31 031 XIII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Economische Zaken 2006

31 031 D
Jaarverslag en slotwet Fonds economische structuurversterking 2006

nr. 8
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 21 juni 2007 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over de financiële verantwoording over het jaar 2006.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Veth

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Donderdag 21 juni 2007

14.30 uur

De voorzitter: Kraneveldt-van der Veen

Aanwezig zijn 6 leden der Kamer, te weten:

Kraneveldt-van der Veen, Jules Kortenhorst, Ten Hoopen, Aptroot, Gesthuizen en Smeets,

en mevrouw Van der Hoeven, minister van Economische Zaken, en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken.

Aan de orde is de behandeling van:

het Jaarverslag 2006 van het ministerie van Economische Zaken over het jaar 2006 (31031-XIII, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2007 van het ministerie van Economische Zaken (31031-XIII, nr. 2);

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2006 (Slotwet) (31031-XIII, nr. 3);

het Jaarverslag 2006 van het Fonds Economische Structuurversterking (31031-D, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2006 van het Fonds Economische Structuurversterking 2006 (31031-D, nr. 2);

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Fonds Economische Structuurversterking voor het jaar 2006 (Slotwet) (31031-D, nr. 3).

De voorzitter:

Ik heet beide bewindslieden, de ambtenaren die hen vergezellen, de mensen op de publieke tribune, wellicht degenen die thuis via internet meeluisteren en uiteraard de collega's van harte welkom. Wij hebben het zo afgesproken dat wij de heer Kortenhorst hebben gevraagd om als rapporteur van de Kamer een aftrap te doen. Ik stel de leden voor om daarna meteen de partijpolitieke inbreng te leveren, zodat wij in één keer de eerste termijn van de Kamer afronden. Dat hadden wij niet specifiek afgesproken, maar het lijkt mij makkelijk om het allemaal in één keer te doen. Ik constateer dat de leden daarmee instemmen. Ik geef het woord aan de heer Kortenhorst, die dus zal spreken namens de Kamer.

De heerJules Kortenhorst(CDA)

Voorzitter. Vandaag behandelen wij de jaarverslagen over 2006 van het ministerie van Economische Zaken en het Fonds Economische Structuurversterking. Mij is gevraagd om als rapporteur van de commissie op te treden en in die hoedanigheid beide jaarverslagen kritisch te beoordelen. Ik doe dat met plezier maar ook met zorgvuldigheid, omdat mijn opmerkingen in dat verband van technische en niet van politieke aard dienen te zijn.

In mijn inbreng wil ik de volgende punten aan de orde stellen: ten eerste een beoordeling van de formele verantwoording over rechtmatigheid en de bedrijfsvoering, ten tweede overwegingen met betrekking tot de verslaglegging over het beleid in de vorm van indicatoren over doelen, prestaties en middelen en ten derde enige kanttekeningen bij verdere specifieke aandachtspunten die uit mijn analyse volgen.

Mijn beoordeling van de formele verantwoording over rechtmatigheid en bedrijfsvoering is, net zoals die van de Rekenkamer, positief. Het ministerie krijgt van de Rekenkamer een clean audit opinion, zoals wij dat in het bedrijfsleven noemen, maar het is ook duidelijk dat in vergelijking met andere ministeries het ministerie van Economische Zaken het goed doet. Het overzicht op de bladzijden 44 tot en met 48 in het jaarverslag van fouten en onzekerheden in de financiële informatie is weliswaar lang, maar het gaat met één uitzondering telkens om zeer bescheiden bedragen en aanpassingen die de tolerantiegrens zeker niet overschrijden. Ik kom later terug op de uitzondering, de verslaglegging over de MEP, en op de opmerking over de financiële verhouding met regionale ontwikkelingsmaatschappijen.

Deugdelijke bedrijfsvoering en financiële verslaglegging daarvan zijn de gebruikelijke maatstaven voor jaarverslagen in het bedrijfsleven, waaraan ik mijn referentiekader tot op heden ontleen. In het kader van de VBTB-cyclus is de Kamer echter tot de conclusie gekomen dat ook over de voortgang van beleid op een gestructureerde manier gerapporteerd moet worden. Daarbij staan de drie verantwoordingsvragen centraal: hebben wij bereikt wat wij wilden bereiken, hebben wij daarvoor gedaan wat wij zouden doen en heeft dat gekost wat het zou kosten? Hier ligt voor het ministerie van EZ volgens mijn analyse nog een behoorlijke uitdaging. Het gaat er daarbij in essentie om dat de Kamer bruikbare informatie ontvangt over de resultaten van het EZ-beleid. Met "bruikbaar" wordt dan bedoeld dat er informatie beschikbaar is, dat die informatie iets zegt over de relatie tussen het gevoerde beleid en de ontwikkeling in de maatschappij en dat die informatie actueel en consistent is. In dat licht wil ik over de informatie met betrekking tot de resultaten van het beleid de volgende opmerkingen maken.

Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dat de VBTB-conformiteit van het jaarverslag nogal te wensen overlaat. Allereerst is het percentage doelstellingen waarvoor concrete indicatoren zijn opgenomen, afgenomen van 81 naar 75. Op prestatieniveau is dat percentage gelijk gebleven op 63. In die zin is dus nog steeds te weinig informatie beschikbaar om voor alle doelstellingen vast te stellen wat er is bereikt.

Ten tweede constateer ik dat daar waar informatie wel beschikbaar is, voor een flink aantal indicatoren op doelstellingsniveau de causaliteit tussen de indicator en het beleid twijfelachtig is. Dit komt omdat veel beleid van Economische Zaken gericht is op abstracte, algemene doelstellingen. Ik geef daarvan een paar voorbeelden. Het is moeilijk om met zekerheid vast te stellen dat het beleid van EZ de stand van de Nederlandse economie, het ondernemingsklimaat of het innovatievermogen van het bedrijfsleven één op één bepaalt. Bij bijna alle onderwerpen op de beleidsagenda van EZ gaat het om doelstellingen die maar zeer ten dele van het beleid afhankelijk zijn. Zo voert Economische Zaken beleid om de structurele groei van de Nederlandse economie te bevorderen. Dat staat in artikel 1 van de begroting en van het jaarverslag. Daartoe coördineert het ministerie interdepartementale strategievorming, bewaakt het de voortgang van de hervormingsagenda en het Lissabonprogramma en onderhoudt het contacten met het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat laatste is echter een mooi voorbeeld. Ik betwijfel dat de minister met overtuiging kan stellen dat contacten tussen haar ministerie en het CBS een meetbare en causale duidelijke relatie hebben met de structurele groei van de Nederlandse economie. Hetzelfde probleem doet zich voor bij doelstellingen als "een sterk innovatievermogen" en "een concurrerend ondernemingsklimaat", waar het omzetaandeel van nieuwe producten of het aantal aangevraagde octrooien respectievelijk de investeringsquote van bedrijven als indicatoren voor succesvol beleid gedefinieerd zijn. Kortom: het eenduidig vaststellen van de relatie tussen prestaties en doelstellingen is op veel beleidsterreinen van EZ vaak niet goed mogelijk.

Tot slot wil ik een kanttekening plaatsen bij de consistentie in de gebruikte indicatoren en de tijdigheid van de informatie. Als de minister in haar jaarverslag indicatoren opneemt om iets te zeggen over de resultaten die zijn bereikt, is het wel nodig dat dit consistent gebeurt en dat de informatie op tijd beschikbaar is. Dit is helaas niet altijd het geval. Ik geef wederom een paar voorbeelden. Een indicator als het niveau van de buitenlandse investeringen in Nederland kan een relevante indicatie zijn van het vestigingsklimaat, maar die indicator is tussen 2005 en 2006 van het radarscherm verdwenen. Het aantal innovatieve ondernemingen in het mkb lijkt een nuttige effectindicator, maar als het percentage tussen 2000 en 2004 heen en weer schommelt van 49 naar 33 en dan weer naar 38 en als dat percentage voor 2005 en 2006 niet beschikbaar is, is dat geen nuttige indicator van recent beleid. De omzet van technostarters lijkt een goede indicatie voor de resultaten van die regeling, maar helaas zijn die gegevens nimmer beschikbaar gebleken.

Samenvattend concludeer ik over de kwaliteit van de beleidsinformatie in het jaarverslag het volgende. Het gevoerde beleid van het ministerie van EZ lijkt vaak niet causaal te verbinden aan de geselecteerde doelstellingsindicatoren. Voor veel indicatoren ontbreekt een consistente en tijdige reeks van data. Dat is jammer, want dat beperkt de bruikbaarheid van het jaarverslag als verantwoordingsdocument. De toenmalige minister gaf vorig jaar tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2005 al aan dat hij dit een probleem vond. De huidige minister meldt in het jaarverslag dat zij hieraan blijft werken en dat inmiddels een kritische analyse van de indicatoren plaatsvindt. De Kamer zou de minister van EZ kunnen vragen of zij bij de indiening van de begroting over 2008 apart wil aangeven waartoe haar kritische analyse van de indicatoren heeft geleid. Dat betekent wellicht dat zij per beleidsartikel en de bijbehorende operationele doelstellingen en indicatoren aangeeft hoe zij is omgegaan met de causaliteitsvraag, de consistentie in de te gebruiken indicatoren en de tijdige beschikbaarheid van informatie. Als Kamer kunnen wij dan bepalen in welke mate de begroting en het jaarverslag tegemoetkomen aan de wens om inzicht te krijgen in de resultaten van het beleid.

Tot slot vraag ik aandacht voor drie specifieke punten op het terrein van de bedrijfsvoering. Ten eerste stelt de Rekenkamer terechte vragen over het toezicht op de MEP. Specifiek lijken er onvoldoende waarborgen te zijn dat subsidies die zijn verstrekt voor de opwekking van duurzame energie, alleen worden verstrekt aan projecten die ook daadwerkelijk duurzaam opereren. Een verplicht controleprotocol voor accountantscontrole hierop lijkt zinvol, evenals steekproefsgewijs toezicht door de auditdienst van het ministerie. Waarom neemt de minister de aanbeveling die de Rekenkamer op dit punt doet, niet over?

