvullende uitkeringen aan gemeenten een rol.

Handhaving

Uit het budget voor handhaving zijn diverse activiteiten gefinancierd die gericht zijn op de ondersteuning en facilitering van gemeenten op het handhavingsdomein. Dit betreft onder meer de uitvoeringskosten van het inlichtingenbureau voor gemeenten. De overschrijding van € 3 miljoen wordt veroorzaakt door het naar voren halen van een aantal voorgenomen activiteiten uit het SZW-handhavingsprogramma 2007–2010.

BIA

Dit is een tijdelijke regeling die vervalt met ingang van 1 december 2016. Tot deze vervaldatum zullen het volume en de uitkeringslasten blijven dalen. Ook de toegerekende uitvoeringskosten aan BIA zullen ieder jaar dalen. De daling van de uitvoeringskosten in 2006 ten opzichte van 2005 komt door volumedaling. Daarnaast hanteert het UWV met ingang van 2006 een nieuwe systematiek voor het toerekenen van uitvoeringskosten die mede de ontwikkeling hiervan verklaart.

TRI

De gerealiseerde uitgaven voor uitkeringslasten en uitvoeringskosten liggen € 1 miljoen hoger dan in de vastgestelde begroting opgenomen. Dit is vooral het gevolg van de uitvoeringskosten TRI die hoger zijn uitgevallen dan begroot. Deze stijging is het gevolg van de vertraging die in 2006 heeft plaatsgevonden bij de herbeoordelingsoperatie. Oorspronkelijk werd er nog vanuit gegaan dat de herbeoordelingsoperatie medio 2006 zou zijn afgerond en dat daardoor in 2006 minder cliënten in aanmerking zouden komen voor een TRI-uitkering.

Ontvangsten

Ontvangsten ontstaan als gevolg van de afrekening tussen Rijk en gemeenten van verstrekte voorschotten op de declaratiedelen en van de vaststellingen. Dit speelt onder andere bij de kleine bijstand (IOAW, IOAZ, BBZ, WWIK).

Tabel 30.2: Premiegefinancierde uitgaven artikel 30 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven3 160 1004 507 5685 137 7825 199 0004 290 3425 016 694– 726 352
        
Programmauitgaven3 160 1004 507 5685 137 7825 199 0004 290 3425 016 694– 726 352
Operationele doelstelling 2       
WWuitkeringslasten2 637 8323 865 4994 463 7824 511 0003 769 0004 456 777– 687 777
WWuitvoeringskosten522 268642 179674 000688 000521 342491 86029 482
Nominaal0000068 057– 68 057
        
Ontvangsten351 072450 840547 972521 000519 000642 241– 123 241

Toelichting:

WW

Tabel 30.2 laat zien dat de gerealiseerde uitkeringslasten WW € 690 miljoen lager zijn dan de raming uit de begroting 2006. Dit komt door de neerwaartse volumeontwikkeling WW en de terugloop van het aantal nieuwe WW-uitkeringen. Het niveau van de WW-uitvoeringskosten is in 2006 gedaald ten opzichte van 2005, maar is hoger uitgekomen dan voor 2006 begroot. De stijging in de WW-uitvoeringskosten wordt grotendeels verklaard door de toename van het aantal re-integratie coaches WW in 2006.

Operationele doelstelling 1: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud.

Doelbereik

WWB

Het bijstandsvolume is de afgelopen jaren gedaald. Dankzij de prikkelwerking die van de wet uitgaat en de aantrekkende conjunctuur bedraagt de daling van het volume (< 65 jaar) in 2006 ongeveer 19 000 uitkeringen. Het macrobudget WWB is voor 2006 naar verwachting meer dan toereikend; volgens de huidige inzichten zullen gemeenten samen per saldo circa € 25 miljoen overhouden. Volgens de procesbeschrijving WWB zal met de VNG in april 2007 aan de hand van de voorlopige verslagen over de uitvoering worden bekeken of het macrobudget inderdaad toereikend is geweest. De verdeelsystematiek WWB is in 2006 in overleg met VNG en Kamer aangepast.

IOAW/IOAZ

Er is in 2006 een daling van het volume opgetreden. De bedragen van de grondslagen voor IOAW/IOAZ zijn in 2006 gewijzigd. In 2006 is de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar Toeslagenwet in werking getreden.

Bijstand Buitenland

Het volume is in 2006 gedaald door natuurlijk verloop (overlijden) en door een strikter toezicht op de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen. Sinds 1996 zijn geen nieuwe gevallen meer toegelaten.

Handhaving

Er vindt nu volledige gegevensuitwisseling plaats tussen Inlichtingenbureau en gemeenten via de Sectorloket-applicatie. Hierdoor is de kwaliteit van de dienstverlening van het Inlichtingenbureau verbeterd. In 2006 is het Handhavingsprogramma 2007–2010 tot stand gekomen.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Het inkomensdeel van de WWB (v.w.b. het re-integratiebudget wordt verwezen naar art. 23);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

• Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

• Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ);

• Inlichtingenbureau gemeenten;

• Subsidies (o.a. ter bevordering van innovatie).

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van de wet- en regelgeving;

• Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelingssystematiek;

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Opstellen nationaal actieplan «sociale insluiting» 2006;

• Uitvoeren SZW-actiepunten uit plan van aanpak schuldhulpverlening, onder meer de Tijdelijke subsidieregeling Schuldhulpverlening en de publicatie «Gemeentelijk armoedebeleid»;

• Uitvoeren Plan van aanpak evaluatie WWB: eerste kwantitatieve analyse «WWB in cijfers I».

Activiteiten gemeenten:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen.

Indicatoren

In het kader van de evaluatie WWB is in februari 2007 de aanbestedingsprocedure gestart voor een onderzoek naar de causale relatie tussen conjunctuur en effecten van Rijksbeleid op de in 2006 te realiseren bijstandslastenreductie van 5%.

Oplevering van de resultaten van dit onderzoek is voorzien in het 3e kwartaal van 2007. De bevindingen zullen worden betrokken bij de eindrapportage Evaluatie van de WWB eind 2007. De resultaten zijn niet eerder beschikbaar omdat het onderzoek betrekking heeft op de bijstandslasten in het jaar 2006.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Bijstandslastenreductie WWB (effectindicator) Zie bovenZie boven5%

Bron: SZW: evaluatie WWB (uit te voeren in 2007).

Kengetallen

 200420052006
Volume ontwikkelingen   
Volume WWB thuiswonenden, periodiek < 65 (x 1000)338336317
Volume WWB thuiswonenden, periodiek = 65 (x 1000)242527
Volume IOAW (x 1000)115128
Volume IOAZ (x 1000)1222
Volume bijstandbuitenland (x 1000)211<1
Volume BBZ (x 1000)1122
Handhaving   
Bekendheid met regels melding inkomen uit arbeid366%n.b.57%
Aantal fraudeonderzoeken456 34050 89052 000
Totaal fraudebedrag (€ mln)4114120125
% afdoening4+59%n.b.n.b.
Incassoratio415%14%13%
Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten3+671%n.b.85%

Bronnen:

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

2 SZW, financiële administratie

3 SZW, Porosz, tussentijdse rapportage

4 CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek

5 Dit gegeven is voor 2006 niet beschikbaar omdat de registratiesystematiek bij de gemeenten nog niet is aangepast aan de organisatorische ontwikkelingen die onder meer verband houden met de invoering van hoogwaardig handhaven.

6 Zie leeswijzer bij Nalevingsniveau.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen dat een tijdelijke en activerende inkomensvoorziening wordt verstrekt aan werknemers die werkloos zijn geworden.

Doelbereik

WW

Het gemiddelde WW volume is in 2006 sterk gedaald. Het aantal beëindigde WW-uitkeringen oversteeg in 2006 het aantal nieuwe uitkeringen met 59 duizend. Dit komt voornamelijk door de daling van het aantal nieuwe uitkeringen.

Bij de afschaffing van de vervolguitkering en de herinvoering van de sollicitatieplicht voor werklozen vanaf 57½ is de instroomkans van werknemers vanaf 57½ ten opzichte van de naastjongere groep als effectindicator in de begroting opgenomen. Deze indicator is in 2006 opnieuw gedaald. De instroomkans van 57½-plussers ligt inmiddels onder die van de naastjongere groep (55–57½ jaar). Ook in absolute termen is in 2006 opnieuw sprake van een dalende instroom van 57½-plussers in de WW.

De gemiddelde duur van de WW-uitkering van personen die bij aanvang van de werkloosheid 57½ jaar of ouder waren, is in 2006 opnieuw afgenomen, dit maal van 28 naar 24 maanden. In 2003 was de gemiddelde WW-duur van deze categorie werklozen nog 38 maanden.

Handhaving

Het totale benadelingsbedrag bij geconstateerde fraude is t.o.v. 2005 toegenomen.

Re-integratie

Voor de verantwoording van de re-integratie uitgaven wordt verwezen naar artikel 23 van dit jaarverslag.

Instrumenten en activiteiten

• De Werkloosheidswet is in 2006 ingrijpend gewijzigd. De referte-eis is aangescherpt, de duur van de uitkering is verkort, de hoogte is aangepast en de regeling is aanzienlijk vereenvoudigd. De WW is hierdoor meer gericht op activering, «een brug van werk naar werk».

• Via een wijziging van de WW is de ontslagpraktijk versoepeld waardoor pro forma ontslagprocedures overbodig zijn geworden en de ontslagkosten en administratieve lasten van werkgevers afnemen.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 57½ jaar en ouder t.o.v. de leeftijdscategorie 55–57½ jaar (effectindicator)11,060,980,871–1,05
Duur WW-uitkering in maanden (effectindicator)1    
– totale WW-populatie10121210
– leeftijdscategorie 57½ jaar en ouder33282429
Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te vinden (effectindicator)266%63%> 66%
Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid (effectindicator)275%86%> 75%

Bronnen:

1 UWV jaarverslag.

2 SZW POROSZ, tussentijdse rapportage, zie leeswijzer Nalevingsniveau Werknemersverzekeringen.

Kengetallen

 200420052006
Volume ontslagwerkloosheid met aanvullend beleid (x 1000 uitkeringsjaren)1266277237
Aantal nieuwe uitkeringen (x 1000)1426376311
Aantal beëindigde uitkeringen (x 1000)1384392370
Handhaving   
Bekendheid met verplichting melden inkomen uit arbeid245%57%
Bekendheid medewerkingsverplichting241%44%
Aantal onderzochte signalen (alle wetten)128 71937 39552 371
Totaal schadebedrag (x € mln)19,210,414,3
% afdoening 195%97%96%

Bronnen:

1 UWV Jaarverslag

2 SZW POROSZ, tussentijdse rapportage. Betreft uitsplitsing in aansluiting op de nalevingsniveau’s.

Operationele doelstelling 3: Verstrekken van een tijdelijke financiële ondersteuning aan kunstenaars.

Doelbereik

Kunstenaars worden in de gelegenheid gesteld een renderende beroepspraktijk op te bouwen, al dan niet in combinatie met inkomsten buiten de kunst.

WWIK

Het volume aan uitkeringen WWIK is in 2006 fors gedaald van 2996 naar 2510 uitkeringen.

In de regelgeving WWIK is in 2006 de Regeling financiële en administratieve uitvoeringsvoorschriften WWIK gewijzigd in verband met aanpassing van de vergoedingskosten uitvoeringskosten gemeenten en beroepsmatigheidstoetsen.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

• Re-integratiebudget WWB (art. 23).

Activiteiten SZW:

• Onderhouden van wet- en regelgeving;

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Nulmeting voor de evaluatie WWIK.

Activiteiten centrumgemeenten:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen aan kunstenaars.

Kengetallen

Een indicatie voor de doeltreffendheid van de WWIK wordt gegeven door het aandeel van de uitstroom uit de WWIK dat niet binnen een halfjaar een beroep doet op een uitkering op grond van de WWB.

 200420052006
Het uitstroomaandeel WWIK dat gedurende een half jaar zelfstandig kan voorzien in het levensonderhoud186,4383,8
Aantal personen WWIK per 31-1223 0912 9962 510

1 CBS: Bijstandsuitkeringenstatistiek

2 SZW financiële administratie

3 Betreft een half jaar

Operationele doelstelling 4: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan oudere herkeurde arbeidsongeschikten.

Doelbereik

Oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, wordt een inkomen op minimumniveau geboden en worden gemotiveerd (zo snel mogelijk) te gaan werken.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten SZW:

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen.

Kengetallen

Geen indicator geformuleerd. De BIA is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

 200420052006
Aantal uitkeringsjaren BIA779699627
Gemiddelde uitkering BIA (* € 1)7 9978 4997 780

Bronnen: UWV jaarverslag, SZW financiële administratie

Operationele doelstelling 5: Zorgdragen dat een tijdelijke tegemoetkoming wordt verstrekt aan bepaalde arbeidsongeschikten die herbeoordeeld zijn in de zg. herbeoordelingsoperatie.

Doelbereik

Herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere of geen uitkering meer ontvangen, en die nog niet (meer) werk hebben gevonden, ontvangen als zij geen WW krijgen, een tijdelijke tegemoetkoming, om te voorkomen dat zij in financiële problemen komen.

Het aantal nieuwe TRI-uitkeringen in 2006 bedroeg circa 5 300. Ultimo 2006 waren er circa 2 100 lopende TRI-uitkeringen.

De herbeoordelingsoperatie wordt volgens de huidige inzichten medio 2007 afgerond.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• De Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI);

• Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten SZW:

• Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

• Onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

• Beoordelen van recht op een uitkering;

• Verstrekken van uitkeringen.

Kengetallen

Gezien de geringe aantallen gerechtigden, het geringe uitkeringsbedrag en de korte looptijd van de regeling zijn geen indicatoren en kengetallen geformuleerd.

De looptijd van de TRI-regeling is verlengd tot 1 januari 2010.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingWWB InkomensdeelOD 120072007 
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie WWB:• WWB in cijfers I (kwantitatieve analyse over 2004/2005)• WWB in cijfers II (kwantitatieve analyse over 2005/2006)• Kwalitatief onderzoek gemeenten en de WWB• Kwalitatief onderzoek cliënten en de WWB• Onderzoek vormgeving cliëntenparticipatie in de WWB• Causale analyse: WWB beleid en conjunctuur• Eindanalyse en eindrapportage evaluatie WWB  200620062006 2006 20062007 2007 April 20061e kwartaal 20072e kwartaal 2007 2e kwartaal 20072e kwartaal 2007 3e kwartaal 20074e kwartaal 2007Plan van aanpak evaluatie WWB 2004–2007 nader uitgewerkt (Kamerstukken II, 29 674, nr. 6)

31 INKOMENSBESCHERMING MET ACTIVERING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij arbeidsongeschiktheid.

Omschrijving

Het wettelijk stelsel beschermt werknemers, personen die met werknemers worden gelijkgesteld en jonggehandicapten tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Doelbereik

De omschreven doelgroep kan aanspraak maken op een uitkering dan wel het doorbetaald krijgen van loon ter hoogte van 70% van het (minimum)loon. Diverse rechten en plichten stimuleren hen te werken aan een snelle werkhervatting. Het aantal Wajonguitkeringen steeg van 147 duizend ultimo 2005 naar bijna 156 duizend ultimo 2006, het aantal WIA/WAO uitkeringen daalde van 703 duizend ultimo 2005 naar 639,3 duizend WAO, 3,7 duizend IVA en 15,4 duizend WGA ultimo 2006. Het aantal WAZ uitkeringen daalde van 53 duizend ultimo 2005 naar 47 duizend ultimo 2006.

Succesfactoren

De invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 29 december 2005 is succesvol verlopen.

De WIA heeft in 2006 bijgedragen aan een lagere instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Daarbij is de instroom in de WIA in 2006 één derde lager dan geraamd en de IVA-instroom driekwart lager dan geraamd.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 31.1: Begrotingsuitgaven artikel 31 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen1 419 0451 592 3961 729 2431 724 8861 817 1191 717 83999 280
Uitgaven1 419 0451 592 3961 729 2431 724 8861 817 1191 717 83999 280
        
Programmauitgaven1 419 0451 592 3961 729 2431 723 5471 813 5451 713 68599 860
        
Operationele doelstelling 2       
Wajonguitkeringslasten1 381 3751 546 7521 679 0481 669 4471 756 2471 666 43989 808
Wajonguitvoeringskosten37 67045 64450 19554 10057 29847 24610 052
        
Apparaatsuitgaven1 3393 5744 154– 580
Personeel1 2913 4023 991– 589
Materieel481721639
        
Ontvangsten6 6554 39613 00413 004

Toelichting:

In 2005 en 2006 is de Wajonginstroom meer gestegen dan werd verwacht, wat er toe geleid heeft dat de uitkeringslasten bijna € 90 miljoen hoger en de uitvoeringskosten € 10 miljoen hoger zijn dan was begroot. De achtergronden van de gestegen Wajonginstroom worden onderzocht. Naast een toename van het aantal nieuwe aanvragen voor de Wajonguitkeringen is er ook een éénmalige opwaarts effect op de uitkeringslasten als gevolg van de invoering van WALVIS. Met de invoering van WALVIS is de systematiek aangepast, wat er toe heeft geleidt dat er binnen het kalenderjaar een éénmalige extra uitbetaling ten opzichte van 2005 heeft plaatsgevonden.

Tabel 31.2: Premiegefinancierde uitgaven artikel 31 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven12 573 13812 978 63612 785 19912 219 85611 089 55810 957 403132 155
        
Programmauitgaven12 573 13812 978 63612 785 19912 329 85611 089 55810 957 403132 155
Operationele doelstelling 1       
WAO uitkeringslasten9 564 3379 801 0079 520 0008 841 0008 094 0008 148 031– 54 031
WAO uitkeringslasten eigenrisicodragers58 19068 78581 46698 85686 00086 0000
WAO uitvoeringskosten733 873795 091777 000728 000477 550713 465– 235 915
IVA uitkeringslasten29 000115 857– 86 857
IVA uitvoeringskosten63 00022 89040 110
WGA uitkeringslasten110 00095 09514 905
WGA uitkeringslasten eigenrisicodragers12 00012 0000
WGA uitvoeringskosten200 00026 022173 978
ZW uitkeringslasten11 454 0761 537 8511 628 7331 723 0001 252 000979 179272 821
ZW uitvoeringskosten200 319198 417232000318 000297 008178 407118 601
WAZ uitkeringslasten1516 273525 000509 000478 000444 000438 6685 332
WAZ uitvoeringskosten46 07052 48537 00033 00025 00028 949– 3 949
Nominaal00000112 840– 112 840

1 Uitkeringslasten 2006 en latere jaren exclusief de uitgaven WAZO.

Toelichting:

In de begroting 2006 werd geraamd dat in totaal 30 000 personen zouden instromen in de WIA, waarvan 15 000 in de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en 15 000 in de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). De feitelijke instroom over 2006 bedraagt 21 000 WIA-uitkeringen, waarvan 17 000 WGA- en 4 000 IVA-uitkeringen. De doelstelling om in 2006 niet meer dan 25 000 personen in de IVA te laten instromen, is ruimschoots gerealiseerd. De totale WIA-instroom is 30% lager uitgevallen dan geraamd, waarbij er sprake is van meer WGA-uitkeringen en veel minder IVA-uitkeringen dan geraamd. Bijde WGA-uitkeringslasten is dan ook sprake van een tegenvaller en bij de IVA-uitkeringslasten van een meevaller.

De uitgaven WAO vallen iets lager uit dan begroot. Oorzaak is dat in de begroting 2006 de gemiddelde WAO-uitkering iets te hoog is ingeschat.

De WAZ is per 1 augustus 2004 afgeschaft voor nieuwe gevallen, waardoor de uitkeringslasten en de uitvoeringskosten elk jaar verder zullen dalen. De realisatie voor 2006 valt marginaal hoger uit dan begroot.

De uitkeringslasten van de Ziektewet vallen ruim € 270 miljoen hoger uit dan was begroot. De belangrijkste oorzaak hiervan is de aangetrokken economische groei waardoor de omvang van de verzekerde populatie is gegroeid. Verder speelt mee dat UWV wijzigingen heeft aangebracht in het administratieve systeem van de ZW. Dit leidt tot een piek in de toekenningen in 2006.

De realisatie van de uitvoeringskosten van de arbeidsongeschiktheidsregelingen wijkt aanzienlijk af van de bedragen in de ontwerpbegroting. Dit houdt verband met wijzigingen in de toerekeningssystematiek van uitvoeringskosten. Deze is in 2006 door UWV voor het eerst gebaseerd op het cost accounting model. Deze toerekening heeft tot gevolg dat een aantal regelingen zwaarder wordt belast dan oorspronkelijk begroot en een aantal andere regelingen minder zwaar. Hierdoor vallen de uitvoeringskosten van WAO (€ 235 miljoen) en WAZ (€ 4 miljoen) lager uit dan begroot en de IVA (€ 40 miljoen), WGA (€ 174 miljoen) en ZW (€ 118 miljoen) hoger uit dan begroot.

Bijlage 1 van dit jaarverslag geeft een totaaloverzicht van de uitvoeringskosten van het UWV. Daaruit blijkt dat er per saldo sprake is van een onderschrijding van de begrote uitvoeringskosten met € 64,4 mln t.o.v een oorspronkelijke raming van € 1 843,9 mln.

Operationele doelstelling 1: Zorgdragen dat een permanente inkomensvoorziening wordt verstrekt aan volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemers en een in principe tijdelijke inkomensvoorziening aan gedeeltelijk arbeidsgeschikte en tijdelijk volledig arbeidsongeschikte werknemers.

Doelbereik

Beperking van de instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten tot 25 000. Deze doelstelling is gerealiseerd, de IVA-instroom is in 2006 beperkt gebleven tot ca. 3 800.

Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving is dat onnodig gebruik van uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen.

Instrumenten en activiteiten

Ingezette en gerealiseerde instrumenten:

• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), bestaande uit de IVA- en WGA-regelingen (Kamerstukken II, 2004/2005, 30 034);

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

• Ziektewet (ZW);

• Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ) (beëindigd per 1 aug. 2004);

• Loondoorbetaling bij ziekte;

• Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Ingezette en gerealiseerde SZW-activiteiten

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van gedeeltelijk arbeidsgeschikten om arbeid te verrichten;

• Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te nemen;

• Handhaving van wet- en regelgeving.

Ingezette en gerealiseerde UWV-activiteiten

• Verstrekken van IVA-, WGA-, WAO-, ZW- en WAZ-uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande uitkeringsgerechtigden;

Indicatoren

De doelstelling t.a.v. de instroom is ruimschoots gehaald.

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Nalevingsniveau van verplichtingen ihkv herstel (effectindicator)178%92%> 78%
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten uit arbeid (effectindicator)181%87%> 81%
Instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten(effectindicator)23 800Max 25 000

Bronnen:

1 SZW Porosz, tussentijdse rapportage. Zie leeswijzer onder «nalevingsniveau».

2 UWV jaarverslag.

Kengetallen

WAO + IVA + WGA200420052006
Bestand   
* in uitkeringen (ultimo, x1000)766703658
* als % verzekerde populatie11,3%10,5%Nb
* % werkende WAO/IVA/WGA’ers27%25%Nb
Instroom   
* in uitkeringen (x1000)59,219,832
* instroomkans0,9%Nvt
Uitstroom   
* in uitkeringen (x1000)78,982,377,1
* uitstroomkans9,3%10,5%10,5%
Handhaving   
* Bekendheid verplichtingen met melden wijzigen gezondheid136%45%
* Bekendheid verplichtingen met melden inkomsten145%58%
* Aantal onderzochte signalen (alle wetten)28 71937 39552 371
* Totaal schadebedrag (x € 1 mln)10,510,310,3
* Afdoeningspercentage949595
WAO   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)766703639
Instroom in uitkeringen (x1 000)59,219,811
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)78,982,375,1
IVA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)3,7
Instroom in uitkeringen (x1 000)3,8
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)0,3
WGA   
Bestand in uitkeringen (ultimo, x1000)15,4
Instroom in uitkeringen (x1 000)17,2
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)1,7
WAZ   
Bestand   
* in uitkeringen (ultimo, x 1 000)55,553,447,3
* als % verzekerde populatie7,2%nvt2nvt2
* % geheel arbeidsongeschikt62,0%61,6%62,0%
* Gem. % arbeidsongeschiktheid82,2%81,0%81,5%
* % werkende WAZ’ers6%6%NB
Instroom in uitkeringen (x 1 000)6,24,71,2
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)6,66,97,3
ZW   
Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)107115,8138,0
Instroom in uitkeringen (x1 000)452473,1669,2
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)506485,3542,3
Handhaving   
* Totaal schadebedrag (x € 1 mln)0,80,80,8
* Afdoeningspercentage inlichtingenplicht999899

Bron: UWV jaarverslag

1 SZW Porosz, tussentijdse rapportage, betreft uitsplitsing in aansluiting op de nalevingsniveau’s.

NB = niet bekend.

2 Per 1 augustus 2004 zijn zelfstandige ondernemers niet meer verzekerd voor de WAZ.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan jonggehandicapten.

Doelbereik

In 2006 zijn bijna 156 duizend jonggehandicapten beschermd tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten en activiteiten

Ingezette en gerealiseerde instrumenten:

• Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG);

• Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Ingezette en gerealiseerde UWV-activiteiten:

• Beoordelen nieuwe aanvragen;

• Verstrekken van WAJONG -uitkeringen;

• Herbeoordelen bestaande jonggehandicapten.

Kengetallen

Wajong200420052006
Bestand   
* in uitkeringen (ultimo, x 1 000)142,4147,2155,9
* als percentage verzekerde populatie1,35%1,40%1,50%
* Percentage geheel arbeidsongeschikt97,7%97,7%97,8
* Gem. percentage arbeidsongeschiktheid98,8%98,8%98,9
* Percentage werkende Wajong’ers26%25%NB
Instroom in uitkeringen (x1 000)9,410,413,6
Uitstroom in uitkeringen (x1 000)4,95,64,9

Bron: UWV, jaarverslag

NB = niet bekend

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postAanvullend onderzoek door UWV m.b.t. de herbeoor- delingenODjuli 2005loopt nogKamerstukken II, 2006/2007, 26 448, nr. 266
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie Wet instroomcijfers WAOAD13 sept. 200530 maart 2006Kamerstukken II, 2006/2007, 28 333, nr. 78.
 Evaluatie Wet verbetering poortwachterAD1 dec. 200530 maart 2006Kamerstukken II, 2006/2007, 30 510, nr. 1
 Evaluatie Wet verlenging loondoorbetalingsverplich- ting bij ziekte 2003OD5 dec. 200520 december 2006Kamerstukken II, 2006/2007, 30 915, nr. 1.

32 OVERIGE INKOMENSBESCHERMING

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies.

Omschrijving

Om bepaalde personen te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen op minimumniveau.

Doelbereik

65 plussers en nabestaanden ontvangen een uitkering, gerelateerd aan het minimumloon. Als een 65-plusser een gekorte AOW-uitkering ontvangt in verband met niet-verzekerde jaren, kan deze een beroep doen op algemene bijstand op grond van de WWB. Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers ontvangen een toeslag tot het relevante sociaal minimum als de betrokkene daar met zijn gezinsinkomen onder blijft.

Succesfactoren

• De effectieve uitvoering van de wetten door SVB, UWV en gemeenten

• De kwaliteit en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving

• De hoogte van net nalevingsniveau van wetregelgeving door de gerechtigden

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 32.1: Begrotingsuitgaven artikel 32 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen314 811315 292341 093345 065372 308328 57743 731
Uitgaven314 811315 292341 093345 065372 308328 57743 731
        
Programmauitgaven314 811315 292341 093344 388371 593327 79343 800
        
Operationele doelstelling 3       
Toeslagenwetuitkeringslasten306 804304 543329 518332 830371 586317 88853 698
Toeslagenwetuitvoeringskosten8 00710 74911 57511 55879 905– 9 898
        
Apparaatsuitgaven677715784– 69
Personeel653681753– 72
Materieel2434313
        
Ontvangsten1 5525 6598 6555 3585 358

Toelichting:

De gerealiseerde uitkeringslasten TW komen € 53,7 miljoen hoger uit dan geraamd bij de ontwerpbegroting. Een onvoorzien effect van de WIA is dat een aantal alleenstaanden die voorheen tevens een IOAW-uitkering ontvingen, onder het minimuminkomen komen. Betrokkenen hebben in september 2006 een eenmalige TRIT-uitkering ontvangen ter compensatie. Deze lasten waren niet voorzien en bedragen € 6,6 mln. De resterende overschrijding is ontstaan door een aanzienlijke toename van de daguitkering van de WAO/WIA. Dit is het gevolg van het met ingang van 2006 afschaffen van de tweede maximeringsbepaling. De tweede maximeringsbepaling hield in dat de toeslag niet meer dan 30% (voor gehuwden), 27% (voor een alleenstaande met kind) of 21% (voor alleenstaanden) van het minimumloon mag bedragen.De uitvoeringskosten behorende bij de toeslagen worden met ingang van 2006 gedragen door de fondsen van de betreffende moederwetten. Dat in 2006 toch nog € 8 000 is betaald aan UWV heeft te maken met verrekening van kosten over 2005.

Tabel 32.2: Premiegefinancierde uitgaven artikel 32 (x €1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Totaal uitgaven23 052 42524 064 52824 459 40825 134 25925 945 03825 815 695129 343
        
Programmauitgaven23 052 42524 064 52824 459 40825 134 25925 945 03825 815 695129 343
Operationele doelstelling 1       
ANW uitkeringslasten1 528 5581 499 1781 438 6221 367 7551 321 7851 343 646– 21 861
ANW tegemoetkoming    15 319015 319
ANW uitvoeringskosten31 78336 26531 95332 33428 27933 198– 4 919
Nominaal0000016 825– 16 825
        
Operationele doelstelling 2       
AOW uitkeringslasten21 389 42722 427 58922 889 56923 369 23224 168 96623 631 044537 922
Tegemoetkoming AOW’ers   251 983299 341294 9004 441
AOW uitvoeringskosten102 657101 49699 264112 955111 348101 5119 837
Nominaal00000394 571– 394 571

Toelichting:

De Anw-lasten zijn lager dan geraamd omdat de daling van het aantal gerechtigden op basis van de Anw van voor juli 1996 sterker is dan verwacht. In 2006 (per 1 oktober) is als koopkrachtmaatregel de Anw-tegemoetkoming ingevoerd. De uitvoeringskosten zijn lager uitgevallen dan begroot. De toename van de AOW-lasten wordt veroorzaakt doordat het aantal gerechtigden sterker is gestegen dan verwacht. De nominale bijstelling is circa € 395 miljoen. De uitvoeringskosten zijn ca. 10% hoger uitgevallen dan begroot.

Operationele doelstelling 1: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien.

Doelbereik

Nabestaanden ontvangen een nabestaandenuitkering van maximaal 70% van het minimumloon. Deze uitkering is inkomensafhankelijk. De nabestaande kan ook aanspraak maken op een halfwezenuitkering van 20% van het minimumloon voor een halfwees jonger dan 18 jaar die tot zijn huishouden behoort. Wezens kunnen aanspraak maken op een wezenuitkering. De wezenuitkering bedraagt een leeftijdsafhankelijk percentage van de nabestaandenuitkering. De halfwezen- en wezenuitkering zijn onafhankelijk van inkomen. Het nalevingsniveau wordt voor de Anw geoperationaliseerd in de vorm controle op gezamenlijke huishouding en opgave van inkomen. Het niet-melden van wijzigingen hierin komt weinig voor.

In 2006 zijn er ca. 134 000 Anw-gerechtigden. De dalende trend in de Anw is verder voortgezet door de afname van het aantal Anw-gerechtigden waarvan het recht voor 1 juli 1996 is ingegaan.

Bij handhaving is in 2006 de bekendheid met regels, na de sterke stijging in 2005, met ca. 10% afgenomen. Het aantal onderzochte signalen is sterk toegenomen (ruim 20%).

Instrumenten en activiteiten

• Algemene nabestaandenwet

• Tijdelijke regeling tegemoetkoming Anw-ers (Stcr. 2006, nr. 129) is ingevoerd als koopkrachtmaatregel

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Nalevingsniveau van het melden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (effectindicator)97%–100%geen
Nalevingsniveau van opgave van inkomen en wijzigingen daarvan (effectindicator)94%–100%geen

Bron: Porosz 2004, zie leeswijzer Nalevingsniveau Volksverzekeringen.

Kengetallen

 200420052006
Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996 (x 1 000 uitkeringsjaren)564942
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering532
w.v. nabestaande uitkering524540
Volume: Ingang recht na 1 juli 1996636567
w.v. nabestaande + halfwezenuitkering9910
w.v. alleen nabestaandenuitkering444444
w.v. alleen halfwezenuitkering111213
Wezenuitkering211
Totaal volume uitkeringsjaren121116110
Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (* 1000 personen)148141134
Handhaving   
Bekendheid met regels samenwonen63%89%80%
Bekendheid met regels inkomen63%92%82%
Aantal onderzochte signalen1 1119481 160
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln)4,84,14,3
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (gemiddelde AOW, ANW en Akw)98%98%99%

Bron: SVB, jaarverslag 2006.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder.

Doelbereik

In 2006 hebben 65-plussers een uitkering gerelateerd aan het minimumloon (50%, 70% of 90%) ontvangen. Onder bepaalde voorwaarden is bij een gekort AOW-pensioen in verband met niet-verzekerde jaren algemene bijstand op grond van de WWB verstrekt. Het nalevingsniveau voor de AOW is geoperationaliseerd in de vorm van het nalevingsniveau van opgave van het voeren van een gezamenlijke huishouding en van inkomen. Het niet melden van samenwonen, zonder dat de SVB daarvan weet, komt weinig voor. Wat betreft de opgave van inkomsten geldt dat 10% van de AOW-ers die een gehuwdentoeslag ontvangen, ten onrechte de inkomsten van de partner niet opgeven.

De stijgende trend in de AOW zet vanwege de vergrijzing verder door. In 2006 zijn er ruim 50 000 AOW-ers bijgekomen waardoor het totaal aantal gerechtigden op 2,58 miljoen komt. Ook het aantal AOW-ers dat aanvullende bijstand ontvangt is verder gestegen naar ca. 27 000.

Bij handhaving is in 2006 de bekendheid met regels, na de sterke stijging in 2005 afgenomen naar 70%.

Het aantal onderzochte signalen is met 10% toegenomen. Het schadebedrag is met 20% afgenomen.

Instrumenten en activiteiten

• Algemene Ouderdomswet

• Wet van 2 november 2006 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende (Stb. 2006/nr. 558).

• Wet Werk en Bijstand (WWB)

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Nalevingsniveau van het melden van gewijzigde samenlevingsvorm (effectindicator)95%-100%geen

Bron: Porosz 2004, zie leeswijzer Nalevingsniveau Volksverzekeringen.

Kengetallen

Volume in uitkeringsjaren (x 1 000)200420052006
90% uitkering (alleenstaande met kind)0,20,20,3
70% uitkering (totaal)968972975
w.v. partner < 65 jaar764
50% uitkering (totaal)1 3321 3681 407
w.v. partner < 65 jaar203210220
Totaal volume uitkeringsjaren (90%+70%+50%)2 3002 3402 383
Volume (x 1000 personen)2 4732 5262 579
Korting op de AOW-uitkering i.v.m. nietverzekerde jaren   
Aantal personen met korting (% van totaal)14%15%16%
Gemiddeld kortingspercentage50%50%49%
Volume WWB, thuiswonende periodiek >65 [2] (* 1000 personen)232627
Handhaving   
Bekendheid met regels samenwonen53%85%70%
Bekendheid met regels inkomen53%77%70%
Aantal onderzochte signalen1 1332 0182 260
Totaal schadebedrag fraude (x 1 mln)3,44,03,2
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (gemiddelde AOW, ANW en AKW)98%97%99%

Bronnen: SVB, jaarverslag 2006; CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Operationele doelstelling 3: Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers

Doelbereik

Zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers ontvangen een toeslag tot het minimumniveau als de betrokkene daar met zijn gezinsinkomen onder blijft.

Ten opzichte van 2005 is het gemiddelde volume met ca. 15% afgenomen. Deze daling wordt veroorzaakt door een daling van het volume bij de moederwetten. De sterke stijging van de gemiddelde uitkering (van 3213 naar 4218) wordt vooral veroorzaakt door een sterke stijging van de TW-uitkering op de WAO/WIA uitkeringen.

Bij handhaving is het benadelingsbedrag licht gestegen naar € 2,2 mln. en het afdoeningspercentage is gedaald naar 93%.

Instrumenten en activiteiten

Toeslagenwet

• Tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar TW (Stcrt. 2006, nr. 157)

• Voorstel van wet houdende wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd in de loondervingsuitkering (Kamerstukken 2006–07, 30 937)

Kengetallen

 200420052006
Gemiddeld jaarvolume TW (*1 000 uitkeringsjaren)989988
Gemiddelde toeslag (x € 1)3 3693 3764 218
Handhaving   
Totaal benadelingsbedrag (x € mln)1,42,12,2
Afdoeningspercentage93%95,5%93%

Bronnen: UWV, jaarverslag 2006

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekGeen    

33 TEGEMOETKOMING SPECIFIEKE KOSTEN

Zorgdragen voor tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van de asbestslachtoffers die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen.

Omschrijving

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning.

Doelbereik

De Wet werk en bijstand (WWB) kent de mogelijkheid om voor noodzakelijke kosten die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien en die niet uit eigen middelen kunnen worden voldaan bijzondere bijstand te verlenen.

Verzekerden op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de onderhoudskosten van eigen, aangehuwde en pleegkinderen tot de 18-jarige leeftijd. Daarnaast kunnen inwoners van Nederland een extra tegemoetkoming ontvangen in de kosten van een (voorlopig) blijvend gehandicapt kind van 3 tot 18 jaar dat tot zijn huishouden behoort op grond van de regeling Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG 2000).

Slachtoffers van maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk (werknemer en hun huisgenoten) die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen, hebben – zoveel mogelijk bij leven – een tegemoetkoming ontvangen ter uiting van de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed.

Succesfactoren

• De effectieve uitvoering van de wetten door gemeenten en SVB

• De kwaliteit en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving

• De hoogte van net nalevingsniveau van wetregelgeving door de gerechtigden.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 33.1: Begrotingsuitgaven artikel 33 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen3 220 1803 313 0383 354 7543 333 0043 316 5873 325 719– 9 132
Uitgaven3 220 1773 313 0383 354 7563 333 0043 316 5873 325 719– 9 132
        
Programmauitgaven3 220 1773 313 0383 354 7563 332 5693 315 3783 324 435– 9 057
        
Operationele doelstelling 1       
Schuldhulpverlening25 000– 25 000
        
Operationele doelstelling 2       
AKW uitkeringslasten3 118 3893 207 0003 238 2003 216 6003 196 2003 185 32410 876
AKW uitvoeringskosten78 13875 00084 02078 20076 50077 148– 648
TOGuitkeringslasten19 81324 73727 39232 79037 61531 0946 521
TOGuitvoeringskosten1 9062 5621 8911 8791 9892 630– 641
Operationele doelstelling 3       
Uitkeringslasten Reg. Asbest1 5072 8362 3851 9172 3982 235163
Uitvoeringskosten Reg. Asbest4249038681 1836761 004– 328
        
Apparaatsuitgaven4351 2091 284– 75
Personeel4201 1601 236– 76
Materieel1549481
        
Ontvangsten3 17412 16810 7348 13516 21427215 942

Toelichting:

AKW

Het verschil tussen de voor 2006 geraamde en gerealiseerde uitkeringslasten AKW is hoofdzakelijk te verklaren door demografische ontwikkelingen. Het totale volume-effect is – € 14 mln. Dit komt doordat het totale aantal telkinderen in het kader van de AKW circa 16 000 lager bleek dan geraamd in de ontwerpbegroting van 2006. Verder is het totale prijs effect € 25 mln, omdat het gemiddelde AKW-bedrag hoger is uitgevallen dan geraamd. Per saldo is het totale effect € 11 mln.

Het verschil tussen de geraamde en gerealiseerde TOG-uitkeringslasten in het verslagjaar heeft te maken met volume- en prijseffecten. Het volume was in 2006 circa 4 000 hoger dan geraamd in de ontwerpbegroting. Hierdoor komt het volume-effect op € 3,5 mln. Het prijseffect is circa € 3 mln.

Schuldhulpverlening

Voor de toelichting op de mutatie van € 25 mln onder schuldhulpverlening wordt verwezen naar artikel 30, waar de betreffende mutatie onder Bijstand overig (waaronder Armoede en «sociale uitsluiting») wordt toegelicht.

Operationele doelstelling 1: Zorgdragen dat gemeenten een tegemoetkoming kunnen verstrekken voor noodzakelijke kosten voortvloeiend uit bijzondere omstandigheden die niet uit eigen middelen kunnen worden voldaan.

Doelbereik

Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds middelen om in deze taak te voorzien.

Instrumenten en activiteiten

• Artikel 35 Wet werk en bijstand

• Artikel 10 Invoeringswet WWB

Kengetallen

In 2005 zijn de uitgaven aan bijzondere bijstand op grond van artikel 35 WWB nauwelijks veranderd ten opzichte van 2004. Cijfers over 2006 komen pas beschikbaar na publicatie van dit jaarverslag.

 200420052006
Gemeentelijke uitgaven aan bijzondere bijstand op grond van de WWB180 mln166 mln

Bron: Gemeenten, verslag over de uitvoering WWB.

Operationele doelstelling 2: Zorgdragen dat een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers.

Doelbereik

In 2006 zijn kinderbijslagbedragen en TOG-tegemoetkomingen verstrekt. Het nalevingsniveau voor de AKW wordt geoperationaliseerd in de vorm van naleving van opgave van inkomsten van kinderen van 16 en 17 jaar. Uit het onderzoek naar regelovertreding in 2004 kwam naar voren dat het verzwijgen van inkomsten uit arbeid van kinderen waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen vrijwel niet voor komt.

In het jaar 2006 is op grond van:

• de AKW aan 1,9 miljoen gezinnen kinderbijslag uitgekeerd;

• de TOG-regeling aan ouders van 39 duizend kinderen een TOG-uitkering verstrekt.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

• Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG)

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB

Activiteiten SZW:

• Besluit 14 september 2006, Stb. 427 (Besluit bijzondere verhoging kinderbijslag 2006); per 1 oktober 2006 is de kinderbijslag extra verhoogd, de verhoging kwam voor de hoogste leeftijdscategorie neer op € 41,60 per kind per jaar en voor de jongere kinderen op 85%, respectievelijk 70% van dat bedrag.

• Besluit 1 december 2006, Stb. 649 (Besluit tot wijziging Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag en Samenloopbesluit kinderbijslag); met deze wijziging is een forfaitaire onderhoudsbijdrage geïntroduceerd, waardoor het voor ouders eenvoudiger wordt het onderhoud aan te tonen en verder wordt de uitvoering vereenvoudigd in geval van scheidingssituaties.

• Kabinetsreactie d.d. 31 oktober 2006 naar aanleiding van onderzoek naar volumegroei TOG (Kamerstukken II, 2006/2007, 24 170, nr. 73); een groot deel van de groei wordt veroorzaakt door instroom van kinderen met psychiatrische beperkingen.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
Nalevingsniveau van opgave van inkomsten kinderen 16 jaar en ouder (effectindicator)94–100%geen

Bronnen: Porosz 2004, zie leeswijzer, Nalevingsniveau Volksverzekeringen.

Kengetallen

Volume200420052006
Gezinnen AKW (*1000)1 9211 9291 930
Aantal telkinderen AKW (*1000)3 5263 5293 519
Aantal telkinderen TOG(*1000)283339
Handhaving   
Bekendheid met regels inkomen kind67%92%85%
Bekendheid met regels einde studie kind67%77%82%
Aantal onderzochte fraudesignalen5494971 001
Totaal schadebedrag fraude (x 1 mln)0,30,30,00
Afdoeningspercentage strafrechtelijk (gemiddelde AOW, ANW en AKW)98%98% 99% 

Bronnen: SZW, Voorschotaanvragen AKW en TOG, SVB Jaarverslag 2006

Operationele doelstelling 3: Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers, met maligne mesothelioom door asbestblootstelling.

Doelbereik

Slachtoffers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk (werknemers en huisgenoten van werknemers) die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen, hebben – zoveel mogelijk (minimaal 90%) bij leven – een tegemoetkoming ontvangen ter uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed.

Instrumenten en activiteiten

Instrumenten:

• Eenmalige tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling

• Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB

Activiteiten SZW

SZW heeft in 2006 overleg gevoerd met convenantpartijen over mogelijke uitbreidingen en nieuw beleid n.a.v. de evaluatie van de regeling. SZW informeert de Tweede Kamer bij brief over de resultaten van dit overleg in de eerste helft van 2007.

Eerste verkennende gesprekken tussen SZW en VROM ten behoeve van de aansluiting tussen de regeling die VROM gaat ontwerpen voor niet beroepsgebonden maligne mesothelioom slachtoffers en de reeds bestaande TAS-regeling en het convenant (besluit Ministerraad 10 november 2006).

Kengetallen

Voor 2006 zijn 240 toekenningen van het voorschot bij leven begroot, 25 eenmalige uitkeringen en 115 terug te ontvangen voorschotten. De realisatie laat zien, dat het aantal toekenningen en terugontvangen voorschotten hoger ligt. Het aantal eenmalige uitkeringen ligt iets lager.