Ten tweede dient de Kamer zich te realiseren dat de Rekenkamer constateert dat er geen goed rapporteringsmechanisme is om de FES-waardigheid van de FES-uitgaven te beoordelen. De bedrijfsvoering van het FES, zoals gerapporteerd door het ministerie, is in grote lijnen immers als "voldoende" beoordeeld. Over de beleidsresultaten van de verschillende FES-projecten wordt in de verslagen van de onderscheidene ministeries gerapporteerd, maar daardoor valt de geïntegreerde beoordeling van het totale pakket van FES-maatregelen tussen wal en schip. Zijn de FES-projecten in het algemeen nu wel of niet FES-waardig? Zijn de criteria de juiste en wordt de beoordeling in het kader van die criteria consequent en doelmatig uitgevoerd? Kortom: spenderen wij onze kostbare FES-middelen echt zodanig dat zij bijdragen aan het langetermijnsucces van ons land?

Ten derde kan het subsidiebeheer bij de regionale ontwikkelingsmaatschappijen verbeterd worden. Deze dochterorganisaties van het ministerie beheren flinke potjes met middelen, die de afgelopen jaren niet zijn ingezet. De Rekenkamer beveelt aan om het niet gebruikte vermogen van deze ROM's doelmatig te gebruiken.

Ik concludeer dat het ministerie een pluim verdient voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de financiële verslaglegging daarvan, maar ik kom ook tot de conclusie dat het mechanisme van beleidsrapportage aan de hand van beleids- en prestatie-indicatoren bij EZ nadere overweging verdient. Ik heb daarvoor een voorstel gedaan en ben benieuwd naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Mijnheer Kortenhorst, ik dank u zeer voor het feit dat u als rapporteur namens de Kamer hebt willen optreden.

MevrouwSmeets(PvdA)

Voorzitter. Ik dank de rapporteur voor zijn uitstekende inbreng. Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar de antwoorden van de bewindspersonen. De procedure waarvoor wij als commissie hebben gekozen, geeft de fracties de gelegenheid om specifiek aandacht te besteden aan een aantal zaken. De PvdA-fractie wil graag aandacht besteden aan het aanbesteden en het mkb, maar voordat ik dat doe, heb ik drie opmerkingen. In het beleidsverslag lezen wij dat in 2006 de economie is gegroeid met 2,9%. Dat heeft 100.000 banen opgeleverd. Dat is een ongelooflijke verbetering ten opzichte van 2005. Ik hoop dat die groei zich doorzet, zodat wij de ambities van dit kabinet kunnen waarmaken. Dat zou heel mooi zijn.

Een al door de heer Kortenhorst aangegeven punt van zorg in het jaarverslag is een afname van concrete informatie over het bereiken van doelstellingen en een stagnatie met betrekking tot het behalen van de beoogde prestaties. De minister zal daar ongetwijfeld op ingaan. Ik ben heel benieuwd naar haar reactie daarop.

Een ander punt, dat ook in de schriftelijke ronde aan de orde is geweest, is dat er in de begroting voor 2008 nieuwe kengetallen en indicatoren komen. Dat betekent dat er wederom sprake is van een breuk in de vergelijkbaarheid ten opzichte van voorafgaande jaren. Ik hoor graag het oordeel van de minister daarover.

Dan het aanbesteden en het mkb. In het regeerakkoord is daar voor de komende tijd al veel over gezegd. Dit is voor de PvdA dus een belangrijk punt. Daarom heb ik teruggekeken hoe daarover in 2005 en 2006 met elkaar is gesproken. In 2005 heeft de Kamer de motie-Ten Hoopen/Vendrik/Smeets aangenomen over overheidsaanbesteding. Die motie hield in dat 23% bij het mkb zou moeten worden aanbesteed, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten. Dat was een belangrijke motie voor ons, want dat betekent dat de huidige ambitie van het nieuwe kabinet waargemaakt kan worden. Hoe staat het daarmee? Wij hebben daar tot op heden eigenlijk niets meer van gehoord. Nog verbazingwekkender is dat de motie niet op het overzicht van de moties en toezeggingen in het jaarverslag staat. Of ik moet er echt naast hebben gekeken, maar ik heb het heel vaak nagekeken. Daarop krijg ik dus graag een reactie van de minister.

In de schriftelijke vragenronde hebben wij vragen gesteld over PIANOo, Professioneel en Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers. Daar is op gereageerd en de vragen zijn beantwoord, maar die beantwoording roept weer andere vragen op. PIANOo is er voor de overheden. Uit de beantwoording blijkt dat er overleg is met de werkgeversorganisaties over het opzetten van een vergelijkbaar netwerk van opdrachtnemers. De vraag is hoe het daarmee staat en of ik daaruit kan afleiden dat er wordt gesproken met MKB-Nederland. Het zou natuurlijk prachtig zijn als een dergelijk netwerk operationeel zou zijn voor de mkb-ondernemers.

Dan een vraagje over Tendernet. Dat was in 2006 nog niet volledig operationeel. Als ik de antwoorden goed begrijp, is de uitrol van Tendernet pas in 2008 te zien. Waarom moet dat zolang duren? Kan dat niet eerder?

Wij hebben het hier altijd over mkb en aanbesteden. Kan de minister aangeven hoe groot die markt is? Ik denk dat het goed is om te horen naar welk percentage de minister bij aanbesteden streeft.

Bij het aanbesteden zie je ook een moeilijke toegankelijkheid voor het mkb, omdat er erg veel administratieve lasten zijn. Er is op dat punt ook weinig deskundigheid bij het mkb. De hindernissen zijn dus heel erg groot. Kan de minister daar specifiek op ingaan?

Over de administratieve lasten komen wij volgende week nog uitgebreid te spreken, maar in dit kader zou ik graag willen weten waar het bij de administratieve lasten van het aanbesteden om gaat. Kunnen die lasten in kaart gebracht worden en hebben wij daar ook percentages van?

Dan de uniformering van de regelgeving voor opdrachten onder de Europese drempel. Wat zijn de verwachtingen op dat punt?

Wat gaat het kabinet doen richting de Europese Commissie om de aanbestedingsregelgeving te vereenvoudigen?

Tot zover het specifieke aandachtspunt mkb en aanbesteden. Ik wacht de antwoorden met spanning af.

De heerTen Hoopen(CDA)

Mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de woorden over de rapporteur, de heer Kortenhorst. Ik dank hem ook namens de CDA-fractie voor zijn inbreng.

De Algemene Rekenkamer trekt de conclusie dat onvoldoende geborgd is dat gesubsidieerde stroom daadwerkelijk duurzaam is. Een bekend voorbeeld is de palmolie. Daarmee hebben de vier grote energiebedrijven veel subsidie binnengesleept. Bij palmolie kan de CO2-uitstoot zelfs hoger zijn dan bij de fossiele brandstoffen. Verbranding van biomassa kan leiden tot diverse duurzaamheidsproblemen, zoals klimaatverandering, verdringing van voedselgewassen, het kappen van tropisch woud en – dat is in Nederland ook erg van belang – een verslechtering van de luchtkwaliteit. Mijn fractie onderschrijft de oplossing van de Rekenkamer, namelijk een verplicht controleprotocol voor accountantscontrole op de biomassaverklaring van de elektriciteitsproducent. De reactie van de minister is nogal zuinig: zij zal bezien of een controleprotocol wenselijk is. De CDA-fractie zou graag zien dat er een ruimhartiger toezegging komt, zodat verzekerd kan worden dat in de toekomst alleen voor duurzame stroom subsidie wordt verleend.

De Rekenkamer heeft ook terechte kritiek op de ROM's. De CDA-fractie heeft dat punt al jaren geleden tijdens de begrotingsbehandelingen aan de orde gesteld. Het vorige week gepresenteerde beleidsprogramma van dit kabinet zet in op voortzetting van Pieken van de Delta. De CDA-fractie is voorstander van Pieken van de Delta. Dat hebben wij ook in de vorige kabinetsperiode fors ondersteund, maar de vraag is wel hoe de minister de middelen van de ROM's wil besteden. Begrijp ik het goed dat zij dat samen met de regio's doet op basis van de uitgangspunten van Pieken in de Delta? Dat horen wij graag van haar.

Voor de CDA-fractie heeft het terugdringen van administratieve lasten een topprioriteit. Het vorige kabinet heeft verschillende successen geboekt, zoals het terugdringen van de arboregels en het verminderen van het aantal vergunningen. De voorstellen die de staatssecretaris in zijn beleidsprogramma doet, zijn wat ons betreft dan ook uitstekend: de belevingsmonitor en het toetsen van nieuwe voorstellen op effecten voor de ondernemers. De vraag is wel hoe die ondernemerstoets er precies uit ziet en wat de toegevoegde waarde is, bijvoorbeeld ten opzichte van de toets die in de memorie van toelichting staat.

Naast de regeldruk zijn de kosten van toezicht van groot belang. De uitgaven van EZ aan de NMa en de Opta zijn vrij fors, zo blijkt uit het jaarverslag. Mijn fractie overweegt – nogmaals: overweegt – sterk om de NMa en de Opta samen te voegen. De Opta zou, net als de DTe, een kamer van de NMa kunnen worden. Hiervoor bestaan enkele argumenten. De belangrijkste is dat een fusie synergievoordelen kan opleveren. Mijn fractie verwacht dat de uitgaven van de Staat aan de NMa en de Opta en de nalevingskosten van de ondernemers daardoor kunnen verminderen. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister. Aan de fusie van de NMa en de Opta kleeft één groot nadeel. De Opta is een van de meest succesvolle toezichthouders. De regulering in de telecommunicatiemarkt heeft gezorgd voor lage prijzen, meer keuze en ongekende innovaties. Het succes van de Opta is voor een groot deel te danken aan het feit dat de Opta onafhankelijk is, niet alleen formeel, maar ook feitelijk. Mijn fractie heeft wat dit betreft meer twijfels over de NMa en wel om twee redenen: De NMa is geen rechtspersoon. De medewerkers zijn dus niet in dienst van de NMa zelf, maar worden "geleend" van het ministerie van Economische Zaken. Bovendien is de minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor de benoeming, schorsing en het ontslag van de raad van bestuur van de NMa. Daarbij komt dat de leden van raad van bestuur periodiek moeten worden herbenoemd. Dat roept de vraag op of zij hun carrière in de waagschaal stellen door politieke druk te weerstaan. Met andere woorden: zullen zij de hand die hen voedt daadwerkelijk bijten? Ook A-G Mok heeft al eens op deze afhankelijke positie gewezen. Naar de mening van de CDA-fractie zou een minister die niet beleidsmatig betrokken is bij mededingingszaken, verantwoordelijk moeten zijn voor de benoeming. Te denken valt aan het hierbij betrekken van de minister van Justitie. De CDA-fractie wil de onafhankelijkheid van de NMa en daarmee van de toekomstige NMa-Opta borgen door de afhankelijkheid van de minister van EZ te verminderen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. Als de onafhankelijkheid beter geborgd is, overweegt de CDA-fractie een fusie tussen de NMa en de Opta te steunen.