 200420052006
Toekenningen voorschot 232250271
Toekenningen eenmalige uitkering*16321
Terugontvangen TAS voorschotten93131166
Toekenningen bij leven in procenten** totaal toekenningen84%84%86%

Bronnen: SVB Jaarverslag

* het cijfer onder eenmalige uitkeringen betreft het minimum aantal eenmalige uitkeringen. Uitkeringen worden alleen geregistreerd als eenmalig op voorhand duidelijk is dat de werkgever niet te achterhalen is of failliet is. Indien dit niet direct blijkt en er nog een mogelijkheid tot verhaal bestaat, dan wordt er een voorschot geregistreerd. Een deel van de voorschotten blijkt tijdens de uitvoering alsnog niet te verhalen te zijn.

** De percentages 2004, 2005 en 2006 zijn gebaseerd op extra comptabele cijfers van de SVB.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effecten onderzoek ex postOnderzoek naar volumegroei TOG2April/mei 2006Oktober 2006Kamerstukken II, 24 170, nr. 73
      
Overig evaluatieonderzoekGeen    

34 RIJKSBIJDRAGEN AAN SOCIALE FONDSEN EN SPAARFONDS AOW

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW.

Omschrijving

Om onnodige tekorten in de fondsen te dekken.

Om te grote premie- en lastenmutaties te voorkomen.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Doelbereik

In 2006 is voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW geborgd. De algemene doelstelling is behaald.

Succesfactoren

N.v.t., omdat in dit artikel de algemene doelstelling behaald wordt door middel van in de wet vastgelegde instrumenten.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 34.1: Begrotingsuitgaven artikel 34 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen5 116 9326 529 2557 624 4848 194 70310 404 3018 648 9411 755 360
Uitgaven5 116 9326 529 2557 624 4848 194 70310 404 3018 648 9411 755 360
        
Programmauitgaven5 116 9326 529 2557 624 4848 194 38510 403 4178 648 0151 755 402
        
Operationele doelstelling 1       
Rijksbijdrage WAZ29 7569 756
Rijksbijdrage AOW-gatgrensarbeiders11 00011 00011 000
        
Bijdragen BIKK AOW2 481 5212 598 5002 606 9002 341 4002 612 6002 610 1002 500
Bijdragen BIKK Anw187 964194 800189 900157 900180 700180 500200
Rijksbijdrage Ouderdomsfonds1 195 0002 183 1242 694 0004 432 5002 700 0001 732 500
Premiebijdragen gemoedsbezw.1 6561 7191 6352 0153 9471 7002 247
Rijksbijdrage Aof2 0004 0042 0002004
Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-gerechtigden251 700295 183294 900283
Rijksbijdrage Tegemoetkoming Anw15 66815 668
Operationele doelstelling 2       
Rijksbijdrage Spaarfonds AOW2 405 0352 518 4802 631 9252 745 3702 858 8152 858 8150
        
Apparaatsuitgaven318884926– 42
Personeel304852890– 38
Materieel143236– 4
        
Ontvangsten19 70129 29555 73310 90010 900

Toelichting:

Rijksbijdrage Ouderenfonds

De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat. In de begroting is rekening gehouden met een rijksbijdrage van € 2,7 mld. In 2006 is het belastingjaar 2001 (inkomstenheffing) afgesloten, het eerste jaar in een nieuw belastingstelsel. Bij de afsluiting zijn de verdeelsleutels, die zorgen voor een verdeling van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, fors bijgesteld. Deze bijstelling heeft geleid tot een verslechtering van de fondspositie met € 1,7 mld. Dit is gecompenseerd middels een aanvullende rijksbijdrage. Na verschijning van het jaarverslag van de SVB is gebleken dat in het Ouderdomsfonds een negatief vermogen van € 179 miljoen is ontstaan. Verrekening van dit bedrag vindt plaats met de Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds 2007.

Premiebijdragen gemoedsbezwaarden

SZW voorziet in rijksbijdragen aan de werknemersfondsen ter compensatie van de premiederving wegens aan werkgevers verleende vrijstelling tot premiebetaling uit hoofde van gemoedsbezwaren. Een compenserende rijksbijdrage is wenselijk omdat de uitkeringen aan werknemers met een gemoedsbezwaarde werkgever, gewoon uit de fondsen bekostigd worden. In 2006 is op basis van ingediende declaraties ca. € 3,9 miljoen aan UWV betaald. In de ontwerpbegroting waren de uitgaven geraamd op € 1,7 miljoen. De hogere uitgaven in 2006 worden deels verklaard uit declaraties van eerdere jaren (€ 1,1 miljoen). Welke oorzaken verder ten grondslag liggen aan de uitgavenstijging zal in 2007 in samenwerking met UWV worden onderzocht.

Rijksbijdrage Aof

In 2006 is € 4,0 miljoen aan UWV betaald, terwijl de uitgaven in de ontwerpbegroting waren geraamd op € 2,0 miljoen. De hogere realisatie wordt als volgt verklaard. De afrekening in 2006 van de in 2005 verleende voorschotten hebben geleid tot een nabetaling van € 3,5 miljoen. Daarnaast is de bevoorschotting 2006 neerwaarts bijgesteld met € 1,5 miljoen.

Rijksbijdrage Tegemoetkoming ANW

Deze rijksbijdrage betreft de financiering van de tegemoetkoming voor nabestaanden in aanvulling op de ANW uitkering waartoe het kabinet heeft besloten bij de behandeling van het koopkrachtbeeld 2006.

Ontvangsten

De in 2006 gerealiseerde ontvangsten van € 10,9 miljoen hebben volledig betrekking op de afrekening en vaststelling van de Rijksbijdrage WAZ 2003. Hierbij is het in 2003 verleende voorschot afgerekend. Dit heeft geleid tot een terugbetaling door UWV aan SZW.

Operationele doelstelling 1: Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen.

Doelbereik

In 2006 zijn door medebekostiging onnodige tekorten in de fondsen gedekt en onnodige premieschommelingen en lastenveranderingen voorkomen. De operationele doelstelling is behaald.

Instrumenten en activiteiten

De doelstelling is behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten, te weten:

• Rijksbijdrage Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW en de ANW;

• Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

• Premiebijdrage gemoedsbezwaarden;

• Rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)

• Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-gerechtigden;

• Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW-ers.

Operationele doelstelling 2: Het waarborgen dat de AOW vanaf 2020 ondanks de vergrijzing betaalbaar blijft.

Doelbereik

In 2006 is een bijdrage gedaan om te waarborgen dat de AOW vanaf 2020 ondanks de vergrijzing betaalbaar blijft.

Instrumenten en activiteiten

Het Spaarfonds AOW is ook in 2006 gevoed door een rijksbijdrage en rentebijschrijving.

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichtinggeen    
      
Effecten onderzoek ex postgeen    
      
Overig evaluatieonderzoekgeen    

35 EMANCIPATIE

Het bevorderen van gelijke rechten, kansen, vrijheden en (sociale) verantwoordelijkheden in de Nederlandse samenleving voor vrouwen en mannen.

Omschrijving

Om gelijke rechten, kansen en vrijheden in de praktijk voor ieder ongeacht sekse te realiseren

Om de juiste economische, culturele en sociale voorwaarden te scheppen waarin ieder de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven

Om de positie van vrouwen in het publieke en privé-domein te verbeteren

Doelbereik

De bijdrage van SZW bestaat enerzijds uit het bewust maken van andere departementen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties van hun invloed en hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het emancipatiebeleid en anderzijds hen aan te zetten tot actie en samenwerking. Formeel hebben vrouwen en mannen gelijke rechten (met verwijzing naar de Wet Gelijke behandeling en het VN Vrouwenverdrag). In de praktijk blijkt de maatschappelijke ongelijkheid tussen vrouwen en mannen duidelijk verminderd, maar nog altijd verre van opgeheven (zie Emancipatiemonitor 2006). Op het sociaal-economisch terrein is weliswaar sprake van lichte vooruitgang, maar ook blijven de arbeidsparticipatie van vrouwen, de economische zelfstandigheid van vrouwen en de zorgparticipatie van mannen achter bij de streefwaarden. Op het gebied van besluitvorming en bestuur is sprake van eenzelfde beeld. Dit blijkt ook uit de onderstaande indicatoren.

Succesfactoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van een aantal succesfactoren zoals de mate van integratie van het gender perspectief in het reguliere beleid op alle departementen, de inzet van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en politieke aandacht voor het emancipatiebeleid. De rapportages van de Visitatiecommissie Emancipatie hebben een belangrijke impuls gegeven aan de integratie van het man/vrouw-perspectief in het beleidsproces van alle departementen. Met inzet van een netwerk uit het bedrijfsleven zijn er belangrijke stappen gezet om evenredige participatie van vrouwen in de top van bedrijfsleven te realiseren.

Indicatoren

 20042005Realisatie 2006Streefwaarde 2006
1. Rechten en veiligheid    
Aantal advies- en steunpunten huiselijk geweld (prestatieindicator)135 (2007)
Uitbreiding capaciteit vrouwenopvang (prestatieindicator)1200 (2007)
Aantal gemeenten met beleidsplan huiselijk geweld (prestatieindicator)1250 (2007)
     
2. Arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid    
arbeidsparticipatie van vrouwen (effectindicator)53,6%54,1%55,859,8%
zorgparticipatie van mannen (effectindicator)135,7%38,3%
economische zelfstandigheid vrouwen (effectindicator)142%52,5%
     
3. Besluitvorming en bestuur    
aandeel vrouwen in politieke functies (effectindicator)24/50%26/44%35/40% in 2005/6
in topfuncties bedrijfsleven (top250) (effectindicator)4,4/6,5%5,8/7,1%11% in 2005/6
in topfuncties non-profit (effectindicator)12/20%21/25%19/36% in 2005/6
in topfuncties overheid (effectindicator)12%13%17% in 2005/6

Bronnen: SZW, Meerjarenbeleidsplan Emancipatie; SCP/CBS, Emancipatiemonitor 2006; Justitie, Aanpak huiselijk geweld (Kamerstukken II, 2004/2005, 28 345, nr. 19); VWS.

1 Realisatiegegevens over 2006 zijn niet beschikbaar.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 35.1: Begrotingsuitgaven artikel 30 (x €1 000):
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen8 36112 67613 88714 87719 94513 0446 901
Uitgaven13 92213 78111 27312 57513 63513 044591
        
Programmauitgaven13 92213 78111 27310 33611 18110 446735
        
Operationele doelstelling 1 en 2       
Dagindeling3 8522 19626539
Primair proces2 7334 2632 8372 3662 3502 182168
Subsidies6 3446 8057 6547 4158 5767 766810
Voorlichting36517894750207– 207
Onderzoek628339423441255291– 36
        
Apparaatsuitgaven2 2392 4542 598– 144
Personeel2 1142 2892 21871
Materieel125165380– 215
        
Ontvangsten1455623291595353

Toelichting:

Binnen de SZW begroting hebben er enkele budgettair neutrale herschikkingen plaatsgevonden. Dit verklaart de begrotingsafwijkingen van primair proces, subsidies, voorlichting en onderzoek.

De ontvangsten zijn ontstaan na afrekening van subsidies en projecten uit voorgaande jaren.

Operationele doelstelling 1: Het duurzaam integreren van het man/vrouw-perspectief in beleid en uitvoering ter bevordering van de kwaliteit en effectiviteit van het rijksoverheidsbeleid.

Doelbereik

De tussenrapportages van de Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) over het gender- en emancipatiebeleid op de 12 departementen zijn gerealiseerd. De voor 2006 geplande eindrapportages zijn februari 2007 gepubliceerd.

Instrumenten en activiteiten

• Het meerjarenbeleidsplan Emancipatie is geactualiseerd voor de periode 2006–2010 Kamerstukken II, 2005/2006, 30 420, nrs. 1–2).

• De Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) heeft een samenvattende tussenrapportage aan de coördinerend bewindspersoon alsmede 12 afzonderlijke tussentijdse rapportages aan de ministers uitgebracht over het gender- en emancipatiebeleid op de departementen.

• De coördinerend bewindspersoon heeft een Kabinetsstandpunt op de samenvattende tussenrapportage aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 420, nr. 3).

• Alle departementen hebben een reactie op de tussenrapportage VCE aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 420, nrs. 4–14 en Kamerstukken II, 2000/2001, 27 061, nr. 34).

• Er zijn afspraken tussen E-Quality en 12 departementen gerealiseerd voor de ondersteuning bij de deskundigheidsbevordering met betrekking tot gendermainstreaming.

• De ronde langs alle departementen ten behoeve van de invulling van de agenda voor de 4 vergaderingen van de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE) is gerealiseerd. Alle 4 ICE-vergaderingen hebben plaatsgevonden.

• Op uitnodiging van het ministerie van Financiën is een presentatie aan departementen over Gender Budget Analyse gegeven.

Operationele doelstelling 2: Het verbreden en verdiepen van het emancipatieproces op lokaal, nationaal, Europees en internationaal niveau.

Doelbereik

In 2006 is arbeidsparticipatie van vrouwen weer toegenomen, na enkele jaren van stilstand. Ondanks een geringe stijging in 2006 daalde de arbeidsparticipatie van mannen per saldo in dezelfde periode. De arbeidsmarktparticipatie van allochtone vrouwen is helaas ook teruggelopen. Zij scoren wel steeds beter op prestaties in onderwijs en opleiding. Vrouwen hebben mannen ingehaald in het onderwijs. De cijfers in de monitor geven aan dat de economische recessie het emancipatieproces de afgelopen jaren nadelig heeft beïnvloed. De realisaties van de indicatoren op de terreinen van arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid en van besluitvorming en bestuur blijven achter bij de streefcijfers. Nergens in Europa werken zoveel vrouwen in vaak kleine deeltijdbanen als in Nederland. Zo’n 93% van de vrouwen met kinderen en met een fulltime werkende partner is tevreden met haar deeltijdbaan en ziet het als een prima manier om arbeid en zorg te combineren. Volgens de Emancipatiemonitor hechten veel vrouwen bovendien relatief minder dan mannen waarde aan het doorgroeien naar een hogere functie of hoger inkomen. Het aantal uren dat mannen aan zorg besteden groeit langzaam.

Instrumenten en activiteiten

• Ter bevordering van het emancipatie- en integratiebeleid op gemeentelijk niveau voor vrouwen en meisjes uit etnische minderheden is het Plan van aanpak emancipatie en integratie ingezet.

• De Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict heeft activiteiten afgerond in het kader van de vergroting van de rol van vrouwen in conflictpreventie, -oplossing en naoorlogse wederopbouw.

• De volgende subsidies zijn verleend:

– aan het IIAV en E-Quality voor het waarborgen van de Emancipatiekennisinfrastructuur;

– meerjarige projectsubsidies aan maatschappelijke organisaties in het kader van de regeling emancipatieprojecten;

– bijdragen aan gemeenten op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling emancipatie vrouwen uit etnische minderheidsgroepen;

– i.h.k.v. Dagindeling ESF-3 aan experimenten en implementatietrajecten (ESF-3) voor het ontwikkelen en implementeren van oplossingen op lokaal niveau die de combinatie arbeid en zorg vergemakkelijken;

– i.h.k.v. ESF EQUAL het project Glazen Muur, gericht op het doorbreken van horizontale beroepensegregatie;

– bijdragen aan gemeenten voor vormgeving gericht op samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang, vrijetijdsvoorzieningen (dagarrangementen) en combinatiefuncties met het programma Dagarrangementen en Combinatiefuncties (OCW/SZW).

• Er zijn beleidsagenderende (effect)-onderzoeken uitgevoerd zoals:

– Emancipatiemonitor 2006;

– Scenariostudie naar de arbeidsparticipatie van vrouwen.

• De gender budget analyse bij zes gemeenten m.b.t. doelgericht begroten in de sport is aan de Tweede Kamer gezonden.

• Er is een Emancipatie-effect rapportage op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning uitgevoerd.

• Het Ambassadeursnetwerk Glazen Plafond heeft het trekkerschap overgedragen aan het Ministerie van Economische Zaken.

• Bedrijven en instellingen zijn via instrumenten als de Glazen Plafond Index (benchmark instrument) gestimuleerd om meer openheid te geven over hun activiteiten en resultaten op dit thema.

• In het kader van de «Aanpak 7 tot 7 Tijd voor Arbeid & Zorg» zijn instrumenten ontwikkeld voor gemeenten om inzichtelijk te kunnen maken in hoeverre de vraag van inwoners naar flexibiliteit, slimme openingstijden en beschikbaarheid van dienstverlening aansluit bij het aanbod. Daarnaast zijn verkenningen uitgevoerd voor samenwerkingsafspraken met gemeenten/provincie.

• Op internationaal terrein is deelgenomen aan de High Level group gendermainstreaming, CSW, Advisory Committee on gendermainstreaming en de Commissie Gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Raad van Europa. Daarnaast zijn vergaderingen van het Daphne programma bijgewoond en deelgenomen aan ministeriele conferenties en expertmeetings.

Indicatoren

De indicatoren van het Plan van aanpak emancipatie en integratie en het ESF programma Dagarrangementen en combinatiefunctie hebben betrekking op het jaar 2007. De activiteiten waarop de indicatoren betrekking hebben, vinden plaats in de periode 2005–2007. Er zijn geen tussentijdse streefwaarden voor het jaar 2005 en 2006 geformuleerd. Voor 2006 zijn geen realisatiecijfers beschikbaar.

Kengetallen

 200420052006
Aantal projectsubsidies aan organisaties i.h.k.v. de Subsidieregeling Emancipatieprojecten454643
Aantal experimenten en implementatietrajecten i.h.k.v. de Subsidieregeling Dagindeling ESF-3eerste ronde: 26tweede ronde: 63derde ronde: 34

Bron: SZW financiële administratie

Overzicht beleidsdoorlichtingen en effectonderzoeken

In de begroting 2006 is een beleidsdoorlichting voor verbreding en verdieping van het emancipatieproces (OD2) en een evaluatie van het duurzaam integreren van het man/vrouw-perspectief (OD1) aangekondigd. In 2006 is besloten deze twee onderzoeken te integreren in één beleidsdoorlichting van de AD en de OD’s van artikel 35.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:
Soort onderzoekOnderwerp onderzoekAD/ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingHet duurzaam integreren van het man/vrouw-pers- pectief in beleid en uitvoeringAD, OD 1, OD 22006september 2007 
 Verbreden en verdiepen van het emancipatieproces    
      
Effecten onderzoek ex postGeen    
      
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie AmbassadeursnetwerkenOD 22006november 2006Kamerstukken II, 2006–2007, 27 099, nr. 17

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

97 AFLOPENDE REGELINGEN

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om na-declaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Tabel 97.1 Budgettaire gevolgen van beleid: begrotingsuitgaven (x € 1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen459 473238 06513 94837290419885
waarvan garantieverplichtingen       
Uitgaven455 624243 25813 9087011 021201820
        
Programma-uitgaven455 504242 97413 7195471 003182821
Afgesloten Regelingen795143820757860786
Regeling Ex Mijnwerkers2071821821821821820
Ontvlechting Arbvo278 507189 233–
Ondersteuning vorming BVG’en1 5882 54711 82714223023
Afwikkeling ESF-oud157 18933 045     
Overige afwikkeling SUWI17 21817 82489014812012
        
Apparaatsuitgaven1202841891541819– 1
Personeel611718– 1
Materieel2110
Agentschappen12028418991
        
Ontvangsten11 44913 58918 81011 0711 3022011 101

Bron: SZW administratie

Het verschil tussen de realisatie en de raming in de begroting 2006 is voornamelijk het gevolg van nabetalingen in het kader van de subsidieregeling «inkoop sociale diensten bij Arbvo».

Bij de ontvangsten is op basis van afrekeningen een bedrag van € 1302 miljoen aan restituties ontvangen. Dit heeft vooral betrekking op de liquidatie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de voormalige subsidieregeling «Inkoop sociale diensten door gemeenten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie».

98 ALGEMEEN

Karakter van de uitgaven

Op dit artikel worden de apparaat- en algemene programma-uitgaven verantwoord die niet direct kunnen worden toegerekend aan een van de beleidsartikelen. Bij de algemene programma-uitgaven gaat het om primair proces, subsidies, voorlichting, onderzoek en beleidsinformatie en handhaving.

De middelen zijn bestemd voor:

• de beleidsactiviteiten waarvoor in de begroting geen afzonderlijke beleidsartikelen zijn opgenomen;

• de ondersteunende diensten van dit departement;

• de bijdrage van het moederdepartement aan de baten-lastendienst IWI.

Tabel 98.1 Budgettaire gevolgen van beleid: begrotingsuitgaven (x € 1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen289 804299 306247 233189 821197 648216 773– 19 125
waarvan garantieverplichtingen       
Uitgaven:320 712295 091242 088188 344189 094219 099– 30 005
        
Programma-uitgaven26 78225 49626 79918 11123 39954 133– 30 734
Waarborg en garanties000000
Handhavingen kwal.bevordering uitvoering5 0084 7874 3982 6907 72231 768– 24 046
Primair proces2 5265 3805 812841586642– 56
Subsidies9077987064342616 052– 5 791
Voorlichting6 9395 1175 4837 5156 8694 9311 938
Onderzoek en Beleidsinformatie11 4029 41410 4006 6317 96110 740– 2 779
        
Apparaatsuitgaven257 287269 595215 289170 233165 695164 966729
Personeel146 737153 299100 65078 15569 43167 5871 844
Materieel34 54033 53633 06218 06123 63717 1716 466
Huisvesting43 63929 01530 54929 53028 57035 218– 6 648
Automatisering32 37118 02019 69919 65119 30420 267– 963
Bijdrage aan IWI35 72531 32924 83624 75324 72330
        
Ontvangsten7 6169 9167 0387 64713 03120 024– 6 993

Bron: SZW administratie

Toelichting bij de tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Personeel

De hogere uitgaven is het saldo van enerzijds de loonbijstelling en anderzijds de som van een aantal relatief kleine overschotten en tekorten op de personele directiebudgetten. Ook op de uitgaven bij de personeelsbudgetten van de beleidsartikelen staan overschotten en tekorten. Het totaalbeeld van de personele uitgaven wordt in het vervolg nader toegelicht.

Materieel en huisvesting

De hogere uitgaven «materieel» en lagere uitgaven «huisvesting» hebben voornamelijk betrekking op een verschuiving van «overige huisvestingskosten» (bewaking, schoonmaak, etc). Deze uitgaven waren in de begroting opgenomen onder «huisvesting» en worden verantwoord onder«materieel».

Automatisering

De lagere uitgaven automatisering hebben vooral betrekking op verschuivingen in de planning van een aantal projecten.

Bijdrage aan IWI

De bijdrage aan IWI is als gevolg van verrekeningen met het moederdepartement iets hoger dan geraamd.

Handhaving

De onderuitputting van het handhavingsbudget heeft een tweetal oorzaken. Enkele projecten hebben vertraging opgelopen en projecten zijn goedkoper uitgevoerd dan vooraf was geraamd.

Primair proces

Als gevolg van herschikkingen zijn op primair proces van artikel 98 lagere uitgaven gerealiseerd.

Subsidies

Als gevolg van herschikkingen van geparkeerde subsidiegelden naar beleidsartikelen is op artikel 98 € 5,8 miljoen minder uitgegeven.

Voorlichting

In de loop van het jaar zijn een aantal extra voorlichtingsactiviteiten ondernomen.

Onderzoek

Vooral als gevolg van herschikkingen van geparkeerde onderzoeksgelden naar beleidartikelen is € 2,8 miljoen minder uitgegeven.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn € 6 miljoen lager dan geraamd. Dit is vooral veroorzaakt doordat een eerder geparkeerde ombuigingstaakstelling is ingevuld bij de anti-cumulatie afdrachten.

98.4 Toelichting apparaat- en programma-uitgaven

In tabel 98.9 wordt van de apparaat- en algemene programma-uitgaven een verdeling over alle artikelen gegeven, zowel artikel 98 als niet artikel 98. Bij artikel 98 staan de uitgaven die niet aan beleidsartikelen kunnen worden toebedeeld, zoals algemene uitgaven en uitgaven voor de premiegefinancierde regelingen.

In deze paragraaf worden enkele uitgavencategorieën toegelicht.

Personeel

Tabel 98.2 Formatie en bezettingsontwikkeling (in fte)
 20022003200420052006
Formatie totaal SZW ultimo3 0643 0283 0473 0472 963
waarvan batenlastendiensten543497357363355
      
Bezetting ultimo2 9072 9543 0142 9442 922
Bezetting gemiddeld2 7352 9273 0233 0072 955
Vacatures ultimo (aantal)157743310341

Bron: SZW-administratie

Tabel 98.3 Personeelsbudgetten en realisaties (excl. baten-lastendiensten) in € 1 mln
 20022003200420052006
Budget123113150161156
Realisatie147153157161159
Gemiddelde realisatie per fte (x € 1 000)53,452,351,953,553,8

Bron: SZW-administratie

Aan het eind van 2006 bestond de formatie inclusief de baten-lastendiensten uit 2 963 formatieplaatsen (fte). Dat is 84 lager dan de formatie van 2005. Bij het kerndepartement is de formatie afgenomen met 54 fte’en. De formatie bij de Arbeidsinspectie is 23 fte’en lager en de baten-lastendiensten zijn met 7 fte’en afgenomen. De afname van de formatie is hoofdzakelijk een gevolg van de doorwerking van de taakstelling Strategisch- en Hoofdlijnen akkoord.

De bezetting per 31 december 2006 bedroeg 2 922 fte. Ten opzichte van 31 december 2005 is de bezetting gedaald met 22 fte.

In 2006 is € 159 miljoen uitgegeven aan personeelskosten. Dit is inclusief € 3,3 miljoen aan post-actieven en € 3,7 miljoen voor inhuur van personeel. Deze bedragen zijn exclusief baten-lastendiensten.

Materieel

Tabel 98.4 Realisaties materieel (x € 1 mln)
 20022003200420052006
Materieel34,633,540,528,737,2
Huisvesting43,629,030,529,528,6
Automatisering32,418,019,719,719,3
Bijdrage moederdepartement aan IWI36,635,731,324,824,8
      
Gemiddelde realisatie per fte (x € 1 000)     
Materieel12,711,413,49,512,6
Huisvesting15,99,910,19,89,7
Automatisering11,86,16,56,66,5

Bron: SZW-administratie

Handhaving

In 2006 bedroeg het totale beleidsbudget voor handhaving € 57,2 miljoen, verdeeld over de artikelen 23, 29, 30 en 98. Van dit bedrag was € 23,9 miljoen gereserveerd voor activiteiten in het kader van het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord. Dit betreft onder meer de bestrijding van zwarte fraude en illegale tewerkstelling.

De realisatie op het beleidsbudget bedroeg uiteindelijk ruim € 7,7 miljoen. Het verschil heeft twee oorzaken. Enerzijds is het beleidsbudget tussentijds verlaagd door overboekingen ten behoeve van handhavingsactiviteiten door SZW-personeel. Anderzijds was er sprake van onderuitputting. De onderuitputting wordt nader toegelicht in paragraaf 98.3.

Voorlichting

De totale voorlichtingsuitgaven 2006 bedragen € 12,7 miljoen. Het totale bedrag dat aan voorlichtingscampagnes is uitgegeven beloopt € 10 miljoen en is als volgt over de beleidsterreinen verdeeld.

Tabel 98.5 Uitgaven voorlichtingscampagnes naar beleidsterrein (x € 1 000)
 Realisatie 2006
Arbeid en zorg/Levensloop530
Kinderopvang625
Arbeidsmarkt/Taskforce Jeugdwerkloosheid2 872
Arbo1 259
Overig (w.o. WIA, WW, WSW, Kinderarbeid en ATW3 213
Jongeren en schulden584
Attenderingen (beleid tlv voorlichting)1 000

Bron: SZW-administratie

Publieksinformatie

In 2006 zijn de volgende aantallen vragen door de afdeling Publieksinformatie afgehandeld:

• 40 000 telefonische vragen op het gratis nummer 0800–9051;

• 13 600 e-mail via vooral het Algemeen loket (40%), de site van de Arbeidsinspectie, diverse andere loketten en Postbus 51;

• 2 500 brieven van burgers.

Tabel 98.6 Verdeling van de gestelde vragen over de beleidsonderdelen SZW (in procenten)
 Realisatie 2006
Arbeidsmarkt7.2
Arbeidsomstandigheden14,8
Arbeidsverhoudingen36,2
Arbeidsongeschiktheid10,1
Werkloosheid5,5
Overig SV6,5
Werk en Bijstand9,0
Overig10,9

Bron: SZW-administratie

Subsidies

Voor een totaal overzicht subsidies wordt verwezen naar bijlage 4.

SIOD

De SIOD is in 2006 doorgegaan met het themagericht opsporen. Ook in 2006 heeft ca. 50% van de afgeronde opsporingsonderzoeken plaatsgevonden binnen de 5 geselecteerde thema’s:

1. Re-integratie;

2. Tuinbouw en Fruitteelt;

3. Levensmiddelenindustrie;

4. Transport;

5. Schoonmaakbedrijven.

In 2006 heeft de SIOD een beleidsgestuurde themaselectie tot stand gebracht. De relevante beleidsdirecties van het ministerie van SZW zijn betrokken geweest bij het wegingskader op grond waarvan de thema’s werden geprioriteerd en hebben zich op twee momenten hun wensen met betrekking tot te selecteren thema’s voor 2007 kenbaar kunnen maken.

De SIOD had zich voorgenomen om in 2006 80 processen verbaal bij het Openbaar Ministerie in te leveren, ter afdoening of vervolging. De SIOD heeft uiteindelijk 88 processen verbaal aangeboden aan het OM. Hierbij zijn door de SIOD de volgende benadelingsbedragen opgespoord:

• premiefraude € 3,9 miljoen;

• uitkeringsfraude: € 4,3 miljoen;

• re-integratiefraude € 1 miljoen;

• fiscaal nadeel € 11,7 miljoen;

• maatschappelijk nadeel € 14,2 miljoen.

Het lagere benadelingsbedrag premiefraude vloeit voort uit de overdracht van de premieheffing van UWV aan de Belastingdienst per 1 januari 2006. Als resultaat van een deels gezamenlijk met de FIOD-ECD ingericht intake- en selectieproces heeft de SIOD 43 fraudesignalen ontvangen van de FIOD-ECD in 2006. Het betreft zaken waarbij het zwaartepunt ligt op het SZW-domein.

Verdere feiten en cijfers

• Per 31 december 2006 was sprake van 63 lopende SIOD onderzoeken;

• Bij de opsporingsonderzoeken die de SIOD in 2006 uitvoerde waren 216 verdachte natuurlijke personen betrokken en 100 verdachte rechtspersonen;

• De digitale recherche van de SIOD heeft 17 onderzoeken of projecten van externe partijen ondersteund in 2006. In 15 gevallen ging het hierbij om gemeenten;

• De criminaliteits-analisten van de SIOD hebben in 2007 22 maal assistentie verleend aan de Interventieteams en aan individuele gemeentelijke projecten.

• In 2006 heeft de SIOD vier onderzoeken naar uitbuiting van buitenlandse werknemers afgerond. Een onderzoek naar uitbuiting van Portugese werknemers is aanleiding geweest tot onderhandelingen over het afsluiten van een Memorandum of Understanding met Portugal;

• In het vierde kwartaal van 2006 heeft de SIOD zijn regionale intake van fraudetips (3 regionale fraudemeldpunten en selectie-overleggen) omgevormd tot een centraal intake en selectie (CIS) proces. Hiermee wordt de sturing op welke onderzoeken de SIOD draait eenvoudiger;

• Om de kwaliteit van de processen-verbaal te optimaliseren, de communicatie tussen FP en SIOD te verbeteren en de doorlooptijd van SIOD-onderzoeken door het OM te verkorten zijn in 2006 zijn door het Functioneel Parket twee ervaren parketsecretarissen bij de SIOD gestationeerd.

• In 2006 is de SIOD begonnen met een aantal professionaliseringstrajecten als Kennismanagement, een Leiderschapstraject, Digitaal rechercheren en de ontwikkeling van een opleidingstraject Financieel Rechercheren. Het project digitaal rechercheren heeft geresulteerd in een beveiligde omgeving, waarbinnen iedere SIOD-rechercheur de digitale administratie van verdachten kan raadplegen en gedeelten daarvan kan kopiëren naar een proces-verbaal.

Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspectie draagt door toezicht op de wet- en regelgeving bij aan veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en arbeids- en rusttijden, alsmede aan de aanpak van illegale tewerkstelling. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), de Arbeidstijdenwet (ATW), de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV), de Wet Minimum loon (WML) en het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) zijn daarvoor de belangrijkste wetten. In de aanpak ligt de prioriteit bij het opsporen en wegnemen van ernstige overtredingen. Om efficiënter te opereren en om onnodige inspectiedruk te vermijden werkt de AI in toenemende mate samen met andere inspectiediensten. De Arbeidsinspectie heeft – als bijna geen andere toezichthouder – te maken met het feit dat er veel raakpunten zijn met vrijwel alle in Nederland opererende toezichthouders. Dit komt door het brede werkterrein waarop de AI opereert. Vrijwel alle organisaties en instellingen waarin arbeid wordt verricht behoren tot de objecten van toezicht van de AI. Een gedetailleerder verslag van activiteiten en uitkomsten van het toezicht door de Arbeidsinspectie zal worden gegeven in het Jaarverslag Arbeidsinspectie 2006 dat gelijktijdig met het SZW-jaarverslag verschijnt.

Vanuit de toezichthoudende taken op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn in 2006 in inspectieprojecten Arbeidsomstandigheden 20 088 trajecten afgerond waarin in 51% van de gevallen handhavend is opgetreden. Een inspectietraject omvat alle bezoeken en administratieve afhandeling nodig om te komen tot normconform gedrag bij een bedrijf. In die trajecten is voor circa € 4,5 mln aan boetes opgelegd en er is in 2006 inclusief op vorderingen uit eerdere jaren een gelijk bedrag geëind. Er zijn daarnaast 353 inspectietrajecten in ATW-projecten uitgevoerd op grond waarvan in 2006 circa € 1 mln aan boetes is opgelegd en € 0,7 mln is geëind. In de verantwoording op beleidsartikel 29 wordt in dit SZW-jaarverslag nader ingegaan op de handhavingsresultaten op het terrein van arbeidsomstandigheden.

Vanuit het door het ministerie van BVK geleide project «eenduidig toezicht» is in 2006 een bijdrage geleverd aan de voorbereiding van front-offices. Dit zijn samenwerkingsverbanden van inspectiediensten en soms andere overheden om te komen tot één loket voor het toezicht in bepaalde domeinen. Een van de inspectiediensten heeft daarbij het voortouw en de regie.

De AI doet mee in de voorbereiding van 11 van deze samenwerkingsverbanden waarvan in 4 gevallen in de regierol.

Met een aantal inspectiediensten bestaan al samenwerkingsovereenkomsten, zoals met het Staatstoezicht op de Mijnen, de KLPD en Inspectie Verkeer en Waterstaat. Met alle andere Rijksinspectiediensten wordt samengewerkt op projectniveau.

Bij de toezichthoudende taken op het gebied van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen richt de AI zich op bedrijven, die vanwege de aanwezigheid van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen of de aanwezigheid van risicovolle processen een gevaar kunnen vormen met grote gevolgen voor het bedrijf zelf en de omgeving.

In dit werkveld wordt samengewerkt met andere overheden (het bevoegde gezag volgens de Wet Milieubeheer: de gemeenten, provincies en waterschappen) en de Brandweer. Die samenwerking is in 2006 – mede als gevolg van het verbetertraject «BeteRZO» verder geïntensiveerd, waardoor kwaliteit en efficiency van de inspecties verder is toegenomen. De directie MHC heeft de beoordeling van 98 door bedrijven verplicht op te stellen Veiligheids Rapporten in 2006 tijdig kunnen afronden, heeft daarnaast 188 BRZO-inspecties en 79 inspecties op grond van de ARIE-regelgeving afgerond en heeft 39 zware ongevallen onderzocht.

Daarnaast zijn in 2006 twee specifieke rapporten met betrekking tot dit werkterrein aan de Tweede kamer aangeboden. Dit betrof een rapportage over incidenten bij bedrijven die onder werkingssfeer van de ARIE en BRZO vallen en een rapportage over een onderzoek waarin is bezien in hoeverre een explosie, zoals deze heeft plaatsgevonden bij een BP raffinaderij in Texas in maart 2005, ook bij de 5 raffinaderijen in Nederland zou kunnen optreden.

Voor de aanpak van illegale tewerkstelling en de handhaving van o.a. de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag wordt al langere tijd – in interventieteams – intensief samengewerkt met de andere partners: Gemeenten, Belastingdienst, SIOD, UWV en Politie. Ook in ander verband dan de interventieteams is sprake van uitwisseling van gegevens, waardoor een scherpere selectie kan worden gemaakt van bedrijven, die voor inspectie of onderzoek in aanmerking komen.

In 2006 zijn circa 10 800 inspectietrajecten op basis van de WAV uitgevoerd. Er is in 2006 voor ruim € 44 mln aan boetes opgelegd voor overtredingen van de WAV, waarvan een groot deel tot ontvangsten in 2007 zal leiden. Er is in 2006 ruim € 17 mln geëind op basis van WAV boetes ingesteld in 2006 en nog openstaande vorderingen uit eerdere jaren.

Het totaal aan opgelegde boetes WAV was in 2006 extra hoog omdat er meer boetes zijn opgelegd dan geraamd en omdat er ook nog achterstanden in de oplegging vanuit 2005 zijn ingelopen. Eind 2006 was deze achterstand nagenoeg ingelopen. Het hogere aantal opgelegde boetes in 2006 dan geraamd komt voort uit een hogere efficiëntie in de uitvoering en een hoger gerealiseerd overtredingspercentage per bezocht bedrijf dan geraamd.

Het proces van inning loopt vertraging op doordat in hoge mate gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid van het aangaan van betalingsregelingen en voorlopige voorzieningen. Er moet veelvuldig worden aangemaand en het is vaak nodig dwangbevelen in te zetten om betaling af te dwingen. Van de ingestelde boetes in 2005 is eind 2006 inmiddels meer dan 60% geëind, terwijl dit percentage eind 2005 nog op 35% lag. De verwachting is dat in 2007 ook nog een nog groot deel van het ingestelde bedrag in 2006 zal kunnen worden geëind. Om achter de inning nog extra druk te zetten heeft SZW de inning per 1-1-2007 voor nieuw op te leggen boetes overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau.

In bijna 50% van de opgelegde boetes WAV gaat men in bezwaar, terwijl de omvang van de capaciteit voor de behandeling ervan is gebaseerd op een aanname van 40%. Daardoor en door een hoger aantal opgelegde boetes dan geraamd heeft ook de afhandeling van bezwaarschriften vertraging opgelopen. In 2007 zal dit door een extra inzet van juridische capaciteit worden ingelopen.

Tabel 98.9: Totaaloverzicht gerealiseerde apparaats- en algemene programma-uitgaven 2006
  ApparaatuitgavenProgramma-uitgaven 
  PersoneelMaterieelOverige1Primair Proc.OnderzoekVoorlichtingSubsidiesHandhaving
21Inkomensbeleid60725
22Activerend arbeidsmarktbeleid19 6953 7087352 773
23Re-integratie2 978158620997 389231
24Sociale werkvoorziening1 02578
25Arbeid en zorg1 755115734481 1556 888
26Overlegstructuren, CAO-vorming en medezeggenschap3 128107242
27Regulering van individuele arbeidsrelaties2 012194724
28Pensioenbeleid1 40999
29Arbeidsomstandigheden, arbozorg en verzuim42 4208 4033 5262 2311 25921 788675
30Inkomensbescherming met activering6 19326758417 515
31Inkomensbescherming met activ. bij arbeidsongeschiktheid3 402172
32Overige inkomensbescherming68133
33Tegemoetkoming specifieke kosten1 16049
34Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW85232
35Emancipatie2 2891652 3502558 575
97Aflopende regelingen171182
98Algemeen69 43223 63772 6275867 9616 8692617 721
99Nominaal en onvoorzien     
 Totaal gerealiseerde uitgaven 2006159 05537 24372 6277 27011 51512 73946 04926 142
 Vastgestelde Begroting 2006155 56327 72780 2087 80315 10014 34955 40257 178
 Verschil 20063 4929 516– 7 581– 533– 3 585– 1 610– 9 353– 31 036

Bron: SZW administratie

1 Dit betreft huisvesting (€ 28 570), automatisering (€ 19 304) en bijdrage moederdepartement (€ 24 753)

99 NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Op dit artikel staan tijdelijk middelen voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling. De beschikbaar gestelde middelen voor de loon- en prijsontwikkeling zijn gedurende de begrotingsuitvoering 2006 naar de in aanmerking komende begrotingsartikelen overgeboekt.

99.1 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 99.1 Budgettaire gevolgen van beleid: begrotingsuitgaven (x € 1 000)
 2002200320042005Realisatie 2006Vastgestelde begroting 2006Verschil 2006
Verplichtingen0000046– 46
Uitgaven0000046– 46
        
Programma-uitgaven0000046– 46
Onvoorzien000
Loonbijstelling046– 46
Prijsbijstelling000
        
Ontvangsten0000000

Bron: SZW administratie

7. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

1. Het gevoerde financieel beheer

Zoals al in de bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag van het ministerie van SZW over 2005 werd aangekondigd heeft SZW in 2006 een nieuw systeem voor de financiële administratie in gebruik genomen: Hermes. Een van de doelstellingen om Hermes in te voeren is om de hele financiële administratie onder te brengen in één geïntegreerd financieel systeem. Hermes vervangt en integreert zodoende uiteindelijk de bestaande financiële administratie (CAFAS) en het systeem voor de bekostiging van gemeenten en andere uitvoeringsorganen (BIAS). Bestaande aansluitingsproblemen tussen de twee systemen worden hiermee uit de wereld geholpen. Met ingang van 2006 is de financiële administratie van CAFAS overgegaan naar Hermes (fase 1). Het onderdeel bekostiging van Hermes en de overgang van BIAS naar Hermes zal naar verwachting in 2007 worden ingevoerd (fase 2).

De ingebruikneming van een nieuw financieel-administratief systeem is een gebeurtenis met grote gevolgen voor de beheersorganisatie. Hierdoor kan het financieel beheer (tijdelijk) negatief worden beïnvloed. Met het oog daarop is voor een opzet en aansturing gekozen die dit zoveel mogelijk voorkomt. Zo is heel nadrukkelijk gestuurd op (beleidsmatige) risico’s en is gefaseerd een go-no go besluit genomen, nadat werd vastgesteld dat gesignaleerde risico’s waren ondervangen. Tevens is een parallelorganisatie opgezet, die er mede toe moest leiden dat tijdelijk meer capaciteit beschikbaar zou zijn om de overgang van het ene systeem naar het andere systeem goed te borgen. Ondanks deze zorgvuldige voorbereiding hebben zich veel problemen voorgedaan die de ordelijkheid van het financieel beheer ernstig hebben aangetast. Dit uitte zich op verschillende terreinen.

• Conversieverschillen: Bij het – handmatig – overzetten van de informatie uit de financiële administratie van CAFAS naar Hermes ontstonden conversieverschillen. Deze zijn in verschillende acties in de loop van het jaar geïnventariseerd en – merendeels – gecorrigeerd.

• Tijdigheid van de registratie van verplichtingen en tijdigheid van het betalingsverkeer: De tijdigheid van de registratie van verplichtingen in de verplichtingenadministratie en de tijdigheid van het betalingsverkeer stonden onder druk; vanaf medio 2006 is dit steeds verder verbeterd, maar de gewenste eindsituatie is nog niet bereikt.

• Voorschottenbeheer en ontvangstenbeheer: Gedurende heel 2006 ontstonden achterstanden bij de administratieve verwerking van betaalde voorschotten. Ook ontstonden gedurende heel 2006 achterstanden bij de administratieve verwerking van ontvangsten.

• Vorderingenbeheer: De boete-inning in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen is in 2006 door de invoering van Hermes en door de toename van het aantal boetes en ingediende bezwaarschriften enige tijd vertraagd.

• Fouten in boekingen: De veranderingen van de werkprocessen, in combinatie met de verandering van de budgetstructuur, de onwennigheid van de medewerkers met het nieuwe systeem en de grote werkdruk, hebben geleid tot boekingsfouten. Deze zijn op subartikelonderdeelniveau gecorrigeerd. Uit pragmatische overwegingen is niet gestructureerd gezocht naar fouten in boekingen op lagere niveaus, maar geconstateerde fouten op die lagere niveaus zijn voor een belangrijk deel wel gecorrigeerd.

• Dubbele betalingen: Om achterstanden weg te werken werden meer dan gebruikelijk handmatige betalingen verricht. Gevolg daarvan is dat er meer dubbele betalingen werden verricht. Dit werd gecorrigeerd; teveel betaalde bedragen werden teruggevorderd. Ook de terugvorderingen leidden tot meerwerk.

• Functiescheiding betalingsordonnateur/kasbeheerder: Het autorisatiebeheer waarmee de noodzakelijke functiescheiding is geborgd, voldeed in opzet aan de daaraan te stellen wettelijke minimumeisen. Qua werking bleek in 2006 de noodzakelijke functiescheiding in de financiële processen niet volledig geborgd. Uit aanvullende controles van de Auditdienst zijn overigens geen materiële rechtmatigheidsfouten gebleken.