Ten slotte spreek ik nog een enkel woord over SenterNovem. Ik heb gezien dat heel veel zaken tussen ministeries aan SenterNovem worden uitbesteed, maar ik dacht dat het er altijd om ging, ondernemers te helpen bij het operationeel maken van veel meer en vooral innovatieve plannen. Mijn fractie bereiken veel opmerkingen dat die mooie innovatieve plannen worden gedwarsboomd door het bureaucratisch functioneren van SenterNovem. Zij hoort graag van de bewindslieden of zij deze instelling of club van mensen eens kritisch willen doorlichten, zodat de snelheid en de effectiviteit daadwerkelijk kan worden vergroot met het oog op de doelstelling van de bewindslieden zelf om innovatie echt concurrerend te doen zijn voor Nederland.

MevrouwGesthuizen(SP)

Voorzitter. Allereerst dank ik de rapporteur voor zijn heldere inbreng. Mijn punten zijn niet talrijk. Wel wil ik een reactie op het volgende. De norm van 3% voor uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling of research and development wordt nog steeds niet gehaald. Bedrijven profiteren wel van al het onderzoek dat wordt gedaan. Zo hebben met name grote bedrijven de afgelopen jaren lastenverlichting op lastenverlichting gekregen. Het kabinet heeft daar geen eisen tegenover gesteld. Nu vindt de SP-fractie dat het bedrijfsleven via een fonds mede moeten financieren. Een dergelijk fonds zorgt ervoor dat er sprake is van onafhankelijk onderzoek en dat bedrijven meer over de brug komen. Hoe gaan de bewindslieden ervoor zorgen dat het bedrijfsleven zich meer committeert en meer investeert? Op dit moment dragen bedrijven ongeveer een vierde deel bij aan de totale uitgaven voor research and development, maar ze zouden meer moeten en kunnen investeren. Zij plukken immers ook de vruchten van onderzoek en ontwikkeling.

Van degenen die met innovatievouchers te maken hebben, heb ik begrepen dat de resultaten teleurstellend zijn. Syntens zegt dat slechts een op de drie vouchers daadwerkelijk wordt uitgegeven. Een derde wordt daadwerkelijk besteed. Daarom is de termijn verlengd, heb ik begrepen. Nu is er voorgesteld om het budget te verhogen, terwijl signalen uitwijzen dat het systeem niet goed werkt. Het is voor ondernemers namelijk vooral moeilijk om een goede onderzoeksvraag te formuleren, deze in te dienen en dan ook nog eens een instituut bereid te vinden om met die onderzoeksvraag aan de gang te gaan. Bovendien is het budget van €2000 natuurlijk erg snel op. Het gevolg is dus dat tweederde niet wordt besteed. Wat gaat de minister doen om dit systeem beter te laten functioneren?

Er bestaan prestatie-indicatoren voor innovatie, maar de cijfers over 2006 zijn nog niet bekend. Er valt dus niet goed vast te stellen hoe Nederland het in dat jaar heeft gedaan. Dat is natuurlijk te wijten aan het feit dat de Europese statistieken nog niet beschikbaar waren. Desondanks was een raming wel prettig geweest; nu is er alleen een streefwaarde gegeven. Het effect van alle mooie innovatieprogramma's is dus niet bekend. Ik vind dat aan de hand van een jaarverslag moet kunnen worden beoordeeld hoe effectief de programma's zijn. Ik begrijp dat de Algemene Rekenkamer hier ook kritiek op had. Ik krijg hierop dus graag een reactie van de bewindslieden.

Mijn collega van de fractie van de PvdA heeft ook al iets gezegd over het mkb en aanbestedingen. Allereerst is ons inziens door een opeenstapeling van opdrachten het mkb de laatste die aan de bak komt bij aanbestedingen. Ook worden er onredelijke eisen gesteld, bijvoorbeeld qua solvabiliteit. Tijdens het PIANOo-congres bevestigden verschillende partijen dit. Vooral de overheden zelf werken niet voldoende mee aan transparantie en daarmee mogelijkheden voor het mkb. Ik schat dat bij ongeveer 80% van de aanbestedingen niet van tevoren bekend wordt gemaakt wat de selectiecriteria zijn, terwijl dat wel verplicht is. Welke mkb'er zou zich daarover beklagen? Hij riskeert, als zeurpiet te boek te komen staan en in de toekomst helemaal geen kans meer te maken. Ook de redenen voor afwijzing, die achteraf bekend moeten worden gemaakt, blijven vaak uit. Ik krijg ook hierop graag een reactie van de bewindslieden.

In de antwoorden op de feitelijke vragen stelt de minister dat voor de publieke omroep, zowel de landelijke als de regionale, de dekking al direct na de omschakeling op 11 december 2006 op orde was. Het pakket met commerciële en buitenlandse omroepen wordt momenteel alleen uitgehold voor Digitenne. In december jongstleden verscheen er alleen een artikel waaruit bleek dat KPN niet kon garanderen dat meteen in het weekend van 10 en 11 december 2006 heel Nederland een alternatief voor analoge televisie kon worden geboden. In die tijd ontving mijn fractie mailtjes, brieven en telefoontjes met klachten. Wat is de reactie van de minister hierop?

De heerAptroot(VVD)

Voorzitter. Niet omdat het beleefdheidshalve moet, maar omdat ik het inhoudelijk oprecht meen, dank ik collega Kortenhorst voor het feit dat hij dit jaar rapporteur namens de gehele Kamer was. Dat was heel prettig, want daardoor hoefde de rest van de Kamer niet op de systematiek van de overview terug te komen. Hij heeft het goed gedaan.

Volgens mij kan een van de prestatie-indicatoren niet serieus bedoeld zijn: dat het CBS wordt beoordeeld op het aantal keer dat het in Kamerstukken wordt geciteerd. In het jaarverslag staat: het CBS heeft het goed gedaan, want het is wel honderd zoveel keer genoemd. Ik heb liever geen indicator dan een dergelijke niet-serieuze indicator, want onderwerpen die veel in de Kamer worden genoemd, zijn vaak onderwerpen waarover zij iets te klagen heeft. Ik wil niet zeggen dat dit per se voor het CBS geldt, maar ik heb liever geen prestatie-indicator dan eentje die flut is en nergens op slaat. Met deze erfenis is de minister belast; de Kamer heeft dit jaren laten gebeuren. Het is daarom goed dat dit tegen het licht wordt gehouden. Ik wilde deze indicator noemen, want hij viel mij op als eentje die werkelijk belachelijk is. Als je veel in Kamerstukken wordt genoemd, heb je het kennelijk goed gedaan. Zo kan ik nog wel wat gekke dingen verzinnen.

Ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Smeets over aanbesteden en het mkb – heel belangrijk – en bij die van de heer Ten Hoopen over het controleprotocol voor duurzame energie en de administratieve ondernemerstoets. Bovendien ben ook ik voor een fusie van de Opta en de NMa, al is dit geen mogelijkheid die naar aanleiding van het jaarverslag moet worden bestudeerd. Als wij dat bij een andere gelegenheid doen, moet dat ook niet overhaast gebeuren. Wij kunnen daar best de tijd voor nemen. Is de minister bereid om hier eens naar te kijken? Ik heb minder twijfels over de onafhankelijkheid vanwege de manier waarop de raad van bestuur wordt benoemd dan de heer Ten Hoopen, maar laten wij hier nog eens over praten met elkaar. Op SenterNovem kom ik apart terug.

Ik wil het nog even over het cijfermateriaal hebben, met name aangaande de personeelslasten en de apparaatsuitgaven. Het valt mij op dat die veelal hoger zijn uitgevallen dan begroot. Dat is zorgwekkend. Ik noem als voorbeeld de Consumentenautoriteit. Wij hebben een specificatie van de hoger uitgevallen kosten gekregen. Die zijn van het een naar het ander geschoven. Het zou een kleine club worden. Zij is ook enthousiast aan het werk gegaan, moet ik zeggen. Ik ben bij de officiële opening geweest in Diligentia. De VVD-fractie had als enige tegen het oprichten van de Consumentenautoriteit gestemd, maar ik was het enige Kamerlid bij het oprichtingsfeestje. Ik vind dat de Kamer aandacht aan iets moet besteden waartoe zij heeft besloten. Ik voelde mij toch een beetje de vertegenwoordiger van alle Kamerleden die voor de oprichting van de Consumentenautoriteit hadden gestemd. Hoe het ook zij, Ik ben een beetje bang dat de kosten uit de hand lopen vanwege de alsmaar groeiende formatie. Wij moeten dus opletten.

Voor het beleidsonderdeel sterk innovatief vermogen zijn de apparaatsuitgaven van 9% naar 13,2% gestegen. Dat verklaart weer het een en ander. Voor het concurrerende ondernemersklimaat zijn de apparaatsuitgaven met 25% gestegen. Dat is deels verklaarbaar, maar de tendens is toch dat de apparaatsuitgaven, dus de overhead, omhoog gaan. Dat is natuurlijk eng. De verhuizing van het CBS kostte 30 mln. Dat vind ik heel veel geld. Er waren redenen waarom de formatie van SenterNovem met 217 volledige arbeidsplaatsen moest worden uitgebreid, maar er zijn daardoor inmiddels 1266 formatieplaatsen. Ook dat vind ik heel veel. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Ten Hoopen dat het bedrijfsleven, waarvoor deze club in het leven is geroepen, er eigenlijk heel negatief over oordeelt. Het bedrijfsleven voelt zich vaak niet door SenterNovem gesteund. Het is ook een bureaucratische club, zoals collega Ten Hoopen zegt. SenterNovem spreekt de taal van het bedrijfsleven niet. Het bedrijfsleven komt er dus niet aan de bak. Daar moet iets aan worden gedaan. Wat vinden de bewindslieden hiervan? Alleen constateren dat deze organisatie 86 mln. aan personeel heeft uitgegeven in plaats van 72 mln. vind ik ernstig. Was dat geld maar goed besteed, maar daar heb ik ernstige twijfels over. Is het niet zinvol om die club door een paar onafhankelijke personen te laten doorlichten op haar functioneren en om daar ondernemers met ervaring bij te betrekken?

Naast de personeelsuitgaven heb ik het subsidiebeleid bestudeerd. Ik heb daar toch wel wat gekke dingen gezien. Wij steunen clubs die in de praktijk weinig tot niets doen. Het SOLVIT Centre klinkt mooi, maar in een heel jaar 62 klachten behandelen, dus net iets meer dan 1 per week, en 150 telefoontjes, vind ik weinig. Van het Casimirprogramma verwachtten wij 135 aanvragen, maar wij hebben er 25 gekregen en daar slechts 15 van gehonoreerd. Met al dit soort programma's zijn een of meer of een heleboel fte's gemoeid, zoals in het geval van SenterNovem. Moeten wij hiermee doorgaan?

Investors in People heeft de minister stopgezet. Dat komt wellicht mede doordat de vaste commissie voor Economische Zaken een onderzoek heeft laten doen en daarvan de resultaten bekend heeft gemaakt. Ik zeg het maar hard: volgens mij is het ministerie van EZ gewoon opgelicht door derden die het programma Investors in People zijn begonnen. Er zouden 5000 bedrijven aan meedoen, maar uiteindelijk hebben slechts 152 bedrijven daadwerkelijk meegedaan. Daaronder bevonden zich dan ook nog eens meerdere vestigingen van een en hetzelfde bedrijf. Je kunt ze dus op de vingers van een paar handen tellen. In vijf jaar tijd is het oorspronkelijke subsidiebedrag van 2,5 mln. naar 5 mln. verhoogd. Ik vind het heerlijk dat ik tegen twee nieuwe bewindslieden aanpraat in de zin dat zij met de gevolgen zitten van iets waar zij het afgelopen jaar niets aan konden doen. Dat praat wat gemakkelijker. Als je dit soort dingen ziet, vraag je je af of EZ niet kritischer moet kijken vanaf het moment dat programma's starten. Je kunt niet alle risico's mijden, natuurlijk gaan er dingen mis. Als wij niets proberen en niet innovatief zijn, lopen wij geen risico's en gaat er niets mis. Ik vind het dus niet erg als er eens iets misgaat, maar wel als dat jarenlang doorgaat, de club telkens slechter presteert dan afgesproken en wel steeds meer subsidie ontvangt. Ik concludeer dat het ministerie van EZ het programma Investors in People al die jaren niet fatsoenlijk bewaakt heeft. Denken de bewindslieden hier ook zo over? Kunnen wij zonder dat wij honderd extra accountants in dienst nemen op basis van een simpele jaarrapportage of iets dergelijks niet op zijn minst een paar maanden na afloop van ieder jaar aan de handrem trekken en eventueel de subsidiekranen dichtdraaien? Ik heb de indruk dat het toezicht op de subsidiebesteding absoluut onvoldoende is.

Ik vind het erg dat het wetsvoorstel markt en overheid niet uiterlijk op 1 mei bij de Kamer is ingediend. Dat is in mijn ogen een absoluut essentiële wet, omdat de gewone ondernemer en private bedrijven oneerlijke concurrentie van de overheid en van semioverheden te verduren hebben. Ik vind dat wij daar iets aan moeten doen en weet dat collega's hier net zo over denken. Ik geloof dat het wetsvoorstel in het najaar komt. Kunnen de bewindslieden een harde toezegging doen over het moment waarop dat gebeurt? Het nieuwe kabinet bekijkt alles. Ik gun de bewindslieden daar best een paar dagen voor. Als het ze in honderd dagen niet is gelukt, gun ik ze heus wel honderd of tweehonderd dagen in totaal, maar wij moeten er ooit wel mee aan de slag. Het is lastige wetgeving, maar zij is van essentieel belang voor een fatsoenlijke overheid en voor het creëren van kansen voor het bedrijfsleven.

Ik heb vragen over de overheid als launching customer gesteld. In het verslag heb ik gezien dat elk ministerie er iets over zegt, maar vaak begrijp ik niet waarover het gaat. Dat de overheid launching customer is, is in ieder geval niet herkenbaar. Ik zal niet zeggen dat ik het regeerakkoord en beleidsprogramma onderschrijf, maar als daarin energiebesparing en milieu belangrijk worden gevonden, zou de minister dan niet in plaats van te neuzelen over gloeilampen samen met de gemeente optrekken en de aanleg van bijvoorbeeld straatverlichting in een nieuwe wijk of langs een nieuwe snelweg – daar is het ook de hoogste tijd voor – heel creatief aanbesteden? Zouden de minister en de gemeenten niet kunnen besluiten om de opdracht te geven aan het bedrijf dat twee keer zo efficiënte straatverlichting als de huidige levert, waardoor de verspilling met de helft afneemt, al kost die 6 mln. of 8 mln. in plaats van 2 mln.? Dan is er ten minste één geslaagd project, ontwikkelt een onderneming wellicht een nieuwe technologie en kan zij die voor het eerst in de praktijk brengen met als gevolg daarvan wellicht succes in de toekomst. Als het ook nog eens een Nederlands bedrijf is, wat heel goed mogelijk is, zorgt de overheid voor het ontstaan van nieuwe Nederlandse business. Ik ben voorstander van het concept dat de overheid launching customer van innovaties is. Het ministerie van EZ zou daarin een voortrekkersrol moeten hebben, maar in het genoemde voorbeeld moeten samenwerken met Verkeer en Waterstaat of VROM. Als de overheid dat doet en zegt: heerlijk, wij weten nog niet wat de uitkomst is, maar wij geven eenmalig een aantal miljoen extra uit in de hoop en verwachting dat wij samen met het bedrijfsleven iets nieuws ontwikkelen wat ons en onze doelstellingen verder helpt en het bedrijfsleven over de streep trekt. Dat zou de overheid moeten doen.

Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Gesthuizen over de innovatievouchers. Ik was enthousiast, maar zeg heel eerlijk dat er langzamerhand wel wat negatieve berichten komen. Ik vind daarom nog niet dat wij ermee moeten stoppen. Het idee om bedrijven, hbo's, universiteiten en onderzoeksinstellingen bij elkaar te brengen, zodat zij leren samenwerken, is immers voor iedereen een zegen. Ik hoor alleen dat men de innovatievouchers niet kwijt kan. Zijn de bewindslieden bereid om nog eens kritisch naar dit systeem te kijken? Ik weet dat het kabinet ermee door wil gaan en zelfs meer wil, maar misschien moet het systeem worden veranderd en er wellicht meer geld voor worden uitgetrokken. Met name het mkb krijgt maar €10.000 extra. Ik zou eerst nagaan of dit instrument kan worden verbeterd alvorens het op te geven. Ik vind het helemaal niet erg dat een systeem pas na wat vallen en opstaan goed werkt.

MinisterVan der Hoeven

Voorzitter. Er zijn veel detailvragen gesteld waarop in detail moet worden geantwoord. Ik weet niet of ik daar genoeg tijd voor heb.

De heerAptroot(VVD)

Misschien kan de minister zich tot de hoofdlijnen beperken en de detailvragen schriftelijk beantwoorden.

De voorzitter:

Het lijkt mij het beste dat de minister gewoon met haar beantwoording begint en probeert om zoveel mogelijk vragen te beantwoorden. Als aan het eind blijkt dat er vragen zijn blijven liggen, kunnen die schriftelijk worden behandeld.

MinisterVan der Hoeven

Voorzitter. Om tijd te winnen sla ik dan de algemene inleiding over.

De heerAptroot(VVD)

Als dat de lijn voor de komende vier jaar is, ben ik zeer gelukkig.

MinisterVan der Hoeven

Als dat nodig is, zal ik dat zeker doen.

De voorzitter:

Resultaten behaald in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.

MinisterVan der Hoeven

Waarom is de concrete informatie over het bereiken van de doelstellingen afgenomen, namelijk van 81% tot 75%, in plaats van toegenomen? Als je niet in staat bent, deze concrete informatie te verschaffen, moet je daar volgens de regels een verklaring voor geven. Dat is ook gebeurd. Wordt de uitleg over het ontbreken van concrete informatie meegeteld, dan is het percentage 88. Hetzelfde geldt voor het halen van de beoogde prestaties. Als je de uitleg daarover meetelt, kom je op een heel ander percentage uit.

De heer Kortenhorst heeft gelijk dat het verdraaid moeilijk is om een causaal verband aan te geven tussen de doelstellingen en de activiteiten. EZ heeft vooral een voorwaardenscheppende taak, zoals het wegnemen van tegenstrijdige regelgeving, het bemiddelen tussen publieke kennisinstellingen en bedrijven en het creëren van meer ruimte voor ondernemerschap. Het is lastig, aan te geven op welke wijze die voorwaarden meteen bijdragen aan een toegenomen innovatievermogen. Terecht heeft de heer Kortenhorst gezegd dat innovatievermogen en ondernemersklimaat niet alleen worden beïnvloed door beleid, maar ook door factoren zoals de conjunctuur. Dit alles maakt het moeilijk om de bijdrage van EZ aan het innovatievermogen en een concurrerend ondernemersklimaat te kwantificeren. Om die reden spreken wij niet van prestatie-indicatoren, maar van kengetallen.

De heer Aptroot heeft gelijk dat het een beetje flauw is om te stellen dat het aantal keren dat het CBS in Kamerstukken wordt genoemd, een goede prestatie-indicator is. Wij hebben echter het CBS wel nodig voor goede statistische informatie om beleidsbeslissingen te onderbouwen.

Als waarden met terugwerkende kracht veranderen, moet dit in het jaarverslag worden vermeld. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij de Business Competitiveness Index. Met ingang van 2006 wordt die index door het World Economic Forum op een andere wijze berekend met als gevolg dat ook over eerdere jaren herziene cijfers moesten worden gepubliceerd.

Sommige indicatoren vertonen sterke schommelingen, zoals de innovatieve ondernemingen in het mkb. Eigenlijk is het percentage innovatieve bedrijven in het mkb een effectindicator voor de mate waarin kennis wordt toegepast. Die indicator wordt wel beïnvloed door het overheidsbeleid, maar de overheid kan er niet op sturen. De sterke daling in 2002 en 2004 ten opzichte van 2006 lijkt volgens het CBS te maken te hebben met de zwakke economische ontwikkeling en de onzekerheid daarover in de afgelopen jaren. Later is weer herstel zichtbaar. De cijfers zijn afkomstig uit de innovatie-enquête van het CBS, die eenmaal in de twee jaar wordt gehouden. De cijfers over 2006 zullen eind 2007, begin 2008 beschikbaar komen. Informatie komt niet altijd zo tijdig beschikbaar dat zij kan worden meegenomen in het verslag over het desbetreffende jaar. Ik kan mij echter niet voorstellen dat de Kamer wil dat die enquête jaarlijks wordt gehouden.