• Vertraging oplevering jaarrekening: Bij de totstandbrenging van de jaarrekening bleek het noodzakelijk aan de Algemene Rekenkamer en het Ministerie van Financiën uitstel te vragen. De vertragingen werden veroorzaakt door eerdere conversiefouten bij de overgang naar het nieuwe systeem. Herstelacties (het op orde brengen van de aansluiting tussen BIAS en Hermes, het schonen van openstaande posten, het uitzoeken van conversieverschillen en het controleren van posten) bleken begin 2007 nodig om tot betrouwbare saldibalansposten te komen. Deze zijn uiteindelijk goed afgerond en hebben geleid tot een saldibalans, die geen materiële fouten bevat, en tot aansluiting tussen BIAS en Hermes. Enkele, voor de jaarrekening niet-materiële verschillen, worden in de eerste helft van 2007 verder geanalyseerd.

• Het financieel beheer van het Agentschap SZW is op belangrijke punten onvoldoende. De oorzaak hiervan is dat op projectniveau niet tijdig een onderbouwing kon worden geleverd van de openstaande voorschotten en op projectniveau geen aansluiting gemaakt kon worden tussen de regeling specifieke administratie en financiële administratie.

In de loop van 2006 zijn ten aanzien van deze problemen herstel- en verbeteracties gestart, samengevat in het zgn. 7-puntenplan. Daarbij gaat het om het wegwerken van achterstanden, het versnellen van het betaalproces, het tijdiger vastleggen van verplichtingen, en het corrigeren van boekingsfouten. Voorts werd een externe audit uitgevoerd die er met name op gericht was om vast te stellen of de ingezette verbeteracties naar verwachting effectief zouden zijn. Dit heeft geleid tot extra acties, te weten het verder verbeteren van de kwaliteit van de medewerkers die met het systeem werken. Ten slotte werd met het totaal van de verbeteracties beoogd om fouten te vermijden; dit mede omdat het herstellen van fouten veel capaciteit vergde.

Als gevolg van deze herstel- en verbeteracties werd in de tweede helft van het jaar 2006 de kwaliteit van het financieel beheer op deze punten stap voor stap verbeterd. De gewenste eindsituatie is echter nog niet bereikt. Met de jaarafsluiting is – ook na afronding van de herstelacties genoemd in de laatste bullet – gebleken dat boekingsfouten en andere onvolkomenheden resteerden, die samenhangen met de subadministratie BIAS2. Omdat deze niet van materieel belang zijn voor de accountantsverklaring zijn deze niet meer voor de jaarafsluiting geanalyseerd en gecorrigeerd.

Bovenstaande problemen laten onverlet dat de kwaliteit van de informatievoorziening aan het Parlement in het jaarverslag voldoende is. Zij hebben echter wel consequenties gehad voor de betrouwbaarheid van de interne financiële managementinformatie gedurende het jaar, waardoor ook de sturing door de budgethouders werd bemoeilijkt. In de loop van het tweede halfjaar kreeg het management wel voldoende inzicht in de budgetuitputting en kon daar in voldoende mate op steunen. Tot slot hebben zij ook geleid tot efficiencyproblemen bij de controles door de Auditdienst.

De invoering van fase 2 zal met extra waarborgen worden omgeven om te voorkomen dat zich hierbij vergelijkbare ontwikkelingen voordoen als bij de invoering van fase 1. De analyse- en correctiewerkzaamheden zullen wel onverkort worden doorgezet. Tevens zullen de uitkomsten van de analysewerkzaamheden worden gebruikt om maatregelen voor te bereiden om te zorgen dat een goede overgang naar Hermes fase 2 mogelijk is.

Het management heeft in 2006 veel aandacht besteed aan de kwaliteitsverbetering van het contractbeheer en de (Europese) aanbestedingen, en met een mix van maatregelen in de sfeer van voorlichting, terbeschikkingstelling van procedures, handleidingen, modellen en begeleiding vanuit de directie Facilitaire Zaken, alsmede aansturing en toezicht op de naleving in het kader van de P&C-cyclus, is inmiddels een verbetering van het inkoopproces gerealiseerd.

Ondanks deze inspanningen was in 2006 nog sprake van tekortkomingen. Merendeels gaat het om dossiers waarbij sprake is van een bewuste en gemotiveerde keuze om van de aanbestedingsregels af te wijken; deze argumentatie had met name betrekking op het voorkomen van ongewenste afbreukrisico in het primaire proces. Het is noodzakelijk dat het management nog strikter op de juiste naleving van de regels toeziet en dat het management nadrukkelijker wordt aangesproken op eventuele niet-naleving van de regels.

Het subsidiebeheer heeft in 2006 bijzondere aandacht gehad. In 2006 is een vervolg gegeven aan het voornemen om – bij nieuwe subsidies – te streven naar outputfinanciering in plaats van de tot dusverre gebruikelijke inputfinanciering (vergoeding van werkelijk gemaakte kosten). Deze verandering had een tweeledige doelstelling.

Ten eerste moest dit leiden tot een vermindering van de administratieve (controle)lasten en ten tweede moest dit leiden tot een vermindering van het aantal rechtmatigheidsproblemen waarmee SZW, ook in 2006, werd geconfronteerd. Zo kreeg in 2006 de beoordeling van de einddeclaraties van subsidies, gebaseerd op vergoeding van werkelijk gemaakte kosten, nog niet in alle gevallen de vereiste aandacht, terwijl ook de tijdigheid van de vaststelling een aandachtpunt bleef.

Overigens zijn de twee nieuwe subsidieregelingen in 2006 niet geschoeid op outputfinanciering.

Bij enkele incidentele subsidies (niet op een subsidieregeling gebaseerd) zijn goede resultaten met de andere benadering bereikt. Naar verwachting zullen in 2007 meer subsidies worden gebaseerd op outputfinanciering. De toezegging aan de Algemene Rekenkamer dat in die gevallen ook zal worden gekeken naar eventuele nieuwe (rechtmatigheids)risico’s die zich bij outputfinanciering voor kunnen doen, zal worden nagekomen.

Conclusie financieel beheer

Het financieel beheer vertoonde wat betreft ordelijkheid het gehele jaar 2006 ernstige tekortkomingen. In de tweede helft van 2006 was sprake van een opgaande lijn als gevolg van de opgestarte verbeteracties en kreeg het management steeds beter inzicht in de budgetuitputting en kon daar dan ook in voldoende mate op steunen. Van belang is wel dat deze negatieve conclusie niet geldt voor de «grote geldstromen» (specifieke uitkeringen en sociale verzekeringen) en dat de tekortkomingen slechts in beperkte mate hebben geleid tot onrechtmatigheden.

Dat neemt echter niet weg dat de gewenste eindsituatie nog niet is bereikt. Hiervoor is in 2007 dan ook nog een behoorlijke inspanning vereist. In 2007 zal dan ook prioriteit worden gegeven aan de verdere verbetering van het financieel beheer, met name het sneller vastleggen van verplichtingen en het tijdig betalen. Met de afronding en invoering van het IC-plan in de eerste helft van 2007 wordt voorzien in waarborgen voor de kwaliteit van de financiële administratie.

2. De uitvoering van de Kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst

In navolging van het kabinetsstandpunt IBO Regeldruk en Controletoren werd door de toeslagdepartementen (SZW (kinderopvangtoeslag1 ), VROM (huursubsidie), VWS (zorgtoeslag) en Financiën) in het jaarverslag over 2005 reeds een bedrijfsvoeringsparagraaf nieuwe stijl opgenomen, waarbij ook rekening werd gehouden met de verantwoordelijkheidsverdeling voor beleid en begrotingsbeheer (door de vakministers) en uitvoering (door de minister van Financiën/Belastingdienst). Dit houdt in dat over fouten en onzekerheden die zich bij de uitvoering van de toeslagregelingen voordoen wordt gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf bij het jaarverslag van Financiën. In het jaarverslag van de departementen van SZW, VROM en VWS worden de hoofdconclusies van Financiën overgenomen en wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van Financiën.

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Financiën is met betrekking tot de uitvoering van de Kinderopvangtoeslag het volgende opgenomen:

«De betalingen in verband met de uitvoering van de Wet Kinderopvang worden door SZW op beleidsartikel 25 Arbeid en zorg (begrotingshoofdstuk XV) verantwoord. De Comptabiliteitswet en onderliggende regelgeving schrijft voor dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf expliciet verantwoording moet worden afgelegd over de naleving van wet- en regelgeving indien de tolerantiegrenzen (1% voor fouten en 3% voor onzekerheden) worden overschreden.

Voor de uitvoering van de Wet kinderopvang 2005 luidt de conclusie dat geen toezicht is uitgevoerd op de werkgeversbijdrage. Dit betekent dat voor de groep toeslagen waarin deze factor van belang is, sprake is van onzekerheid over de rechtmatigheid van de in 2006 definitief afgerekende posten. Hetzelfde geldt voor de nog in 2007 over 2005 definitief af te rekenen posten. De maximale onzekerheid voor het totaal bedraagt circa € 78 miljoen (circa 11%).»

3. De kwaliteit van het gevoerde materieelbeheer

De betekenis van het materieelbeheer is voor SZW beperkt. Bij een klein aantal directies is besloten het uitvoeren van controles op de juistheid van de inventarisadministratie in 2006 achterwege te laten. Dit heeft geen gevolgen voor het algehele beeld met betrekking tot het gevoerde materieelbeheer.

4. De rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering

In 2006 deden zich ten aanzien van het beheer van de verplichtingen op artikel 98 onvolkomenheden voor. Door een combinatie van onrechtmatigheden bij de materiële en personele uitgaven, alsmede de Europese aanbestedingen, werd een totaal bedrag aan onrechtmatigheden gerealiseerd van ca. € 7,6 mln, waarvan ca. € 3,4 mln. materiële uitgaven, ca. € 0,3 mln. personele uitgaven en ca.€ 3,9 mln. Europese aanbestedingen. Afgezet tegen de tolerantiegrens op artikel 98 van € 5 mln. is sprake van een materiële onrechtmatigheid.

5. De kwaliteit van de niet-financiële beleidsinformatie

De kwaliteit van niet-financiële informatie is van groot belang, zodat de Kamer er van uit kan gaan dat zij juiste en goede informatie ontvangt over de ontwikkeling van de prestatie-indicatoren in de begroting en het jaarverslag. Kwaliteitsdocumenten beschrijven de wijze waarop de kwaliteit van systemen van niet-financiële informatie is geborgd. In het jaarverslag komt dit tot uiting in een heldere en eenduidige bronvermelding. Hiermee is de ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid van de informatie geborgd en is ook duidelijk waar nog verbeteringen mogelijk zijn.

6. Overig

6.1 Aansturing, toezicht, samenwerking UWV

In 2006 heeft er een speciaal samenwerkingstraject plaatsgevonden tussen SZW en UWV. Dit naar aanleiding van de goedkeuring van het jaarplan UWV 2006. Op de financiële onderwerpen is het samenwerkingstraject succesvol afgerond. Zo is er nu een kostenmodel voor de uitvoeringskosten van UWV, dat door zowel UWV als SZW wordt onderschreven. Tevens zijn er afspraken gemaakt over het beter op elkaar aansluiten van de jaarplancyclus en rijksbegrotingscyclus. Dit alles heeft geleid tot een spoedige goedkeuring van het jaarplan UWV 2007. Op diverse onderdelen loopt het samenwerkingstraject in 2007 en verder nog door. Bijvoorbeeld op het terrein van de deregulering.

C. JAARREKENING

8. VERANTWOORDINGSSTAAT SZW

Departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Sociale Zaken en WerkgelegenheidBedragen in EUR1000
  (1)(2)–(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 24 382 326611 072 26 206 565933 286 1 824 239322 214
           
 Beleidsartikelen         
21Inkomensbeleid70570563363372– 72
22Activerend arbeidsmarktbeleid361 321362 82114 600421 287417 21925 46459 96654 39810 864
23Re-integratie1 774 6531 774 653146 6341 676 4371 732 538210 321– 98 216– 42 11563 687
24Sociale werkvoorziening2 445 2292 226 575417 6582 300 8492 248 184473 895– 144 38021 60956 237
25Arbeid en zorg922 985922 9855 000937 955938 94671 15814 97015 96166 158
26Overlegstructuren, collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en medezeggenschap4 1314 1773 5303 477– 601– 700
27Regulering van individuele arbeidsrelaties2 6292 6291 8002 8972 931692268302– 1 108
28Pensioenbeleid1 4831 48361 80834 00860 32532 525
29Arbeidsomstandigheden, arbozorg en verzuim92 42892 4285 08485 57293 7553 886– 6 8561 327– 1 198
30Inkomensbescherming met activering4 803 1884 740 4044 438 1174 620 80988 008– 365 071– 119 59588 008
31Inkomensbescherming met activering bij arbeidsongeschiktheid1 717 8391 717 8391 817 1191 817 11913 00499 28099 28013 004
32Overige inkomensbescherming328 577328 577372 308372 3085 35843 73143 7315 358
33Tegemoetkoming specifieke kosten3 325 7193 325 7192723 316 5873 316 58716 214– 9 132– 9 13215 942
34Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW8 648 9418 648 94110 404 30110 404 30110 9001 755 3601 755 36010 900
35Emancipatie13 04413 04419 94513 635536 90159153
           
 Niet-beleidsartikelen         
97Aflopende regelingen192019041 0211 3028858201 302
98Algemeen216 773219 09920 024197 648189 09413 031– 19 125– 30 005– 6 993
99Nominaal en onvoorzien4646– 46– 46

Mij bekend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

9. SALDIBALANS MET TOELICHTING

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2006

 DEBETUltimo 2006 EURO1000Ultimo 2005 EURO1000  CREDITUltimo 2006 EURO1000Ultimo 2005 EURO1000
1Uitgaven 2005 24 120 549 2Ontvangsten 2005 758 856
1Uitgaven 200626 206 553  2Ontvangsten 2006933 286 
3Liquide middelen2221     
4Rek.crt. ESF – AG0136 134 4Rek.crt. Ministerie van Financiën25 440 85123 422 641
5Uitgaven buiten begrotingsverband179 08880 704 6Ontvangsten buiten begrotingsverband11 526155 911
 Subtotaal (A)26 385 66324 337 408  Subtotaal (A)26 385 66324 337 408
7Rechten00 7Tegenrekening rechten00
8Extra-comptabele vorderingen58 36488 490 8Tegenrekening extra-comptabele vorderingen58 36488 490
9Tegenrekening extra-comptabele schulden00 9Extra-comptabele schulden00
10Voorschotten15 985 39317 461 454 10Tegenrekening voorschotten15 985 39317 461 454
11Tegenrekening Garantieverplichtingen00 11Garantieverplichtingen00
         
12Tegenrekening openstaande verplichtingen9 449 1419 449 533 12Openstaande verplichtingen9 449 1419 449 533
13Deelnemingen00 13Tegenrekening deelnemingen00
 Subtotaal (B)25 492 89826 999 477  Subtotaal (B)25 492 89826 999 477
 Totaal (A + B)51 878 56151 336 885  Totaal (A + B)51 878 56151 336 885

De subtotalen in de balans hebben tot doel het onderscheid aan te geven tussen het intra-comptabele gedeelte (A) en het extra-comptabele gedeelte (B).

Het intra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de financiële gegevens van transacties die in directe relatie staan met de kasstromen die via de rekening-courant met het ministerie van Financiën worden bijgehouden.

Het extra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de overige rekeningen die met de sluitrekeningen in evenwicht worden gehouden.

Bij de subtotalen en totalen kunnen afrondingsverschillen optreden van € 1.

TOELICHTING BIJ DE SALDIBALANS

Alle bedragen zijn vermeld in € 1 000,=

Ad 1/2 Uitgaven/ontvangsten 2006

De departementale verantwoordingsstaat over het jaar 2005 is bij wet van 15 september 2006 vastgesteld (Staatsblad 490) en is in 2006 in de rekening-courant met het ministerie van Financiën afgewikkeld.

In verband hiermee zijn deze uitgaven en ontvangsten ultimo 2006 niet meer in de departementale boekhouding opgenomen.

Het verschil tussen de realisaties ontstaat door verschillende afrondingsmethodieken. In de departementale verantwoordingsstaat worden de uitgaven artikelen op EURO 1000 naar boven afgerond, in de saldibalans wordt de rekenkundige methodiek gehanteerd.

UITGAVENTotaalDoorbelastUltimo 2006Ultimo 2005
Apparaatskosten (Personeel)159 05389 621-69 43178 156
Apparaatskosten (Materieel)37 24513 608-23 63718 061
Apparaatskosten (Overige)72 627072 62756 695
 268 925– 103 229165 695152 912
Beleidsuitgaven25 937 629103 22926 040 85823 967 638
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting26 206 553026 206 55324 120 550
VERPLICHTINGENUltimo 2006Ultimo 2005
Apparaatskosten173 658153 507
Beleidsuitgaven25 884 23023 616 615
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting26 057 88823 770 122
ONTVANGSTENUltimo 2006Ultimo 2005
 933 286758 856
 UitgavenOntvangsten
Wet van 9 februari 2006, Stb. 98 (vastgestelde begroting)24 382 326611 072
Wet van 15 september 2006, Stb. 492 (1e suppletore wet)1 826 578108 116
Wet van 25 januari 2007, Stb. 60 (2e suppletore wet)131 152222 106
Totaal toegestaan bij wet26 340 056941 294
Slotwet– 133 491– 8 008
Realisatie volgens departementale rekening26 206 565933 286
Realisatie volgens de saldibalans26 206 553933 286

Ad 3 Liquide Middelen (€ 22)

Liquide middelenOpenstaand ultimo 2006
Postbank concernblok0
Min. van Financiën concernblok0
Postbank 552 7121
Totaal verschuldigde girale liquide middelen1
Departementale kas20
Kassen kasvoorschothouders1
Totaal chartale liquide middelen21
Totaal liquide middelen22

Centraal en decentraal worden kassen aangehouden voor het doen van kleine materiële uitgaven. Het totaal saldo van de departementale kas sluit aan met het kasboek. De kasbeheerder heeft dit akkoord bevonden. Een kasvoorschothouder wordt bij beschikking aangewezen. Deze dient maandelijks een kasstaat in over de, in een verslagmaand, gedane uitgaven en/of ontvangsten. In totaal zijn 3 kasvoorschothouders aangesteld. De saldi met betrekking tot de concernblokrekeningen worden dagelijks afgeroomd.

Ad 4 Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (€ 25 440 851)

Dit is de rekening-courant van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten opzichte van het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën stelt de door SZW uit te geven begrotingsgelden beschikbaar. Nadat de Rekening aan de Tweede Kamer is aangeboden en de Algemene Rekenkamer geen bezwaren heeft, die goedkeuring in de weg staan, wordt tot verrekening overgegaan. Het saldo stemt overeen met het dagafschrift van 31 december 2006, de daarop gecorrigeerde overloopposten en de verrekende uitgaven en ontvangsten over het jaar 2006 van de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën. Van deze overeenstemming is een saldo bevestiging afgegeven aan de departementale Accountantsdienst van het ministerie van Financiën.

Ad 4 Rekening-courant ESF (€ 0)

Deze rekening-courant verhouding is medio 2006 afgerekend met het ministerie van Financiën.

Ad 5 Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 179 088)

 Openstaand ultimo 2006
Door te betalen Europees Sociaal Fonds-gelden166 789
Directie Coordinatie Emancipatieprojecten6 608
Met derden te verrekenen5 222
We Print Together444
Diverse inhoudingen personeel13
Diverse personeelskosten12
Totaal uitgaven buitenbegrotingsverband179 088

Ad 6 Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 11 526)

 Openstaand ultimo 2006
Afdracht loonheffing3 394
Directie Internationale Zaken projecten2 635
Afdracht pensioenpremie2 415
Afdracht sociale verzekeringspremies1 007
Apparaatskosten IWI893
Apparaatskosten AG SZW418
Intercoach408
Diverse algemeen113
Diverse projecten111
Te verhalen salariskosten105
Directie Arbeidsomstandigheden projecten27
Totaal ontvangsten buitenbegrotingsverband11 526

Ad 7 Openstaande rechten (€ 0)

Geen.

Ad 8 Extra-comptabele vorderingen (€ 58 364)

Dit onderdeel betreft de vorderingen die binnen de begrotingsactiviteiten zijn ontstaan.

 Openstaand ultimo 2006
t/m 20032 133
2004661
200510 143
200645 427
 58 364

Het openstaande saldo bestaat voornamelijk uit vorderingen (€ 36 631) wegens opgelegde bestuurlijke boetes.

Ad 9 Extra-comptabele schulden (€ 0)

Geen.

Ad 10 Voorschotten inclusief Agentschap SZW (€ 15 985 393)

 MinisterieAgentschap SZWOpenstaan ultimo 2006
Saldo 31 december15 315 819669 57415 985 393

In de saldibalans worden de voorschotten verantwoord die per 31 december 2006 openstaan. Door invoering van een nieuw administratiesysteem is het niet mogelijk een specificatie naar ouderdom per jaar op te leveren. Na implementatie van fase 2 zal deze specificatie van de voorschotten in de jaarrekening 2007 weer mogelijk zijn.

Agentschap SZW (€ 669 574)

 ESFSubsidies DepartementOpenstaand ultimo 2006
Saldo 1 januari234 832257 095491 927
Betaald334 0599 769343 828
Subtotaal568 891266 865835 755
Afgerekend124 17642 006166 182
Saldo 31 december444 715224 859669 574

Ad 11 Garantieverplichtingen (€ 0)

Geen.

Ad 12 Openstaande verplichtingen (€ 9 449 141)

Openstaand

 MinisterieAgentschap SZWOpenstaand ultimo 2006
Saldo 1 januari8 384 8971 064 1509 449 047
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar26 057 888853 61026 911 498
Subtotaal (A)34 442 7851 917 76036 360 545
Tot betaling gekomen in het verslagjaar26 206 553334 05926 540 612
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen192 092178 699370 792
Subtotaal (B)26 398 646512 75826 911 404
Saldo 31 december (A–B)8 044 1391 405 0029 449 141

Verplichtingen Agentschap SZW (€ 1 405 002)

De openstaande verplichtingen behoren bij twee projecten van de Europese Commissie, zijnde het project ESF 3 voor een bedrag van € 1 327 925 en het Equal project voor € 77 075

Ad 13 Deelnemingen (€ 0)

Geen.

10. PARAGRAAF INZAKE BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (x € 1000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting2006Realisatie2006Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Agentschap SZW   
    
Totale baten13 54615 0871 541
Totale lasten13 54614 163617
Saldo van baten en lasten0924924
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven5213 9393 418
    
Inspectie Werk en Inkomen   
    
Totale baten24 76825 264496
Totale lasten24 66023 914– 746
Saldo van baten en lasten1081 3501 242
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven2 936250– 2 686

1 Agentschap SZW

1.1 Algemeen

1.2 Toelichting op de Verantwoordingsstaat Agentschap SZW 2006

Baten

Opbrengst moederdepartement

In 2006 waren bij AGSZW 15 regelingen in uitvoering. De gerealiseerde omzet 2006 bedroeg € 13,7 mln. De out of pocket kosten (€ 1,0 mln) betreffen specifieke wensen van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers.