De heerJules Kortenhorst(CDA)

Dat wil ik zeker niet suggereren. Het is mij nu duidelijk dat het de bedoeling is om na te gaan in hoeverre bedrijven kennis gebruiken om te innoveren, maar de indicator geeft alleen het percentage innovatieve bedrijven aan. Op grond van mijn ervaring in het bedrijfsleven kan ik niet geloven dat dit percentage tussen 2004 en 2006 ineens met 20 is gedaald. Het is wel mogelijk dat bedrijven vanwege het economisch klimaat tijdelijk wat minder aandacht hebben voor innovatie. Je kunt echter niet concluderen dat ineens 20% van de bedrijven niet langer innovatief is.

MinisterVan der Hoeven

Dat heb ik ook niet willen zeggen. In de CBS-statistieken komt naar voren dat de investeringen in innovatie in een bepaalde periode achterblijven, maar daaruit kun je niet met 100% zekerheid conclusies trekken. Er zal altijd ook aandacht moeten zijn voor de context van de ontwikkelingen.

De gegevens van de effectindicatoren komen van het CBS en van Eurostat. Er treedt een zekere vertraging op omdat realisaties gemeten moeten worden. Cijfers worden pas verstrekt na afronding van het boekjaar. Vervolgens moeten ze worden bewerkt alvorens ze kunnen worden gepubliceerd. Eventueel moet er daarna nog een internationale vergelijking gemaakt worden. Het is niet mogelijk om daarop vooruit te lopen, want wij kunnen de gegevens niet zelf interpreteren.

De effectindicatoren zijn niet primair bedoeld om de effectiviteit van het overheidsbeleid te beoordelen. Daarvoor hebben wij de prestatie-indicatoren en de evaluaties. Je kunt wel beoordelen of het beleid goed aansluit op de sterktes en de zwaktes die de effectindicatoren weten bloot te leggen.

Bij de start van het VBTB-traject hebben wij afgesproken dat doelstellingindicatoren en streefwaarden in een meerjarig groeitraject geformuleerd zouden worden. Wij spreken nu over de indicatoren van de begroting 2006 en wij zijn bezig met een verbeterslag voor de begroting van 2008. In dat proces zullen zeker een aantal waarden vervallen en een aantal nieuwe waarden worden toegevoegd. Voor 2008 vervallen bijvoorbeeld het omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten als percentage van de totale omzet, de direct declarabele uren per 1 mln. subsidie Syntens en de maandtarieven breedbandtoegang. Toegevoegd worden het aantal mkb'ers dat samenwerkt met publieke en private kennisaanbieders, het aantal aangevraagde Europese octrooien in verhouding tot R&D-uitgaven, elektriciteitsstoringen in minuten per jaar, de positie van Nederland ten opzichte van andere EU-lidstaten bij het gebruik van ICT door het bedrijfsleven en de klanttevredenheid over de ConsuWijzer.

Er zijn vragen gesteld over aanbesteding. Er is een motie aangenomen die erop gericht is om ervoor te zorgen dat in het aanbestedingsbeleid overheidsbreed 23% van de nieuwe producten of technologieën bij het mkb wordt ingekocht. Uit onderzoek van de Europese Commissie in 2001 blijkt dat ongeveer 66% van het aantal geplaatste opdrachten bij Europese aanbestedingen naar het midden- en kleinbedrijf gaat. Hier kunnen overigens ook bedrijven van meer dan 100 werknemers onder vallen. De waarde van het aandeel van het mkb wordt in de EU geschat op 43% van de totale waarde van de aanbestedingen. Het gaat hierbij om omvangrijke overheidsopdrachten. Bij de overheidsopdrachten onder de Europese drempelbedragen is het aandeel van het mkb groter, namelijk 90%. Dat is ook logisch want het mkb komt sneller in aanmerking voor kleinere dan voor grotere opdrachten. Op grond van die informatie heeft mijn voorganger geconcludeerd dat het weinig zin heeft om 23%, volgens de heer Ten Hoopen, of 33%, volgens de heer Aptroot, te reserveren voor het mkb.

Dit wil overigens niet zeggen dat er geen onnodige belemmeringen voor het mkb zijn. De toegang tot overheidsopdrachten is niet altijd even gemakkelijk voor die sector.

MevrouwSmeets(PvdA)

Ligt het aandeel van het mkb werkelijk boven de 23%? Staat dit niet in het overzicht van uitgevoerde moties?

MinisterVan der Hoeven

Wij hadden de Kamer moeten melden dat de motie niet uitgevoerd kon worden omdat het daarin opgenomen streefcijfer lager is dan de realisatie.

De heerAptroot(VVD)

Ik heb nog steeds mijn twijfels. De EU hanteert een andere grens (tot 200 werknemers) dan Nederland (tot 100 werknemers). Bovendien duiden de verhalen uit de praktijk erop dat het toch anders is. Misschien moeten wij hier nog eens apart op terugkomen.

MinisterVan der Hoeven

De cijfers komen inderdaad van de EU. De heer Aptroot heeft gelijk dat er een wezenlijk verschil is tussen de gehanteerde grenzen.

De voorzitter:

Tijdens de procedurevergadering van gisteren hebben wij besloten om te inventariseren welke nadere vragen de leden u nog willen stellen en die zullen u dan vervolgens bereiken.

MinisterVan der Hoeven

Ik wil er toch nog op wijzen dat de aanbestedingsprocedures moeten worden gestandaardiseerd en geüniformeerd. Ook moet de deskundigheid van de aanbestedende diensten en ondernemingen vergroot worden. Dat brengt mij bij het verhaal van mevrouw Smeets over PIANOo. Zowel in de publieke als in de private sector bepaalt de opdrachtgever de kwaliteit van de vraag. Vervolgens is het aan de opdrachtnemer om die vraag zo op te pakken dat geleverd wordt wat wordt gevraagd. PIANOo is opgericht om te helpen bij de formulering van de vraag door de overheden, maar wil ook helpen bij het opzetten van een netwerk voor ondernemers. Dit netwerk richt zich op het slechten van barrières aan de verkoopzijde, dus de belemmeringen voor de opdrachtnemer. Dit kunnen problemen zijn die de markt of de mkb-ondernemer ervaren. Hierbij wordt samengewerkt met VNO-NCW en MKB-Nederland. Wat de ondernemers vaak dwars zit, is dat de overheid de regie heeft. Het is dan ook logisch om een netwerk op te zetten waar belangrijke informatie voor ondernemers wordt gebundeld. Wij zijn het erover eens dat het proces van aanbestedingen beter en goedkoper moet worden. Aan de ene kant kan hieraan worden bijgedragen door PIANOo en aan de andere kant door het ondernemers aanbestedingsnetwerk. Het is nog niet bekend wanneer dit netwerk operationeel wordt.

MevrouwGesthuizen(SP)

Bent u bereid om ook met andere partijen dan de ondernemersvertegenwoordiging om de tafel te gaan zitten?

MinisterVan der Hoeven

Dat kan niet, want wij zijn juist met die organisaties hierover in gesprek. U kunt er wel bij mij op aandringen om VNO-NCW en MKB-Nederland te vragen om ook de brancheverenigingen te raadplegen. Dit is tenslotte ook een verantwoordelijkheid van de brancheverenigingen. U kunt niet van mij vragen om hierover met individuele ondernemers te gaan praten.

De heerTen Hoopen(CDA)

Wilt u ook eens naar de mantelcontracten kijken? In die contracten wordt het mkb uitgesloten.

MinisterVan der Hoeven

Ik ben graag bereid om na te gaan wat het effect van mantelcontracten op het aanbesteden aan het mkb is.

Tendernet, het systeem voor elektronisch aanbesteden, was in 2006 operationeel. Op dit moment zijn er via dit net ongeveer 100 aanbestedingen gedaan. In de loop van dit jaar gaat een tiental aanbestedende diensten hiermee proefdraaien. Uiteindelijk zal het systeem worden opgeschaald tot meer dan 100.000 gebruikers. Hiervoor zijn nog de nodige aanpassingen vereist.

De nieuwe Aanbestedingswet en de bijbehorende AMvB's die medio 2008 van kracht worden, leiden ook tot aanpassing van Tendernet. Daarna, vanaf het najaar 2008, kan dit systeem landelijk worden ingevoerd. Naar verwachting zal een en ander in de eerste helft van 2009 zijn afgerond.

Bij overheidsopdrachten gaat het in totaal om ongeveer 36 mld. Dat is veel geld en daarom moeten de genoemde voornemens en afspraken geëffectueerd worden. Er worden maatregelen genomen om de administratieve lasten voor aanbestedingen te verlagen, zoals het uniformeren en stroomlijnen van opdrachten onder de Europese drempel, de verplichting om overheidsopdrachten op één plek elektronisch aan te kondigen en de mogelijkheid voor ondernemers om gebruik te maken van een eigen verklaring voor inschrijving, het verbod voor aanbestedende diensten om openbare informatie aan bedrijven te vragen en het aangeven van grenzen voor de proportionaliteit van eisen. Zoals gezegd, worden VNO-NCW en MKB-Nederland geholpen bij het opzetten van een expertisecentrum voor bedrijven.

Dan is gevraagd naar de hoogte van de administratieve lasten van het aanbesteden. Er is een nulmeting verricht. Voor 2004 waren de totale lasten bepaald op 537,5 mln. De uitvoeringslasten voor de overheid bedragen 152,6 mln. De lasten voor het bedrijfsleven zijn 384 mln., waarvan 77 mln. administratieve lasten zijn. Daarbij is in kaart gebracht welke maatregelen genomen moeten worden om de lastendruk te verlichten. Die reductievoorstellen worden meegenomen in de voorstellen voor de nieuwe regelgeving onder de Aanbestedingswet.

Eerder heb ik gezegd dat uniformering van de regelgeving voor opdrachten onder de Europese drempel zeker leidt tot een eenvoudiger manier van aanbesteden omdat de regelgeving overal eenduidig is. Het zal overigens een hele klus zijn om al die aanbestedende diensten ervan te overtuigen dat zij hun eigen vaak verschillende regelgeving moeten verlaten. Dat zal niet van vandaag op morgen geregeld zijn. Daarvoor zal ik de steun van de Kamer zeker nodig hebben.

Nederland geeft bij de Europese Commissie telkens aan dat de aanbestedingsregelgeving moet worden vereenvoudigd. Soms gebeuren er echter rare dingen en gaat de Europese Commissie te ver, bijvoorbeeld bij de mededeling over het vooraf bekend maken van opdrachten beneden de drempelwaarde. Dat kan natuurlijk niet. Zij hebben een punt als het gaat om de opdrachten boven de drempelwaarde, maar niet als het gaat om opdrachten beneden de drempelwaarde. In feite betekent dit een verlaging van de Europese drempelwaarde. Dat is niet de bedoeling. Het is aan de lidstaat om voor opdrachten beneden de drempelwaarde regelgeving vast te stellen. Wij hebben om die reden beroep ingesteld tegen die mededeling van de Commissie bij het Europese Hof. Het is nog niet helder wanneer daar een besluit over genomen wordt.

Niemand twijfelt aan de onafhankelijkheid van de NMa ten opzichte van de minister van Economische Zaken. De Rekenkamer heeft bevestigd dat de onafhankelijkheid van de NMa goed gewaarborgd is. Het onderzoeksrapport is aan de Kamer aangeboden en toegelicht. Uiteraard ben ik bereid om vragen die niet in het onderzoeksrapport zijn behandeld nader te onderzoeken. Bij de benoeming van de Raad van Bestuur is er een voordracht van de minister van Economische Zaken, maar de benoeming gebeurt door de ministerraad. Dus de minister van Justitie is daar van het begin af aan bij betrokken. Ik kan de Kamer verzekeren dat elke minister zijn eigen zegje kan doen bij benoemingen. Er wordt vooral op de onafhankelijkheid toegezien. Ook wordt gewogen hoe de onderlinge relatie is, of alles voldoende vertegenwoordigd is en wat dies meer zij. Ik zie geen reden om in die gang van zaken verandering te brengen. Eventuele aanvullende vragen hierover beantwoord ik graag, want ik vind dat onafhankelijkheid boven alles verheven moet zijn. Op de samenwerking of een eventuele fusie met de Opta gaat de staatssecretaris in.

Dat brengt mij tot innovatie. Wij hebben een aantal jaren ervaringen opgedaan met vouchers. Er zijn nog geen definitieve cijfers. Bekend is hoeveel er zijn aangevraagd, maar niet of alle vouchers ingewisseld worden en ook niet wat het effect van de vouchers is. In 2004 en in 2005 was het een soort loterij. Toen was er een beperkt aantal. In 2006 zijn er veel aangevraagd. Dit jaar wordt geëvalueerd op welke manier de vouchers gebruikt worden. Wij hebben er immers niets aan als de vouchers op de plank blijven liggen. De evaluatie kan consequenties hebben voor de inrichting van het instrument in de toekomst. Het heeft geen zin om klakkeloos uit te breiden als niet bekend is wat de resultaten van de evaluatie zijn.

Mevrouw Gesthuizen vroeg naar het verhogen van de activiteiten voor private research en development. Een aantal activiteiten binnen pijler 2 zijn juist daarop gericht. Het voorstel van mevrouw Gesthuizen om een nieuw fonds in het leven te roepen dat gevuld moet worden door het bedrijfsleven te verplichten en op die manier aan de 3% te komen, spreekt mij niet aan. Uiteindelijk zijn de bedrijven verantwoordelijk voor wat zij aan innovatie doen. Zij kunnen op een aantal punten gebruik maken van overheidsinstrumenten, maar aan de andere kant zullen zij daar zelf afspraken over moeten maken en maatregelen moeten nemen. Overigens heeft mevrouw Gesthuizen wel een punt als zij zegt dat de verhoging van de activiteiten voor private research en development nog niet tot het verwachte resultaat heeft geleid. Ik ben van plan om in de zomer of in het najaar een "concurrentietop" met het bedrijfsleven te organiseren om te bezien op welke manier de concurrentiekracht verhoogd kan worden op het punt van de private investeringen in research en development. Ik kom hierop graag in een later stadium terug.

MevrouwGesthuizen(SP)

Ik vind dit antwoord teleurstellend. Dit speelt al jaren. Het is het enige punt op de Lissabonagenda waar de SP-fractie volledig achter staat. Het sleept maar voort. Ik doe een concreet voorstel en daar heeft de minister geen zin in. Nu wil zij een top organiseren, waarvan ik mij afvraag wat het zal opleveren. De wil is er blijkbaar niet bij het bedrijfsleven. Dus ik zou zeggen: stel wat eisen tegenover de lastenverlichting die de bedrijven in het verleden hebben gehad.

MinisterVan der Hoeven

Het is inderdaad een zorgpunt dat de private investeringen niet voldoende omhoog gaan. Overigens is dat niet alleen in Nederland het geval. Je ziet het in heel Europa gebeuren. Ik voel er echter niets voor om een nieuwe regel te maken waarbij van het bedrijfsleven geëist wordt om geld in een fonds te stoppen waaruit research en development betaald kan worden. Zo werkt het niet. Ik zou graag zien dat bedrijven in Nederland innoveren, in Nederland investeren in innovatie en ook in Nederland gaan produceren. Dat is waar het om draait. Ik voel er niets voor om los van de individuele bedrijven iets collectiefs te maken.

De heerAptroot(VVD)

Ik ben het met de minister eens, mede omdat het heel moeilijk is om de echte onderzoeks- en ontwikkelingsuitgaven van het mkb te meten. Die gegevens worden niet in de jaarverslagen gemeld en die worden ook niet opgegeven bij de Kamer van Koophandel. Ik ben echter totaal verbijsterd als ik van mevrouw Gesthuizen hoor dat die 3% het enige punt is dat de SP-fractie van de Lissabondoelstellingen ondersteunt. Dus punten als hoge economische groei, lage werkloosheid, excelleren in onderwijs steunt de SP-fractie allemaal niet?

De voorzitter:

Mijnheer Aptroot, beperkt u zich tot een vraag aan de minister. Dit leidt alleen tot gepingpong. Dan voelt mevrouw Gesthuizen zich weer aangesproken om een reactie te geven en dan schiet het niet op. Om 16.30 uur is een volgend overleg.

De heerAptroot(VVD)

Ik begrijp van mevrouw Gesthuizen dat ik het goed heb gehoord, dus ik blijf verbijsterd.

MinisterVan der Hoeven

Ik was even verbijsterd als de heer Aptroot. De Lissabonagenda bevat zaken als het terugdringen van het aantal schoolverlaters, social inclusion et cetera. U kunt zich dan ook voorstellen dat ik het voorstel van de SP-fractie om zaken meer als collectief aan te pakken niet omarm.

Overigens is aan de structuur van het Nederlandse bedrijfsleven af te leiden dat er behoorlijk wat diensten zijn. Innovatie vindt vaak juist plaats in de industriële bedrijven. In de dienstensector is dat niet altijd even duidelijk. Dus ik denk dat de sectorstructuur een rol speelt. Dat laat onverlet dat het een zorgpunt is dat de private research en developmentdoelstellingen onvoldoende gehaald worden. Ik heb aangegeven hoe ik daar iets aan wil doen.

De heren Kortenhorst en Ten Hoopen hebben gevraagd naar de ROM's, met name naar de inzet van de overtollige middelen in de betreffende regio's. Er vindt overleg plaats over de manier waarop daarmee wordt omgegaan tussen EZ, LIOF en de provincie Limburg. Daarbij wordt ook gesproken over de besteding van dat geld. Concrete majeure projectvoorstellen worden door EZ en de provincie Limburg getoetst aan de beleidskaders Pieken in de delta voor EZ, de versnellingsagenda voor Limburg en de staatssteunkaders. Bij de NOM is een gelijk traject behandeld. Uiteraard wordt de Kamer via de gebruikelijke weg van de begrotingsautorisatie bij een en ander betrokken, maar het is niet gebruikelijk om individuele projectvoorstellen aan de Kamer voor te leggen. Op 4 juli is er een vervolgoverleg over de ROM's. Het lijkt mij verstandig om daarbij dieper op deze materie in te gaan.

Vervolgens kom ik bij de waarborgen van de MEP. De heren Kortenhorst en Ten Hoopen vroegen naar het verplichte controleprotocol voor de accountantscontrole op de biomassaverklaring voor de elektriciteitsproducenten. Zij vonden dat ik daar wat zuinig op heb gereageerd. De biomassaverklaring betreft de hoeveelheid elektriciteit die met biomassa wordt opgewekt. Het controleprotocol is opgesteld door CertiQ en marktpartijen. Dat regelt specifieke kaders en geeft aanwijzingen voor het opstellen van de accountantsverklaringen. Dat werkt, maar het is niet verplicht om het protocol toe te passen bij het opstellen van de accountantsverklaring. Ik heb toegezegd om de toegevoegde waarde van het verplicht stellen van zo'n controleprotocol nader te bezien. Overigens zou een eventuele verplichtstelling wel een basis moeten krijgen in formele wet- en regelgeving. Dat zegt echter niets over de duurzaamheid. Ten aanzien van wat daadwerkelijk duurzaam is, is door de commissie-Cramer een toetsingskader ontwikkeld. Daarin is een rapportageverplichting voor bedrijven opgenomen, waarbij zij aantonen dat er sprake is van duurzame biomassa. Dat wordt verder uitgewerkt en in relatie gebracht tot de nieuwe MEP, zodat dit samen met de invoering van de nieuwe MEP ingevoerd kan worden. Ik denk dat ik daarmee tegemoetkom aan de vragen van de heren Kortenhorst en Ten Hoopen, maar op een iets andere manier dan zij bedoelden. Ik wijs erop dat een aantal zaken in het kader van de nieuwe MEP beter kan worden aangepakt.

De heer Kortenhorst vroeg naar de uitspraak van de Rekenkamer dat er geen goed rapporteringsmechanisme is om de FES-waardigheid van de uitgaven in het kader van het FES te beoordelen. Daar ben ik het niet mee eens. Er wordt namelijk wel degelijk getoetst op FES-waardigheid van individuele projecten. Het kabinet heeft in een aantal gevallen besloten om projecten niet meteen te honoreren maar enveloppen in te stellen. Op het moment dat projecten uit zo'n enveloppe geconcretiseerd zijn, worden zij expliciet in de ministerraad besproken en dan komt de FES-waardigheid aan de orde. De FES-criteria zijn ontleend aan de FES-wet. Die houden in dat het moet gaan om investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Getoetst wordt of de projecten voldoen aan de FES-criteria. Ook wordt getoetst op legitimiteit: is er een rol voor het Rijk? Zij worden getoetst op effectiviteit: worden de beoogde doelen bereikt? En zij worden getoetst op efficiency: is een bijdrage uit het FES wel het meest doeltreffende instrument? Dit is de interdepartementale toetsing. Daarnaast is er een toetsing door het CPB. Bij innovatievoorstellen vindt er naast de toetsing door het CPB ook een toetsing plaats door een commissie van wijzen. Uit dit alles mag men toch afleiden dat er meer dan voldoende wordt getoetst en dat wij de juiste projecten selecteren.