De realisaties wijken af van de begroting door het in uitvoering nemen van 3 nieuwe regelingen en fluctuaties in de uitvoering van de doorlopende regelingen.

Regeling

(x € 1 000)Begroot 2006 Realisaties 2006
 Omzet ob.v. uitgebrachte offertes (1e supplet. wet)1Out of pocketkosten (1e supplet. wet)1Omzet Out of pocketk.
ESF oud12651
ESF-37 9945907 250442
Equal tranches 1 en 22 5064722 454285
ID-banen1 573551 12358
Leer- Werktrajecten499154742
Tss ABW28251
Tss Klantmanagement114114
Farbo5462570412
LBB4973243545
BijstandBuitenland3662543119
Kinderopvang2763115724
BVG7761
ESF-2 (nieuwe periode)2233136
RSP277
Europ. Jaar Gel. Behandeling262
Totaal14 6021 24513 6511 024

1 De oorspronkelijke begroting kende nog geen toerekening naar de regelingen. Deze zijn pas in het offertetraject bekend geworden (verwerking bij 1e suppletore wet).

2 Deze regelingen zijn later in het jaar 2006 in uitvoering gekomen.

Rentebaten

De rentebaten (dagrente) worden ontvangen over het saldo op de rekening courant. Het gehanteerde rentepercentage in 2006 was variabel. In de begroting was rekening gehouden met rentebaten ad € 124 000, gerealiseerd is € 92 000. De hoge rentebaten zijn het gevolg van het met instemming van Financiën aangehouden onverdeeld resultaat van 2004. De realisatie is lager uitgevallen met name door de terugstorting van het onverdeeld resultaat 2005.

Buitengewone baten

Deze baten hebben betrekking op het opschonen van balansposten.

Apparaatskosten

Personele kosten

De gerealiseerde personele kosten zijn ten opzichte van de begroting hoger uitgevallen door het in uitvoering nemen van de nieuwe regelingen.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten huisvestings-, kantoor-, communicatie-, ICT- en onderzoekskosten. De gerealiseerde hogere materiële kosten zijn veroorzaakt door de out of pocketkosten die ten tijde van de opstelling van de begroting nog niet bekend waren.

Rentelasten

De gerealiseerde rentelasten hebben betrekking op de afgesloten leningen met Financiën.

Afschrijvingskosten, materieel en immaterieel

De afschrijvingskosten hebben hoofdzakelijk betrekking op gedane investeringen in het ontwikkelen van software. Voor de uitvoering van de nieuwe regeling ESF2 2007–2013 is een applicatie ontwikkeld waarvan de investeringskosten in 2006 volledig zijn afgeschreven. De kosten worden als out of pocketkosten bij de opdrachtgever in rekening gebracht.

Buitengewone lasten

De buitengewone lasten betreffen het opschonen van balansposten.

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat 2006 is een saldo van het gevolg van efficiënter werken (gunstige verhouding direct/indirect en slagvaardige inzet personeel) en het in uitvoering nemen van nieuwe opdrachten/regelingen (overdekking kosten). Het positieve resultaat zal in 2007 ten goede komen van het moederministerie.

Toelichting op het kasstroomoverzicht 1 januari tot en met 31 december 2006

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal (mutaties in vlottende debetposten en kortlopende creditposten op de balans). De post is beïnvloed door een onverschuldigde betaling door het moederdepartement.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is het totaal van de investeringen en de boekwaarde van de desinvesteringen. Met investeringen worden de uitgaven voor de aanschaf van vaste activa bedoeld. De investeringen hebben betrekking op immateriële activa en materiele activa. De investeringskosten voor de applicatie ESF2 2007–2013 zijn geheel geactiveerd en afgeschreven.

Financieringskasstroom

De totale financieringskasstroom is het saldo van de posten eenmalige uitkering aan het moederdepartement, eenmalige storting door het moederdepartement, aflossingen op leningen en beroep op leenfaciliteit. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen. AGSZW heeft in 2006 geen beroep gedaan op de leenfaciliteit.

Doelmatigheid

Het streven naar grotere doelmatigheid is één van de doelstellingen van elke baten-lastendienst. Voor het Agentschap SZW betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van de ingezette middelen.

Uit onderstaande tabel blijkt de ontwikkeling op de relevante indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid. De dalende uurtarieven en de toenemende productiviteit in combinatie met het gerealiseerde jaarresultaat in de afgelopen jaren duiden erop dat de doelmatigheid is toegenomen.

Tabel kengetallen in verband met verbetering van de doelmatigheid:
DoelstellingRealisatie 2006Begroting 2006Realisatie 2005Realisatie 2004
1. Gem.tarief per medewerker per direct uur€ 72,92€ 74,01€ 77,80€ 96,55
2. Verhouding directe /indirecte uren76%:24%72%:28%73%:27%61%:39%
3. Productiviteit (verh. dir./totale uren)60%59%59%51%
4. Loonkostenper fte€ 61 201€ 60 100€ 58 463€ 72 400
5. Materiële kosten per fte€ 18 155€ 21 750€ 19 707€ 21 400
6. Omzet per fte€ 83 244€ 81 850€ 97 975€ 118 000 (afger.)
7. Toegevoegde waarde per fte€ 65 089€ 60 100€ 78 268€ 96 000 (afger.)
8. Resultaat€ 924 000€ 0€ 2 772 000€ 4 467 000

Begin 2007 heeft een rijksbrede benchmark plaatsgevonden naar de overhead ultimo 2006 van een tiental baten/lastendiensten. De gemeten overhead van het Agentschap SZW bedraagt in fte’s 17,9 % en is daarmee lager dan het gemiddelde overheadpercentage van 22,9 % voor alle baten- en lastendiensten. (Bron: Rapportage benchmark overhead baten-lastendiensten, Berenschot maart 2007).

1.3 Verdere overzichten

Balans per 31 december 2006 (x € 1.000)
 Balans per 31 december 2006Balans per 31 december 2005
Activa  
Immateriële activa357279
Materiële activa
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen
* overige materiële vaste activa14069
Voorraden
Debiteuren14991
Nog te ontvangen1.402228
Liquide middelen13.41210.838
Totaal activa15.46011.505
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve4.7514.751
* verplichte reserves
* onverdeeld resultaat9242.772
Leningen bij het MvF381693
Voorzieningen72244
Crediteuren1.508701
Nog te betalen7.8242.344
Totaal passiva15.46011.505
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (x € 1 000)
 123 = 2 – 1
OmschrijvingVastgestelde begroting 2006Realisatie 2006Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement13 42213 652230
Opbrengst derden   
Rentebaten12492– 32
Buitengewone baten319319
Exploitatiebijdrage/out of pocketkosten1 0241 024
Totaal baten13 54615 0871 541
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten9 83510 037202
* materiële kosten3 3553 524169
Rentelasten5646– 10
Afschrijvingskosten   
* materieel11546– 69
* immaterieel185432247
Dotaties voorzieningen   
Buitengewone lasten7878
Totaal lasten13.54614.163617
    
Saldo van baten en lasten0924924
Kasstroomoverzicht 1 januari tot en met 31 december 2006 (x € 1 000)
 123 = 2 – 1
OmschrijvingVastgestelde begroting 2006Realisatie 2006Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 20065 07110 8385 767
    
2. Totaal operationele kasstroom3006 5136 213
    
Totaal investeringen (-/-)0– 627– 627
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom0– 627– 627
    
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)– 2 772– 2 772
Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
Aflossingen op leningen (-/-)– 521– 540– 19
Beroep op leenfaciliteit (+)   
4. Totaal financieringskasstroom– 521– 3 312– 2 791
    
5. Rekening-courant RIC 31 december 2006 (=1+2+3+4)4 85013 4128 562
(maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

2 Inspectie Werk en Inkomen

2.1 Algemeen

Op basis van de Tarievennota 2006 heeft de Inspecteur Generaal afspraken gemaakt met de Secretaris Generaal over de in 2006 te leveren producten en de prijs hiervan. In de viermaandelijkse managementrapportages heeft de inspectie gerapporteerd over de voortgang van de werkzaamheden en de mutaties op de tarievennota, zoals de invulling van de post onvoorzien. Tevens is in deze rapportages een prognose gegeven van de omvang van het onderhanden werk ultimo het verslagjaar en de verwachte opbrengst van de geleverde producten. De Inspecteur Generaal heeft de managementrapportages besproken met de Secretaris Generaal.

De opbrengsten van de geleverde producten zijn in de staat van baten en lasten opgenomen. De gerealiseerde kosten die zijn begrepen in het onderhanden werk (de ultimo 2006 nog niet afgeronde producten) zijn geactiveerd in de balans. Deze kosten worden weer in de staat van baten en lasten opgenomen nadat in 2007 of het daaropvolgende jaar de betreffende producten aan het departement zijn geleverd. De waardering van het onderhanden werk in de balans heeft invloed op het resultaat. Indien minder uren aan projecten wordt besteed dan gepland in de tarievennota dan leidt dit tot een lagere opbrengst in het verslagjaar. Extra uren echter worden gecorrigeerd op het onderhanden werk en leiden daarom nooit tot een hogere opbrengst. Voor zover het onderhanden werk van ultimo 2005 in 2006 is afgerond, leidt dit in 2006 tot extra opbrengsten. Vorig jaar was dit niet het geval omdat 2005 was gestart zonder administratief onderhanden werk.

Onlangs heeft de algemeen directeur besloten over een nieuwe reorganisatie van de inspectie per 1 februari 2007. Voor deze reorganisatie is ten laste van 2006 een voorziening gevormd van € 1,0 miljoen voor onder meer scholing, begeleiding, salarissuppleties bij overgang van medewerkers naar een nieuwe baan met lager salaris en de doorbetaling van salaris aan buiten de inspectie gedetacheerde medewerkers zonder of met gedeeltelijke doorbelasting van de salariskosten.

2.2 Toelichting op de verantwoordingsstaat IWI 2006

Baten

Opbrengst departement SZW

De in de begroting opgenomen opbrengst van het departement is gebaseerd op het budgettaire kader ten tijde van het opstellen van de begroting. De feitelijke opbrengst ad € 23,6 miljoen betreft de opbrengst van in 2006 aan het departement geleverde producten tegen de in de Tarievennota’s 2005 en 2006 overeengekomen kostprijs, het onderhanden werk ultimo 2006 en de doorbelasting van de gezamenlijke kosten van de IG, het Bureau IG en de facilitaire dienstverlening van IWI aan AI. De opbrengst van geleverde producten komt lager uit als gevolg van de waardering van het onderhanden werk (minder uren gerealiseerd dan gepland), het schrappen van geplande producten en het niet volledig vullen van de in de tarievennota opgenomen post onvoorzien.

De ontvangen, nog openstaande, voorschotten op onderhanden werk ad € 8,4 miljoen betreft € 0,7 miljoen voor twee nog af te ronden producten uit de Tarievennota 2005 en € 7,7 miljoen voor 26 producten uit de Tarievennota 2006 die in 2007 of navolgend jaar zullen worden geleverd. Deze voorschotten zijn in de balans als vooruitontvangen bedragen opgenomen.

Vrijval voorziening

In 2006 valt er een bedrag van in totaal € 1 266 000 vrij uit de voorzieningen. Als gevolg van de herwaardering van de verplichtingen tegen actuele kosten en looptijden valt er € 387.000 vrij uit de voorziening voor wachtgeldverplichtingen van voormalige Ctsv’ers en € 472 000 uit de voorziening voor de reorganisatie van de inspectie in 2004. Daarnaast valt € 407 000 vrij uit de voorziening voor onderhanden werk.

Lasten

Personele kosten

De inspectie had in 2006 een gemiddelde bezetting van 215 fte’s. In de begroting 2006 was rekening gehouden met 239 fte’s. Deze lagere bezetting is de oorzaak van de lagere salariskosten in vergelijking met de begroting. In 2005 bedroeg de gemiddelde bezetting nog 224 fte’s.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de kosten voor ICT/automatisering, de huisvestingskosten en de bureaukosten.

De begrote kosten voor ICT/automatisering bevat € 0,3 miljoen voor de vervanging van het centraal managementondersteunende systeem. In 2006 zijn hiervoor nog geen uitgaven gedaan. De huisvestingskosten komen € 0,4 miljoen lager uit dan begroot voornamelijk doordat een groter deel van het CentreCourt bij de AI in gebruik is. De daarmee samenhangende kosten zijn doorbelast aan de directie FZ van het departement. De bureaukosten komen circa € 0,3 miljoen lager uit door diverse onderbestedingen op de onderliggende begrotingsposten.

Dotatie voorzieningen

Voor de reorganisatie van de inspectie in 2007 wordt een voorziening voor flankerend beleid gevormd van € 1,0 miljoen. De formatie zal in de periode van 2008 tot 2011 afnemen. Daartoe zijn middelen benodigd voor onder meer scholing, begeleiding, salarissuppleties bij overgang van medewerkers naar een nieuwe baan met lager salaris en de doorbetaling van salaris aan buiten de inspectie gedetacheerde medewerkers waarbij er sprake kan zijn van een gedeeltelijke doorbelasting van de salariskosten.

Daarnaast heeft een dotatie van € 132 000 plaatsgevonden aan de voorziening voor huisvesting voor het in de oorspronkelijke staat terugbrengen van het kantoorpand aan het einde van de huurovereenkomst en wordt € 1 021 000 gedoteerd aan de voorziening onderhanden werk.

2.3 Stand voorzieningen en eigen vermogen

Voorzieningen

Onderstaand overzicht geeft het verloop en de stand van de verschillende voorzieningen weer.

  Stand 1-1-2006Saldo uitgaven 2006Vrijval of dotatieStand 31-12-2006
1Voorziening wachtgeldverpl. voorm. Ctsv’ers8 063-/- 1 264-/- 3876 412
2Voorziening voor reorganisatie 2004955-/- 313-/- 472170
3Voorziening voor reorganisatie 20071 0001 000
4Voorziening voor huisvestingskosten354132486
5Voorziening voor onderhanden werk407-/- 407
      
 Totaal voorzieningen9 779-/- 1 577-/- 1348 068

De voorziening voor onderhanden werk wordt met ingang van 2006 gecorrigeerd op de post voorraad onderhanden werk.

Resultaatsverdeling en eigen vermogen

Door het positieve resultaat in 2006 komt het eigen vermogen op € 1 459 000 waarmee de grens van het maximale eigen vermogen (5%-regel) wordt overschreden. Na de terugbetaling van de vrijval voorzieningen voor wachtgeldverplichtingen en reorganisatie ad € 859 000 aan het departement komt het eigen vermogen (exploitatiereserve) op € 600 000. Hiermee blijft het eigen vermogen weer ruim onder de maximale grens van 5% van de gemiddelde omzet van de laatste drie jaar.

2.4 Doelmatigheid

Het streven naar grotere doelmatigheid is de hoofddoelstelling van de invoering van baten-lastendiensten. Voor de inspectie betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van de ingezette middelen.

De prestaties van de inspectie

De inspectie heeft de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingen in gang gezet die de kwaliteit van de werkprocessen en de producten hebben verbeterd. Zo wordt er in een eerder stadium met de uitvoering en beleid oriënterend overleg gevoerd over de opzet van onderzoek, wordt er binnen de projecten gewerkt met vaste mijlpaalproducten en wordt er slagvaardiger gewerkt met kleinere projectgroepen. De Algemene Rekenkamer constateert in het rapport Verdiepte Monitoring (augustus 2006) dat IWI voldoende kwaliteitsborgen heeft ingebouwd ten behoeve van de programmering. Voorts zijn er handboeken opgesteld voor de uitvoering van toezichtonderzoek en monitoring om de kwaliteit van de producten beter te borgen. De Algemene Rekenkamer schrijft naar aanleiding hiervan dat IWI in opzet voldoende waarborgen heeft getroffen voor de product- en proceskwaliteit.

De inspectie heeft over 2006 het voorgenomen programma voor het overgrote deel kunnen uitvoeren en heeft daarnaast kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen en verzoeken van het departement, hetgeen terug te zien is in de vulling van de post onvoorzien. Van de totale capaciteit in 2006 is 12%, ofwel bijna 20 000 uur, gereserveerd voor opkomende verzoeken om nieuwe producten te leveren. Hiervan is 15 500 uur benut voor 24 onderzoeken, waarvan er 8 al in 2005 zijn gestart.

In overleg met de SG zijn 8 onderzoeken, welke om verschillende redenen minder prioriteit hadden, voor in totaal bijna 10 000 uur geschrapt. Het schrappen van deze onderzoeken heeft niet geleid tot een onderbenutting van de aanwezige capaciteit, omdat de inspectie over 2006 een lagere personele bezetting had in vergelijking met de formatie. Overeenkomstig afspraken met de SG was het programma voor 2006 afgestemd op deze (hogere) formatie.

Het is belangrijk dat de bewindslieden en de organisaties de producten van de inspectie op tijd ontvangen, zodat ze de resultaten kunnen gebruiken voor verbeteringen in de uitvoering. In de tarievennota worden afspraken vastgelegd over het tijdstip van levering van de producten. Daarom stuurt de inspectie op tijdigheid en heeft de tijdige afronding van rapporten in de maandelijkse P&C-cyclus geborgd. In 2006 is 83% van de afgesproken producten geleverd, in 2005 was dat nog 79%.

Inzet van middelen

IWI heeft in 2006 een productiviteitsnorm voor toezichtmedewerkers van 75% waarvan 65% directe productiviteit. De directe productiviteit is de tijd die toezichtmedewerkers besteden aan de externe producten van de inspectie. De inspectie heeft in 2006 een aantal maatregelen genomen om de directe productiviteit te verhogen. Zo zijn er strakkere planningen gehanteerd, is er sterker gestuurd op de tijdige start van projecten en is betere balans gezocht tussen sturing op tijdigheid en op kwaliteit. In vergelijking met 2005 is totale productiviteit in 2006 gestegen van 70% naar 73%, de directe productiviteit is gestegen van 56% naar 64%.

De inspectie stuurt daarnaast op het verlagen van de indirecte kosten. De afgelopen jaren zijn diverse efficiencywinsten behaald, zoals:

– het terugbrengen van het aantal laptop pc’s. De medewerkers kunnen nu naar behoefte gebruik maken van een uitleenlaptop pc;

– het onderverhuren van een groter deel van het CentreCourt aan de AI;

– het standaard dubbelzijdig kopiëren en printen.

2.5 Verdere overzichten

Balans (x € 1 000)Balans 31-12-2006Balans 31-12-2005
Activa  
Materiële vaste activa  
* Grond en gebouwen1720
* Installaties en inventarissen401521
* Dienstauto’s319
Vlottende activa  
* Voorraden
* Onderhanden werk5 4026 674
* Vorderingen97115
* Nog te ontvangen/vooruitbetalingen336501
* Liquide middelen16 15215 124
Totaal activa22 43622 964
   
Passiva  
Vermogen  
* Exploitatiereserve1091 417
* Onverdeeld resultaat1 350-/- 1 084
Langlopende schulden  
* Leningen
Voorzieningen8 0689 779
Kortlopende schulden  
* Crediteuren2 1711 900
* Nog te betalen2 3531 744
* Vooruitontvangen bedragen8.3859.208
Totaal passiva22 43622 964
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (x € 1 000)Begroting 2006Realisatie 2006Verschil
Baten   
Opbrengst departement SZW24 72323 606-/- 1 117
Rentebaten45392347
Buitengewone baten
Vrijval voorziening1 2661 266
Exploitatiebijdrage
    
Totaal baten24 76825 264496
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* Personele kosten18 55016 651-/- 1 899
* Materiële kosten5 8454 823-/- 1 022
Afschrijvingskosten   
* Materieel130127–/- 3
Rentelasten160160
Dotaties voorzieningen1352 1532 018
Buitengewone lasten
    
Totaal lasten24 66023 914-/- 746
    
Saldo van baten en lasten1081 3501 242
Kasstroomoverzicht 2006(x € 1 000)Begroting 2006Realisatie 2006Verschil realisatie en begroting
1.Saldo rekening courant RHB 1 januari 200615 14415 122-/- 22
     
2.Totaal operationele kasstroom-/- 1 7571 2783 035
     
 -/- Totaal investeringen-/- 26–/- 26
 +/+ Totaal boekwaarde desinvestingen
3.Totaal investeringskasstroom-/- 26-/- 26
     
 -/- Eenmalige uitkering aan departement SZW-/- 2 936-/- 2242 712
 +/+ Eenmalige storting door het departement SZW
 -/- Aflossing op leningen
 +/+ Beroep op leenfaciliteit
4.Totaal financieringskasstroom-/- 2 936-/- 2242 712
     
5.Saldo rekening courant RHB 31 december 200610 45116 1505 699

11. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, nr. 95) dient elk departement via het departementaal jaarverslag een overzicht op te nemen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000 (zie de Mededeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 februari 2007 in de Staatscourant van 23 februari 2007 (Stcrt. 2007, nr. 39, pagina 10)).

  20052006 
FunctieBelastbaar loonPensioen bijdrage werkgeverTotaalBelastbaar loonPensioen bijdrage werkgeverOntslagvergoedingTotaalMotivatie
In 2006 heeft geen medewerker van het ministerie van SZW een inkomen verdiend boven het gemiddelde belastbare loon ministers van € 171 000.

D. BIJLAGEN

12. BIJLAGE 1: TOEZICHTSRELATIES

12.1 Toezicht op zelfstandige bestuursorganen en rechtspoersonen met een wettelijke taak

Op grond van de Wet SUWI fungeert het toezicht over volledige ministeriële verantwoordelijkheid.

Het toezicht formuleert geen eigen normen, maar baseert zich op normen die elders gezaghebbend zijn vastgelegd. Het normenkader voor de SUWI-organisaties bestaat uit onder meer wet- en regelgeving, het jaarplan van de organisaties (na goedkeuring door de minister) en de beleidsregels die de organisaties zelf stellen. Daarnaast is de zogeheten «meibrief» van belang, die de beleidsprioriteiten voor het komende jaar en het financiële kader bevat. De Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) verwerken deze beleidsprioriteiten in hun jaarplan en het financiële kader in hun begroting. De minister stelt de prioriteiten vanuit de sturingsrol, maar de meibrief wordt ook betrokken bij de totstandkoming van het programma van de toezichthouder. Hierdoor kunnen de onderscheiden rollen met betrekking tot sturing en toezicht elkaar versterken. Hierbij zij opgemerkt dat het gegeven de onafhankelijke positionering aan IWI is om de inhoud van toezicht te bepalen.

12.2 Inspectie Werk en Inkomen

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) is de onafhankelijke toezichthouder voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Het toezicht van de inspectie heeft betrekking op uitvoeringsorganisaties die de sociale verzekeringswetten uitvoeren en op de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van wetgeving op het terrein van de sociale voorzieningen. Ook oordeelt de inspectie, door te kijken naar de wijze waarop de Centra voor Werk en Inkomen (CWI), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeenten samenwerken bij de uitvoering van hun taken, over de werking van het stelsel van werk en inkomen als geheel. Verder houdt IWI toezicht op enkele organisaties, zoals de Raad voor Werk en Inkomen (RWI), de Sociaal-Economische Raad (SER), De Nederlandsche Bank (DNB) (2e lijns toezicht op de pensioenfondsen), certificatie- en keuringsinstellingen op het terrein van arbeidsomstandigheden en productveiligheid. Ook beoordeelt IWI het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang . Tot slot voert IWI enkele toezichtwerkzaamheden uit voor het College van zorgverzekeringen.

De Inspecteur-Generaal (IG) stelt het jaarplan van de Inspectie vast na overleg met de Minister. Het jaarplan is het resultaat van een door de inspectie uitgevoerde omgevings- en risicoanalyse. Deze analyses helpen bij het maken van keuzes, gegeven de omvang van het toezichtterrein en de beschikbare capaciteit. De inspectie houdt bij de programmering rekening met de door de minister geformuleerde kaders voor de jaar- en meerjarenplannen van het UWV, het CWI, de SVB, het BKWI en het IB (zoals neergelegd in de jaarlijkse meibrieven) en met de bestuurlijke afspraken die de minister maakt met uitvoerende instanties. Ook de wensen van het parlement en de signalen van uitvoerende instanties en gemeentebesturen, burgers en maatschappelijke organisaties zijn in de overwegingen betrokken. IWI formuleert en publiceert haar bevindingen en oordelen onversneden.

Het zwaartepunt in het toezicht van de inspectie ligt op doeltreffendheid. Dat betekent dat de inspectie het grootste deel van haar toezichtactiviteiten richt op de vraag in hoeverre de uitvoering bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van de wetgever. Ook probeert zij verklaringen te geven wanneer dit niet het geval is.

Hoofddoelen van de sociale zekerheid zijn preventie van uitkeringsafhankelijkheid, activering van uitkeringsgerechtigden en inkomensbescherming (door uitkeringen te verstrekken aan mensen die niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien). Daarom hanteert de inspectie de thema’s werk (preventie en activering) en uitkering als kader voor haar onderzoeken. Specifieke aandacht gaat verder uit naar drie aspecten: klantgerichtheid, relaties tussen organisaties en handhaving.

De inspectie richt haar onderzoek zo in dat zij, waar dat aan de orde is, stelselbrede oordelen kan geven. Deze oordelen hebben betrekking op het functioneren van de betrokken uitvoeringsorganisaties en gemeenten en op de bijdrage die deze ketenpartners gezamenlijk leveren aan de doelen van de wetgever. De inspectie plaatst haar oordelen in de context van het beleid en van de situatie waarin de uitvoering zich bevindt.

Het toezicht van de inspectie was de eerste jaren vooral gericht op de vorderingen van de uitvoeringsorganisaties en gemeenten ten aanzien van de invoering van de SUWI wetgeving. Daarnaast onderzocht de inspectie de prestaties van de uitvoering op terreinen waar risico’s bestonden voor het doelbereik. In 2004 en 2005 lag het accent in de jaarprogrammering van de inspectie op de thema’s werk (preventie en activering) en uitkering. Daarbij is in de programmering voor 2005 en 2006 aandacht gekomen voor de burger die een beroep doet op de sociale zekerheid. Klantgerichtheid is immers een middel om werk boven uitkering te realiseren en samenwerking tussen ketenpartners een voorwaarde voor een effectief en efficiënt stelsel.

Daarnaast streeft de inspectie ernaar haar toegevoegde waarde in de driehoek beleid-uitvoering-toezicht verder te vergroten. Onderzoek dat handvatten kan leveren voor verbeteringen in de uitvoering krijgt prioriteit. De inspectie neemt daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoering als uitgangspunt. Ook houdt de inspectie nauwe aansluiting bij de beleidsprioriteiten en biedt zij, waar mogelijk, verklaringen waardoor de sturing verbeterd kan worden. Daarbij baseert de inspectie zich zo veel mogelijk op wat organisaties zelf aan onderzoeken en informatie kunnen genereren.De inspectie houdt in haar programmering ruimte voor onvoorzien, spoedeisend of ad hoc onderzoek. De inspectie reserveert ruimte voor levering van expertise aan beleidsdirecties.

Over de uitvoering van haar jaarplan legt de Inspectie in een eigen jaarverslag verantwoording af. Op grond van artikel 38 lid 2 van de Wet SUWI stelt IWI jaarlijks voor 1 mei een jaarverslag op over de uitkomsten van de toezichtwerkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Dit is één van de stukken op basis waarvan tot een oordeel over de in het afgelopen jaar geboekte resultaten in de uitvoering kan worden gekomen (naast onder andere de jaarverslagen van de organisaties zelf). Het jaarverslag van de inspectie wordt parallel aan dit document ter kennis gebracht van beide Kamers der Staten-Generaal.

Voor het oordeel van IWI over de kwaliteit van de uitvoering van de sociale zekerheid in 2006 en voor een overzicht van de oordelen van IWI in 2006, wordt derhalve kortheidshalve verwezen naar het jaarverslag van de Inspectie werk en inkomen.

13. BIJLAGE 2: ZBO’s EN RWT’s

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, alsmede de daarbijbehorende raming van de totale bijdrage voor 2006.

Tabel 13.1: Overzicht van ZBO’s en RWT’s van SZW
 RWTZBOBeleidsartikelBijdrage OB 2006 (x € 1 miljoen)
Raad voor Werk en Inkomen(RWI)Ja Artikel 2316
Kunstenaars&COJa Artikel 302
Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) inclusief BKWI JaArtikel 22 en 24401,2
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) JaArtikel 25, 30, 31 en 321 779,51
Sociale Verzekeringsbank (SVB) JaArtikel 32 en 332101
Inlichtingenbureau (IB)Ja Artikel 305,7
Diverse certificerende instellingen op het terrein van arbeidsomstandigheden en veiligheid JaArtikel 29
Vereveningsinstantie JaArtikel 28 en 31
Onderlinge Waarborgmaatschappij MAAV JaArtikel 28 en 31

1 Deels via premiegefinancierde uitgaven

SUWI

De Wet SUWI is de «organisatiewet» voor de zbo’s op het terrein van werk en inkomen. De Wet SUWI is in 2006 geëvalueerd. De rapporten betreffende de Evaluatie SUWI 2006 zijn bij brief van 28 augustus 2006 (Kamerstukken II, 2005/2006, 26 448, nr. 290) aan de Tweede Kamer aangeboden.

In onderstaande tabel worden de gerealiseerde uitvoeringskosten van de SUWI-organisatie afgezet tegen de beschikbaar gestelde budgetten. Grote verschillen worden toegelicht.

De gegevens in de overzichten zijn ontleend aan de jaarverslagen 2006 van de ZBO’s. Deze jaarverslagen zijn voorzien van accountantsverklaringen omtrent getrouwheid en rechtmatigheid.

Tabel 13.2: Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie bij constante prijzen1 en bij constant volume:
(€ 1 miljoen)20042005Realisatie 2006Begroting 2006Verschil 2006
UWV totaal1 821,71 851,11 779,51 843,964,4
Reguliere kosten1 552,11 485,71 529,51 577,047,5
Transformatie- en frictiekosten156,2155,884,880,7– 4,1
Kwaliteitsbudget55111,952,160,07,9
Overige projecten58,497,7113,1126,213,1
      
SVB totaal21022721022212
Reguliere kosten210227210222
      
CWI totaal412,3360,936231250
Reguliere kosten372,8346,336231250
Transformatiekosten39,514,6
      
BKWI totaal10,08,58,28.60,4
Reguliere kosten7,36,86,26,50,3
Projectkosten2,71,82,02,10,1
      
IB totaal25,67,65,76,81,1
Reguliere kosten4,54,84,54,80,3
Projectkosten1,12,81,22,00,8

1 De uitvoeringskosten van UWV, CWI, SVB, BKWI en IB zijn vermeld in prijsniveau 2005.

2 De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavingsbudget op artikel 30.

UWV

De totale uitvoeringskosten UWV bedroegen in 2006 € 1 779,5 miljoen. Ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget (€ 1 843,9 miljoen) is er sprake van een positief begrotingsresultaat van € 64,4 miljoen. Daarnaast had UWV in 2006 de beschikking over bestemmingsfondsen die al bij de jaarrekening 2005 waren gevormd. UWV heeft uit deze bestemmingsfondsen een bedrag van € 5,5 gebruikt voor de financiering van de uitvoeringskosten 2006. Na onttrekking aan deze bestemmingsfondsen resulteert een positief begrotingsresultaat van € 69,9 miljoen.

SVB

De totale uitvoeringskosten SVB (SV taken) bedroegen in 2006 € 210 miljoen. Ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget is sprake van een positief begrotingsresultaat.

CWI

Het verschil tussen de begroting en realisatie wordt verklaard doordat na het vaststellen van de begroting nog een aantal wijzigingen zijn aangebracht. Het betreft een aanvulling op de uitvoering van het jaarplan. Daarnaast is aan CWI voor de uitvoering van het Digitaal Klantdossier, jongerenadviseurs en invoering van het GBA & BSN aanvullend budget toegekend (voor nadere toelichting zie tekst onder artikel 22 «Activerend arbeidsmarktbeleid»).

BKWI

De totale uitvoeringskosten BKWI bedroegen in 2006 € 8,2 miljoen. Ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget is volgens de jaarrekening van de BKWI sprake van een positief begrotingsresultaat.

IB

De totale uitvoeringskosten IB bedroegen in 2006 € 5,7 miljoen. Ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget is volgens de jaarrekening van de IB sprake van een positief begrotingsresultaat.

Doelmatigheid

Het beleidsuitgangspunt van de SUWI-wet is dat de opgedragen taken aan CWI, UWV en SVB zo doelmatig mogelijk worden uitgevoerd. Het betreft hier de doelmatigheid van de uitvoering als geheel.

Bij de start van SUWI is voorzien in een reductie van de reguliere kosten voor UWV en CWI. Deze doelmatigheidsbesparing is ingeboekt in de financiële kaders van UWV en CWI. De gerealiseerde besparingen zijn bij het UWV in de jaren 2002–2006 ingezet voor transformatie- en kwaliteitsprojecten. De doelmatigheidskaders UWV en CWI zijn sinds 2002 aangepast voor ondermeer beleids-, volume- en loonprijseffecten. Met de SVB is er voor eerdere jaren geen doelmatigheidsbesparing afgesproken.

Tabel 13.3 Doelmatigheid UWV (x € mln)1
 20022003200420052006
Doelmatigheidsbesparing– 76– 166– 272– 272– 378

1 Bedragen bij constante prijzen 2002

Bron: UWV Jaarverslag 2006

Bij de start van SUWI in 2002 is afgesproken dat in de periode 2002–2005 UWV jaarlijks een efficiencyslag maakt oplopend tot 25% van het kostenniveau van 2001 in 2005. De gerealiseerde besparingen mocht UWV in deze periode inzetten om de fusie en transformatie te bekostigen en om kwaliteitsprojecten uit te voeren. Tot en met 2004 heeft UWV 18% bezuinigd op de reguliere uitvoeringskosten ten opzichte van 2001. Voor 2005 was bij de start van SUWI een efficiencyslag van 7% beoogd, waarmee de totale bezuinigingen over de periode 2002–2005 op 25% zouden uitkomen. Bij de vaststelling van het jaarplan en de begroting UWV 2005 is, gegeven de beleidsagenda voor dat jaar, besloten om deze laatste tranche van de efficiencytaakstelling door te schuiven naar 2006. Ook de oorspronkelijk voor 2005 beoogde transformatieprojecten zijn hierbij getemporiseerd. Het financiële kader van UWV is hierop aangepast, waarbij de doelmatigheidsbesparing ten opzichte van 2001 in 2005 op hetzelfde niveau gesteld is als in 2004. In 2006 is de laatste tranche van 7% efficiency door UWV gerealiseerd. UWV heeft hiermee de bij de start van SUWI beoogde totale efficiencytaakstelling van 25% gerealiseerd.

Tabel 13.4 Doelmatigheid CWI (x € mln)*
 20022003200420052006
Doelmatigheidsbesparing– 5– 35– 52– 64– 69

Bron: CWI Jaarverslag 2006

Tabel 13.5 Doelmatigheid SVB (x € mln)
 20022003200420052006
Doelmatigheidsbesparing– 9– 9

Bron: SVB Jaarverslag 2006

Rechtmatigheid

Tabel 13.6 Rechtmatigheid UWV
 2003200420052006Streven 2006
UWV totaal97,898,098,898,499,0
BIA94,999,497,497,599,0
Wajong99,899,799,999,699,0
WAO100,099,599,999,599,0
WAZ97,899,299,399,299,0
WIA98,299,0
WW93,194,997,198,599,0
ZW92,794,895,791,099,0
REA87,291,790,3
WAZO98,298,098,896,299,0
TW97,997,299,395,899,0

Bron: UWV Jaarverslag 2006

UWV heeft zich in 2006 verantwoord volgens de nieuwe definitie van financiële rechtmatigheid (wijziging Regeling SUWI d.d. 21 februari 2007, gepubliceerd in Staatscourant 2 maart 2007, nr. 44). De rechtmatigheidsscore van UWV is verslechterd ten opzichte van 2005. Deze verslechtering is bij alle wetten – met uitzondering van BIA en WW – zichtbaar. Wat betreft de ZW en de WAZO wordt de daling van de rechtmatigheid met name veroorzaakt door de problemen die zich in 2006 hebben voorgedaan na de implementatie van het nieuwe ZW/WAZO-werkproces en -systeem. De omvang van de financiële fouten bij de WAO en de Wajong is in vergelijking tot 2005 relatief sterk gestegen door een aantal incidentele fouten.

Tabel 13.7 Rechtmatigheid SVB
 2003200420052006Streven 2006
SVB totaal99,899,899,999.9 %99.9 %
AOW96%97%98%98%
ANW86%89%95%95%
AKW97%96%98%95%
TOG68%77%84%75%
TAS100%98%

Bron: SVB Jaarverslag 2006

Rechtmatigheid

SVB heeft de streefwaarde ten aanzien van rechtmatigheid ruimschoots gehaald.

14. BIJLAGE 3: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

In haar Rapport bij het Jaarverslag van SZW over 2005 signaleerde de Algemene Rekenkamer onvolkomenheden in enkele aspecten van de bedrijfsvoering van SZW. De betreffende onderwerpen zijn door de Algemene Rekenkamer samengevat in de zgn. Audit Action List, die in het Rapport bij het Jaarverslag was opgenomen. De constateringen van de Algemene Rekenkamer hebben zonder uitzondering geleid tot de noodzakelijke verbetertrajecten. In het onderstaande wordt de stand van zaken toegelicht.

Audit Action List
AanbevelingToezeggingStand van zaken
Specifieke uitkeringen en subsidies: Ga de vaststellingen tijdig uitvoeren. Plan tussentijdse controle-activiteiten eerder in. Verbeter de uitvoering conform de AWB.De minister heeft maatregelen genomen om de tijdigheid van de vaststellingen beter te kunnen bewaken, en om de uitvoering van specifieke uitkeringen en subsidies beter conform de wet te laten verlopen.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn afgehandeld.De planning van de tussentijdse controles is substantieel vervroegd ten opzichte van 2005. Eventuele vertragingen in de con- trole ten opzichte van de planning worden meestal veroorzaakt door te late oplevering van te controleren informatie. Vaststellingen van Rijksbijdragen en subsidies kunnen eventueel onafhankelijk van de controle-uitkomsten plaatsvinden omdat de controles tot doel hebben de goede werking van het stelsel vast te stellen en niet zijn bedoeld als basis voor individuele vaststellingen van rijksbijdragen en subsidies.
Subsidies:Voorkom dat problemen met een ontbrekend subsidieplafond bij andere subsidieregelingen kunnen ontstaan.De minister heeft alle subsidieregelingen gecontroleerd op de aanwezigheid van adequate plafonds. In de managementrapportages van het Agentschap SZW is voorzien in rapportages over de prognose.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn afgehandeld.
Contractbeheer: Neem directe maatregelen ter verbetering van de naleving van de regelgeving voor contractbeheer en dus ook van de naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen zodat in 2006 sprake zal zijn van een wezenlijke verbetering.De minister zet een verbetertraject in voor de structurele borging van het contractbeheer, waarvan de implementatie wordt gemonitord in de P&C-cyclus 2006. Verder spant hij zich in om (Europese) aanbestedingen conform de regels te laten verlopen.Met een mix van maatregelen in de sfeer van voorlichting, (bekendmaking van) procedures, handleidingen, modellen, begeleiding vanuit de directie Facilitaire Zaken, en aansturing en toezicht op de naleving in het kader van de P&C-cyclus, is inmiddels een wezenlijke verbetering van het contractbeheer gerealiseerd.
Voorschottenadministratie: Neem maatregelen om minder afhankelijk te zijn van de Auditdienst voor de kwaliteit van de voor- schottenadministratie en daarmee voor de betrouwbaarheid van de saldibalans.De minister maakt een analyse van de onvolkomenheden. Op basis daarvan worden maatregelen ingevoerd die de structurele oorzaken van die onvolkomenheden zullen wegnemen. Vanaf 2007 voorkomt het nieuwe financiële systeem deze aansluitingsproblemen.De toegezegde analyse is getemporiseerd. Zij kan niet losgezien worden van (proble- men met) de implementatie van Hermes in de organisatie. Het object van onderzoek is daarbij tweeledig. In de analyse van oorza- ken van onvolkomenheden bij het administreren van voorschotten moet zowel de administratief-technische afwikkeling van boekingen binnen de financiële administratie (inclusief de interfaces tussen syste- men) worden betrokken als het feitelijke muteergedrag van betrokken directies. Het eerste aspect, de analyse van oorzaken binnen de Hermes organisatie zelf, vormt onderdeel van het totale pakket aan verbetermaatregelen binnen de financiële administratie. Inmiddels is duidelijk dat voor de integratie van BIAS geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Ten aanzien van het tweede aspect, het mutatiegedrag van directies, is besloten het bedoelde onderzoek te temporiseren. De timing bleek bij nader inzien hoogst ongelukkig gezien de problemen die directies in 2006 hebben ondervonden als gevolg van ver- storingen door de invoering van Hermes
Polisadministratie UWV:Besteed extra aandacht aan de voortgang bij UWV. Stem maatregelen en voortgang goed af met het Ministerie van Financiën. Spreek met UWV af hoe UWV zich moet verantwoorden over het functioneren en het beheer van de polisadministratie.De minister verwacht dat de integrale keten in augustus 2006 volledig zal functioneren. Afspraken tussen UWV en Belastingdienst worden in 2006 nader gepreciseerd. UWV zal in haar kwartaalverslagen over de voortgang en het beheer rapporteren. UWV informeert het ministerie maandelijks over de voortgang van de polisadministratie. IWI beoordeelt deze voortgang.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn afgehandeld. De halfjaarrapportage UWV en Walvis alsmede de 6e IWI-rapportage Walvis zijn in december gepubliceerd. UWV heeft met de Belastingdienst afspraken nader uitgewerkt. Verdere aanscherping zal een terugkerend proces zijn. De voortgang bij UWV wordt gemonitord via ambtelijk overleg en maandelijkse rapportages (en tevens via kwartaalversla- gen en Bestuurlijk Overleg). De polisadministratie functioneert nog via work-arounds. Het beheer en de kwaliteit zijn belangrijke aandachtpunten en zullen dat in 2007 nog zijn. Met het ministerie van Financiën is regelmatig ambtelijk contact waar dat nodig is. In het verantwoordingsmodel 2006 zijn prestatie-indicatoren opgenomen over de polisadministratie zoals door de Algemene Rekenkamer verzocht. UWV zal hierover in het jaarverslag rapporteren.
P&C-cyclus:Spreek de directies expliciet aan op tekortkomingen in hun financieel en materieel beheer, ook of juist als deze niet worden gemeld. Betrek de rapportages van de Auditdienst bij het toezicht op de bedrijfsvoering en bij het samenstellen van de bedrijfsvoeringsparagraaf.De minister zal de naleving van de kaders bevorderen door deze explicieter te monitoren op de zogenoemde marap-momen- ten. De rapporten van de Auditdienst zijn pijlers voor toezicht op de bedrijfsvoering.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn afgehandeld. Op de relevante punten worden verantwoordelijken aangesproken op basis van de manage- mentrapportages en/of andere signalen. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van tussentijdse informatie van bedrijfsvoe- ringsdirecties en de Auditdienst.
Beleidsinformatie: Verbeter de documentatie en archivering van de informatie over het gevoerde beleid.De minister verwacht dat de documentatie vanaf september 2006 aan de eisen van de RPE 2006 voldoet.De documentatie voldoet aan de eisen van de RPE 2006.
Jaarverslag: Verbeter de relatie tussen de doelen en/of financiële middelen en/of instrumenten dan wel prestaties in beleidsartikelen.De minister neemt zich voor de structuur van artikel 29 te herzien in de eerstvolgen- de begroting. Hij zal een en ander uiteenzetten in een comply or explainbrief aan de Tweede Kamer.De structuur van artikel 29 is aangepast. De comply or explain brief is op 26 juni naar de Tweede Kamer gestuurd.
Jaarverslag: Gebruik in de begroting meetbare kwantitatieve of kwalitatieve indicatoren of kengetallen voor zowel doelstellingen (effecten) als prestaties en noem vervolgens in het jaarverslag wat daarvan gerealiseerd is.Dit heeft de aandacht van de minister.De informatiewaarde van begroting en jaarverslag heeft steeds de aandacht. Er zijn echter onderdelen van beleid waar het niet goed mogelijk is om geschikte pres- tatie-indicatoren te formuleren. Via de zogenaamde comply or explain-brief (zie boven) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de artikelen waar dit aan de orde is.
Subsidies: Bewaak de toepassing van outputsubsidiëring in nieuwe subsidieregelingen en evalueer of dit tot minder problemen leidt dan bij de «oude» wijze van verantwoorden.De minister zegt toe de toepassing daadwerkelijk te gaan bewaken. Verder zegt hij toe te gaan evalueren in hoeverre dit inderdaad tot minder rechtmatigheidsrisico’s leidt.Er heeft zich sedert de datum van de toezegging één nieuwe subsidieregeling voorgedaan. Deze is om moverende redenen gebaseerd op subsidiëring van werkelijk gemaakte kosten. Het betreft de Subsidieregeling schuldhulpverlening 2006. Outputgeoriënteerde subsidierege- lingen zijn nog niet voorgekomen. Zodoende kon de werking nog niet worden geëvalueerd.
Rechtmatigheid uitvoering UWV: Zoek gezamenlijk met UWV naar oplossingen voor de rechtmatigheidsproblemen bij wetten die onder de norm bleven en voor de onzekerheden over de rechtmatigheid.De minister zegt toe dit te gaan doen.In 2006 heeft een Expertmeeting Rechtmatigheid plaatsgevonden. Het resultaat van de gemaakte afspraken zal in de loop van 2007 en 2008 zichtbaar worden. Naar aan- leiding van de expertmeeting en verzoek hiertoe van UWV zal het accountantspro- tocol in de SUWI-regeling worden aangepast aan de rijksbrede ontwikkelingen. Hiermee wordt onder meer het begrip financiële rechtmatigheid nader geëxpliciteerd. UWV voert momenteel allereerst zelf een onderzoek uit naar de belangrijkste rechtmatigheidsknelpunten en zal naar aanleiding hiervan met SZW in gesprek gaan. Dit biedt een basis om processen te verbeteren en waar nodig (interne) regelgeving zodanig te wijzigen dat over 2007 verbeterde rechtmatigheid kan worden bereikt. De verwachting is dat de rechtmatigheid bij UWV over 2006 lager is dan in 2005 wegens problemen bij de uitvoering van de ziektewet.