De heerJules Kortenhorst(CDA)

De minister geeft aan dat individuele projecten gedetailleerd en deskundig worden beoordeeld. Dat onderschrijf ik. Dat is ook niet im Frage in de beoordeling van de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer stelt dat het geheel van de FES-projecten die in een jaar beoordeeld worden, niet getoetst wordt aan de vraag of wij hiermee de juiste keuzes maken voor Nederland. Wij hebben criteria en wij kiezen voor bepaalde projecten. Die individuele projecten worden op individuele basis goed beoordeeld. Het gaat mij er echter om of wij voor het gehele pakket de juiste keuzes hebben gemaakt, of wij de schaarse pot van aardgasbaten op de juiste manier hebben ingezet voor het langetermijnbelang. Dat is een meer strategische beoordeling. Daar spreekt de rapportage van Economische Zaken niet over, omdat de individuele projecten door individuele ministeries worden beoordeeld. Ik vind dat de minister moet overwegen om op jaarlijkse basis zo'n overallbeoordeling te doen.

MinisterVan der Hoeven

Ik vind het een aardige suggestie. Ik zeg toe dat ik ernaar wil kijken. Ik zal er met de minister van Financiën, de andere FES-beheerder, over spreken. Er komt sowieso nog een voorstel over de verdere uitwerking van het FES, ook over de voeding van het FES. Ik denk dat wij dit punt in dat kader mee moeten nemen.

Door verschillende sprekers is gevraagd naar SenterNovem. Daarbij gaat het over het verantwoordingsproces, hoe SenterNovem werkt, hoe het zit met de klantvriendelijkheid en met de bureaucratie. Zeer regelmatig worden klantvriendelijkheidsreviews gehouden. Er zijn ook gebruikerspanels. Je ziet dat de beoordeling door de klanten best goed is. Natuurlijk kan het altijd beter. Het komt voor dat mensen worden afgewezen. Die vinden dat niet leuk. Ik krijg af en toe brieven van mensen die bij SenterNovum hebben aangeklopt en die niet begrijpen waarom zij worden afgewezen. Bij nader onderzoek blijkt dan vaak dat die mensen geen zin hebben om hun hele hebben en houden bij SenterNovem neer te leggen, maar dat zij gewoon de subsidie willen. Dat kan natuurlijk niet. Ik vind dat van dergelijke situaties geen algemeen verhaal gemaakt moet worden. Wel klopt het dat er op een aantal punten problemen zijn. De probleemgebieden rondom de verantwoording zijn geïnventariseerd. Er is een plan van aanpak opgesteld om dat op te lossen. Ik hoop dat men wat dat betreft tot een oplossing komt. Ik zeg toe dat ik met SenterNovem contact op zal nemen om te spreken over de zaken die vandaag naar voren zijn gebracht.

De apparaatsuitgaven zijn sterk gestegen. Ik heb in de beantwoording van de schriftelijke vragen aangegeven waar dat aan ligt. Bij SenterNovem komt het door de extra opdrachten die zij hebben gekregen van VROM. Het is de bedoeling dat deze uitvoeringsorganisatie ook voor andere departementen werkt. Daar is wel extra personeel voor nodig.

De heer Aptroot vroeg om een harde toezegging over de indiening van het wetsvoorstel markt en overheid. Op dit moment wordt onderzocht op welke sectoren een wetsvoorstel markt en overheid van toepassing moet zijn. Uiterlijk in oktober wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Dat betekent niet dat het wetsvoorstel er dan is.

De heer Aptroot maakte een aantal interessante opmerkingen over het functioneren van de overheid als launching customer. Om launching customer te kunnen zijn, is de formulering van de opdracht heel belangrijk. Dat betekent bijvoorbeeld dat de opdracht niet op productdefinitie moet worden gedaan, want dat leidt niet tot innovatie. Ik neem dit mee bij de opstelling van de maatschappelijke innovatieprogramma's. Het is een van de opdrachten die bij de projectdirectie NOI, Nederland Ondernemend Innovatieland, aan bod komen.

Verder heeft hij een aantal opmerkingen gemaakt over "investors in people", over het SOLVIT-klachtenloket en over Casimir. De Casimirexperimenten zijn afgeschaft, zoals uit het antwoord op schriftelijke vragen blijkt. Het punt "investors in people" komt aan de orde bij het algemeen overleg van 4 juli. Het klachtenloket van SOLVIT kan niet zo maar worden afgeschaft, want dat is een Europees netwerk. Iedere lidstaat heeft een klachtenloket.

Verder zeg ik toe dat de bedrijfsgerichte instrumenten zullen worden doorgelicht op eenvoud en werkbaarheid. Dat geldt ook voor allerlei subsidies die worden verstrekt. Het is goed om aan het begin van een kabinetsperiode aan te geven om deze zaken door te lichten. Ik kom hierop bij de Kamer terug in het voorjaar van 2008.

StaatssecretarisHeemskerk

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de grondige inbreng over het jaarverslag. Dit is inderdaad een belangrijk deel van ons werk en zeker niet verkeerd. Van terugkijken leer je als nieuw bewindspersoon immers veel en naar ik hoop leidt het ertoe dat in de toekomst voortdurend beter beleid wordt gemaakt.

Gevraagd is wat het Centraal Bureau voor de Statistiek bijdraagt aan de Nederlandse economie. Naar ik meen, beschouwt het CBS ambtenaren in de modellen formeel als overheidsconsumptie. Het is een bruikbare input voor het beleid en voor de evaluatie van het beleid. In die zin is het dus niet zo gek dat in Kamerstukken CBS-data in voetnoten zijn opgenomen. Als je een of andere economische formule hebt die iedere keer bij een statistische proef wordt gebruikt om iets aan te tonen, dan kun je daarmee hoog op de hitparade van de economen komen. Dat is een van de redenen waarom prof. dr. J.S. Cramer jarenlang bovenin de economenparade heeft gestaan. Hij had een model waarmee je een steekproef kon nemen en daar moest iedereen naar verwijzen. De bijdrage van het CBS is dus nuttig. Ik heb de Kamer al toegezegd dat ik haar nog een brief zal sturen waarin wordt aangegeven op welke wijze het CBS beter kan communiceren met ondernemers en waaruit duidelijk wordt of gegevens van ondernemers efficiënt en ondernemersvriendelijk worden opgevraagd.

De nieuwe ondernemerstoets is een bundeling van de bestaande bedrijfseffecttoets en de Actal-toets op de administratieve lasten. Deze toets zal nog worden uitgevoerd door één instantie, namelijk het Actal. Ik kan hierop niet al te veel vooruitlopen omdat de verdere aanpak van de administratieve lasten in het honderddagenprogramma is opgenomen. Aanstaande vrijdag wordt de verdere concretisering daarvan in de ministerraad besproken. Als daarvoor groen licht wordt gegeven, ontvangt de Kamer de desbetreffende brief direct.

De Consumentenautoriteit. Het klopt dat de budgetten hoger zijn dan geraamd. De ontwerpbegroting 2006 was geraamd op 1,8 mln. maar de uiteindelijke begroting is 4,8 mln. Van dit bedrag is 1 mln. voor personeel en 3,7 mln. voor materieel bestemd. Het budget voor materieel is zoveel hoger uitgevallen door de ICT. Hiervoor verwijs ik naar www.consuwijzer.nl, een site die heel goed wordt bezocht. Ik had als Kamerlid wel eens twijfels aan de Consumentenautoriteit, maar zij heeft wel effect. De Consumentenbond verwijst vaak naar de Consumentenautoriteit om te kunnen optreden. Ik krijg veel Kamervragen van bezorgde Kamerleden die willen dat de Consumentenautoriteit ergens tegen optreedt. Het aantal Kamervragen over de Consumentenautoriteit kan wel eens een goede indicator zijn van de effectiviteit van de Consumentenautoriteit. Het blijkt dat wij hiermee een instrument hebben dat heel doelgericht ingezet moet worden. Ik zal deze autoriteit dus niet iedere keer inzetten als daarom wordt gevraagd. Ere wie ere toekomt, het is een succesnummer van mijn voorgangster. De bedragen die in eerste instantie zijn ingezet, waren vrij laag, lager dan bij andere EU-lidstaten. Het effect ontstaat vooral door de website en de koppeling aan de bestanden van de NMa en de Opta. Ook zij hebben contact met de Consumentenautoriteit, die dus een dienstverlenende instelling is.

Terecht is gevraagd of de Opta moet opgaan in de NMa. Je moet altijd kijken of het toezichtsmodel nog past bij de ontwikkeling van de markten. De Opta is een regulerende toezichthouder. Na de behandeling van de Postwet in de Tweede Kamer heeft de Opta er nog een aantal taken bij gekregen. Deze uitbreiding zat niet zozeer in de oorspronkelijke wetgeving als wel in de amendementen. De Kamer vindt dat er extra ex ante regulerende werkzaamheden moeten worden verricht. Deze richten zich dan met name op de postkant. Precies deze vraag heb ik in het departement uitgezet: wat is de toekomst van de Opta in het kader van de zich ontwikkelende markten? Het blijkt dat de telecommarkt, de mediamarkt en de ICT-markt aan het convergeren zijn. Op dat terrein is er een groot aantal toezichthouders. Verder is er nog het Agentschap Telecom en het Commissariaat voor de media. Bij veel marktordeningsvraagstukken en reguleringsvraagstukken spelen auteursrechten een belangrijke rol. Dat aspect zit bij Justitie.

Er zijn minstens drie smaken. De eerste is: de Opta in de NMa. De tweede smaak is: Opta blijft gewoon Opta en wij zorgen ervoor dat de samenwerking optimaal wordt. Er zijn overigens al allerlei samenwerkingsverbanden. De derde smaak is dat wordt gekeken naar het model dat in het Verenigd Koninkrijk wordt gehanteerd: de Ofcom. Je ziet dat een clustering mogelijk is tussen het Commissariaat voor de media, de Opta, het Agentschap Telecom, delen van de organisaties voor de auteursrechten en delen van de NMa. Dat is een heel belangrijke beleidsmatige vraag, waarvoor ik toch even de tijd nodig heb.