15. BIJLAGE 4: SUBSIDIES

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van SZW. Het opstellen van dit overzicht wordt bemoeilijkt doordat er verschillende definities van subsidies gebruikt worden. In deze bijlage worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Algemene Wet Bestuursrecht

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 4.21):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader:

«De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.»

Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies geen subsidies zijn.

ArtikelOmschrijving2005realisatie 2006vastgestelde begroting 2006
22 OD 3Subsidies minderhedenbeleid1 00791711 706
22 OD 3Subsidies stimulering leeftijdsbewust beleid4 0894 7468 100
22 OD 3Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie714469210
22 OD 3Breed initiatief maatschappelijke binding2 6631 4350
22 OD 3Prep camps2 2160
23 OD 1Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)6 5335 3567 865
23 OD 1Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden17 1147 192530
23 OD 1ESF-EQUALCo-financiering6652 3254 856
23 OD 1SVWW (via RWI)7 0063 6839 300
23 OD 1Stichting Blik op werk1190
23 OD 1Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)4 5404 500
25 OD 2Subsidieregeling Kinderopvang 20062 9507 0123 467
26 OD 1Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen288242346
27 OD 1Subsidies Expertisecentrum Leeftijd430524438
27 OD 1Jaar van de gelijke kansen200200
29 OD 1Farbo2 0353 9074 650
29 OD 1Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval (SPA)9411 3911 200
29 OD 1Subsidies arbeidsveiligheid (VASt, VAV)6 1636 0963 997
29 OD 1Overige subsidies arbeidsveiligheid1 2621 2252 556
29 OD 2Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden16 89913 45321 575
29 OD 2Arbosubsidies preventie en verzuim8 0749 1697 586
30 OD 1Achterstandsbudget/Incidentele subsidies bijstand3400
30 OD 1Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006 (SHV)23 0000
35 OD 2Subsidies instellingen emancipatie (o.a. Equality, IIAV)3 4293 5446 221
35 OD 2Subsidies emancipatieprojecten3 9865 0311 545
97 OD 1Regeling Bedrijfsverzamelgebouwen142230
97 OD 1Regelingen ex-mijnwerkers182182182
98 OD 1NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)325260331
98 OD 1Projectsubsidies4342614 931
 Totaal Definitie AWB77 365108 518106 292

1 De bijdragen aan Cliëntenraden worden verstrekt aan LCR, LKU, SMZBW/LNCO. Exclusief budget Overige beleidsuitgaven ESF.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook specifieke uitkeringen worden meegenomen:

«Een gebonden inkomens -of een vermogensoverdracht van het rijk om-niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze definitie wordt bijvoorbeeld de WSW als subsidie aangemerkt in tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de AWB. Inkomensoverdrachten aan natuurlijke personen zoals de AKW, TOG en de kinderopvangtoeslag zijn niet opgenomen in de tabel.

ArtikelOmschrijving2005realisatie 2006vastgestelde begroting 2006
23 OD 1Praktijkscholing HVS60 0001 9325 076
23 OD 1Agenda voor de Toekomst145 49214 75821 387
23 OD 1Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 ID-banen73 0868 55835 801
23 OD 1Flexibel re-integratiebudget21 618 4711 629 2701 629 270
24 OD 1WSW2 221 8842 224 9812 207 255
25 OD 2Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA)4 9085 5250
30 OD 1Tijdelijke stimuleringsregeling intensivering opsporing en controle Abw6 1548 5729 600
 Totaal toevoegingen «ruime» definitie4 029 9953 893 5963 908 389
 Totaal beide definities4 107 3604 002 1144 014 681

1 Bedrag inclusief middelen voor bestuurlijke afspraken ten aanzien van realiseren aantallen trajecten en instroom, tijdelijke stimuleringsregeling samenwerkingsverband Bbz en IOAZ en tijdelijke stimuleringsregeling samenwerkingsverband Abw.

2 Flexibel re-integratiebudget is inclusief de oude regelingen I/D-banen, Werkervaringsplaatsen.

In vergelijking met de subsidiebijlage uit de ontwerpbegroting 2006 zijn er in het jaarverslag minder subsidies opgenomen onder de «ruime» definitie. Dit wordt veroorzaakt omdat is gebleken dat enkele subsidies ook onder de AWB-definitie kunnen worden geschaard (o.a. SVWW, ESF-Equal co-financiering, Regeling Bedrijfsverzamelgebouwen).

De Tijdelijke stimuleringsregeling is opgenomen onder de handhavingsuitgaven van artikel 30.

16. BIJLAGE 5: TOEZICHTHOUDERS IN HET KADER VAN DE PENSIOENWET

Bij de behandeling van de Pensioenwet heeft de Tweede Kamer de motie Bibi de Vries c.s. (Kamerstukken II 2006/2007 30 413 nr. 79) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ten aanzien van de toezichthouders op de financiële markten, te weten De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), in de departementale jaarverslagen van Financiën en SZW een overzicht op te nemen van:

a. de toezichtstaak, de beleidsdoelen en de geleverde prestaties door de toezichthouders;

b. de kosten van de toezichthouders;

c. het aantal formatieplaatsen, zo mogelijk per beleidsdoel en toezichtstaak;

d. de kosten en bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden.

Omdat enkel DNB actief is op het gebied van pensioenfondsen is in deze bijlage geen overzicht opgenomen van de AFM. Hiervoor zij verwezen naar het Jaarverslag van het Ministerie van Financiën.

Onderstaand een opgave zoals verkregen van DNB.

DNB

Toezichtstaak

Als prudentieel toezichthouder ziet DNB erop toe dat financiële instellingen voldoende vermogen hebben om aan hun verplichtingen te voldoen en dat hun bedrijfsvoering solide en integer is.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het toezicht is een stabiele en integere financiële sector die op een groot vertrouwen van het publiek mag én kan rekenen. Daartoe zijn drie doelstellingen geformuleerd:

1. Goede uitvoering van het toezicht.

  Goed toezicht draagt bij aan een stabiel en integer financieel stelsel, veilige financiële afspraken en een efficiënt en betrouwbaar betalingsverkeer. Om dit waar te maken, moet het toezicht steeds kunnen steunen op een actueel beeld van de «prudentiële status» van de financiële instellingen. Het toezicht moet zich kunnen vergewissen van een integere bedrijfsvoering in het algemeen (waaronder een goede AO/IC) en van de integriteit en het integer handelen van de betrokken bestuurders. Toezichtcapaciteit moet zo nodig flexibel ingezet kunnen worden.

2. Goed voorbereid zijn op externe ontwikkelingen.

  Het monitoren van veranderingen in de financiële wereld om een goede kwaliteit van het toezicht te kunnen garanderen en waar mogelijk te verbeteren alsmede het meewerken aan en het adequaat inspelen op veranderingen in wetgeving en internationale overeenkomsten.

3. Verdere professionalisering van het toezicht.

  Voor een goede uitvoering van het toezicht is voortdurende aandacht voor de kwaliteit van het toezichtbeleid en -uitvoering onontbeerlijk. Om de kwaliteit van het toezicht te verbeteren, wordt regelmatig aandacht besteed aan de (fasen van) de te onderscheiden processen.

Geleverde prestaties

DoelstellingPrestatie-indicator met streefwaardeStreefwaardeResultaat
1. Goede uitvoering van het toezichtVan gemiddeld 80% van de onder toezicht staande instellingen (pensioenfondsen en verzekeraars 60%; rest 100%) zijn de risicoscores vastgelegd in risicotool FIRMGemiddeld 80% (pensioenfondsen en verzekeraars 60%; rest 100%)Gerealiseerd
 Effectieve en tijdige interventies:instellingen onder verhoogd toezicht binnen 1 jaar terug in normaal toezichtBinnen 1 jaar (afhankelijk van externe ontwikkelingen)Gemiddeld iets meer dan een jaar door een lange doorlooptijd van problemen bij een beperkt aantal instellingen
 Aantal liquidaties, sluitingen, formele maatregelen, etc. op initiatief van DNB die stand houden, in ieder geval voor wat betreft procedure en zorgvuldigheid100%In 2 van de 25 (hoger) beroepsprocedures in 2006 werd DNB (gedeeltelijk) in het ongelijk gesteld, waarvan éénmaal op procedurele gronden.
2. Goed voorbereid zijn op externe ontwikkelingenGoede voorbereiding op Bazel IIImplementatie conform projectplanning (conceptregelgeving in 2006 gereed)Gerealiseerd
 Pre-implementatie Solvency II & aanpassen rapportagekader aan IFRSNieuw rapportagekader (met opties voor maatwerk) waarvan het concept gereed een maand na beschikbaar komen eerste ontwerp richtlijntekstConcept kaderrichtlijn op 15 juli 2007 verwacht. Vooruitlopend daarop zijn in 2006 nieuwe verzekeringsstaten ontwikkeld.
 Goed voorbereid op invoering Zorgverzekeringswet: Gerealiseerd
 – tijdige vergunningverlening;– binnen wettelijke termijn; 
 – tijdige beoordeling plannen ziekenfondsen;– binnen 2 maanden; 
 – tijdige afstemming met relevante partijen, indien problemen ontstaan– binnen 1 maand 
 Voorbereiding op FTK: aantal pensioenfondsen waarvan FTK- implementatie is beoordeeld75 grootste fondsen alsmede de fondsen met een dekkings- of reservetekort;beoordeling aanvraag interne modellenIn verband met uitstel invoering FTK tot 1 januari 2007 hebben er in 2006 geen beoordelingen implementatie plaatsgevonden.
 Goede voorbereiding op toezicht op herverzekeraars in 2007Informatiebehoefte in kaart gebracht;Plan van aanpak voor organisatorische inbedding gereedWerkzaamheden uitgesteld in verband met uitstel implementatie toezicht op herverzekeraars naar 10 december 2007.
 Anticiperen op de situatie van een langdurig lage renteOnderzoek naar het risicobewust zijn van verzekeraars en naar gedragsreacties (toenemend gebruik alternatieve beleggingsconstructies)Gerealiseerd, inclusief presentatie bevindingen aan de sector en publicatie in een kwartaalbericht.
3. Verdere professionalisering van het toezichtGoede implementatie risicoanalyse-tool FIRMConform planning, waaronder opleiding medewerkers in 1e kwartaal 2006Gerealiseerd
 Versterken integriteitstoezichtdoor verankering in regulier toezichtvia: Gerealiseerd
 – tijdige kennisoverdracht van expertisecentrum Integriteit naar toezichtuitvoering;– voor 30 juni 2006; 
 – tijdig opstellen werkprogramma;– voor eind 2006; 
 – uitvoeren integriteitsonderzoeken (invoeren selfassessments)– conform planning 
 Invoering geschikte statistieksystemen voor verschillende standaardrapportages (IFET)Gereed volgens mijnpalenplanningGerealiseerd

Uitsplitsing toezichtkosten

 20052006
Kosten DNB:  
Banken1€ 37,01 mln.€ 35,82 mln.
Pensioenfondsen€ 20,20 mln.€ 20,19 mln.
Verzekeraars2€ 22,16 mln.€ 24,94 mln.
Overige instellingen€ 7,88 mln.€ 8,80 mln.
WID MOT Sanctiewet€ 0,66 mln.€ 0,65 mln.
Som der lasten€ 87,91 mln.€ 90,39 mln.
Aan onder toezichtsgestelden toe te rekenen kosten€ 65,21 mln.€ 75,59 mln.
Gemiddeld aantal fte’s3580616

1 Banken inclusief Electronische geldinstellingen en overige kredietinstellingen (niet-banken).

2 Inclusief kosten zorgverzekeraars en kosten materieel toezicht.

3 Direct personeel plus toegerekende ondersteuning.

E. NIET-VERPLICHTE BIJLAGEN

17. ORGANOGRAM

kst-31031-XV-1-7.gif

18. LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

AbwAlgemene bijstandswet
AFMAutoriteit Financiële Markten
AGArbeidsgehandicapten
AIArbeidsinspectie
AKWAlgemene kinderbijslagwet
ALAdministratieve Lastenverlichting
ANWAlgemene nabestaandenwet
AofArbeidsongeschiktheidsfonds
AOWAlgemene Ouderdoms Wet
ArboArbeidsomstandigheden
ArbvoArbeidsvoorziening
ATWArbeidstijdenwet
AVVAlgemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AwfAlgemeen werkloosheidsfonds
BBPBruto Binnenlands Produkt
BbzBesluit Bijstandsverlening Zelfstandigen
BiaWet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
BIKKBijdrage in de kosten van kortingen
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BOD’nBijzondere Opsporingsdiensten
BoreaBranche organisatie re-integratiebedrijven
BUBuitengewone Uitgavenregeling
BVGBedrijfsverzamelgebouwen
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CEPCentraal Economische Planbureau
CISCentraal Intake en Selectie proces
CPBCentraal Planbureau
CSOCoördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties
CtsvCollege van toezicht sociale verzekeringen
CWICentra voor Werk en Inkomen
CWPCommissie het werkend perspectief
DCEDirectie Coördinatie Emancipatiebeleid
DNBDe Nederlandse Bank
DIVDiversiteitsmanagement
EBBEnquête Beroeps Bevolking
ECDEconomische Controledienst
EMUEuropese Monetaire Unie
EqualTransnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creeëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt
ESFEuropees Sociaal Fonds
EVCErkenning van Verworven Competenties
FarboFiscale regeling arbeidsomstandigheden
FIBFraude in Beeld
FIODFiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
FteFulltime Equivalent
HAFIRHandboek Financiële Informatie en Administratie van de Rijksoverheid
HVSHoofdelijk Versnelde Scholing
ICEInterdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
ID banenInstroom,doorstroombanen
IGInspecteur Generaal
IIAVInternationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IROIndividuele Re-integratieOvereenkomst
IVAInkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
IWIInspectie voor Werk en Inkomen
IWIAWetsvoorstel Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
KOARegeling Kinderopvang en buitenschoolse opvang voor alleenstaande ouders met kinderen in de Abw
LCRLandelijke Cliëntenraad
MEPMilieukwaliteit van de Elektriciteitsproduktie
MEVMacro-Economische Verkenning
MKBMidden en kleinbedrijf
MLTMiddellange Termijn
NIBUDNationaal Instituut Budgetvoorlichting
NugNiet uitkeringsgerechtigden
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OROndernemingsraad
PBOPubliek Rechterlijke Bedrijfsorganen
PembaPremiedifferentiatie en marktwerking bij Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
POROSZPeriodiek Onderzoek Regelovertreding Sociale Zekerheid
ReaReïntegratieArbeidsgehandicapten
RGDRijks Gebouwen Dienst
RI&ERisico-inventarisatie en evaluatie
RKBRegeling Uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse Opvang
ROCRegionale Opleidingscentra
RSPRegeling schoonmaakdiensten particulieren
RUKRegeling Uitkeringen Kinderopvang
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWTRechtspersoon met een wettelijke taak
SEStandaard-eenheden
SERSociaal-Economische Raad
SHVSchuldhulpverlening
SIODSociale Inlichtingen en Opsporings Dienst
SPASubsidie Preventie Arbeidsuitval
SUBSamenwerking tussen UWV en Belastingdienst
SUWIStructuur Uitvoering Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TASTegemoetkoming Asbestslachtoffers
TBAWet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen
TESWet ToezichtEuropese Subsidies
TOGTegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonendeGehandicapte kinderen 2000
TRITijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten
TWToeslagenwet
UWVUitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen
ValVacatures voor alle leeftijden
VAStVersterking ArbeidsomstandighedenStoffen
VCEVisitatiecommissie Emancipatie
VLZVerlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VUTVervroegde Uittreding
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAJONGWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten
WalvisWet administratieve lastenverlichting in de sociale verzekeringen
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAVWet Arbeid Vreemdelingen
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WGAWerkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
WgbWet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
WIAWet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WMLWet Minimumloon
WMWWet medezeggenschapwerknemers
WORWet op de ondernemingsraden
WSWWet sociale werkvoorziening
WTVWerktijdverkorting
WVAWet Vermindering Afdracht Loonbelasting en premie Volksverzekeringen
WVPWet verbetering poortwachter
WWWerkloosheidswet
WWBWet Werk en Bijstand
WWIKWet Werk en InkomenKunstenaars
ZBOZelfstandige Bestuursorganen
ZWZiektewet
ZZPZelfstandigen zonder personeel

19. TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lastenverlichting 26, 166

AOW-gat 105

Arbeid en Zorg 5, 24, 25, 53, 54, 56, 57, 59, 111, 122, 127, 129

Arbeidsgehandicapten 22, 40, 77, 78, 164, 165

Arbeidsinspectie 37, 75, 76, 116, 117, 119, 164

Arbeidsomstandigheden 19, 20, 73, 74, 75, 76, 77, 117, 119, 122, 129, 133, 148, 151, 158, 164, 166

Arbeidsongeschikten 18, 19, 21, 77, 86, 87, 90, 92, 165, 166

Arbeidsparticipatie 5, 14, 21, 23, 24, 25, 33, 34, 36, 37, 38, 48, 108, 109, 111, 158

Arbeidsproductiviteit 15, 18, 35, 73

Arbeidstijdenwet 14, 66, 67, 119, 164

Armoedebestrijding 14

Asbestslachtoffers 100, 103, 165

Bijstand 29, 30, 31, 45, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 95, 97, 100, 101, 102, 137, 158, 164

Dagindeling 25, 109, 111, 112

Emancipatie 108, 109, 110, 111, 112, 122, 129, 133, 158, 164, 165, 166

EQUAL 12, 40, 42, 44, 111, 158

Etnische minderheden 37, 38, 110

FARBO 75

Gesubsidieerde arbeid 45

Handhaving 22, 33, 41, 45, 53, 74, 75, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 92, 93, 96, 97, 98, 99, 103, 114, 115, 117, 119, 120, 122, 149, 152, 159

Herbeoordelingsoperatie 18, 21, 81, 87

ID-banen 41, 42, 44, 137, 159

Jeugdwerkloosheid 36, 37, 117

Kinderbijslag 100, 102, 164

Kinderkorting 29, 30, 31

Kinderopvang 14, 25, 53, 54, 55, 57, 58, 59, 61, 111, 117, 127, 137, 148, 158, 159, 165

Koopkracht 16, 29, 62, 96, 97, 106

Kunstenaars 85, 86, 151, 166

Levensloop 14, 23, 24, 25, 53, 55, 56, 57, 61, 70, 117

Loondoorbetaling bij ziekte 61, 66, 92

Loonkosten 35, 45, 139

Loonontwikkeling 15

Medezeggenschap 25, 26, 27, 57, 60, 61, 62, 71, 72, 122, 129, 166

Minimumloon 31, 95, 96, 97, 120, 166

Nabestaanden 29, 95, 96, 97, 106, 164

Nulmeting 20, 22, 53, 56, 86

Ontslag 26, 65, 66, 85, 147

Ouderdomsfonds 105, 106

Ouderen 5, 14, 16, 23, 24, 27, 29, 34, 36, 37, 38, 62, 68, 71, 105, 164

Ouderschapsverlof 25, 55, 56, 57

PBO 60, 165

Pemba 19, 165

Pensioen 14, 23, 24, 26, 27, 28, 30, 31, 35, 53, 61, 68, 69, 70, 71, 72, 97, 122, 129, 133, 147, 148, 160, 161, 162

Poortwachter 18, 20, 73, 78, 94, 166

Re-integratie 5, 14, 18, 20, 21, 22, 23, 37, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 73, 79, 83, 84, 86, 118, 122, 129, 158, 159, 164, 165

RSP 41, 42, 44, 137, 158, 165

Schuldhulpverlening 29, 81, 83, 101, 157, 158, 165

Sluitende aanpak 40, 45

Sociale fondsen 105, 122, 129

Sociale werkvoorziening 49, 122, 129, 166

Startkwalificatie 34, 35, 36

Toeslagenwet 82, 95, 99, 166

Toezicht 4, 11, 27, 53, 68, 71, 82, 119, 120, 126, 127, 128, 143, 144, 148, 149, 155, 156, 160, 161, 162, 164, 166

TOG 100, 101, 102, 103, 104, 154, 159, 166

Trajecten 14, 20, 22, 31, 33, 35, 36, 42, 43, 45, 46, 74, 77, 111, 112, 119, 120, 137, 155, 159

Uitkeringsgerechtigden 20, 22, 30, 44, 79, 86, 92, 97, 149, 165

Verlofregeling 53, 56

Vervolguitkering 24, 84

Voorlichting 24, 25, 33, 34, 41, 54, 56, 57, 60, 65, 67, 68, 74, 77, 80, 109, 114, 115, 117, 122, 126, 155, 165

Wajong 41, 42, 43, 89, 94, 154

Werk en bijstand 22, 98, 100, 102, 117, 166

Werk en Inkomen 11, 14, 18, 33, 38, 86, 89, 92, 136, 141, 148, 148, 150, 151, 164, 165,

Werkgelegenheid 5, 6, 7, 14, 16, 17, 18, 56, 67, 129, 132, 136, 148, 151, 165

Werkloosheid 16, 17, 18, 20, 23, 24, 30, 31, 33, 36, 38, 44, 80, 84, 85, 117, 164, 165, 166

WW 14, 18, 22, 23, 24, 26, 38, 39, 41, 43, 45, 46, 65, 66, 79, 82, 84, 85, 87, 117, 154, 166

Ziektewet 92, 157, 166

Zorgverlof 25

Zorgverzekeringswet 16, 28, 29, 161


XNoot
1

Voorlopig cijfer.

XNoot
1

De verantwoordelijkheid voor de Kinderopvangtoeslag is inmiddels overgegaan naar de minister van OCW.

Naar boven