De laatste vraag die mij is gesteld, gaat over de digitale ethertelevisie en de datum 10 en 11 september 2006. Destijds is inderdaad omgeschakeld, zodat er meer ruimte vrij kwam. Eerlijk gezegd, is het KPN/Digitenne dat nu over het hele land het netwerk voor doorgifte van het commerciële pakket uitrolt van circa 21 commerciële en buitenlandse zenders. Vanaf 11 december is de Randstad reeds bedekt. De klachten kwamen waarschijnlijk uit de Randstad. Eind 2007 zal er naar verwachting een landelijke dekking zijn. Mijn informatie is dat de omschakeling buitengewoon goed is verlopen. De klachten die er waren, hadden niet zozeer te maken met de ontvangst als wel vooral met het onvoldoende op de markt beschikbaar zijn van digitale ontvangers. Ook was een klacht dat onvoldoende duidelijk was hoe de oude analoge antenne kon worden gebruikt voor een betere digitale ontvangst. De consumenten wilden dus meer kopen dan er te koop was en wisten niet precies aan welke knop zij moesten draaien om van analoog naar digitaal over te schakelen. KPN/Digitenne heeft daar adequaat op gereageerd. Binnen één week was het aantal klachten vrijwel tot nul afgenomen. Voorwaar een prestatie van formaat!

De voorzitter:

Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor dat daarbij spreektijden worden gehanteerd van 1 tot 2 minuten per persoon.

MevrouwSmeets(PvdA)

U meldde dat in de commissie vragen zijn gesteld over de aanbesteding. Ik ben daar gisteren niet bij geweest. Ik heb wel vragen aan de minister, maar wellicht is daarover in de commissie al gesproken.

De voorzitter:

De Kamervragen aan de minister op dit punt worden geïnventariseerd en doorgestuurd naar het kabinet.

MevrouwSmeets(PvdA)

Dan stel ik de vragen over dit onderwerp op dat moment.

De heerTen Hoopen(CDA)

Mevrouw de voorzitter. Ik heb nog twee vragen. Je kunt het duurzaam protocol integreren in het proces van de accountant. Hoe het ook gedaan wordt, glashelder moet zijn dat het om duurzame energie gaat.

De staatssecretaris sprak over de Opta. Dat bracht bij mij in herinnering dat de Opta een onafhankelijke koers vaart ten opzichte van de bewindspersoon. De minister zegt dat niemand daaraan twijfelt en dat juist daarin tot uitdrukking komt dat de onafhankelijkheid er daadwerkelijk is. Dat heb ik bij de NMa tot op heden niet kunnen ontdekken. Is de minister bereid een onderzoek te doen naar de onafhankelijkheid van de NMa en daarbij ons voorstel voor de minister van Justitie te betrekken? Als dat niet zo is, overwegen wij op de begroting voor 2008 een amendement in te dienen. Die onafhankelijkheid is immers van wezenlijk belang.

MevrouwGesthuizen(SP)

De minister geeft aan dat wij de vouchers nog zullen evalueren en dat de uitgifte goed verloopt. Wat werkelijk wordt besteed, is echter nog niet in kaart. Dat snap ik. Het is inderdaad een project dat een aanloopfase nodig heeft. Zij gaf ook aan dat het budget zonder de juiste informatie niet wordt verhoogd. Volgens mij staat juist in de beleidsplannen dat er wel een verhoging van het budget voor de innovatievouchers voor het mkb is.

Research and development. Omwille van het voorkomen van een een-tweetje, ging ik net niet in op hetgeen de heer Aptroot zei, maar een vermindering van schooluitval is een van de weinig andere concrete doelen van de Lissabonagenda waarin ik mij wel kan vinden. De minister vertelt dat zij een verhoging van de investering in research and development door bedrijven wil bereiken, maar op de vraag hoe dit dat moet, krijg ik geen antwoord.

Aanbesteden en praten met het mkb. Het kabinet is net honderd dagen het land in geweest, maar blijkbaar blijft het daarbij. Verder wil de minister alleen nog met vertegenwoordigers van vertegenwoordigers in gesprek. Ik heb veel vertrouwen in MKB-Nederland, maar het land ingaan en praten met ondernemers, waarbij zeker het onderwerp aanbesteding aan bod kan komen, lijkt mij echt een bittere noodzaak. Dat is in ieder geval wel de aanpak van de SP.

De heerAptroot(VVD)

Over het algemeen ben ik zeer tevreden met de beantwoording. Ik wil graag twee toezeggingen.

1. Er moet kritisch gekeken worden naar SenterNovem. De minister gaat op werkbezoek. Overal waar je op werkbezoek gaat, word je prettig ontvangen met een hapje en een drankje, maar ik wil de werkwijze en de effectiviteit van SenterNovem toch onafhankelijker bezien.

2. Ik wil graag dat eens kritisch wordt gekeken naar auteursrechtenorganisaties. Ik begrijp dat de staatssecretaris dat doet. Van hem wil ik weten wanneer dit onderzoek wordt uitgevoerd. Het zit deels bij Justitie, maar het gaat mij niet om het justitiële deel. Het gaat mij gewoon om de manier van werken en verantwoording afleggen. Volgens mij klopt er voor een deel geen barst van. Ik wil ook wel helpen; ik heb de laatste jaren zoveel meldingen binnengekregen. Ik wil graag dat de staatssecretaris een stevig onderzoek laat uitvoeren naar het functioneren van de auteursrechtenorganisaties. Ik geef maar vast een voorzet: draai ze allemaal de nek om en kom met één fatsoenlijk gecontroleerde organisatie. Al die zakkenvullers ertussenuit.

MinisterVan der Hoeven

Voorzitter. Ik ga eerst in op de vraag van mevrouw Gesthuizen over het verhogen van het budget voor de vouchers. Er is meer geld ter beschikking, maar niet is uitgesproken hoe wij dat gaan verdelen. Het is ook mogelijk dat een ruimere voucher nodig is. Dat is ook door een van de Kamerleden naar voren gebracht. Daar kom ik op terug. Natuurlijk gaat het om de effectiviteit. Het gaat er ten slotte om dat je het innovatieve vermogen van Nederland vergroot.

MevrouwGesthuizen(SP)

Bedoelt de minister met "verruimen" wellicht dat het dan voor een mkb'er mogelijk is om deze niet alleen bij een kennisinstelling in te wisselen, maar bijvoorbeeld ook voor iets anders? Is dat wat de minister bedoelt?

MinisterVan der Hoeven

Nee, daar denk ik zeker niet aan. Ik denk aan de omvang van de voucher en het inzetten van de voucher voor het aanvragen van het eerste Europese patent. Dat soort zaken.

Ik denk dat ik wel degelijk heb aangegeven op welke manier ik iets zal doen aan het vergroten van het bedrag van de private investering in research and development. Ik ga daar afspraken over maken. Die afspraken moet je maken met de organisaties die kunnen garanderen dat zij hun achterban representeren. Zo zijn wij dat gewend in Nederland. Natuurlijk toets je dan aan de hand van individuele cases en individuele werkbezoeken of het goed uitpakt, maar je kunt niet met 260.000 individuele mkb-ondernemers in Nederland een afspraak maken. Daar zul je op de een of andere manier een instrument voor moeten bedenken.

Men zal mij heel vaak in het land aantreffen. Ik ben echt van plan om dat de komende vier jaar te blijven doen.

De heer Ten Hoopen stelde een vraag over het duurzaamheidsprotocol. Ik wil daarnaar kijken. Op dit moment zijn wij bezig met het zoeken naar de optimale inbedding van de rapportageverplichting van de duurzaamheidsaspecten en van de controle daarop. Daar ben ik nog niet uit, maar ik neem de suggestie van de heer Ten Hoopen in ieder geval mee.

Dan het onderzoek naar de onafhankelijkheid van de NMa. Ik wil best met de heer Ten Hoopen praten over de vraag wat hij dan onderzocht wil hebben, want dit is echt te vaag. Laten wij dan bekijken op welke specifieke punten de fractie van het CDA zorgen heeft over de onafhankelijkheid. Daarover moeten wij concreter met elkaar van gedachten wisselen. Ik sta zeker open voor een suggestie.

Ik ben van plan om kritisch te kijken naar SenterNovem, diens werkwijze en de effectiviteit. Ik moet nog bezien op welke manier ik dat ga doen. Dat kan onder andere gebeuren door te bekijken wat er bijvoorbeeld gebeurt met de klanttevredenheidsonderzoeken en dat soort zaken: welke lessen trek je daaruit, welke effecten worden bereikt, hoeveel mensen worden bereikt en hoeveel mensen wijs je af? Ik wil dat zeker doen.

Ik denk dat ik hiermee alle opmerkingen heb gepareerd.

Er is toegezegd dat de wet rondom de winkeltijden voor de zomer naar de Kamer wordt gestuurd. Ik had bedacht dat mij dat zou lukken, maar ik heb begrepen dat mevrouw Gesthuizen en de heer Van der Vlies als initiatiefnemers graag met mij daarover willen spreken voordat ik hierover berichten naar de Kamer stuur. Dat heeft te maken met de drukte rondom de laatste twee weken van deze periode. Ik vraag daarom of het goed is dat dit na de zomer komt. Dan heb ik de kans om met beide initiatiefnemers van gedachten te wisselen.

StaatssecretarisHeemskerk

Ook ik leg werkbezoeken af in buitenland en binnenland. De klacht over auteursrechten is een vaak terugkomende klacht. Het verzoek is dan inderdaad of de verschillende rekeningen niet kunnen worden geïntegreerd in één rekening. De heer Aptroot was wat onparlementair in zijn bewoordingen inzake de transparantie van de verantwoording van de kosten. Ik zal daarop terugkomen bij de aanpak van de administratieve lasten. Dit is ook een verantwoordingsdebat over 2006. Dit punt heeft zeker mijn aandacht. Ik vraag de Kamer om hier even mee te wachten tot het algemeen overleg van volgende week woensdag. Het tempo mag van mij wel omhoog. Als de Kamer daarin nog een rol wil spelen, sta ik daar zeer voor open.

De voorzitter:

Ik som nog even een paar toezeggingen op.

  • - Het effect van de mantelcontracten op het aanbesteden van het mkb wordt nader geanalyseerd.

  • - In 2007 wordt geëvalueerd wat de resultaten zijn van de innovatievouchers.

  • - De minister zal een integrale beoordeling van de FES-projecten op jaarbasis met haar collega van Financiën bespreken.

  • - Uiterlijk oktober wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de voorbereiding van het wetsvoorstel markt en overheid.

  • - De minister gaat kijken naar het functioneren van SenterNovem en zal de Kamer berichten over de manier waarop dat gaat gebeuren.

Sluiting 16.30 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven